eeuwée ^JCerkbocle
Calvijns CATECHISATIE over het GELOOF
Kinderdoop en magie
Het GING zo als VANZELF
ROEPINGEN of
BEROEPSBRIEVEN
18e JAARGANG No. 45,
12 JUNI 1964
„Ik worstel
en ontkom"
2
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND
Redactie Ds. W. H. Gispen, Schagen Ds. B. Wentsel, Brouwershaven Ds. G. van Wilgenburg, Middelburg.
Correspondentie-adresLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Medewerkers J. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene, Baarland
Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. W. Kats, Goes Ds. A. G. Kornet, Vlissingen
Dr. P. C. Kraan, VlissingenDs. G. S. Oegema, ArnemuidenDs. D. Ringnalda, Middelburg
Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo.
r
Abonnementsprijs
3,50 per halfjaar
bij vooruitbetaling
Advertenties
15 cent per mm.
Bij abonnement lager
Losse nummers 15 cent
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 24 38
Giro no. 4 22 80
Als Cavijn over het geloof met zijn
leerlingen gaat praten als over het
eerst in aanmerking komende hoofdstuk
der leer (hij vraagt ook wat het eerste
hoofddeel is) laat hij dit omschrijven
als een geheel en al op God vertrouwen
door Hem als de Almachtige en volko
men Goede te kennen.
Hoe weinig Calvijn dit als louter ob
jectief geloven aan Gods bestaan en
Gods handelen opvat, maar veeleer als
een binding van de mens aan Zijn
Schepper en Formeerder, blijkt wel uit
het door de leerling te geven bescheid.
Deze moet er namelijk vast van over
tuigd zijn, dat God hem liefheeft en zijn
Vader en Heiland wil zijn. 't Gaat de
prediker en categeet van Genève hierbij
om het geloof in Christus, 't Gaat hem
om de subjectieve geloofsovertuiging
#van de zondaar dat God hem liefheeft.
De overtuiging van het groot ver
trouwen op God en Gods Vaderliefde
gaat niet buiten Christus om derhalve
gaat het niet buiten het Woord in het
welk God ons Zijn barmhartigheid en
Zijn liefde jegens ons in Christus be
tuigt, om. Grondslag en begin van elk
Godsvertrouwen is dat wij Hem ken
nen in Christus Jezus. Hierbij wordt
dan ook verwezen naar Johannes 17:3
,,Dit nu is het eeuwige leven, dat zij
U kennen, de enige waarachtige God,
en Jezus Christus, dien Gij gezonden
hebt".
Om hem nu verder wegwijs te maken
moet de leerling eerst de Apostolische
geloofsbelijdenis of de twaalf artikelen
kunnen opzeggen als de formulering
des christelijke geloofs die bij alle
christenen geldt.
Sinds de aanvang der kerk is deze
bij de vromen in gebruik geweestze
stamt uit de mond der Apostelen öf
uit hun geschriften.
Deze belijdenis is in vier delen ver
vat en handelt over God de Vader, van
Zijn Zoon, Jezus Christus, van de Hei
lige Geest en van de Kerk en Gods
weldaden aan haar gegeven. (Hier
hebben we het bestek van Calvijns in
stitutie.)
Alvorens nu op elk artikel afzonder
lijk in te gaan, vraagt Calvijn naar de
Drieëenheid Gods. We moeten de Va
der zien als de aanvang en oorsprong,
als de laatste oorzaak van alle dingen,
en de Zoon, die Gods eeuwige wijsheid
is, en de Heilige Geest die als Godde
lijke kracht alles doortrekt en toch on
ophoudelijk in Hemzelf woont.
(6)
De vorige keer schreef ik iéts over
de stellingen" van Stanley Anderson
tegen de kinderdoop, die door br.
v. d. Brink in zijn artikel werden over
genomen. Vandaag wil ik nog enkele
daarvan citeren, en van een kort com
mentaar voorzien.
Ook Anderson beweert, dat de kin
derdoop tot een magisch geloof in de
sacramenten leidt. ,,Men spreekt van
onderworpen zijn aan de verdoemenis
en tegelijkertijd over sacramentele hei
ligheid van het kind."
