eeuwóe
3Cerkbode
De Vrouw in het Ambt
Kinderdoop en magie
Onze Diakenen
HIER en DAAR
19e JAARGANG ^No. 1
3 JULI 1964
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND
RedactieDs. W. H. Gispen, TerneuzenDs. B. Wentsel, Brouwershaven Ds. G. van Wilgenburg, Middelburg.
Correspondentie-adresLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg.
MedewerkersJ. A. van Bennekom, MiddelburgDr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene, Baarland
Drs. A. Elshout, KoudekerkeDs. W. Kats, Goes Ds. A. G. Kornet, Vlissingen
ik Worstei P* C. Kraan, Vlissingen; Ds. G. S. Oegema, ArnemuidenDs. D. Ringnalda, Middelburg;
en ontkom" Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo.
Abonnementsprijs
3,50 per halfjaar
bij vooruitbetaling
Advertenties
15 cent per mm.
Bij abonnement lager
Losse nummers 15 cent
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 24 38
Giro no. 4 22 80
Men kan het bovenstaande opschrift
wel echt eigentijds noemen. En dan
niet als theoretisch-theologisch pro
bleem van de studeerkamer of katheder
doch als volop in de practische sfeer
aangeland. En dan alweer niet in be
perkte kring van wat driftige voorstand
sters, doch over een breed front aan
de orde. Zowel in binnen- als buiten
landse kerken is men er mee bezig in
protestantse en roomse bladen treft men
artikelen met bovenstaand opschrift
aan.
In de Zweedse staatskerk is er heel
wat over te doen en in de Church of
Schotland is de desbetreffende commis
sie niet tot een eenstemmige uitspraak
over de toelating van de vrouw in het
ambt kunnen komen.
In ,,De (roomse) Bazuin" lees ik een
artikel over deze materie en „De Gere
formeerde vrouw" biedt eveneens stof
over dit vraagstuk aan. Een ogenblik
kwam de gedachte bij me op dat men
in de kring van de vrouwenbeweging
bezig is aan een zekere afronding van
de gestelde taken.
Ik las namelijk een uitspraak in die
richting als zouden er nog twee terrei
nen te veroveren zijn voor de invloed
der vrouw, namelijk de beurs en de
kerk. ('t Is geen prettige samenvoeging
kerk en kapitaal.)
Hoe het in roomse kring ligt zal wel
het minst bekend zijn bij onze lezers.
Daarom het volgendeTwee Duitse
vrouwelijke theologen aan het Conci
lie-secretariaat te Rome schreven in
een memorandum o.a. aan de Mechelse
kardinaal Suenens en de Duitse bis
schoppen laat de vrouw toe tot het
ambt in de Katholieke kerk. Hiermede
bedoelen deze vrouwen dan niet allleen
het diaconaat, maar ook het priester
schap. Zij menen hun memorandum te
kunnen sterken door een uitspraak van
genoemde kardinaal in onze tijd, waar
in de vrouw bijna naar de maan reist,
moeten we haar wel een belangrijker
taak in de Kerk toekennen. Intussen is
bij Rome nog geen afdoend antwoord
gegeven, noch positief noch negatief.
Voor de Rooms-Katholiek is bij de be
antwoording van de vraag niet zozeer
de Bijbel als wel de traditie betrokken.
Een beroep op de Bijbel acht men daar
vrijwel zinneloos, omdat de toetreding
tot het priesterambt primair een roeping
van de Kerk uit is. De vraag is niet of
de vrouw het net zo goed of misschien
wel beter zou kunnen dan de man, maar
of de Kerk roept.
Laat ik hier in de eerste plaats mo
gen opmerken, dat het me heel juist
schijnt dat hierboven gesproken wordt
van de vrouw in het ambt. Niet in het
diakenambt alleen, maar in het ambt.
Lees ik wat door onze Gereformeerde
vrouwen te berde gebracht wordt in
„De Geref. Vrouw", dan lijkt het wel
(7)
Ik ga nog even verder met de be
spreking van de „stellingen" van Stan
ley Anderson tegen de kinderdoop, op
genomen in 't artikel van br. v. d. Brink.
