Informatiedienst.
Tranen in de Bijbel
„DE SLUIKER"
zijn is natuurlijk al weer veel meer een
zaak van de bezitter zelf. Ondanks alle
controle is het toch voor de politie on
mogelijk het inwendige van de wagens
voor zijn verantwoordelijkheid te ne
men. De eigenaar zelf zal moeten zor
gen, dat hij met goed materiaal rijdt.
Hier ligt echter ook een taak voor de
technici. De fabrikanten zullen wel zor
gen, dat hun wagens goed zijn. De
concurrentie maakt dat wel noodzake
lijk. Maar de man in de garage en in
de reparatie-werkplaats heeft ook een
eigen verantwoordelijkheid. Ik denk
daarbij niet aan een bedrieger, die een
klant zonder verstand van de finesses
van een motor afscheept met slecht ma
teriaal of slordig werk. Maar ik denk
aan de houding van sommige mecani
ciens, die zich strikt houden aan wat
hun gevraagd wordt en niet bijtijds
waarschuwen, wanneer zij slijtage of
breuk opmerken, waar de leek geen oog
voor heeft. Ik weet wel, dat het lichaam
van een groot bedrijf zo onpersoonlijk
worden kan, dat de aardigheid er af
gaat en ontmenselijking optreedt, waar
van de arbeider zelf het eerste slacht
offer is. Maar stellig ligt hier een ge
brek, waar wel aandacht aan besteed
mag worden. De kleine zaak, waarin
de baas zijn klanten persoonlijk kent en
hen werkelijk dient met zijn kennis en
vakbekwaamheid is verre te verkiezen.
Veel aandacht wordt tegenwoordig
besteed aan de geestelijke beïnvloeding
van de weggebruiker. Dat gebeurt na
tuurlijk terecht. De gevolgen van men
selijke fouten en gebreken zijn te ern
stig dan dat men niet alles zou moeten
doen om ze te voorkomen.
Enige tijd geleden was er sprake van,
dat langs onze wegen een waarschu
wingsbord zou verschijnen met de
woorden van het zesde gebod ,,Gij zult
niet doden". Het was inderdaad nogal
kras. Hoogst zelden zal iemand de weg
op gaan met de uitgesproken bedoeling
een ander te doden. De man, die een
verkeersongeval veroorzaakt, zal in de
regel die opzet niet hebben. Het bord
is dan ook niet verschenen. Natuurlijk
zou het voor degenen die hun catechis
mus kennen zo vreemd niet geweest
zijn. In de verklaring van het zesde ge
bod staat toch, datik mijn naaste
nietkwetse of dodeook mij
zelf niet kwetse of moedwillig in enig
gevaar begeve, en dat wij de naaste
geduld en vriendelijkheid zullen bewij
zen en zijn schade zoveel als ons mo
gelijk is zullen afkeren. Genoeg dus om
het gebruik van het zesde gebod in het
verkeer zeer toepasselijk te doen zijn.
Helaas is het niet meer zo in Neder
land, dat de massa aan deze dingen
denkt, wanneer men het gebod „Gij
zult niet doden" leest. Zó goed is de
catechismus stellig niet bekend. En dan
blijft de ergernis over om de krasse
woorden ,,Gij zult niet doden" terwijl
de man, die bij een ongeval betrokken
wordt, ook al heeft hij technisch schuld,
vaak meer te beklagen is dan te ver
oordelen. Het is immers gebleken, dat
er eigenlijk geen wegpiraten zijn in die
zin, dat bepaalde mensen altijd roeke
loos en onverantwoordelijk rijden. Daar
is ook enige tijd geleden een proef mee
genomen. Leken noteerden de nummers
van hen, die zij gevaarlijke manoeuvre's
zagen maken. Na verloop van tijd moes
ten dan toch dezelfde nummers opdui
ken in de verslagen van de deelnemers.
Dit geschiedde echter niet. De gevaar
lijke beweging bleek een fout van een
maal te zijn.