In de eerste vraag aan de ouders
wordt gesproken over het in zonde ont
vangen en geboren zijn (,,en daarom
aan allerlei ellende, ja zelfs aan de
veroordeling onderworpen"). Daarbij
wordt gevraagd Belijdt gij, dat onze
kinderenniettemin in Chris
tus geheiligd zijn, en daarom als leden
Zijner gemeente behoren gedoopt te
wezen
In de Gereformeerde Kerken (ik
Dan komen de aftikelen stuk voor
stuk in bespreking. God is onze Vader
om Christus- wil, die als het eeuwige
Woord vóór alle tijden uit Hem gebo
ren is, in de wereld gezonden is, als
Zijn Zoon is bewezen en aldus is God
Zijn en onze Vader.
Van Gods Almacht geldt dat God
steeds overal de hand in heeft, zodat
er niets geschiedt dan door en naar
Zijn wil. De wereld als Gods schep
pingswerk dient ons als spiegel in wel
ke wij Hem aanschouwen kunnen.
God is Schepper in dien zin, dat Hij
meer doet dan de eenmalige schep
pingsdaad. Vergelijken we wat Calvijn
leert over de voorzienigheid met de
Heidelberger in Zondag 10, dan treft
ons het gebruik van de bekende woord
paren. Calvijn noemt andere als hij
eerst spreekt van Gods wijsheid, goed
heid en macht en dan van regen en
droogte, hagel en ander onweer en
zonneschijn bij heldere hemel. Hij
schenkt ons vruchtbare aarde en als
Zijn hand zich terugtrekt een onvrucht
bare. Hij geeft gezondheid en ziekte.
Alles is Hem onderworpen, dient Hem
op Zijn wenken. En wat dan te denken
van de duivel en de goddelozen Zijn
zij Hem ook onderdanig
Ja, Hij doordrenkt ze wel niet met
Zijn Geest, maar ze zijn Hem onder
worpen. Hij heeft de teugels in Zijn
hand. Zij worden tot uitvoering van
Zijn besluit gedwongen. Stel je voor
dat dit niet -zo was, leert Calvijn. Dan
toch. waren we aan de willekeur van
deze schepselen overgeleverd.
Dan hadden we geen rust of duur.
Nu echter kunnen we gerust zijn, ja
getroost uitrusten, wijl we weten dat
God ze in toom houdt. Ze zitten als in
een vesting opgesloten, zodat ze niets
kunnen doen zonder Gods verlof. God
Zelf heeft Zich tot onze beschutting
en veiligheid verplicht.
Zo zien we dat de Geneefse refor
mator niet slechts theoretisch te werk
gaat. 't Is hem veel meer om practisch
christendom te doen.
Hij substitueert ons geloof als een
levenskracht voor onze dagelijkse han
del en wandel met God. Het was trou
wens het grote geheim van zijn eigen
moeizame en werkzame leven. Hij heeft
door dat geloof zichzelf en anderen
buitengemeen getroost en is in deze
troost zalig gestorven.
Brouwershaven B. WENTSEL.
blijf maar dicht bij huis) is helemaal
geen sprake van een sacramentele hei
ligheid. Het ,,in Christus geheiligd zijn"
is heel iets anders. Een wonderlijke be
gripsverwarring. Oók is het wonderlijk,
dat br. v. d. Brink, die hiervan toch ze
ker op de hoogte is, hierop met geen
enkel woord wijst.
Oude, bekende argumenten komen in
deze stellingen" weer naar voren.
,,Jezus gaf het bevel dat de prediking
aan de doop moest voorafgaan." En
Jezus vroeg eerst geloof. ,,Wie ge
looft en zich laat dopen, zal behouden
worden".
Uit het tekstverband blijkt duidelijk,
dat de Here Jezus spreekt over de pre
diking van het evangelie aan alle vol
ken. Mensen, die Hem te voren niet
kenden, maar tot geloof komen, mogen
gedoopt worden.
Dat in dit onderwijs van de Here Je
zus de kinderdoop niet ter sprake kwam,
is nogal vanzelfsprekend. Aan babies
wordt nu eenmaal het evangelie niet
gepredikt, en evenmin kunnen die tot
bekering komen.