„De kinderdoop is nutteloos, omdat er
geen enkele zegen voor een kind uit
voortvloeit. Zuigelingen hebben geen
woorden en zij hebben geen werken op
grond waarvan zij veroordeeld kunnen
worden."
Ik leg hiernaast een passage uit de
toespraak van br. v. d. Brink, die ik
reeds in no. 2 van deze serie citeerde.
„Wij verwerpen daarom de gedachte,
dat onze kinderen (dus die van de ge
lovigen) zonder hun weten der verdoe
menis deelachtig zijn. Gelovigen zijn
koningen en priesters in het rijk Gods
en hun kinderen zijn geen kleine ver-
doemelingen, maar zonder hun weten
alsof men zich angstvallig beperkt tot
het ambt van het diakenschap, ook nog
wel spreekt over het ouderlingenambt
doch over het predikambt zwijgt. Wil
men wel de Zeeuwse muts en de Frie
se kap in de banken der ambtsdragers,
maar geen vrouwelijke toga op de
preekstoel Zie, ik meen dat er een
onzuivere discussie gaande is of op
gang komt als men alleen naar het po
dium terzijde van de preekstoel kijkt.
Het moet te voren vast staan dat een
beslissing principiëel uitvalt ten opzich
te van heel de ambtsbediening. Is deze
voor de vrouw dan geheel.
Ik zeg hier heel niet dat ik er voor
zou zijn 'k wil slechts op een zuivere
discussie aandringen en liever geen
kerkelijke diplomatie in actie zien ko
men door tacties met het diakenambt te
beginnen zonder op de consequenties te
letten. We moeten weten wat er aan
vast zit.
Nu is het merkwaardig dat in Zwe
den drie punten naar voren kwamen.
De interpretatie van de Heilige Schrift
op dit puntde maatschappelijke eman
cipatie van de vrouw en de democrati
sering van de kerk. In Schotland werd
men het niet eens over de toelating van
de vrouw in het predikambt, wel over
die in het ambt van ouderling. M.i. dus
inconsequent.
Mijn andere opmerking moge zijn dat
hier toch wel een principiële beslissing
dient te vallen. De vraag of de vrouw
geschikt is voor deze ambtsvervulling
is betrekkelijk bijkomstig. Waarom zou
ze niet Maar ik dacht dat het daar
niet allereerst om ging. Wel over de
vraag of de -Schrift een woordje mee
heeft te spreken of dat we met de
Roomse scribent in „De Bazuin" menen
dat het zinloos is dit te onderzoeken,
omdat in Christus' tijd de vrouw on
mondig was en maatschappelijk geen
enkele functie kon vervullen. In Schot
land meent men blijkbaar, dat het zo
eenvoudig niet ligt en in Zweden staan
Hoogkerkelijken en Laagkerkelijken te
genover elkaar juist op het punt van
de Schriftuitspraken.
Ofschoon niemand onzer in deze tijd
terug verlangt naar de heerschappij van
vermeende en afgeleide beginselen,
tweedehands beginselen, mogen we
toch stellig op zijn minst verlangen dat
niet zonder de Bijbel over deze dingen
geoordeeld wordt.
Misschien een beetje ondeugend een
opmerking is het als ik me herinner dat
Luther eens zei het staat niet in de
Schrift als verboden, dus doe ik het,
terwijl Calvijn juist andersom sprak
het wordt niet geboden, derhalve doe
ik het niet. Zodoende staat in de Lu
therse kerk het altaar en ontbreekt het
in de Gereformeerde Kerken.
Brouwershaven B. WENTSEL.
prinsen en prinsessen, eveneens be
stemd om te zijner tijd het koningschap
te ontvangen."
Zowel bij Anderson als bij br.
v. d. Brink vinden we dus een looche
ning van de erfzonde.
Br. v. d. Brink noemt in dit verband
Psalm 51 ,,Zietin ongerechtigheid
ben ik geboren en in zonde heeft mijn
moeder mij ontvangen"
Hij vindt dit helemaal geen bewijs
plaats voor de erfzonde. „Hij (David)
wist heel goed dat in zijn geslacht ve
len de huwelijkswetten overtreden had
den. Wie de geslachtsregisters bestu
deert, weet dat de afkomst van David
wat zijn onbekende moeder betreft, on
zeker is. In ieder geval is het een licht
vaardige zaak op deze tekst een ganse
theologie te bouwen."
