eeuwóe S^erkbode NA DE JEUGDDIENST De Kerk van vandaag in de wereld van morgen 19e JAARGANG No. 18 SEPTEMBER 1964-"^ OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND RedactieDs. W. H. Gispen, TerneuzenDs. B. Wentsel, BrouwershavenDs. G. van Wilgenburg, Middelburg. Correspondentie-adresLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Medewerkers J. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene, Baarland Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. W. Kats, Goes Ds. A. G. Kornet, Vlissingen „ik worstel ^r* P- D. Kraan, VlissingenDs. G. S. Oegema, ArnemuidenDs. D. Ringnalda, Middelburg en ontkom- Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo. Abonnementsprijs 3,50 per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 15 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 15 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 22 80 We hebben onze Jeugddienst gehad. Een fijne dienst, waar vaart in zat. Je merkte aan alles, dat de „gemeente", die voor 't grootste deel inderdaad uit jonge mensen bestond -de gewone kerkdiensten waren zondag j.l. op de normale tijden gehouden, deze was een extra echt meedeed. En er leefde in 't hart van menige oudere kerkgan ger dankbaarheid, omdat er nog zovéél waren, die 't jeugdwerk in dit nieuwe seizoen zó wilden beginnen. Met zin gen en bidden en luisteren. Honderden jongens en meisjes. Je kunt niet in de harten kijken, na tuurlijk niet. Je weet, zonder meer, dat er altijd heel wat bij zijn, die er alleen maar zitten. Je hebt gehoord en je er vaart 't telkens weer, hoe moeilijk 't is om hen in beweging te krijgen. Zodat ze zelf iets doen. 't Kader, juist ook 't kader, waar de jeugd zelf de krachten voor dient te leveren en ze staat daar ook op blijkt ontstellend moeilijk te bemannen, 't Zijn er steeds weer maar weinigen, die hun (beste?) krachten geven. Die willen organiseren en als leiders in de branding van de nooit malse en maar al te vaak onbarmhartige kritiek van de grote tros, die zich slechts traag op sleeptouw laat nemen, durft staan. 't Is ons allen welbekend. De tijden veranderen en wij met hen, zegt men vanouds. Maar op dit punt is, dunkt me niet zo erg veel veranderd. Toch blijde dankbaarheid. Vier-, vijfhonderd jongens en meisjes, die veel meer uitwijkmogelijkheden hadden dan de jonge mensen van, zeg dertig, veer tig jaar geleden, waren niet op straat gebleven, zaten niet aan 't t.v.-venster vastgekleefd, zwierven niet door Wal- cherens beemden of over z'n brede stranden, maar zongen samen, baden samen, spraken samen de belijdenis van de kerk van alle tijden en van alle plaatsen, luisterden De jeugdpredikant sprak in 't eerste gedeelte van de preek vooral over de fout van de jeugd, die geen band aan de historie beleeft. Over 't irriële van een dergelijke houding, 't Onmogelijke. Ook 't onchristelijke. Want wie met God te maken heeft, heeft met Hem van doen, Die is en Die was en Die komt. God is óók de God van 't ver leden. Daarom mag je de historie niet achteloos voorbijgaan. Daarom is 't ook voor een Christen onmogelijk om er in aanbidding voor neer te zijgen, 't Gaat niet om 't verleden als zodanig, maar om Hem, Die daarin bezig was. Een goed woord, dat, meen ik, ook wel aansloeg. Natuurlijk is er méér gezegd, de af gelopen zondagavond in de oude, trou we Noorderkerk. Maar hier wil ik vandaag graag nog op inhaken. We beschuldigen de jongens en meisjes van deze tijd nogal eens van gebrek aan belangstelling voor de ge schiedenis. En terechtOf zij op dit punt alleen de schuldigen zijn, waag ik te betwijfelen. Misschien zou hier ook wel iets te zeggen zijn over 't gebrek aan enthousiasme bij degenen, die ge roepen zijn hun de belangstelling voor de historie bij te brengen. 