eeuwóe 3£erkbocle Er is maar één RELIGIE NAZORG Xiturgie rn 19c JAARGANG No. 3 17 JULI 1964 OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND Redactie Ds. W. H. Gispen, TerneuzenDs. B. Wentsel, Brouwershaven Ds. G. van Wilgenburg, Middelburg. Correspondentie-adres Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. MedewerkersJ. A. van Bennekom, MiddelburgDr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene, Baarland Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. W. Kats, Goes Ds. A. G. Kornet, Vlissingen „ik worstel ^r. P» G. Kraan, Vlissingen Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden Ds. D. Ringnalda, Middelburg en ontkom- Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo. Abonnementsprijs 3,50 per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 15 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 15 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 22 80 „Ik wilde altoos tot U komen, Een leven lang. 't Werd als een labyrinth-in-dromen Één martelgang. Vergeefs een weg zocht ik te stijgen Naar U van mij 'k Kom, neergezonken, enkele hijgen Kom GijKom Gij 1 U heb ik nimmer kunnen winnen langs eigen paan, Maar Gij zij't, van den aanbeginne, tot mij gegaan Met deze dichterlijke belijdenis van onze tijdgenoot H. K. Mulder is in ont roerende bewoordingen de absoluutheid van het Christendom geponeerd. Mulder geeft zijn vers tot titel ,,De Weg" en hierboven kunt u lezen dat ,,De Weg" nooit kan lopen van de mens naar God, maar wèl van God naar de mens, nooit van beneden naar boven, maar wèl van boven naar be neden. Dit nu is voor 100 juist en daar om zou Mulders' gedicht ook heel goed tot titel kunnen hebben „Er is maar één Religie" of „De Absoluutheid van het Christendom" Hierover nu is het dat wij in de prac- tijk van ons ambtelijk werk als evange lisatie-predikanten en ook wel op de catechisatie met onze gedoopte jeugd telkens weer mogen spreken. Laat ik er daarom ook maar iets, al kan dit uiteraard maar weinig zijn, in onze Kerkbode over schrijven. Het probleem duikt op aan de lopen de band van onze gesprekken ,,Maar, dominee, is het niet griezelig onver draagzaam te beweren dat er maar één absolute religie is Durft U nu echt vol te houden dat alle andere godsdiensten vals zijn .Vindt U niet dat zulk godsdienstig fanatisme allesbehalve past bij de mo derne mens Dacht U dat uw mening over die absoluutheid van het Christendom be vorderlijk is aan de algemene broeder schap en medemenselijkheid onder de volken der wereld en ook in ons eigen volksleven „Zijn er dan geen waarheidselemen ten in elke religie - „Ziet U bepaald geen heil in het syncretisme, in het samen-vermengen van alle godsdiensten „Zou niet één grote, universele re ligie, waarin de christen en de Islamiet, de Hindoe en de Chinees elkander vin den, de verzoening tussen de volken kunnen bewerken Ik acht het persé geen onheilige in tolerantie om op al deze en soortgelijke vragen recht-op-de-man-af te antwoor den dat er nooit een levende religie kan groeien uit een willekeurige vermenging van allerlei heterogene gedachten. Religie is geen puzzle, waarvan de onderdelen zich laten samenvoegen. Onze diep-betreurde professor, wij len Dr. J. H. Bavinck heeft eens te recht geschreven „De godsdiensten der wereld staan in tal van opzichten lijnrecht te genover elkaar. Of liever het Christendom staat tegenover alle. Het kan nooit samensmelten met de andere, of het geeft zichzelf prijs". Inderdaad Het Christendom is principiëel an ders dan alle andere z.g.n. reiligies, die de mens doen verdwalen in de „martel gang van het labyrinth der dromen". Zij gaan immers uit van de algemeen- menselijke religiositeit, die alleen maar kan leiden tot afgoderij. Van de bizondere openbaring Gods is dan geen sprake. Hun „religie" is uit de mens en niet uit de levende God. Daarentegen gaat het in ons christe lijk geloof niet om menselijke religie, maar om onze „gebondenheid" (het Latijnse woord religio betekent „band") aan Gods bizondere openbaring in Je zus Christus, Die dé „Weg" is, dè Waarheid en het Leven. Afgod is alles, waarin men heil zoekt buiten de enige en volkomen Heiland, Die kon zeggen „Niemand komt tot de Vader dan door Mij„Wie Mij gezien heeft, die heeft de Vader ge zien Hebt U, mijn lezers, wel eens de 12 gebrandschilderde ramen van de Uni versiteit te Utrecht gezien Daarin is het Christelijk geloof afge beeld als een heldere, rechtstandige fi guur met gesluierd gezicht, maar vóór de sluier hangt de