„Wie de geslachtsregisters bestu
deertschrijft br. v. d. Brink. Het
ware te wensen, dat hij zich zelf eens
zette ter bestudering van deze regis
ters. Dan zou hij te weten komen, dat
in de geslachtsregisters de moeder
meestal niet wordt genoemd. Ik, op
mijn beurt, vind het een lichtvaardige
zaak om op deze grond te spreken over
een overtreding van de huwelijkswet
ten.
Wie onbevooroordeeld Psalm 51
leest, zal waarschijnlijk niet op de ge
dachte komen, dat David het hier over
zijn „verdachte" afkomst heeft. Geluk
kig maar, want deze opvatting past ook
in 't geheel niet in het verband van deze
Psalm. David heeft het hier over zijn
eigen zonde en schuld, en niet over een
eventuele misstap van zijn vader of
moeder.
Hier is geen sprake van een exege
tische fout. We kunnen alleen maar
zeggen, dat er in 't geheel niet geëxe-
getiseerd is. Men is uitgegaan van de
vooronderstelling, dat er geen erfzonde
bestaat, en heeft daarna aan Psalm 51
een „draai" gegeven, waardoor men in
dit lied niets daarover zou lezen. Maar
we kunnen dit alleen maar beschouwen
als een „wringen" aan Bijbelse gege
vens de Bijbel laten zeggen, wat
we zélf willen.
Br. v. d. Brink wijst nog even op de
woorden uit Job 14:4: ,,Wie zal een
reine geven uit een onreine". Hij rea
geert daarop als volgt„Maar Jezus
noemt de gelovigen niet onrein, maar
rein en heilig. Jezus zelf is rein en hei
lig geboren uit de maagd Maria. Wij
vragen ons af kan uit een reine wel
een onreine geboren worden Onze
kinderen zijn het erfdeel des Heren en
niet van de duivel. Daarom behoren zij
tot het akkerwerk van de Heilige Geest
en niet van de boze machten".
Er zit in de redenering van br.
v. d. Brink een fout.
i
Er is heel veel geschreven over de
éénheid van de ambten, maar hoe je
het ook wendt of keert, elk ambt op
zichzelf heeft iets bijzonders. Dominee's
zijn wel de apartheid in het kwardraat.
Die zijn of die worden allen wel „sin
gulier". Ik las eens een boek, door een
collega geschreven. Die wist precies,
hoe een dominee moet zijn. Mijn vrouw
las het boek ook en kwam tot deze re
actie „Ik wou zijn vrouw wel eens
over hem horen".
De éénheid van de ambten we
zullen dit als principe aanvaarden.
Toch zijn de ouderlingen weer anders
dan de diakenen. En een diakenverga
dering heeft een eigen charme. In mijn
tegenwoordige gemeente hebben we
nog niet de onderscheiding breed en
smal. Hier kan ik alleen maar consta
teren, dat de diakenen er anders bij
zitten dan mijn ouderlingen en ik. Je
kunt dit geen woorden geven, je zou
haast zeggen wat minder militant. Ze
zijn het rustige element op de kerke-
raadsvergadering. Ofschoon ook soms
uitzonderingen de regel bevestigen.
In mijn eerste gemeente heb ik het
KERKELIJKE BOUWFONDSEN
LIJDEN GROTE VERLIEZEN
Met niet minder dan twintig procent
stegen de bouwkosten voor kerken van
1961 tot 1963. Deze cijfers zijn officieel
gepubliceerd in de staatscourant, omdat
de rijkspremie voor kerkbouw mede op
grond hiervan wordt berekend. Inmiddels
kan men aannemen, dat thans de bouw
prijzen nog weer 12 procent hoger liggen
dan vorig jaar.
Bij de bepaling van de kostenstijging
voor kerkbouw gaat men uit van de prij
zen in het jaar 1953. Stelt men die op 100
dan was dit in 1961 opgelopen tot 143
en in 1963 tot 163. Op het ogenblik is dit
indexcijfer gestegen tot omstreeks 175.
