eeuwóe 3£erkbocle J De LAATSTE PREEK of LAATSTE KERKGANG Wandelingen door de wereld van liet Oude Testament LITURGIE 19e JAARGANG No. 7 21 AUGUSTUS 1964 OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND Redactie: Ds. W. H. Gispen, Terneuzen; Ds. B. Wentsel, Brouwershaven; Ds. G. van Wilgenburg, Middelburg. Correspondentie-adres Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. MedewerkersJ. A. van Bennekom, MiddelburgDr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene, Baarland Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. W. Kats, Goes Ds. A. G. Kornet, Vlissingen „ik worstel ^r. C. Kraan, VlissingenDs. G. S. Oegema, Arnemuiden Ds. D. Ringnalda, Middelburg en ontkom" Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo. Abonnementsprijs 3,50 per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 15 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 15 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 "22 80 Ingmar Bergman (46) is vandaag aan de dag de bekendste filmregiseur in Europa, misschien wel in de wereld. Zijn succes is duizelingwekkend. Hij vertelt van zich zelf het volgende Wijze mannen uit de Middeleeuwen hadden de gewoonte de nacht in hun zerk door te brengen. Zij vergaten nooit, dat het aardse leven een vergan kelijk leven is. Ik lig 's nachts op een gewoon bed, maar ik wil de idee van de Middeleeuwen tot de mijne maken. Iedere film is mijn laatste film. Om deze uitspraak is het me begonnen. Ik wil dit namelijk toepassen op onze kerk diensten en dan op de dominé zowel als op de gemeente. Op de dominé als deze aan zijn preek werkt en denkt dat dit de laatste is die hij houdt en op de 'kerkganger, die denkt dat dit zijn laat ste kerkgang is en deze preek de laat ste die hij hoort". Bergman wil ons ongetwijfeld zeg gen hoe serieus, hoe verantwoord hij werkt, hoezeer hij zijn best doet om met zijn grote gaven de filmwereld te dienen. 't Zou de laatste film wel eens kun nen zijn en dan heeft hij zijn publiek verantwoord gediend en toegesproken, want dat bedoelt de filmregiseur wel. En nu de dominé en de kerkganger Ook deze, de dominé, zal aan zijn laat ste preek werkend zijn bijzondere aan dacht daaraan schenken. Hij zal zich afvragen of hij de boodschap op ver antwoorde wijze heeft gebracht en in de preek op eenvoudige en duidelijke wijze heeft vertolkt Kan hij er mee voor het aangezicht van zijn opdracht gever verschijnen En de kerkganger Ook met hem is het stellig zo en niet anders, 't Kon vandaag, van morgen of van middag, zijn laatste kerkgang wel eens zijn. Men weet het immers nooit, maar 't kan. Het is meermalen voorge komen zelfs wel zo dat iemand in de kerk dood bleef of thuis gekomen de laatste adem uitblies. Ook het geval van een dominé, die niets vermoedend nog des zondags preekte en zijn laatste dienst hield. Men kan op het klokgelui des zon dagsmorgens kerkwaarts gaan, terwijl misschien diezelfde klokken met hun sonore geluid de uitvaart begeleiden van hem of haar die op de eerste dag van die week nog kerkwaarts ging. Nu gaat het me om de vraag of Bergmans gedachte toegepast op de kerkgang in de breedste zin van het woord bestaande in gebed, gezang, of ferande en prediking inderdaad van in vloed is en zo ja van welke invloed Nu gaat het hierbij om een veronder stelling 't kon de laatste eens zijn. Anders toch is het met een afscheids preek van een vertrekkende dominé of van een die met emeritaat gaat. De laatste houdt zelden geheel op met pre ken. 