'k Denk aan een zinsnede uit 't zo juist verschenen, prachtige boekje van ds E. G. van Teylingen „Tussen tijdse balans", waarin hij 't heroriënta tieproces, dat in onze Gereformeerde Kerken in Nederland, in de jaren na de laatste wereldoorlog aan de gang is, onder de loupe neemt. Hij schrijft (pg 42): „Het jongere geslacht heeft er de grootste moeite mee, zich z'n afkomst uit Afscheiding en Doleantie bewust te blijven". Daar komt 't zelfde probleem om de hoek. Geen binding aan 't verleden. 't Zou kunnen zijn, dat de oorzaak daarvan ligt in 't feit, dat voor velen, jongeren, maar óók ouderen, de zo juist genoemde tweede wereldoorlog, een dermate grote incisie in de tijd bete kent, dat 't hun eenvoudig onmogelijk is over deze kloof nog bruggen te slaan. Wat dat betreft hebben inderdaad de ouderen een prae. Voor hen ligt er namelijk nog een brug over die kloof, één brug, die toen alles kapot ging, héél gebleven is de brug der herinne ring. Want aan de andere zijde strekt zich 't land van hun jeugd uit. Maar voor de jongens en meisjes van nu is dat 't Niets. Een andere wereld. Een voorbije wereld, waar we geluk kig volgens velen onder hen niets meer mee te maken hebben. „Wat gaat 't ons aan dat U arm was En dat U de vleugels niet uit kon slaan Wat hebben wij, die nu leven, in deze wel- vaartstijd, te maken met de beperkin gen van toen, met 't gechicaneer, met de kibbelarijen, met de spanningen en de twisten Over dat alles is de brand van de wereldstrijd gegaan. Onze we reld is een andere wereld." Daar viel 't woord „Welvaart". Je zou zo zeggen, dat er nooit een tijd is geweest, waarin alle voorwaar den voor een gelukkige, vrolijke en van dankbaarheid vervulde jeugd, zo zeer aanwezig waren, als deze tijd. Vele ouderen kunnen dan ook maar heel moeilijk een gevoel van jalouzie ten onder houden als ze, denkende aan wat zij vroeger misten, zien naar wat de jongens en meisjes van nu bezitten. En die jongens en meisjes vinden 't alle maal maar zo gewoon Brommers en radio's, pick-up en platen, kleren zoveel als ze willen. Velen zijn er eenvoudig blasé van. Ze worden angry young men, beatnicks, nozems. Pas er voor op, dat U niet één dezer etiketten, of alle bij elkaar (een scheld woord is wat de Duitsers noemen „ein geselliges Wesen" 't is eerst recht ge lukkig als 't met andere scheldwoorden op één hoop geworpen wordt) plakt op heel de jeugd van heden Dan hoeft U nog niet eens te denken aan die paar honderd jongens en meisjes in de Noorderkerk in Middelburg op de avond van de Jeugdzondag. En aan al die duizenden elders in 't land, die zich met elkaar om de kansels schaarden. U moogt denken aan de velen, die zich geven in 't raam van 't diaconaal jaar. Die op één of andere wijze de naaste zoeken te helpen, de verre naas te in de vreemde, of de naaste dichtbij. Er is onder de jeugd van tegenwoordig nog ongelooflijk veel idealisme, dat 't werkelijke offer niet schuwt. En dat in de kerk en daarbuiten. Aan een referaat van dr. A. F. W. v. Meurs, gehouden ter gelegenheid van de ontmoetingsdag, belegd door het „Nationaal Protestants Centrum voor de Geestelijke Gezondheidszorg in Ne derland", ontleen ik in dit verband het volgende „In 1946 kwamen in Nederland 5589 