geeuwde 3£erkbocle K. O. D. Uit de Pers gepikte graantjes De GENEEFSE Catechismus Kinderdoop en magie OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND Redactie Ds. W. H. Gispen, Schagen Ds. B. Wentsel, Brouwershaven Ds. G. van Wilgenburg, Middelburg. Correspondentie-adresLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Medewerkers J. A. van Bennekom, MiddelburgDr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene, Baarland Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. W. Kats, Goes Ds. A. G. Kornet, Vlissingen Dr. P. C. Kraan, VlissingenDs. G. S. Oegema, ArnemuldenDs. D. Ringnalda, Middelburg Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo. 18e JAARGANG No. 44 5 JUNI 1964 „Ik worstel cn ontkom" Abonnementsprijs 3,50 per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 15 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 15 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 22 80 Deze Catechismus die men dateert in het jaar 1545, werd voorafgegaan door twee eerdere uit de jaren 1534 en 1541. Ik mocht dus wel schrijven dat Calvijn het manuscript van die uit 1545 wel in portefeuille gehad heeft. De Heidelberger heeft van Calvijns Cate- chismi kunnen profiteren. Men meent dat dit inderdaad het geval ook geweest is. De opstellers zullen stellig de be staande Gereformeerde Catechismussen geraadpleegd hebben. In ieder geval zien we hoe Calvijn voor de bepaalde vormgeving die aan een Catechismus eigen is, kiest. Ook zijn leerboek voor de jeugd draagt het stempel van wat ieder dergelijk geschrift tot een Cate chismus maakt doordat de uiteenzetting van de leer wordt gegeven in vraag en antwoordvorm. Luther was de eerste geweest, die zijn boekje ter onderwijzing van de jeugd Catechismus noemde *(1529). Calvijn volgt hem hierin, evenals ande ren deden zelfs het Rome van Trente deed zo. De leraar vraagtde leerling ant woordt. Vanzelf gaat aan deze wijze van doen, die heus geen vraag- en ant woordspel is, een uiteenzetting van de leer vooraf. Als de leraar vraagt: waar in bereikt het menselijk leven zijn laat ste doel en de leerling antwoord in de kennis van God die ons geschapen heeft, ligt het voor de hand dat de leer ling niet zo uit en van zichzelf tot dit antwoord is gekomen. Voorafgaand onderwijs leidde hem tot deze betui ging hij heeft dit onderwijs gevolgd, de leerstof als waarheid aanvaard, zich eigen gemaakt en geeft zijn antwoord als eigen gevestigde overtuiging ten beste. Calvijn liet jonge mensen op hun vijftiende jaar tot het avondmaal toe. Calvijn heeft derhalve de besproken zaken met zijn catechisanten in Genève doorgenomen en toegelicht, 't Is nodig dit in 't oog te houden terwille van de Lucas 15 4b en gaat naar het verlorene, totdat hij het vindt. Uit de eerste tijd na de oorlog ken nen we nog de letters P.O.D. Nu is deze politieke opsporingsdienst maar een zeer tijdelijke instantie geweest en haar taak behoort weer tot het verle den. Nooit mag echter ophouden het werk van de kerkelijke opsporingsdienst. De herder gaat uit om het verlorene te zoeken. O stel U dat niet te idyllisch voor. Dat zoeken is zo moeilijk in de koude, donkere nacht. Alleen met grote moeite kan hij iets ontdekken van het spoor, waarlangs het schaap gegaan is. Hij ziet een stukje wol aan de twijgen hangen. Hoort hij in de verte het schaap blaten Neen, het is de wind geweest. De herder scheurt z'n kleren aan de doornstruiken, hij stoot z'n voeten stuk tegen de rotsen, bij het klimmen rijten z'n handen open. Alles om dat éne schaap. We begrijpen deze herder is het beeld van de Here Jezus. De grote Herder der schapen heeft de Zijnen ge kocht met de prijs van Zijn bloed. Om verlorenen tot God te brengen moet Hij Zelf sterven aan het kruis. De pijnlijk ste verwondingen, de zwaarste moeiten, hier een schamp en daar een stoot, het bange lijden naar de ziel, folteringen in Zijn lichaam heeft Hij verdragen. Hij moest gaan door onpeilbare afgron den, door onmetelijk-diepe kloven van schuld en verlorenheid om aan de Zij nen verlossing te bereiden. Aan Zijn kruis is de verzoening aangebracht en op grond van die verzoening gaat de verhoogde Zaligmaker nog voort ver levendigheid van het catechetisch on derricht wil men niet een al te schoolse indruk krijgen. Laten we hopen dat Calvijns catechisanten even grote be langstelling zullen hebben getoond als hun leermeester. De inzet van Calvijns! Catechismus is het eren en dienen van God, de Schepper, die ons mensen in de wereld een plaats heeft