'k Heb maar eenmaal het verhaal gehoord van een predikant die zijn af scheid had gepreekt en toen tot een collega zeiZiezo, dit is de laatste keer dat ik de kansel heb beklommen, 'k hoop er nooit weer op te komen". Inderdaad een vreemd geval, 't Was hem blijkbaar elke rustdag een hele klimtocht geweest. Dit nu daargelaten wilde ik het over de veronderstelde laatste kerkgang hebben. Ik onderstreep dit verondersteld, want weten doet men het niet. Bergman doet alsof dit het laatste bedrijf is dat hij uitoefent. Men moet wel spreken van een „alsof", want in feite weet men het niet. Zal dit alsof nu niet de manier van doen beheersen Het is immers niet ze ker dat het ditmaal de laatste keer is. Als Calvijns einde nadert en de predi kanten van Genéve te zijnen huize de maaltijd gebruiken, laat de hervormer zich in de zaal dragen, en de tranen komen de predikanten in de ogen, als hij zegt„Ik kom, broeders, om u voor de laatste keer te ontmoeten, en met u aan tafel te zitten". Een week later stierf hij. Hier was dan ook geen „als of" bij. Het juiste zal wel zijn het be wustzijn dat ons leven staat in het te ken van het abrupte ik weet de dag mijns doods niet. Er moet zijn een zich altijd bewust zijn van het vergankelijke, van de mogelijkheid zo dadelijk voor God te zullen verschijnen om reken schap af te leggen van hetgeen we in het lichaam hebben gedaan, hetzij goed, hetzij kwaad. 2 Cor. 5:10. We kunnen ons leven zien als een mozaïek van Godswege, een werk van ingelegde stukken die met elkaar aller lei figuren en tekeningen vormen een mozaïek die Hij klaar maakt om in te voegen als stenen in Zijn tempel. Zo staat het met het christelijk leven, 't welk we als geheel leven tot Gods eer Of gij dus eet, drinkt of wat ook doet, doet het alles ter ere Gods. Alle werk uit onze hoofden of handen af komstig is zulk een mozaïek. Nu krijgen we van deze mozaïek geen blauwdruk in handen. De goede werken die we doen heeft God voor bereid. We weten niet wanneer onze mozaïek af iswe weten niet welk stukje waar wij naar Gods bestel mee bezig zijn het laatste is. Elk stukje kan het laatste zijn vandaar dat elk stukje met zorg moet bewerkt worden. De architect van het grote geheel zal er wel afhouwen en corrigeren wat weg moet, zoals u de stratenmaker bezig kunt zien de steen in te passen in het geheel of zoals een beeldhouwer de vorm schept van zijn kunstwerk door dat er stukken afvliegen. Zo zal 't ook wel zijn met de veronderstelde laatste preek of kerkgang die in het geheel moet passen, maar daarom niet meer èn niet minder zorgvuldig dient behan deld te worden als steeds eis is voor het te volbrengen werk. Elke gedachte, elk woord, elke daad kan onze laatste zijn, maar niet in dit mogelijk het laatste zijn, ligt onze ver antwoordelijkheid, zodat ze ons zwaar der zou moeten wegen dan ooit. Onze verantwoordelijkheid ligt in de op dracht, in het geheel van de taak door God ons opgedragen. Een taak die we weliswaar bij ogen blikken meer of minder ons bewust kun nen zijn, doch die te volbrengen ons steeds moet voor ogen staan, hetzij voor het eerst, hetzij voor het laatst. Brouwershaven B. WENTSEL. 30. Het raadselachtige leger van Abram In Gen. 14 ontmoeten we Abram in een hoedanigheid, waarin we hem ons meestal niet voorstellen. We kennen hem als herdersvorst, als huisvader, als vader van alle gelovigen maar hier, in Gen. 14, ontmoeten we hém als veld heer. Dat is iets bijzonders van dit hoofdstuk. Trouwens, het is niet de enige bijzonderheid er van. Het loont daarom ruimschoots de moeite dit be kende, maar in menig opzicht nogal duistere, hoofdstuk eens wat nader te bekijken. Het verhaal is op zichzelf be kend genoeg. Vier „Koningen van het Oosten", waarvan Kedorllaomer, de koning van Elam, en Amrafel, de ko ning van Sinear, wel de bekendste zijn, hebben Sodom en Gomorra en de om liggende steden ingenomen en uitge plunderd. Alles hebben ze meegenomen