Onze Ouderlingen igie Niet argeloos.... Niet hulpeloos Uit de Gemeenten "Van HIER en DAAR DE SLUIKER" de betekenis van verschillende onder delen in de liturgie overdenkt. En het is goed om dat te doen, want eerst dan worden we er actief bij betrokken, gaan we ook volop meedoen. Liturgie is niet maar de orde voor de predikant, maar ze is er voor en door de gemeente. Woord en antwoord wisselen elkaar dus af. Soms komen ze samen voor in één verband in een gezongen psalm spreekt soms God tot de mens, maar ook zingt de gemeente daarin van haar geloof. De onderdelen van de liturgie, waar in het Woord tot ons komt, zijn o.a. de groet, de wet, de genadeverkondi ging, de Schriftlezing, de prediking, de Avondmaalsformule, de zegen. Maar er is ook telkens een gemeente, die daarop reageerthet votum, de schuldbelijdenis, het lied van de dank baarheid, het gebed, het offer, de ge loofsbelijdenis, de communie (het aan zitten aan het Heilig Avondmaal). Hoe meer wij over deze ontmoeting nadenken, hoe zinvoller de liturgie voor ons gaat worden. En we beseffen meteen weer, van hoe grote betekenis het is om met deze dingen bezig te zijn, en te zoeken naar de juiste vormen en verbanden. Het zal onze kerkgang verrijken als we in de liturgie bewust handelen. Daaróm is de bede uit het bovenge noemde zondagslied wel op zijn plaats: Maak mij recht eenvoudig, stil in de gebede, diep vervuld van Uwe vrede. Maak mij rein van harte, dat ik uwe klaarheid schouwen moog' in geest en waarheid In deze weg zullen we er voor be waard worden, dat we met Jakob zou den moeten zeggen (Gen. 28:16): Waarlijk, de Here is aan deze plaats, en ik heb het niet geweten Moge de Geest van Pinksteren ons zo vervullen, dat de ontmoeting in de liturgie overgaat in aanbidding. W. KATS. II De Zeeuwse presbyters zijn gast- heerlijke mensen, we kregen een uitste kend verzorgde lunch van hen. Aan die lunch een pittige en smakelijke causerie van br. van Noppen over de laatstge houden Synode. Och, je hoort graag eens wat over de hogere regionen van ons kerkelijk leven. Ik weet dit is te werelds gezegd. In de kerk geldt niet de onderscheiding laag - hoog het is daar minder - meer. Maar voor je ge voel is toch een Synode wel een hoge vergadering. Men moet kerkelijk toch wel van een zekere stand zijn om daar te komen. Zo is het -je hebt aposte len en martelaren. Het geestelijk menu op deze confe rentie bestond uit stevige kost. Al wat de kerk heeft aan dogmatiek en ethiek en kerkrecht werd ons voorgezet. In de morgenvergadering heeft Ds. van Wou we gesproken over de Synode besluiten inzake a. De doop van ge adopteerde kinderen b. de doop van pleegkinderenc. gezinsvormingd. leeruitspraak Assen e. vraag Lippen- huizen/Hemrik betreffende Partij van de Arbeid f. gemeenschappelijke kerk diensten g. plaats en taak der diake nen in de meerdere vergaderingen. Ze ven gangen dus. Wat zat de pastor van Serooskerke er in 1 Hij is ook een ve teraan. Naast hem is Ds. Jansen, die in de middagvergadering gesproken heeft, nog maar een recruut. Toch \yas ook Ds. Jansen één en al Synodelid. De appel valt niet ver van de boom. Zal de zoon ons ook een Verklaring ^varï het Kerkrecht geven We wachten /'eer voedzame brokken. Ds. Jansen jjesproken over a. pluriformiteit reniciteitb. herstel kerkelijke frequentie viering Heilig d. het oorlogsvraagstuk pingswerk. teferaten een intense dis- de Synodemening te- De Synode is er nog kwamen er niet uit. en studeren, en hou- onze liefde tot Chris- Duderlingen en predi- puctiedag. We zijn ^van Wouwe en Ds. jLode, of, beter nog, j^jd en heerlijkheid geplaatst hebben. aandacht zijn. eim van Sions fu'd. G. S. O. bdat ik an br. aan aet leuk om een broeder aan te vallen, die ik persoonlijk helemaal niet ken. Ik schrijf over zijn artikel, omdat hierin de zoveelste aanval op de kinder doop wordt gedaan, en omdat uitdruk kelijk de wens wordt uitgesproken, dat veel Gereformeerde