minderjarigen in aanraking met de jus titie. Dit aantal was in 1961 gestegen tot 9019. In verhouding evenwel tot het totale aantal minderjarigen, dat in deze periode aanzienlijk is toegenomen, is er geen sprake van een ernstige toene ming. Het ging in 1946 om 43 per 10.000 kinderen en in 1961 om 50 per 10.000 kinderendeze schommeling is niet verontrustend men moet deze verhoudingen over een langere periode bezien, dan treft men altijd schomme lingen aan. Hoe het ook zij, de ver melde aantallen, hoe groot ze ook zijn, maken niet meer uit dan l/2 °/o van de betreffende leeftijdsgroep. Vreemd eigenlijk, dat een tijd, waarin zoveel waarde gehecht wordt aan de grote ge tallen, onvoldoende rekening houdt met de 99J/2 die niet met de justitie in aanraking komt, doch de jeugd 't stem pel geeft van de criminele x/2 °/o. Het zijn de ongunstige uitzonderin gen, die de slechte pers veroorzaken". Ik citeer nog even verder „De laatste cijfers van het C.B.S. over de vrijetijdsbesteding tonen aan, dat 't nogal meevalt met 't gebrek aan interesse. Men zegt dat de jeugd teveel aan de t.v. hangt, maar ditzelfde kan gezegd worden van de ouders, die, naar een schampere opmerking van hun kin deren te oordelen, zelfs kijken als er „storing" op het scherm staat. De klacht over de toenemende passiviteit vindt geen steun in de gegevens over hobby's en doe-het-zelf-activitéiten. Er wordt vrij veel gelezen, door de jeugd, ook het museumbezoek neemt vrij grote afme tingen aan, zij het dat dit meer dan eens gebeurt in het verband van de school. Een vergelijking met vroeger valt in menig opzicht gunstig uit in het voor deel van de hedendaagse jeugd, en toch, hoezeer dit ook tot vo> cning moge stemmen, er is alle rede: >v. be zorgdheid". Zal de Kerk van vandaag er morgen nog wel zijn Er zijn boze tongen, die fluisteren van niet. Er zijn mensen, die met een onmiskenbaar leedvermaak constateren, dat de Kérk haar tijd heeft gehad. Misschien zal de Christelijke cultuur nog op een laag pitje doorsud deren. Maar de Kerk Zij heeft nu twintig eeuwen de kans gehad om een evangelische samenleving op te bouwen. Maar zij heeft die kans gemist. Als ik Simon Vestdijk moet geloven, dan is er misschien nog wel toekomst voor de religie in 't algemeen. Maar voor het Christelijk geloof zal er in de toekomst geen plaats meer zijn. Dat stadium is achter de rug. En George Orwell, die in 1948 zijn angstvisioenen voor de toekomst heeft neergelegd in zijn boek 1984, heeft in zijn hele roman niet eens meer aan de mogelijkheid van een Kerk gedacht In de maatschappij, zoals hij die zich over 20 jaar voorstelt, heeft de Kerk afgedaan. En in de kop van Noord-Holland, waar ik vier jaar heb gewerkt als evan gelisatie-predikant, was het-begrip Kerk gedegradeerd tot een enigszins verval len museum voor religieuze oudheden. Wie gaat er nu naar de Kerk Dat zijn zo hier en daar wat stem men. En het is de moeite waard om ons oor te luisteren te leggen. Tenslotte zijn er ook wel stemmen opgegaan onder de gelovigen zelf. Zij zeggen, dat de Kerk haar tijd heeft ge had. Zij heeft geen werfkracht meer. En zij is niet in staat om de ontkerste ning van Nederland tot staan te bren gen. Trouwens, wie is er in staat om de sneltrein naar Vlissingen in zijn loop te stuiten Je houdt de ontwikke ling toch niet tegen. Er is geen begin nen aan. Over de jeugd zijn die stemmen al helemaal niet te spreken. Men zegt, dat ze de Bijbel niet meer kennen. Men zegt, dat deze de grenzen tussen