ook Lot met z'n gezin en al z'n be zit, want, deelt vs 12 ons mee, Lot was in Sodom gaan wonen. Als Abraham hiervan hoort, achtervolgt hij de over winnaars, overvalt hen bij nacht en brengt alle geroofde goederen en men sen, ook Lot en de zijnen, terug. De eerste vraag, die bij ons opkomt, is natuurlijk deze waar haalde Abram een troepenmacht vandaan, sterk ge noeg om nota bene vier verbonden ko ningen: met hun legers te kunnen over vallen en vervolgen (vs 14)? Vs 14 antwoordtAbram bracht al z'n perso neel in de strijd, 318 man. Maar wij vinden dat wel wat weinig wat is nu een legertje van 318 man tegenover 4 koningen en hun mannen Nu kan het zijn dat deze 4 koningen niet bepaald vorsten van wereldrijken waren, maar slechts over kleine staatjes of zelfs steden regeerden. Stadstaatjes kwamen toen nl. nogal voor later, in de tijd van de intocht der Israëlieten in Kanaan, horen we daar veel van we ontmoeten de koning van Jericho, de koning van Ai, de koning van Jeruza lem, enz. Het woord „koning" wekt dan eigenlijk een veel te grote voorstelling van deze vorstjes, die meestal slechts over één stad met haar omgeving te gebieden hadden. Het zou kunnen zijn, dat we ons ook van de 4 koningen van Gen. 14 (en dus ook van hun legers) niet teveel moeten voorstellen, en dat ze met de koning van Sodom en zijn collega's van Gomorra, Adama, Zeboim en Zoar meer of minder op een lijn stonden. Maar we weten ook weer niet zeker of dat het geval was. Want het blijkt nogal moeilijk te zijn uit te ma ken wie met deze 4 koningen bedoeld worden en wat de landen (of steden) waren waarover ze regeerden. Op deze wijze komen wij dus voor 't ogenblik nog niet veel verder. Er zijn echter wel andere gegevens, die ons misschien wat licht geven over het probleem van Abrams kleine leger tje. Uit de tijd kort voor de intocht van de Israëlieten in Kanaan zijn ons een aantal documenten op kleitafels be waard. Het zijn voor 't grootste deel brieven, door kleine Palestijnse vorsten (stadkoninkjes, zie boven) gezonden aan hun opperheer, de koning van Egypte. (De Egyptische koningen had den toen nl. ook de heerschappij over Palestina.) Vooral aan de koningen Amenofis III en IV (omstreeks 1400 a 1350 voor Christus zijn ze gericht. Deze brieven worden gewoonlijk de Amarna-brieven genoemd, omdat ze in Tell el-Amarna in Egypte gevonden zijn. We horen uit deze brieven het een en ander over de toestanden in Palesti na kort voor de intocht van de Israë lieten. En en daar gaat het ons nu in verband met Gen. 14 om we ver nemen er ook iets over de grootte van de toenmalige legers. Zo vraagt in een van de brieven de koning van Gebal aan de Egyptische koning om 400 man en 30 wagens, om zijn stad tegen vijan den uit Syrië te verdedigen. In een an dere brief wordt gevraagd om 20 man ter verdediging van Tyrus zelfs is in een van de brieven sprake van een troe penafdeling van 10 man. Als we verder bedenken, dat de Egyptische koning Thotmes III, bekend om zijn grote ver overingen, zich er op beroemt in een bepaalde veldslag 83 vijanden gedood en 340 vijanden gevangen genomen te hebben, zien we wel in, dat het leger tje van 318 man, dat Abram in 't veld bracht, niet zo belachelijk klein was als wij geneigd zijn te denken. Al moet aan de andere kant worden toegegeven, dat de oude geschiedenis óók melding maakt van veldslagen, waarin aan weerszijden 20.000 man of nog meer stond. We moeten overigens niet ver geten dat Kedorlaomer en z'n bondge noten niet op een overval rekenden. Ze werden door Abram bij nacht verrast. In zo'n geval is met een klein leger veel te bereiken. Het getal 318 stelt ons echter voor nog meer problemen. De gedachte is nl. vaak geopperd, dat het een kunstmatig