schitterend-stralende Zon der Waarheid als het „Licht der wereld". Lijnrecht hier tegenover ziet U een oude, lelijke vrouw, die echter een mas ker van jeugdige schoonheid draagt. Zij stelt de antipode van het Christen dom voor, n.l. de Superstitie, het bijge loof, het geestelijk overspel van de valse profetie. In Christus, de Immanuël, de God- met-ons, mogen wij, dank zij de bizon dere openbaring, de bereikbare God dienen, de God, Die een klein jongetje werd. De mens wordt niet God, maar God werd mens en hierin ligt de absoluut heid van het Christendom, het geheel- énig karakter van de énig-ware religie. Van beneden af kan het niet. Hier beneden is wel honger, maar het brood moet van boven komen. De mens heeft dorst, maar daarmee is het water er nog niet. Dit levend water is een water val en „vallen" is uiteraard een beweging van boven naar beneden. God moet naar de mens komen, wil Hij voor de mens bereikbaar zijn. In Christus is God naar ons toe ge komen. Maar dan ook in Christus alleen. „De behoudenis is in niemand an ders, want er is ook onder de hemel geen andere naam den mensen gege ven, waardoor wij moeten behouden worden" (Handelingen 4:12). Zo is het en niet anders Er is maar één religie Waarom schrijf ik dit artikel Is het niet intrappen van een open deur Was dat maar waar Wij leven middenin het modern hei dendom, middenin het Neo-paganisme, vol post-christelijke afgoderij en dit heeft anno 1964 veel meer invloed op ouderen en jongeren dan velen onzer vermoeden. De moderne mens is veel te religieus, waarmee ik bedoel dat hij het met de Here Jezus alléén niet af kan. Er gaat vrijwel geen week voorbij of ik mag een gesprek voeren, waarin ik mij te keren heb tegen de vergodde lijking van het schepsel, van de super mens. Tegenover de grote leugen der zelf verlossing en zelfverheerlijking weten we ons geroepen te volharden in de verkondiging van het Evangelie, dat „niet-naar-de-mens" is „Christus al leen en anders geen D. RINGNALDA. En als hij het vindt, tilt hij het met blijdschap op zijn schouders. Lucas 15:5. Neen, geen moeite is voor de herder te groot. Al is hij nog zo moe van het zoeken, toch legt hij het schaap op zijn schouders. Het heeft in eigen kracht gedwaald, maar het wordt op de schou ders van de herder teruggebracht. Dwa lende heeft het z'n kracht verbruikt, doch juist die hulpeloosheid brengt de herder er toe het op zijn eigen schou ders te leggen. De „weergevonden ziel" heeft bij zondere zorg nodig moeite en kosten, tijd en krachten kunnen voor deze cu- rae speciales niet gespaard worden. Als de kerk geen droefheid kent over het afdwalen en geen vreugde kent over het terugkomen van haar kinderen, leeft zij niet uit de gezindheid, die in Christus Jezus is (Fil. 2:5). Zijn droefheid moet onze droefheid zijn, en met zijn vreugde moeten ook wij ons verheugen. Het welkom van ons hart, het welkom in ons woord, het wel kom in onze daad moet uitgaan tot ieder, die weer bij de herder mocht ko men. We moeten onze schouders niet te verheven achten om ze onder het Evangelisatie-werk te zetten. Dan zal God die schouders sterk maken. Naar onze liefde zal onze kracht zijn. Een blij hart kan veel verzetten. De vreugde van de Herder straalt op ons af en doet ons alle moeite vergeten. O, er is in dit opzicht zo heel veel werk, dat schijnbaar de inspanning niet loont. Wat hebben we bereikt Zijn er niet de vele gevallen van geestelijk recidivisme En het is nu eenmaal een trek van het menselijk hart om het zaaien maar na te laten op een akker, die geen snel-rijpende oogst belooft. Wij willen resultaat zien en succes boe ken. Het werk op de lange baan kan zo vermoeien. Jezus Christus legt beslag op onze schouders. En waar het werk in de ge meenschap met Hem aanvaard wordt, daar zal ook zijn de kracht tot volhar ding. Ja, we moeten de teleurstellingen incasseren. Maar de vreugde van de Herder houdt ons er boven op. Door Zijn liefde bewogen, zullen wij met liefde ontvangen en omringen allen, die Hij weer naar Zijn kerk wil heen lei den. Zij mogen op onze steun en op ons meeleven rekenen. Onze liefde zal niet verwijten. Wie zijn wij, dat onze voet mocht blijven op de weg van Gods woord We zien op niemand uit de hoogte neer. Het gebod van de Apostel draagt elkanders lasten geldt wel zeer bijzonder in deze situatie. We zul len begrijpen en niet forceren. We zul len de eis tot na-zorg blij en ernstig betrachten. God geve aan Zijn kerk tere en ster ke schouders. G. S. O. Avondmaalsfrequentie. Toen we de vorige