Dit betekent natuurlijk niet, dat alle
mensen zich altijd correct en goed ge
dragen. Er kunnen allerlei oorzaken
zijn voor een fout, die men niet uit ge
woonte maakt en die ook tot een enkele
keer beperkt blijft. Het grofste voor
beeld is wel dat van het rijden in dron
kenschap. Nuchter is de beschonkene
misschien wel één van de meest be-
Bij profeten
Een hevig ontvoerde Samuël
leeddragend.
Hierop ontroerde Samuël hevig"
Hoelang zult ge nog leed dragen
over Saul
1 Sam. 15: lib; 16: 1.
Ofschoon niet met evenzovele woor
den vermeld in het boek Samuël, mogen
we ons de ontroerde profeet wel we
nend voorstellen als hij aan koning
Saul gedenkt.
Hij draagt namelijk leed om deze
door God verworpen zoon van Kis.
Samuël is zo hevig ontroerd als hij
Sauls verwerping verneemt, dat hij de
gehele nacht tot de Here riep. Deze
nacht werd een openbaringsnacht voor
Samuël, die een voor hem wel heel har
de zaak te zien en te zeggen krijgt
Sauls verwerping als koning.
Het leed hierover drukt Samuël zo
zeer ter neer, dat hij er als 't ware on
der gebukt gaat. Dan komt de Here
tenslotte met de vraag tot Samuëlhoe
lang zult ge nog leed dragen over Saul
en Ik heb hem toch verworpen, dat hij
geen koning meer over Israël zal zijn
Samuël moet ophouden en het begrij
pen. Nu zal dit ook wel het geval ge
weest zijn want Sauls zonde in welke
deze zijn ware gedaante heeft getoond
tegen de schone schijn van het begin
van zijn koningschap in, en diens ver
werping tengevolge daarvan door de
Here, grijpt de profeet zo hevig aan uit
liefde tot zijn volk. Daarom brengt
Gods boodschap zo grote droefheid bij
hem teweeg. Hij kan het maar moeilijk
verwerken, en heeft heel een nacht no
dig in gebedsworsteling om Gods doen
te billijken.
Het menselijk gevoel spreekt sterk
mee bij deze grote voorbidder des volks,
maar zijn voorbede kan toch Gods hart
niet vermurwen en tot een ander be
sluit bewegen. Hoe moeilijk Samuël het
er mee heeft gehad, blijkt uit 's Heren
vraag: hoe langwaar afkeuring
in wordt uitgesproken. Zo sterk blijkt
Samuël nog aan Saul gehecht, dat hij
bevreesd is Gods bevel naar Isa'i te
gaan, uit te voeren als Saul het hoort,
zal hij mij doden, werpt hij tegen.
Hij brengt bedenkingen in, maar ge
hoorzaamt toch. Al is dez® profeet een
trouwbare chauffeurs.
Wij allen, ook de meest zachtmoedi-
gen onder ons, kunnen fouten maken
en geheel tegen onze wil schuldig wor
den aan een deel van het leed, dat door
verkeersongevallen geleden wordt. Een
goede bedoeling en afkeer van geweld
zijn in dit geval geen voldoende waar
borg. Daarom is het goed, dat men zich
bezint op deze dingen. Dit is gebeurd
door prof. Smelik en ir. Van Witsen in
een boekje uit de serie Ethische ver
kenningen" met de titel .Ethiek van
het verkeer".
B. Rietveld.
(Geref. Kerkbode den Haag)
bidder, die verhoord wordt, hij weet
ook te zwijgen, als zijn gebed niet wordt
verhoord.
Intussen zal deze loop der dingen de
profeet tranen hebben gekost, maar
zijn troost zal geweest zijn het woord
des Geestes Gods dat hij vernam, toen
David van achter de schapen gehaald
was en voor hem stond „sta op, zalf
hem, want deze is het", een woord dat
zoveel troost bevat
7c Heb David, mijnen knecht,
Mijn gunsteling gevonden,
en hem met heil'ge zalf
aan Mij en 't rijk verbonden.
Brouwershaven B. WENTSEL.
DE KERK KRIJGT EEN ANDER
GEZICHT IN FINSTERWOLDE.