getal zou zijn. Een getal met een be paalde betekenis, op een bepaalde wijze gevormd. In dat geval gaat het er dus niet om ons de werkelijke grootte van Abrams leger mee te delen. Die gedach te kan vreemd lijken, maar is in wer kelijkheid niet zo wonderlijk. In het oude Oosten werkte men nl. graag met getallen, hun betekenis en hun symbo liek. Het is bekend genoeg, dat getal len als 3, 4, 7, 12, 40 e.a. in de Bijbel een bijzondere betekenis hebben. Graag gebruikte men ze om ergens een be paalde symboliek in te leggen. Zo deelt (om maar één voorbeeld te noemen) Mattheüs het geslachtsregister van de' Here Jezus in in 3 X 14 geslachten, daarbij gebruik makend van de beteke nis van de „heilige" getallen 3 en 7. Wie naar getallen-symboliek zoekt, vindt ze door heel de Bijbel heen de gouden kandelaar had 7 armen, er wa ren 12 toonbroden, 12 discipelen, enz. Daarnaast stond nog een ander ge bruik, dat men van getallen kon ma ken, nl. om er een woord in te verber gen. Dat ging zo. Iedere letter had een bepaalde getalswaarde (a 1, b 2, d 4, enz.). Door de getalswaarden van de letters van een woord bij elkaar op te tellen krijgt men de getalswaarde van dat woord. Dit werken met getal len noemt men gematria. Het werd, als gezegd, vooral gebruikt om een be paald woord te verbergen. Alleen de ingewijden wisten dan wie of wat be doeld werd. Zo kunnen wij er wel ze ker van zijn dat het bekende getal 666 een gematrisch getal is. Er zit een naam in verborgen, die men uit veiligheids overwegingen niet voluit durfde schrij ven. De ingewijden wisten wel wie be doeld werd wij niet meer. In het getal 318 in Gen. 14 heeft men nu ook zo'n gematria willen zien. Het blijkt nl. dat de getalswaarde van de naam van Eliezer, Abrams voornaamste knecht, in het Hebreeuws precies 318 is. En redeneert men dan dat kan bijna niet toevallig zijn. Het moet iets te be tekenen hebben. Wat dan wel Daar op zijn twee antwoorden mogelijk. Ten eerste Eliëzer betekentMijn God is hulp. De bedoeling is dan, dat Abram niet door de sterkte van zijn leger (hoe groot of hoe klein dat dan ook geweest moge zijn) z'n overwinning heeft be haald, maar alleen door Gods hulp. Vertrouwen op God overwint alle moei lijkheden, ook als eigen krachten te kort schieten. Of, ten tweede bij het overschrijven van de handschriften was na verloop van tijd het oorspron kelijke getal van Abrams knechten ver loren gegaan. Niemand wist meer welk getal er oorspronkelijk gestaan had. Latere overschrijvers wilden deze leem te opvullen, maar omdat ze het juiste getal niet wisten en ook niet zo maar wat wilden fantaseren, vulden ze de getalswaarde van Eliëzer in, om daar mee tevens duidelijk te maken, dat het oorspronkelijke aantal niet meer bekend was. Deze twee uitleggingen hebben dit gemeen, dat we in beide gevallen niet weten hoeveel man Abram nu eigenlijk in 't veld bracht. Het is wel vernuftig bedacht. Maar het lijkt mij toch niet strikt nodig hier de getallen symboliek te hulp te roepen. Een leger van 318 man was, blijkens de boven vermelde gegevens, geen onmogelijk heid en de overeenkomst met de getals waarde van de naam Eliëzer kan heel goed toevallig zijn. J. V. DE R.K. EREDIENST. Als u wel eens een Rooms-Katholiek missaal (boek met de liturgie van de R.K. kerk) in handen hebt gehad, dan zult u er op het eerste gezicht wel niet zo erg veel van begrepen hebben. En als u voor de radio of de televisie wel eens een Rooms-Katholieke hoog mis hebt gevolgd, dan zal bij u de vraag zijn gerezen Wat gebeurt er toch al lemaal in deze vorm van eredienst Nu is het voor een Protestant niet eenvoudig om de betekenis van alle

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1964 | | pagina 1