lezers tot een nieuw inzicht in de doop zullen komen. Tegen over een dergelijk artikel mag, naar mijn mening, wel wat anders staan. Op 't gevaar af, dat u mij vervelend begint te vinden, noem ik maar wéér een fout in het gewraakte artikel. Dat is trouwens de grootste. Met geen woord wordt over het verbond gespro ken, terwijl we toch belijden, dat ónze kinderen gedoopt behoren te wezen, omdat zij, evenals de volwassenen, be horen tot Gods verbond en tot de ge meente. In mijn boekje ,,De Pinksterbeweging en de Bijbel" heb ik uitvoerig geschre ven over de kinderdoop in verband met het verbond. In dit artikel ga ik enkele dingen daaruit herhalen, terwijl ik ver der naar die uitvoeriger uiteenzetting verwijs. Allereerst is van belang, dat onder de oude bedeling kinderen het teken van het verbond moesten ontvangen. Alles is nog Oud-Testamentischwe zijn nog helemaal in de tijd van de schaduwen" het verbondsteken, de besnijdenis, is bloedig het wordt al leen gegeven aan het mannelijk ge slachtmaar(en dat is nu juist het punt, waarop het aankomt): kleine kinderen kregen dit teken. De jonge tjes moesten besneden worden als ze nog maar acht dagen oud waren. God wil kennelijk wèl, dat de mensen reeds in hun prilste jeugd het teken van het verbond ontvangen. In de tweede plaats moeten we er op letten, dat het verbond niet vervallen is verklaard bij de komst van Christus. Verschillende malen wordt in Genesis 17 gesproken over een eeuwig verbond. Nu weet ik wel, dat .eeuwig" in het Oude Testament lang niet altijd de be tekenis van „altijddurend" heeft. Maar als we in een bepaalde tekst het woord eeuwig niét in die betekenis mogen ge bruiken, bestaat daarvoor altijd een dui delijke aanleiding dan is het direct uit de tekst op te maken, dat „altoosdu- rend" daar niet opgaat. Ik meen, dat in Gen. 17:7 dergelijke aanwijzingen niet te vinden zijn. Daar om moet ik „eeuwig" nemen in de strik te betekenis van dit woord, nl. altoos- durend". Ik ben er van overtuigd, dat dit exegetisch verantwoord is, en ik zou een hele rij exegeten kunnen noemen, die ditzelfde zeggen. Als het verbond eeuwig is, dan is het er vandaag nog. Natuurlijk zijn allerlei dingen anders geworden sinds de komst van Christus. We zijn in de nieuwe be deling gekomen de „schaduwen" kon den verdwijnen de bloedige besnijde nis kon, omdat het bloed van de Ver losser vergoten was, vervallen de on bloedige doop kon worden ingesteld beide geslachten kunnen nu de doop ontvangen. Maar wat er ook veranderd moge zijn het verbond is eeuwigen daarom is het er nog. Zoals vroeger de besnijdenis het te ken van Gods verbond was, zo is dat nü de Doop. Zoals vroeger kinderen het verbonds teken in de vorm van de besnijdenis mochten ontvangen, zo mag (ja, moet) nu ook aan kinderen het teken van Gods verbond worden toegediend. Wij belijden, dat de gelovigen èn hun kinderen tot Gods verbond behoren wij belijden, dat kinderen van gelovige ouders tot Gods verbond gerekend worden wij belijden daarom, dat de doop is ingesteld voor de gelovigen èn hun kinderen. Vandaar de kinderdoop. Natuurlijk zal de opmerking gemaakt worden Noemt u nu eens een bewijs- tekst, dat de kinderen gedoopt mogen worden. Daartegenover zou ik willen zeggen In verband met het eeuwig verbond Gods is dit alles zó duidelijk, dat ik helemaal geen behoefte heb aan een „bewijsplaats". Het verbond is eeuwig; en aangezien onder de oude bedeling kinderen het teken daarvan moesten ontvangen, is het vanzelfsprekend, dat ook onder de nieuwe bedeling het ver bondsteken voor de kinderen is. Ik hoef niet te zoeken naar een uitdrukkelijk bevel om kinderen te dopen, omdat ik weet, dat een dergelijk bevel niet te vinden is. Maar nóg eens Ik hoef er niet naar te zoeken, omdat dit een van zelfsprekendheid is. Het enige, dat we kunnen zeggen is, dat de Here Jezus het niet nodig heeft gevonden, om ons ten overvloede nog eens hierop te