Naast het woord ,,Wie gelooft en
zich laat dopenblijft echter staan,
dat God Zijn verbond heeft opgericht
met de gelovigen èn hun kinderen.
In de woorden van de Here Jezus ligt
geen enkele aanleiding om dit laatste
te loochenen.
Anderson beroept zich op het feit,
dat Johannes de Doper géén kinderen
doopte, maar alléén volwassenen, die
tot bekering kwamen.
Dit is een niets-zeggend argument,
omdat de doop van Johannes vooraf
ging aan de instelling van de doop als
sacrament door de Here Jezus.
Anderson weet ook zeker, dat de
discipelen geen kinderen hebben ge
doopt. Daarbij wordt als bewijs aange
haald Hand. 2:41: Zij dan, die zijn
woord aanvaardden, lieten zich dopen".
We hebben hier een reactie op Pe
trus' pinksterprediking. ,,Zij dan, die
zijn (Petrus') woord aanvaarden
Dat zullen inderdaad volwassenen zijn
geweest. Maar kunnen we met die éne
tekst, die op één bepaalde gebeurtenis
ziet (het eerste Pinksterfeest) bewijzen,
dat de discipelen uitsluitend volwasse
nen doopten Dat lijkt me een wel
zeer onvolledige bewijsvoering. Natuur
lijk zullen de dopelingen in hoofdzaak
volwassenen zijn geweest, aangezien de
prediking in de eerste plaats tot vol
wassenen was gericht. Maar hiermee is
geenszins bewezen, dat zij zich van het
dopen van kinderen onthielden.
Wij hebben altijd geleerd, dat op
verschillende plaatsen in Handelingen
het woord „huis" gezin betekent. Als
iemand zich met zijn huis liet dopen
betekende dat, dat hij zijn gehele gezin
liet dopen, waarbij het wel heel on
waarschijnlijk zou zijn, dat zich daarbij
in het geheel geen jonge kinderen zou
den hebben bevonden.
Anderson vertelt, dat zich bij die hui
zen géén kleine kinderen bevonden.
Als hij daarbij de geschiedenis van
Cornelius aanhaalt (Hand. 10:4448),
heeft hij waarschijnlijk gelijk. In dat
verband is ook geen sprake van Cor
nelius' huis. In vers 24 staat, dat hij
zijn bloedverwanten en beste vrienden
bijeengeroepen had.
Overigens als bij een bepaalde ge
legenheid géén kinderen gedoopt wor
den, om de doodeenvoudige reden, dat
ze er niet zijn, kun je daaruit toch be
zwaarlijk concluderen, dat de discipe
len düs nooit kinderen doopten, en dat
de kinderdoop düs niet geoorloofd is.
Ja maar, zegt Anderson, Lydia
(Hand. 16:14, 15 en 40) kwam uit
Thyatira, en had op haar verre zaken
reis zeker geen kleine kinderen meege
nomen. Haar „huis" betekent dus niet
haar gezin, maar haar personeeldat
zij bij zich had om de koopwaar te ver
voeren. Dit personeel zou in vers 40
worden aangeduid met de broeders.
En de bekende stokbewaarder uit
Hand. 16 32.34 had ook geen gezin.
„Zulke gevangenbewaarders werden
gerecruteerd uit oude oorlogsveteranen.
Allen in zijn huis konden het Woord
van God die nacht beluisteren. Allen
waren oud genoeg om gelovigen ge
noemd te worden."
Het is mogelijk, dat Anderson gelijk
heeft, en dat zich ook in de beide laat
ste gezelschappen geen kleine kinderen
bevonden. Overigens heeft hij het hele
maal niet bewezen.
Maar goed als er géén kleine kin
deren bij waren, vervalt één argument,
dat steeds genoemd werd om het recht
van de kinderdoop aan te wijzen. Let
u wel één argument. Het belangrijk
ste, nl. dat van Gods eeuwig verbond
blijft bestaan. En aan dat laatste heb
ben we genoeg, ook al zouden alle an
dere argumenten moeten vervallen.