Dat de Here Jezus zonder zonde ge
boren werd, wil nog allerminst zeggen,
dat alle kinderen Gods zonder erfzonde
ter wereld komen.
Verder heeft br. v. d. Brink verzuimd
ons te zeggen, hoe hij Job 14:4 dan
wél verklaren wil. Hij laat ons ook vol
slagen in de mist over de vraag, hoe
de zonde in het leven van een kind van
gelovige ouders komt, wanneer dat
kind niet in zonde ontvangen en ge
boren is.
Br. v. d. Brink heeft Job 14 4 in ver
band gebracht met de heilige ontvan
genis en geboorte van de Here Jezus.
Dat hebben de opstellers van de cate
chismus óók gedaan. Alleen hebben zij
niet aan Bijbelteksten behoeven te
wringen en te trekken. Zij hebben be
leden, dat Hij „met Zijn onschuld en
volkomen heiligheid mijn zonde, waarin
ik ontvangen en geboren ben, voor
Gods aangezicht bedekt" (antw. 36).
Wanneer br. v. d. Brink hierop mis
schien reageert met de opmerking „De
catechismus is Gods Woord niet" (een
argument, dat we in dit soort discussies
zo vaak horen), zou ik daarop willen
zeggen„Laat dan Gods Woord
spreken, maar dan ook uitsluitend Gods
Woord, zonder uw vooronderstellingen.
Het is de vraag, of u dan ook nog zult
schrijven, dat de kinderen der gelovi
gen niet in zonde ontvangen en gebo
ren worden. Vooral wanneer u ook
teksten als Rom. 3:23; Rom. 5:12
en 5:19 in uw beschouwing betrekt.
Goddank mogen we van onze kin
deren belijden, dat ze in Christus ge
heiligd zijn (en daarom behoren ge
doopt te wezen), maar dat neemt niet
weg, dat ze, evenals alle mensen, in
zonde ontvangen en geboren zijn.
A. G. K.
meegemaakt, dat we als kerkeraad in
„breed" en „smal" uit elkaar gingen.
Toen meende ik ook een dominee
kan eigenwijs zijn dat op de diaken
vergaderingen mijn toezicht en hulp
nog wel enige tijd nodig waren. Ik ver
gaderde met hen en hield pauze met
hen. Het was oorlog en het was dis
tributie, maar ze hadden grote stukken
koek bij de koffie. Ik heb niet gemerkt,
dat het koekrantsoen elke keer wat
minder werd. Wel merkte ik, dat de
diakenen tot zelfstandigheid uitgroei
den, en dat ik mij in bescheidenheid
terug moest trekken. De titel van een
Engels boek Misunderstood Ver-
keerd-begrepen, geldt vaak voor het
pastorale leven. Ook de diakenen heb
ben mij toen niet begrepen en mijn be
scheidenheid niet onderkend. Want op
mijn verjaardag kreeg ik van hen een
gedicht, waarin ook deze regels waren:
Steeds kleiner onze stukjes koek.
En dominee niet meer op bezoek.
Misunderstood Verkeerd-begrepen.
Toch ben ik spontaan naar de diaco
nale conferentie in Goes getogen en
hoop U over deze conferentie iets te
vertellen.
G. S. O.
Dit betekent, dat de kerkelijke bouw
fondsen, waarvoor men vaak jarenlang
zorgvuldig spaart steeds weer enorme ver
liezen lijden door de oplopende bouwprij
zen. Teneinde de bouwplannen sneller en
dus goedkoper uit te voeren zal men in de
toekomst ongetwijfeld in veel sterkere
mate geld moeten gaan lenen. Dit is voor
deliger dan jarenlang sparen, al blijft een
eigen reservering uiteraard onmisbaar.
Volgens berekeningen van het bureau
Kerkopbouw in Utrecht zullen in de ko
mende vijf jaar rond 150 gereformeerde
kerken moeten worden gebouwd. Op het
ogenblik is er een duidelijke achterstand
merkbaar en die moet in de komende ja
ren worden ingehaald. Dat de gerefor
meerde kerken thans beschikken over een
eigen adviesbureau voor Kerkopbouw is
van groot belang. Door uitstel van bouw
plannen zijn reeds grote verliezen geleden.