wijzen. A. G. K. Hoe argeloos heeft men in voor-oor- logse jaren op het thuisfront gedurig over de zendingsarbeid gedacht Toen wij voor het eerst een zendings hoogleraar kregen en prof. Bavinck (nu bijna een kwart eeuw geleden) als zo danig optrad, is hem van verschillende kanten gevraagd hoe hij dit dacht vol te houden. Men had zo de gedachte, dat wie daar eens een stuk of vijf col leges aan gewijd had, daarmee ook wel volledig uitgepraat zou wezen. Van het feit, dat er ook toen reeds een onafzienbare literatuur op dit ge bied bestond, waren maar weinigen doordrongen, ook bij diegenen, die dit toch zeker hadden moeten weten. Zelfs zij, die op het classis-examen de a.s. missionaire predikanten moesten exami neren in de kennis van de Zending hadden er dikwijls geen flauw besef van. De oudere generatie van missionaire predikanten weet daar nog altijd „prachtige" verhalen over te vertellen. Zo schreef prof. Bavinck eens er gens „De vooropleiding werd als regel aan de wijsheid en de energie van de uit te zenden arbeider overgelaten. Geen wonder dat er van deze opleiding niet altijd veel terecht kwam, temeer niet omdat dikwijls het zendingsveld drin gend om die nieuwe kracht verlegen was en dus sterk op zijn spoedige uit zending aandrong. Geen wonder, dat ook het classis-examen soms niet ge heel aan zijn bedoeling beantwoordde. Van mijn eigen examen voor de clas sis herinner ik me dit nog, dat de exa minator, die mij ondervragen zou over land- en volkenkunde, mij van te voren een briefje stuurde van de volgende in houd „Ik moet U examineren in de land- en volkenkunde. Bestaan daar boeken over en, indien ja, zoudt U mij dan een geschikt boek kunnen noemen? Zoudt U mij dan tegelijk willen schrij ven welk hoofdstuk uit dat boek bijzon der interessant, is en belangrijk met het oog op het zendingswerk En als dat niet teveel moeite is. zoudt U mij dat boek dan eén weekje willen lenen Men moet wel de mildheid van prof. Bavinck bezitten om hiervan te zeggen, dat dit examen „niet geheel aan zijn bedoeling beantwoordde Dat deed het beslist niet. Ook niet toen aan een andere candidaat, die nu allang emiritus is, gevraagd werd of hij maar eens vertellen wilde, welke bomen er zoal op Java groeiden En dan te weten wat er zich toen op allerlei gebied reeds afspeelde. Men hoeft het zendingstijdschrift dat decen niën voor de oorlog toon aangevend was voor het werk op Midden-Java maar te lezen om met verbazing te con stateren hoe dat nagenoeg geen enkele neerslag vond in de gedachten op het thuisfront. De indringende artikelen van prof. Kraemer in „De Opwekker", waarin hij een scherp signalement gaf van wat er in de diepte van het Javaan se volksleven werkte, welke nationalis tische stromingen en moslimse bewe gingen zich daar doorzetten, bleven in de kringen van het thuisfront vrijwel geheel buiten beschouwing. Nu hebben wij achteraf gemakkelijk praten. Men moet daar ook weer niet te hard over oordelen. Ook al zou het nadrukkelijk aan de orde gesteld zijn dan zou het uiterst moeizaam in de toenmalige gedachtenwereld zijn door gedrongen. Hoe lang hebben wij er niet over moeten doen om er enige Ahnung van te krijgen wat zich daar in het Ver re Oosten allemaal afspeelde. Het was en bleef in die vooroorlogse jaren een verre en vreemde wereld. Maar na de oorlog is die wereld anders voor ons komen te staan. Toen hebben wij leren begrijpen, dat wij aan die we reld zo nauw verbonden waren, dat wij met elkaar op- of ondergaan Wij za gen die verre naaste iedere dag voor ons en niemand kon meer zeggen, dat hij niet op de hoogte was van hetgeen zich ver weg afspeelde. Maar met dit alles is het ons nu ook duidelijk geworden waar het in het zen dingswerk om gaat. Dat zijn heel an dere dingen dan welke bomen er op Java groeien. De stroomversnelling, waarin alle werelddelen en de jonge staten in Azië en Afrika niet het minst, terecht gekomen zijn, houdt ons dag