Brief uit Jeruzalem
Informatiedienst.
Tranen in de Bijbel
„DE SLUIKER"
Langs felle lijnen jaagt het leven
In 't koortsig tempo van de tijd.
We worden roek'loos voortgedreven
Wie onzer is tot rust bereid
Dan is een korte of lange vakantie
wel een variatie en een verkwikking.
Maar het geheim van de echte levens
ontspanning en van de ware levensrust
kunnen alleen zij kennen, die hun werk
en hun nood en hun leed gesteld heb
ben in het licht van God. In dat licht
zien wij het licht. We leven en we wer
ken niet voor de doelloosheid. Ons
werk, en ons leed is niet ijdel in de
Here. We leven en we werken en we
lijden van de rust uit en naar de rust
heen. We hebben permanente vakantie
onder de glans van Gods vreugde.
G. S. O.
Jeruzalem, Jordanië,
woensdag 16 sept. 1964.
We verlieten elkander in Athene,
waar Paulus op de Areopagus had ge
staan. Onze reis ging verder, en we
lagen voor Alexandrië. Ook deze plaats
spreekt ons als bijbellezer toe. Niet zo
zeer in het heden. Want we moeten
zo wordt ons gezegd -passen op
onze vrouwelijke reisgenoten en op
onze portemonnaie. Gelukkig valt het
nog al wat mee, als we maar niet alleen
gaan en in het donker. Neen de bij
bellezer denkt aan Apollos, geboortig
uit Alexandrië, een geleerd man, door
kneed in de Schriften, die naar Efeze
kwam. U leest van hem in Handelingen
18 24—28.
Het doet ons ook goed, in dit land
van moskee's een winkel binnen te
gaan, waar bijbels te koop zijn, ook
zelfs in het Nederlands.
Maar we moeten verder. Het schip
Achilleüs brengt ons naar Beiroet in
de Libanon. Het is onze bedoeling die
dag nog in Jeruzalem aan te komen
Daarom een vluchtig bezoekje aan Da
mascus, om even te lopen door de straat
genaamd de Rechte. Hier woonde een
maal Judas, die Saulus heeft ontvangen,
hier in Damascus zijn eenmaal de woor
den gevallen aangaande zijn bekering
Zie, hij bidt (Hand. 9).
Als 't reeds donker is, gaan we de
rivier de Jabbok over. Hier is 't ook vol
herinneringen. Jakob is hier geweest en
heeft hier geworsteld met GodHij
is ook deze rivier overgetrokken.
En dan brengt de forse autobusrijder
ons over de Jordaan. We dalen tot be
neden de zeespiegel Ons reisdoel is
Jeruzalem. Het is reeds laat geworden,
als we met ons reisgezelschap deze oude
en bekende stad betreden. Morgen zul
len we de stad gaan bezien, waar zo
veel geschied is, waar ook onze Here
gekruisigd is, waar de via dolorosa is,
maar waar Hij ook is opgestaan.
Ik eindig met een groet uit Jeruzalem
aan U allen, in Nieuwerkerk, Ooster-
land, Bruinisse, inzonderheid aan onze
zieken, de Uwe,
Dr. J. H. BECKER.
TOEGENOMEN BELANGSTELLING
VOOR THEOLOGISCHE STUDIE
In Kampen zijn aan de Theologische
Hogeschool van de Gereformeerde Ker
ken dit jaar niet minder dan 43 nieuwe
studenten ingeschreven. Nog maar en
kele jaren geleden kwamen er soms niet
meer dan vijf of zes. De onverwacht
grote toename houdt vooral verband
met de nieuwe mogelijkheden voor niet-
gymnasiasten om via een aanvullende
opleiding, die twee jaar duurt, ook the
ologie te gaan studeren. Onder de 43
die zich in Kampen kwamen aanmelden,
waren 33 jongeren met diploma's van
HBS, kweekschool of hogere technische
school. Tien waren er met een diploma
gymnasium.
Vorig jaar reeds merkte men in Kam
pen de invloed van de nieuwe regeling.
Toen kwamen er in totaal 29 nieuwe
studenten bij, waarvan er 23 tot de
categorie der niet-gymnasiasten be
hoorden. De eerste ervaringen met de
aanvullende opleiding, die zij hebben te
volgen, zijn in Kampen bijzonder gun
stig. Dat ook jongeren, komende uit
een ander schooltype dan het gymna
sium thans theologie gaan studeren lijkt
een verfrissende en verruimende invloed
te hebben in het Kamper studentenle
ven.
Onder de nieuwe studenten zijn ook
Tranen in Jeremia's Klaagliederen.
Bitter weent zij des nachts,
tranen vloeien langs haar
wangen."
Klaagliederen 1 2.