maal spraken over het Avondmaal in het Nieuwe Testament beloofden we u op de vraag naar de frequentie er van nog nader in te gaan. Voor onze bezinning op de liturgie in de eredienst van de gemeen te is deze zaak inderdaad van grote betekenis. Nu wordt over deze kwestie de laat ste tijd vrij veel gesproken. Er is een enquête geweest in onze kerken door synodale deputaten en deze hebben hun bevindingen, tezamen met een gedegen studie over de avondmaalsviering in Schrift en historie, neergelegd in een rapport aan de Synode van Groningen. Op deze Synode heeft men zich met de zaak van de Avondmaalsfrequentie diepgaand bezig gehouden en belang rijke besluiten genomen. Frappant is dat ook de Synode van de vrijgemaakte kerken deze materie dit jaar heeft behandeld en Ds. Wis- kerke van Middelburg heeft in de Re formatie over dit onderwerp zeer oriën terende artikelen geschreven. Hoewel niet blijkt dat men kennis nam van ons deputatenrapport, toch is er een zeer duidelijke overeenstemming in de con clusies. Bij alle verschil van mening, die er is tussen onze en de vrijgemaak- Wegens vacantie van het personeel zal het nummer van vrijdag 7 aug. niet verschijnen. In het nummer van vrijdag 31 juli worden derhalve ook de predikbeur ten van zondag 9 aug. gepubliceerd. De Uitgevers. V»—J te kerken, blijkt er toch ook nog wel eens het zelfde in zicht te kunnen be staan, en dat is verblijdend. Tevens mag men concluderen, dat de Schrift- gegevens dus blijkbaar toch een be paalde richting wijzen. Het ligt in de bedoeling, dat van wege onze Synode nog een geschrift zal verschijnen over de frequentie van de viering van het Heilig Avondmaal. Wij zien daarnaar met belangstelling uit, en misschien komen we in dat ver band nog wel eens op dit onderwerp terug. Nu willen wij ons al vast eens bezig houden met de gegevens van het Nieu we Testament in dit opzicht. Als er nu ergens een tekst te vinden was met het absolute bevel ge zult elke zondag Avondmaal vieren, dan was het al erg eenvoudig. Maar het Nieuwe Testament spreekt niet tot ons op de wijze van een wetboek. Maar daardoor wordt de zaak wel gecompliceerder. Nu moeten we door zorgvuldig lezen en studeren zoeken naar de klaarblijkelijke bedoeling van de Schrift. En dan kan men wel eens van mening verschillen. Toch is er zo langzamerhand wel een communis opinio, een gemeenschappe lijke mening onder de uitleggers ont staan, en wij sluiten ons daarbij gaarne aan. Wij hebben er de vorige maal al op gewezen, dat in het Nieuwe Testament veelvuldig de term breken van het brood voorkomt. Het is zelfs wel eens zo, dat de samenkomst van de gemeen te met deze term wordt getypeerd. Zo vinden we het b.v. in Hand. 20 7 En toen wij op de eerste dag der week samen gekomen waren om brood te breken, hield Paulus een toespraak tot hen. U ziet dat naast de prediking, die in genoemd geval niet al te kort duur de, er ook nog iets anders gebeurtHij brak het brood en at (vers 11). Wordt hier dan zonder meer het Avondmaal mee aangeduid Nu kent het Nieuwe Testament ook nog een andere maaltijd, die een eigen plaats had in de gemeente, nl. het lief demaal (agapè). In de brief van Judas (vers 12) wordt daarover gesproken. Maar vooral handelt de apostel Paulus daarover in 1 Cor. 11. En dan wordt het duidellijk, dat in dit verband ook het Avondmaal aan de orde komt. Be langrijk is Paulus' vermaan in vers 20 Wanneer ge dan bijeen komt, is dat niet het eten van de maaltijd des He ren. Hier wordt een misstand aange duid. Voor het liefdemaal nam iedereen iets mee, naar draagkracht. Maar men gedroeg zich niet behoorlijk, de één nam te veel, de ander kreeg te weinig. Zo bleef er van een agapè, een liefde maaltijd weinig meer over. Zo kon men toch niet de maaltijd des Heren eten (vers 20). Hiermee wordt door Paulus het Avondmaal aangeduid, want over de instelling daarvan spreekt hij in vs 23 en vervolg. Blijkbaar ging op een bepaald moment de liefdemaaltijd over in de maaltijd des Heren, het Avond maal. Daarom kreeg de term „breken van het brood" ook die bijzondere be tekenis. Het is maar niet samen even eten en drinken, hoe belangrijk ook op zichzelf, maar het kreeg in vele geval len een andere dimensie, die van het Avondmaal. En als het samenkomen van de gemeente hiermee wordt gety peerd, geeft dit blijk van een hoge fre quentie. Opvallend is ook dat Paulus niet de fout aanwijst in een veelvuldige viering, die minder zou moeten worden,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1964 | | pagina 1