gegeven, opdat Hij in ons verheerlijkt zou worden. Wij zullen ons leven dat aan Hem zijn oorsprong dankt, tot zijn verheerlijking leven. Niet tot Gods eer leven doet ons dalen beneden het dier. Geen groter ongeluk kan ons overkomen dan dit. Gevraagd waar dan de rechte vorm van de Gods verering in bestaat, luidt het viervoudi ge antwoord 1. daarin, dat we ons volledige ver trouwen op Hem stellen 2. daarin, dat we de moeite nemen Hem met ons ganse leven door ge hoorzaamheid aan zijn wil, te eren 3. daarin, dat we Hem in elke nood die ons drukt, aanroepen, bij Hem redding en alles goeds zoeken, en 4. daarin, dat wij met hart en mond Hem als de enige oorzaak alles goeds erkennen. Deze viervoudige stellingen laat Cal vijn voorafgaan aan hetgeen hij ver volgens gaat behandelen in vijf hoofd stukken het geloof, het gebod, het ge bed, het Woord Gods en de sacramen ten. Men ziet dat de volgorde verschilt van die welke de Heidelbergers meen den te moeten volgen. Zij plaatsen de sacramenten tussen geloof en gebod, hetgeen wellicht toch juister is, omdat na het geloof de middelen tot verster king des geloofs komen. Brouwershaven B. WENTSEL. lorenen te zoeken en zalig te maken. Hij wil niet, dat de schapen zijner wei de verloren gaan. Zo ver kan de zon daar niet zijn afgeweken, en zo diep kan hij niet gevallen zijn, of de zoe kende liefde van de Herder gaat nog naar hem uit. En bij dit werk van zoeken en terug brengen schakelt Christus zijn kerk in. Wie tot zijn kerk behoren, moeten de herdersliefde van Christus uitstuwen met de bewogenheid, waarmee Chris tus bewogen is, moeten ook zij bewo gen zijn. K.O.D. de kerk moet het opspo ringswerk ter hand nemen. Niet slechts op de zondag de deuren van de kerk open, zodat ieder er binnen kan ko men, maar het afgedwaalde ook ach terna gaan, en op de zwakste sporen letten. Een inlichting, die men over iemand krijgt, een vingerwijzing eens naar deze of gene te gaan, een gegrond vermoeden, dat een afgedwaalde met onrust en on-vrede in de ziel rondloopt 't zijn slechts vlokjes wol, maar ze wijzen de weg, en 't zijn ook de aan sporingen om niet te vertragen, om de kansen te grijpen. K.O.D. dit werk vraagt van de kerk veel liefde en veel geduld. Kwijt raken gaat zo gemakkelijk. Maar zoeken en vinden, dat, dat eist speur ders-zin, en toewijding. En wie voor teleurstellingen bang is, wie geen vol harding kent, is voor dit werk onge schikt. De bewogenheid van Christus moet in de kerk branden. Kan ik het voor Christus, die mij gezocht en gevonden heeft, verant woorden, dat iemand door mijn nalatig heid en door mijn gemakzucht verloren gaat Heiland, geef mij Uw ogen niet, Of geef mij Uw hart er bij. Met de ogen van Christus moeten wij de kansen zien en met het hart van Christus de kansen grijpen. Is de ver legenheid der wereld niet de gelegen heid van de kerk Hangen overal niet de vlokjes wol, merken wij het niet, dat velen voor hun levensnood geen oplos sing meer weten, willen wij het niet zien, dat een buurvrouw in haar ziekte, een buurman in zijn rouw, een zaken relatie in zijn gezins-spanningen hun kert naar een woord van meeleven en opbeuring Mag ons woord misschien het middel zijn om naar het Woord te leiden God doe ons de kansen zien en grijpen. God zegene het werk van de K.O.D. G. S. O. (5) Ik hoop in het vorige artikel duidelijk te hebben gemaakt, dat de kinderdoop met het verbond te maken heeft, en niets met magie. Het zou natuurlijk kunnen voorko men, dat iemand meende ,,er te zijn", doordat hij gedoopt is. Dat is dan na tuurlijk een totaal verkeerde gedachte. Maar we kunnen moeilijk zeggen Omdat sommige mensen de kinder doop verkeerd begrijpen, is hij ver keerd.". In het door br. v. d. Brink geciteerde artikel van Karl Barth staat, dat Hand. 2 39 niets met de doop te maken heeft. U kent deze tekst natuurlijk, doordat hij steeds weer in het formulier wordt gelezen. ,,Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn, zovelen als de Hete, onze God, er toe roepen zal." Deze woorden zijn een onderdeel van Petrus' redevoering op de eerste Pink sterdag. Onmiddellijk hiervóór zei hij en gij zult de gave des Heiligen Gees- tes ontvangen" Dat heeft sommigen er toe gebracht om ,,de belofte" uit vers 39 uitsluitend te laten slaan op ,,de gave des Heiligen Geestes" uit vers 38. Taalkundig kan dat wel. Het is al leen maar de vraag of 't ook, wat de inhoud betreft, juist is. Ik heb de ge dachte, dat we de betekenis van de be lofte op deze wijze verkleinen. Deze mensen moeten