Vrijwel bouwrijp is het plan voor een
geheel nieuw jeugdcentrum in Finsterwol-
de. Over de tweehonderd jongens en meis
jes doen hier thans mee aan de clubs ip
't Schienvat, het centrum voor de jeugd
van dit kleine dorp, dat landelijk bekend
werd door de felle strijd van de arbeiders
tegen de hereboeren. De communisten
hebben er ook de meerderheid in de ge
meenteraad. In de dertiger jaren reeds pro
beerde een klein groepje gereformeerden
hun te tonen, dat zij ondanks bittere te
leurstellingen in het verleden, toch ver
keerd dachten over de kerk.
Uit een kleine evangelisatiepost in een
houten gebouwtje groeide het grote jeugd
centrum 't Schienvat. Men telt in Finster-
wolde temidden van de drieduizend in
woners niet meer dan zestig gereformeer
den, dc kinderen inbegrepen. Maar hun
Schienvat (de Groningse naam voor lan
taarn) is veel te klein om de jeugd van
het dorp op te vangen. Zoals gezegd
meer dan tweehonderd jongens en meisjes
doen mee en ze komen clubsgewijs twee
maal per week.
Een jonge dominee met een jeugdleider
en een jeugdleidster, allen in vaste dienst,
hebben de leiding van 't Schienvat. Ze
worden geholpen door achttien vrijwilli
gers, want iedere dag zijn er zes jeugd
clubs in actie. Ook worden alle zieken in
het dorp geregeld bezocht. Er is zelfs een
vrouwenvereniging opgericht met dertig
leden.
Hulpvaardig stelt de kring rondom
't Schienvat zich in dienst van de hele
dorpsgemeenschap van Finsterwolde. De
kerk is er dienend aanwezig en kreeg zo
voor velen toch een ander gezicht. Lan
delijk wordt dit werk van bijzondere jeugd
zorg overkoepeld door de stichting Evan
gelisch Herstel en Opbouw in Baarn. Op
het ogenblik staan 74 clubhuizen (met 170
beroepskrachten) ingeschreven bij de stich
ting. Overal ontwikkelt zich dit werk in
een snel tempo. Behalve voor Finsterwol
de zijn er nog drie bouwplannen voor
jeugdhuizen in de noordelijke provincies.
Voor het hele land staan er voor de ko
mende drie tot vijf jaar niet minder dan
twintig projecten op het bouwprogramma.
Dit werk wordt door de overheid ge
steund met subsidies. Alleen die subsidie
krijgt men pas als men kan aantonen, dat
er een goed clubhuis is met gediplomeerde
jeugdleiders. Steeds moet men dus de „aan
loopkosten" zelf opbrengen. Het kapitaal
daarvoor wil de Stichting Steun Kerkbouw
nu mee gaan garanderen. Daarom is de
grote kerkbouwactie, die S.S.K. binnen
kort evenals de andere kerken in het ka
der van „Antwoord 64" start, niet alleen
voor de kerk zelf bestemd, maar ook voor
evangelisatie-bouwwerken. Het gaat er in
de eerste plaats om de rente en aflossing
te garanderen van geld, dat voor evange
lisatie-bouw wordt geleend.
Op die manier zal de bijzondere jeugd
zorg van Evangelisch Herstel en Opbouw
zich kunnen ontplooien. Maar ook zal
S.S.K. de financiering kunnen garanderen
van projecten voor de „gewone evangeli
satie", waarvoor de overheid geen subsi
die geeft. Daaronder vallen de weekclubs
van de ridders en de klimrozen. Honder
den van zulke clubs telt men in ons land.
Daar komen ook weer moederkringen uit
voort. Kortom wanneer de kerk evange
liserend aan het werk gaat, komt men van
het een in het andere. Al dit werk gebeurt
in veel gevallen in onooglijke lokaaltjes,
soms in wrakke, bijna onbewoonbaar ver
klaarde gebouwtjes, die bij de plaatselijke
gemeentebesturen in het register van de
„krotopruiming" staan genoteerd.