Kerk en wereld willen uitwissen. Men zegt, dat ze de spot drijven met dingen die ons heilig zijn. En men zegt: wat moet er worden van de Kerk als deze kinderen straks de verantwoording op zich nemen en ons onder hartelijke dank welwillend opzij schuiven Tenslotte hebben u en ik in 1984 niet zo erg veel meer te vertellen. Nu, voordat we gaan regageren op die ongunstig fluisterende stemmen, moeten we eerst ons ontvangtoestel af stemmen op een andere zender, die op een hogere golflengte uitzendt. Tot zover Dr. van Meurs. En hij weet, waar hij over spreekt. Dus geen etiketten Wel bezorgdheid. Zowel ten aanzien van onze jongens en meisjes als van onszelf Want beide groepen ouderen en jongeren moet leren in deze over rompelend nieuwe situatie van 't z.g. welvaartsbestaan hun houding én hun weg te vinden. Hoe zouden zij 't, beiden, kunnen, zonder die God, Die 't Leven is Zon der Hem is ons bestaan, hoe vol ook met mooie dingen, leeg en dood. De God der geschiedenis. Ook onze jongens en meisjes zingen graag „o God, Die droeg ons voorgeslacht De God van de toekomst.' Wat zal de morgen brengen Mij geleidt des Heren hand. De God van 't heden. Die in Chris tus Dezelfde is. Voor ons allen. En Wiens oude, waarachtige Woord springlevend blijkt te zijn, elke dag. Samen kunnen we verder, met Hem. G. VAN WILGENBURG. I Gelukkig is er één stem, die niet fluistert, maar voor iedereen te verstaan is. De stem van de Heer, die klank en kleur krijgt in Zijn Woord. En Hij stelt ons eerst gerust. Want al die stemmen van binnen en buiten de Kerk worden overstemd door het Evangelie. Wij hebben niet te zeggen over van daag. En we moeten maar beter zwij gen over morgen. Vandaag is het Zijn dag. En morgen is het Zijn dag. In de toekomst komt hij naar me toe. En het verleden werd door hem be paald. Hij is de God van de geslachten. En Hij houdt elke generatie de hand boven het hoofd. Het woord Kerk betekent letterlijk van de Heer zijn. Eigendom van de Heer. Nu, zijn eigendom wordt door hem safe gesteld. Gegarandeerd. Hij wijst Zijn gemeente de weg in het labyrinth van mogelijkheden. En Hij waakt over Zijn Woord, om dat te doen. Hij is dag en nacht, vandaag en morgen bezig met Zijn Kerk. U weet 't toch Die 't heden kent, de toekomst overziet. Dat doen wij nu juist. Wij kennen het heden niet. En wij overzien de toekomst niet. Er zal dus in de toekomst een Kerk zijn. Want de Heer zal er zijn Dat geeft rust en vertrouwen. En het zal ons bewaren voor defaitisme en fata lisme. Dit is uiteraard geen garantie, dat de kerkelijke situatie in Nederland zo zal blijven voortbestaan. Eerlijk gezegd: het is te hopen van niet. Wanneer de versplintering en versnippering van krachten wegens enorm sukses wordt geprolongeerd, dan zal de Kerk van Nederland haar kansen voor de toe komst door eigen schuld verspelen. De Kerk, die in de toekomst wat te zeggen wil hebben, zal in elk geval een stemmig moeten spreken, zonder mono toon te worden. Zij zal de gestalte van de Heer moeten vertonen. En zij zal haar tijd moeten verstaan, zoals de Heer Zijn tijd verstond. Wij leven het is bijna een cliché geworden in een tijd, die met een koortsachtig tempo de ene verandering na de andere brengt. Het lijkt wel alsof er niets meer op zijn plaats blijft staan. Het platteland wordt overspoeld door de industrialisatie. Boerderijen en tuin bouwbedrijven moeten maar al te vaak het veld ruimen. W. H. GISPEN. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1964 | | pagina 1