zich bekeren, en daarna mogen ze zich laten dopen ,,op de naam van Jezus Christus tot vergeving van hun zonden". Het lijkt mij toe, dat de toestemming om zich te laten dopen en de vergeving van zonden net zo goed tot de belofte behoren als de gave van de Heilige Geest. Petrus spreekt over ,,de belofte". Het ligt voor de hand niet te denken aan een onderdeel van die belofte, maar aan één, die zoveel mogelijk zegeningen om vat. Taalkundig is er ook geen enkel bezwaar tegen om ,,de belofte" op méér te laten slaan dan alleen op wat er on middellijk aan voorafgaat. Nu heeft Barth er gelijk in, dat in deze woorden geen sprake is van de doop. Maar ze hebben toch wél iets met de doop te maken. ,,De belofte", in de rijkste zin van het woord, is voor Petrus' toehoorders, wanneer ze zich bekeren. En niet uitsluitend voor hen, maar ook voor hun kinderen, en voor allen, die veraf zijn, zovelen als de Here, onze God, er toe roepen zal". Wanneer de belofte niet alleen voor de volwassenen is, maar óók voor hun kinderen, is dit toch wel een aanwij zing, dat die kinderen ook het teken van Gods verbond mogen ontvangen. Uit het tekstverband kan men boven dien ook afleiden, dat Petrus' woorden niets met de doop te maken hebben. Onmiddellijk na de redevoering, waarin zo krachtig op bekering werd aange drongen, lezen we Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich do penDe omstreden woorden over de belofte schijnen er toch niet hele maal los van te staan. De geschiedenis, dat Jezus de kinde ren zegent, moet het bij Barth óók ont gelden. Ook deze handeling heeft z.i. niets met de doop te maken. Nu zal niemand deze gebeurtenis noemen als hoofdmotief voor de kinder doop. De vraag is alleen maar (en daarover gaat het óók in het formulier voor de H. Doop), waarom wij onze kinderen het teken van Gods verbond zouden moeten onthouden, terwijl de Here Jezus Zelf kinderen tot Zich ge roepen, de handen opgelegd en geze gend heeft. Nu we het toch over het zegenen van de kinderen hebben, hebben we nét nog een plaatsje over om twee argumenten van Stanley Anderson te noemen (té gen de kinderdoop natuurlijk), die met deze gebeurtenis in verband staan. Als eerste bezwaar noemt Anderson: Jezus doopte nooit kinderen, maar Hij legde hun de handen op en zegende hen". Twee foutieve elementen in deze stel ling vallen direct op. In de eerste plaats lezen we over geen enkele doopsbedie- ning door de Here Jezus, en daarom gaat hetJezus doopte nooit kinde ren" in de argumentatie tegen de kin derdoop helemaal niet op. In de tweede plaats was het zegenen van kinderen een eenmalige" gebeur tenis. Het is niet juist om op grond daarvan te beweren, dat Jezus tegen de kinderdoop, maar vóór de handop legging was. In „stelling" 16 komt Anderson nog eens op deze geschiedenis terug. Hij herhaalt hierin de fout van „stelling" 1waarop ik dus niet verder hoef in te gaan. Hij citeert dan Jezus' woorden „Want voor zodanigen is het Konin krijk Gods". Achter „zodanigen" zet hij tussen haakjes „Ongedoopte kin deren". Volkomen fout natuurlijk, want het gaat hier helemaal niet om de vraag, of die kinderen gedoopt of on gedoopt zijn. Het gaat hier om „kinde ren"en om mensen, die „als een kind" willen worden die de kinderlijke in stelling hebben. Tenslotte schrijft Anderson in deze „stelling" „Wanneer de discipelen verhinderen dat de kleinen tot Jezus gebracht werden, waren zij zeker niet gewend deze te dopen". Een tweeledig antwoord hierop In de eerste plaats blijkt uit de hou ding van de discipelen geenszins, dat ze niet gewend waren om kinderen te dopen. Dat wil Anderson er wel in le zen, maar het staat er nietZijn rede nering zou slechts dan zin hebben, als de moeders gekomen waren met het verzoek om hun kinderen te dopen. In de tweede plaats legt Anderson een verkeerde klemtoon. Het gaat in deze geschiedenis allereerst om wat Je zus doet, en niet om de houding van de discipelen. A. G. K. 1. OVER PALAVER '64. C. Joh. Schreurs in het „Centraal Weekblad" „De feestdag is geluktHet Evan gelie ging immers via t.v. èn film de wereld in. Deze jongeren-toogdag is ze ker als spierbundeling van de doorgaans gescheiden gehouden toogdagen gelukt. Een nieuwe stijl van toogdagen werd werkelijkheid. Overweldigend was de apotheose van Mahalia. De keizerin van de gospels zong voor haar Heiland." Kommentaar U leest het't is een kritiekloos „pro". Men schreef „er zit muziek in Palaver '64". Nu goed, ik

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1964 | | pagina 1