Geld om iets nieuws te bouwen zal er
althans gedeeltelijk zijn, wanneer de grote
actie van S.S.K. slaagt. Dat wil zeggen,
wanneer alle gereformeerde Nederlanders
zich inzetten voor wat binnenkort van hen
gevraagd wordtWerk vijf minuten per
dag voor uw kerk. En dan één jaar lang.
Dan komt het neer op een half weekloon.
Een speicaal gironummer is thans reeds
voor bijdragen beschikbaar400.200 ten
name van S.S.K. 's-Gravenhage.
NEDERLAND VAART MEE OP
EUROPEES KERK-SCHIP.
Op een schip in de Oostzee zullen de
afgevaardigden van de kerken uit Europa
hun eerstvolgende Europese Kerkenconfe-
rentie. houden.
Aan boord gaat uit ons land een drie
man sterke delegatie van de gereformeerde
kerken. Daarvoor zijn aangewezen prof.
dr C. v. d. Woude uit Kampen, mr S.
de Gaay Fortman uit Amsterdam en ds
E. N. van Loo uit Sneek. Vijf dagen zul
len zij buiten de territoriale wateren krui
sen.
Tot nu toe werden de Europese Kerken-
conferenties om de twee jaar gehouden in
het stadje Nyborg op het eiland Funen.
Op grond van voorschriften van de
NATO kon de Deense regering evenwel
geen afgevaardigden uit Oostduitsland
binnenlaten, wanneer zij geen speciale
reisvergunning van de NATO bij zich
hadden. De Oostduitse regering weigerde
echter zulk een speciale vergunning voor
FEUILLETON
Vrij bewerkt naar P. Visser Jzn.
34)
„Ja zeker", antwoordt Frits Zijier, hem het valse pas
poort tonend.
„Zo, Jacob Heilman. In orde. Nu, Heilman, wat denk
je van mijn voorstel
Uiteraard neemt de gewezen sluiker het met beide han
den aan als dat gelukken kan in Antwerpen komen
„Dat is dus afgesproken. Het blijde nieuws hebben jul
lie zeker al gehoord
Het blijde nieuws In geen jaren is er verheugend
nieuws geweest. Wat kan dat zijn
„Ik zie het al. Jullie weten er nog niets van. Hoe be
staat het, dat mijn broer dat nog niet weet. En dat is
'n estami-netNu, de keizer is hals over kop uit Rusland
moeten vluchten. In Gent werd verteld, dat de Russen
hun eigen hoofdstad, Moskou, in brand hebben gestoken
en de Franse troepen zo hebben genoodzaakt, de stad te
verlaten. Al is maar de helft waar van wat er verteld
wordt, dan ziet het er voor Napje en zijn Franse Kiljons
niet best uit. De keizer van Rusland, God zegene hem
wil van geen vrede weten enjaagt de grote vrijbuiter met
zijn legerscharen achterop. O, als er maar niet zoveel
Vlaamse en Hollandse jongens en van andere naties onder
waren, je zou willen schreeuwen „Verplettert ze alle
maal en laat niemand ontkomen Maar ja, dat mag toch
ook weer niet. De Heilige Maagd moge het mij vergeven,
maar je bloed kookt, als je aan dat gespuis denkt."
„Als dat nu allemaal maar waar is", meent Verwolde.
„Tja, precies weet ik het ook niet, maar er is iets met
het grote leger niet in de haak. Gent is in onrust, dat is
vast. En de Overheid treedt er streng op tegen samen
scholingen. En het regent er bulletins, die vertellen, dat
het zo goed gaat in Rusland. Maar niemand gelooft ze.
Moed houden, mannen. Als Napoleon valt, dan zakt zijn
hele rijk in elkaar en dan komt er weer vrijheid en wel
vaart in onze gewesten. Moed houden, mannen."
Vroeg in de voormiddag van de volgende dag staart
Gijsbert Kordes door de ruitjes van de gelagkamer naar
buiten en ziet twee marechaussees aankomen, hun paarden
bij de teugel. Zij worden vergezeld vanNardus.
„Nu zal je het hebben, Gijsbert", mompelt hij. „Hou
je taai, jongen. Lieg er maar op los. Dat mag wel van
St. Jozef in dit geval. Wacht, ik ga Ciska waarschuwen."