Al aanstonds in zijn eerste klaagzang
stelt de profeet ons Jeruzalem voor on
der het beeld van een weduwe gewor
den Vorstin, die troosteloos is als een
slavin onderworpen aan herendienst.
In een drievoudig herhaald niemand
is er die haar troost" beklaagt bij haar
verlatenheidwant de Here heeft haar
in kommer gedompeld.
Ook het tweede klaaglied rept weer
van tranen,. Eerst die van die profeet
zelf Mijn ogen zijn verteerd door tra
nenom de ondergang van de doch
ter mijns volks dan van het volk zelf
onder het beeld van een klaagmuur
,,0, muur van Sions dochter, laat tra
nen neervlieten als een beek bij dag en
bij nacht".
In zijn derde klaagdicht is het haast
al te bont „Waterbeken .vloeien uit
mijn oogmijn oog baadt in tranen,
zonder ophouden, zonder verpozen
mijn oog doet mij pijn en verberg uw
oor niet voor mijn hulpgeschrei"
Steeds is de droefheid van de profeet
nationale bewogenheidsteeds is zijn
leedschap veroorzaakt door de onder
gang van zijn volk. Hij schreit zijn tra
nen, omdat zoals hij zegt,,de Here
Zijn grimmigheid over Zijn volk heeft
uitgevierd"
een Chinees, een Amerikaan en een
Duitser. Slechts één vrouwelijke student
kwam zich aanmelden. Voor de docto
rale studie aan de theologische akade-
mie van de Calvijnstichting in Kampen
zijn acht studenten voor het eerst in
geschreven. Het aantal studenten aan
deze akademie steeg daardoor tot 55.
Ook aan de Vrije Universiteit in
Amsterdam merkt men een sterk toe
genomen belangstelling voor de theolo
gische studie. Volgens de tot nu toe
bekende opgaven laten zich hier 52
nieuwe theologische studenten inschrij
ven. Merkwaardig is dat aan de V.U.
de gymnasiasten met 29 nieuwe aan
meldingen de meerderheid bleven vor
men.
ORIËNTATIE IN AZIË
VOOR WERELDDIAKON A AT
Voor een reis van vijf weken naar
Indonesië en andere landen in Azië,
waarmee het gereformeerde werelddia-
konaat van ons land in verbinding staat,
vertrok dr. J. van Klinken, directeur
van het Algemeen Diakonaal Bureau te
Utrecht. Doel is een volledige oriënta
tie omtrent de praktijk van het hulp
werk der Gereformeerde Kerken, ook
met het oog op de toekomstige ontwik
keling van het werelddiakonaat. Op het
reisprogramma van dr. Van Klinken
staan o.a. Hongkong, Djakarta, Mid
den-Java, New Delhi, Pakistan en Per-
zië.
De vierde en vijfde zang spreekt niet
meer van tranen, wel van rouw en van
altijd door naar hulp voor onze smach
tende ogenzelfs van ogen die ver
duisterd zijn.
Toch overheerst in deze klaagliederen
niet de nacht der hopeloosheid, want
het menigvuldige schreien is een gebed
dag en nacht, is hulpgeroep tot de Here.
Hierin spreekt duidelijk schuldbesef en
schuldbelijdenis eigen zonde is oorzaak
van alle leed en ellende. Maar er is
hoop waarom zoudt Gij ons voor al
toos vergeten Of zoudt Gij ons geheel
en al verwerpen? Zoudt Gij al te zwaar
tegen ons toornen
De vragende vorm wil wel uitspre
ken, dat de Here dit niet doen zal. Hier
klinkt een krachtig neen, dat duit Uw
glorie niet. God zal het gebed Zijns
volks verhoren en redding geven. Jere-
mia slaat zijn betraande ogen tot God
omhoog en zijn geloof spreekt onder
alles uit
Gij zult opstaan, ons beschermen,
Over Sion U ontfermen
Want de tijd, Uw stad voorspeld,
Aan haar leed ten perk gesteld,
Die zo lang gewenste dagen
Van Uw gunstrijk welbehagen
Zijn, o God, in 't eind geboren
Gij, Gij zult haar klacht verhoren.
Brouwershaven B. WENTSEL.
AFRIKAANS INTERNAAT KRIJGT
DIRECTEUR UIT NEDERLAND
Een internaat voor Afrikaanse jon
geren in Rwanda krijgt een directeur
uit de Gereformeerde Kerken van Ne
derland. Het is drs. H. Baas, die jaren
lang voor de gereformeerde zending op
Midden-Java werkte als sociaal eco
noom. Thans is hij met zijn vrouw, ook
weer in opdracht van de zending, ver
trokken naar de stad Butare in zuidelijk
Rwanda. Het hier gevestigde jeugd
internaat gaat uit van de protestantse
raad van kerken in deze jonge Afri
kaanse staat. Oorspronkelijk stond het
onder beheer van de engelse zending.