Als Anderson gelijk heeft, heeft hij
alleen maar het onhoudbare van één
bepaald argument aangewezen. Dan
moet ik zeggen (zoals hierboven): er
werden bij die gelegenheden geen kin
deren gedoopt, omdat ze er niet waren.
Maar dat wil nog geenszins zeggen, dat
er geen kinderen gedoopt mogen wor
den. A. G. K.
Wie van 11, die honderd schapen
heeft en er één van verliest
Luc. 15 4a.
Lang niet alle zonde komt uit opzet
voort. Het is lang niet altijd uit over
leg of na berekening, dat de mens er
toe komt om van de weg Gods af te
gaan. Het gaat vaak als vanzelf, men
denkt er niet bij na, het is geleidelijk
zo geworden, men heeft zo niet gewild.
De afgedwaalde is als een schaap
zegt Christus. Zo bedrijft hij z'n zonde.
Spelenderwijs zwerft het schaap van
de kudde weg, het blijft bij mals voed
sel staan, het merkt niet, dat de andere
schapen verder gaan. Een luchtige
sprong op zij, dat lekkere hapje nog
meepikken en, enstraks is de kud
de niet meer te zien.
De afval, de breuk met de kerk komt
in de regel niet zo ineens. Het is meest
al een langdurig „proces, zoals het
schaap voetje voor voetje afdwaalt.
Vaak gaat er een geslacht over heen,
vóór het komt tot de radicale breuk.
Vader en moeder doen er nog aan,
maar zijn niet zo getrouw meer. Of
ook vader wilde niet, en moeder nog
wel, maar ze was tegen vader niet op
gewassen. En de kinderen mogen hun
eigen gang gaan.
U behoeft niet zo ver te zoeken, U
hebt ze wel in uw dichte omgeving
die mensen hadden groot-ouders, die
trouw naar de kerk gingen, en zelf ko
men zij er nooit.
Het gaat vaak zo als vanzelf. Men
heeft a gezegd, men moet nu ook b
zeggen, de weg-terug is moeilijk te be
treden. De wereld blijft trekken, de
greep van de Satan wordt al vaster en
vaster.
Men wil toch zo niet, maar men kan
niet anders. Het proces staat niet stil.
De schijnbaar kleine oorzaken hebben
in het geestelijk leven vaak zulke grote
gevolgen.
Bij de huwelijks-keus mocht God niet
meespreken. En nu is het Woord Gods
geheel van de tafel. Een ongeregelde
kerkgang bij de ouders, de kinderen
willen er helemaal niet meer heen.
Het ging zo als vanzelf.
En daarom wekt het Woord van
God ons steeds weer op, dat de be
dachtzaamheid over ons de wacht moet
houden.
In de dagelijkse bede
Laat mij van 't spoor,
in Uw geboön vervat,
niet dwalen, Heer.
Want de zonde stapelt zich op, en
de duivel kan zo heel geduldig zijn.
Als het maar in zijn richting gaat, mag
het wel langzaam gebeuren. Zo lang
zaam, en zo bitter-zeker.
Ook dit is reeds de herderlijke zorg
van Jezus Christus, dat Hij ons waar
schuwt voor de eerste stap op de zon-
deweg. En die zorg gaat nog verder.
G. S. O.
Diegenen onder ons die het nog al
eens te kwaad hebben met al die „spe
cialisten-dominees" moeten nodig het
laatste artikel van Dr. Jager in De
Strijdende Kerk lezen. Dr. Jager gaat
daarbij uit van het woordje „nu" in
Handelingen 13 2 Zonder Mij nu
Barnabas en Saulus afHet be
tekent hier volgens hem „vooruit dan
toch", of „schiet dan toch op" Hij
verbindt hieraan enkele opmerkingen
over de Heilige Geest, die praktisch is
en er van houdt om iedereen te plaatsen
waar hij thuishoort. „Maar wat is er in
de kerk een verspilling aan energie en
een on-economische indeling van ambts
bezigheden Het gebeurt maar zelden
dat iemand wordt afgezonderd
Hoeveel vierkante dominees worden er
nog steeds in ronde ruimten gewrongen