Met veel geraas komen de politielui binnen, maar de
waard laat hen even wachten. Dan komt hij op zijn ge
mak aanwandelen.
„Kan dat niet wat vlugger, waard", raast de wacht
meester.
„Zachtjes aan, dan breekt 't lijntje niet, sergeant. Wat
willen de sinjeurs gebruiken
De hospita is nu ook in de gelagkamer gearriveerd en
kijkt, volkomen kalm, althans ogenschijnlijk geïnteresseerd
toe.
„Niets gebruiken. We willen weten, of je een knecht
hebt, waar die is en hoe hij heet."
„Gijs, daar heb je het al roept zijn vrouw. „Ik heb
altijd gezegd dat schamiel is niet te vertrouwen."
„Stil, Ciska", antwoordt de waard, die zich waarlijk
goed moest houden, om niet in lachen uit te barsten.
„Ja, ik heb een knecht als-ie tenminste nog terugkomt
en
„Hij moet het eens wagen, terug te komen dreigt
Ciska. En haar ogen schieten vonken.
„Wat is er nu eigenlijk aan de hand vraagt de
wachtmeester, die er natuurlijk niets van begrijpt.
De twee politiemannen nemen er genoegen mee, zetten
zich neer en drinken. Nardus, die er zielig bij staat, krijgt
niets. De waard negeert hem volkomen.
„Kijk eens, ik zal dat eens vertellen. Het is een mooi
heer, reken maar. U moet weten, dat ik een behoorlijke
ruzie met hem heb gehad. Hij is een luie kerel en gisteren
zat hij hier lang te praten met iemand, die een glas bier
dronk, en hij beledigde deze goede koopman. Nu, dat heb
ik onder vier ogen eens duchtig gezegd. Dat nam hij
nogal hoog op. Hij werd driftig en ik ook, u weet, hoe
dat gaat. Wat later vroeg hij om uitbetaling van zijn
loon. Hij zei, dat hij naar de kermis in Damme wilde en
later nog wel eens met mij zou praten. Hij is naar Damme
gegaan, maar nog niet terug
„Hij moet eens terugkomen, als-ie durftroept Ciska
weer. „Ik heb altijd gezegd
„Ja, hij leek mij ook een wonderlijke sinjeur, die
Jacques
„Hij noemt zich Jacques Huijser, nietwaar?"
„Ja, die naam staat tenminste op z'n paspoort", liegt
de waard met een stalen gezicht. „Het kan mij niet sche
len, of hij nog terugkomt
„Mij wel. Ik wil hem niet meer zien. Hij heeft natuur
lijk wat op zijn kerfstok, anders kwam de politie hier
niet." Natuurlijk Ciska weer. De waard kent zijn eigen
vrouw in deze furie niet terug
„Ja, wat heeft die vent eigenlijk op zijn kerfstok
vraagt de waard.
„Nou, sinjeur, die kerfstok is meer dan vol, zó vol,
dat hij naar de galg verwezen moet worden."
„Beware. Dat is nog al wat", merkt Kordes verschrikt
op.
„Dus, hij is naar Damme en zou vandaag terugkomen?"
„Dat heeft hij tenminste gezegd, maar de vent kan mij
best bedrogen hebben. Iemand, die voor rad en galg
opgroeit, zoals de sinjeurs zeggen, is voor een leugen niet
bang."
De marechaussees beraadslagen met elkaar en even
later verdwijnen zij met een korte groet, bestijgen hun
paarden en rijden in galop de weg naar Damme op.
Nardus, de koopman, blijft alleen zitten, niet geheel
op zijn gemak, nu de marechaussees hem in de steek lqten.
Kordes, tot in zijn nieren geprikkeld, gaat vlak voor
hem staan en sist hem toe: „Ik bemerk, vriend, dat jij
je bemoeit met het bijzondere leven van fatsoenlijke men
sen, die jou niks niemendal aangaan. Want dat mijn
knecht is weggelopen is jouw schuld. Dat staat je lelijk
en het is niet verstandig van jou. Verdwijn nu met spoed,
anders gooi ik je er uit."
(Wordt vervolgd)