Met drs. Baas, doet reeds de vijfde
medewerker van de zending der Gere
formeerde Kerken uit Nederland zijn
infrede in Rwanda. In november ver
trekt een zesde, namelijk de verloskun
dige mej. J. H. Klein. Kerkelijk werk,
waar Nederlanders reeds mee bezig
zijn, vindt men o.a. in de hoofdstad Ki
gali waar een groot lectuurcentrum in
opbouw is. Een eigen drukkerij en een
kleine radiostudio zijn in het plan op
genomen. Ook werkt een zendingsarts
in Rwanda, terwijl sinds kort de jeugd
leider Maarten Hijkoop bezig is met de
opbouw van jeugdwerk.
Één predikant wijdt zich speciaal aan
de kadervorming in de evangelisch-
presbyteriaanse kerk van Rwanda. Dit
is de enige kerk van gereformeerde sig
natuur in dit deel van centraal Afrika.
Zij telt bijna 22.000 leden en heeft
reeds enkele eigen Afrikaanse predi
kanten. De gereformeerde zending
werkt in Rwanda nauw samen met de
protestantse zending van België. Sinds
het einde van de eerste wereldoorlog
namelijk werkt de Belgische zending
reeds in Rwanda.
NEDERLANDSE DIJK BESCHERMT
WATERLAND IN PAKISTAN
Een ruim twee kilometer lange dijk,
gebouwd volgens beproefde Neder
landse methoden, beschermt thans een
groot gebied bij Narowal in West-
Pakistan, dat vroeger geregeld werd
overstroomd. De bevolking verkeerde
door de zich steeds hehalende water
snood in diepe armoede. Initiatiefnemer
en leider van deze dijkbouw was de
landbouwkundige W. van der Linden.
Hij werd door het werelddiakonaat van
de Gereformeerde Kerken in Nederland
naar West-Pakistan uitgezonden voor
ontwikkelingshulp. Vijf maanden is
over de dijkaanleg gewerkt.
Meer dan honderd bewoners van de
streek hielpen de heer Van der Linden.
De laatste dagen moest men bijzonder
hard werken om nog voor de regentijd
klaar te komen. Dit is gelukt en bij de
eerste zware regenval, waardoor het
water in de gevaarlijke Ravi tot grote
hoogte steeg, vertoonde de dijk geen
enkel lek. Resultaat hiervan is, dat de
oogst voor het eerst sinds jaren geheel
behouden bleef. In dienst van de West-
Pakistaanse raad van christelijke ker
ken geeft de heer Van der Linden
voorlichting en praktische hulp aan de
bevolking. Doel is om door verbetering
FEUILLETON
Vrij bewerkt naar P. Visser Jzn.
37)
Maar eindelijk dan toch gelukt het, het beest door de
poort en over de brug te krijgen. En nu schijnt de berijder
zich schadeloos te stellen Als een pijl uit de boog vliegt
het paard over de weg en is binnen enkele tellen uit het
gezicht verdwenen.
Zijier heeft er zelf schik in, dat hij zijn rol aan de
poort zo goed heeft gespeeld. Hij let scherp op en vindt
de door Termunten aangeduide weg, die eveneens in volle
ren wordt ingeslagen. Maar dan acht hij voldoende voor
sprong te hebben om de ruin wat kalmer te doen lopen.
Weldra bevindt hij zich ten noorden van de stad en
neemt de, weg naar Putten, onderwijl glimlachend over
de slimheid van zijn patroon, die eenvoudig bewonderens
waardig is. Hij twijfelt er geen minuut aan, of Termunten
zal de politie en de justitie wel verder op een dwaal
spoor brengen.
Het is ongeveer half twee, als de stalhouder Termun
ten, hijgend en met kennelijke blijken van gejaagdheid en
opgewondenheid, het Bureau van Politie binnenloopt en
de Commissaris te spreken vraagt.
Wanneer hij dan bij deze is toegelaten doet hij met
radde tong en heel veel omslag het verhaal van de
paardediefstal en reikt, als een klaar en afdoend bewijs,
het briefje over, dat hij in de stal gevonden heeft.
,,Die vent is er met mijn beste paard vandoor gegaan,
mijnheer mijn kostelijke ruin, die ik voor geen duizend
francs zou willen missen."
„Hoe laat is hij weggegaan
„Ja mijnheer, wist ik dat maar. Het kan een half uur
geleden zijn, maar ook wel twee uur. De hele morgen ben
ik niet in de stal geweest en toen ik er kwam, vond ik
dit briefje. Die schavuitMijn beste paard Natuurlijk
ben ik direct naar hier gelopen. De politie zal dat zaakje
wel opknappen."
De Commissaris leest het briefje. Dan fonkelt er iets
in zijn oog en op zijn gelaat komt een vreemde trek. Hij
schudt met het hoofd als een jager, die een mooi stuk
wild in het vizier krijgt.
Vlug loopt hij het vertrek uit en keert een ogenblik
later terug.
„Zo, zo", zegt hij dan langzaam. „En nu, sinjeur Ter
munten, ga daar nu eens bedaard zitten en beantwoordt
de vragen, die ik ga stellen."
„Bedaard, bedaard, mijnheer Als zo'n schavuit
Mijn beste paard
„Stil nu. Hou op met dat gejammer. Je komt er geen
steek verder mee. Hoe lang was die man in uw dienst?"
„Zowat een maand of drie, mijnheer, neen, niet hele
maal drie maanden."
„Zo. Nooit iets bijzonder aan hem bemerkt?"
„Neen, mijnheer. Nu ja, hij was geen vrolijke klant.
Wat droefgeestig, zou ik zeggen. Maar een goede op
passende knecht. Gewillig ook. Niets was hem te veel."
„Dus je wist niet, dat hij een gevaarlijke persoon is
Dat op zijn aanhouding een premie van vijftig pond is
gesteld
„Maar mijnheer, hoe is het mogelijk Wat heeft die
dan uitgevoerd? Een gevaarlijk persoon. Vijftig pond
Bij alle heiligen De vent had mijn halve stal wel kunnen
stelen
„Nu, hij heeft er maar één meegenomen. Zeg mij nu
maar eens, hoe man en paard er uit zien. Zo nauwkeurig
mogelijk, alsjeblieft. Doe het maar op je gemak."
Nu, Termunten doet het keurig. Hij tekent de gevluchte
knecht alsof de Commissaris hem vóór zich ziet. Alleen,
over het signalement van het gestolen paard loopt hij
losjes heen.
„En gelooft u, dat dit schrijven waarheid bevat?"
„Wel wis en drie geloof ik dat, mijnheer. Hij vraagt
immers of ik hem niet verraden wil. Niet verraden Jawel.
Als mijn ruin geen duizend francs waard is
Dan wordt de deur geopend en een agent laat twee
mannen binnen, die Termunten niet kent. Maar hij ver
moedt aanstonds, dat het de vreemdeling is, die Jacob
in de stal gesproken heeft, terwijl dat miezerige kereltje
die koopman wel zal zijn. Die hebben natuurlijk tevergeefs
op Zijier gewacht en komen nu naar het Politiebureau.
De koopman zit blijkbaar op hete kolen. Hij wil wat
zeggen, maar durft niet.
Hij kucht en hoest, om de opmerkzaamheid van de
Commissaris te trekken, maar deze laat zich niet aan hem
gelegen liggen.
„Kijk eens", zegt hij tegen Termunten, „als het ons ge
lukt, de vent te vatten, kun je op de prijs van vijftig pond
rekenen. Maar hij is een slimme vogel en het is de vraag,
of hij niet een andere weg is gereden dan in het briefje
staat. Maar krijgen we hem, met of zonder paard, in han
den, dan is de prijs de uwe."
„Wel, mijnheer, de Mechelse poort is toch dichtbij
Er zou geïnformeerd kunnen worden, of
„Dat bevel heb ik zoeven al gegeven. Ik wacht af."
Intussen komt het antmoord met zekerheid kan mede
gedeeld, dat een ruiter door de Mechelse poort is gereden.
Het beest maakte rare capriolen. Het wilde niet. Men
heeft de ruiter goed kunnen bekijken. Hij beantwoord aan
het signalement. Het is gebeurd ongeveer half elf.
„Dat was mijn paard roept Termunten uit. „Het
beest heeft van die kuren. Het is dus wel zeker, dat de
schavuit naar Mechelen is."
„Mag ik li edelgestrenge in herinnering brengen, mijn
heer de Commissaris, dat ik en deze persoon hier de eer
sten zijn geweest, die het verblijf van Huysser, of zo U
edele hem noemen wilt, hebben ontdekt, en de gehele
zaak zijn begin heeft in het gesprek, dat deze man van
morgen met die vent heeft gehad Ik heb aan de mare
chaussees van de wacht een wenk gegeven, hem om één
uur in „Het vliegende hert" te komen arresteren. U edel
gestrenge zal de billijkheid moeten inzien en er van over
tuigd zijn, dat ons, zo niet de gehele prijs, dan toch een
deel er van toekomt."
Nardus, werkelijk spraakzaam, doet nu het verhaal. Hij
heeft er zich van vergewist, dat de sluiker bij Termunten
in dienst was. Natuurlijk kon hij zich niet op de voor
grond plaatsen, want de sluiker kent hem. Daarom heeft
hij een goede vriend in de arm genomen
(Wordt vervolgd)