aan dag bezig. Ieder weet wat daar aan de orde is op religieus, politiek, econo misch en cultureel gebied. Ieder weet ook welke fervente mach ten, daarachter aan het werk zijn. Er is een adembenemende geestelijke worsteling aan de gang. Er wordt om de wereld gevochten en de duivel heeft daar benauwende anti-christelijke machten bij ingezet. Dag aan dag worden wij er van doordrongen wat het betekent om daar als getuigen van Jezus Christus tegen over te worden gesteld en de Zending te dienen. „Maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt." Dat heeft Jezus er onmiddellijk bij gezegd. En dat die kracht nog altijd werkt, mogen wij in het zendingswerk, gezien de onafzienbare kansen, die wij er da gelijks krijgen en de vruchten, die er ook deze tijd zo verrassend naar voren komen, steeds weer ervaren. Daarom is het zo heerlijk, dat wij weer het Pinkster-evangelie mogen ho ren en dat wij onze missionaire roeping tegen die achtergrond, de komst van de Heilige Geest, mogen zien. „De vurige tongen van Pinksteren" schrijft dr. Okke Jager in zijn disserta tie „hebben niet geflikkerd in een flits als een lampje dat aan- en uitgaat, :alsof God de hoofden der apostelen maar even voorzichtig wilde aanraken, als een danser de grond met de punt van zijn schoen, maar zij bleven masjestëi- telijk zitten als symbool van het onaf gebroken gesprek en de permanente ge> meenschap van de Geest, die niet meer? verhuizen wil of evacueren in eeuwig heid". Laat zo het Pinksterfeest ons bezie len. Met die overtuiging, met die blijd schap. Wij staan niet argeloos meer tegen^ over een „verre" wereld. Wij weten er alles van en van alle kanten worden wij er steeds dringender medeverantwoordelijk voor gesteld. Niemand kan zeggen „Och, wat weet ik eigenlijk van de Zending Ieder krijgt de vraag voor zich wat doet U voor de Zending Niet argelooshet kan ons be nauwen als wij hierbij onze verantwoor delijkheid zien. Maar het Pinkster-zendingsfeest be tekent ook wij staan er niet hulpeloos tegenover. De Heilige Geest trekt mee door stormen en door zee Amsterdam J. C. Gilhuis Nieuwerkerk. 1. Ambtsdragers-verkiezing 3 mei 1.1.: geko zen tot ouderling br. S. Overbeeke, tot- diaken br. Jac. de Bil. 2. Komende data dinsdag 26 meiHerdenkingsavond Chr. Schoolvereniging, Dorpshuis, 's av. 7.30 uur. Reserveer deze avond. Gedenk Gods weldaden. Woensdag 3 juni: Part. Synode te Goes. Zaterdag 6 juniavond van Zangvereni ging en Bijbelgenootschap, N.H. Kerk, 's av. 8 uur. Verzuimt niet deze avond bij te wonen. 3. Giftontvangen 50,kerk, 15,dia conie, 15,zending, 15,emeritaat, Kerkb. ƒ.5,Hartelijk dank. Ter navol ging J. H. B. Oostcrland. 1Leeft mede met de zieken in het zieken huis trof ik zr. Stouten. Zij is daar voor onderzoek. Bemoedig haar door uw vrien delijkheid, want ook dat behoort bij het christelijk leven. Wij wensen haar spoedige terugkeer toe. 2. Uw Koning is in de hemel Hemel vaar ts- boodschap). Laat ge ook uw leven vanuit de hemel door Hem regeren Wandelt dan in de liefde. Uw Koning schenkt gaven. Hemelkracht toegewenst aan u allen. J. H. B. RUIM TIEN MILJOEN VOOR STEUN AAN KERKBOUW. Tien jaar werkt nu in de gereformeerde kerken de Stichting Steun Kerkbouw en in die tijd kon hulp verleend worden aan de bouw of uitbreiding van niet minder dan 140 kerken. Zij werden gesteund met een bedrag van in totaal 10.411.000, gulden. Dit is ruim driekwart miljoen meer dan de opbrengst van de drie grote acties, die S.S.K. in deze tien jaar organiseerde. Deze leverden in totaal 9.630.000,gul den op. Maar dank zij goede beleggingen kweekte men hierop nog een rentewinst van 780.000,— gulden. Van de uitgekeerde bedragen is 4.547.000,gulden in de vorm van lenin gen verstrekt. Begin volgend jaar mag men daarvan de eerste aflossingen verwachten. Die worden dan gevoegd bij de bedragen, die voor de toekomst nodig zijn. In de komende twintig jaar zullen, zo is door deskundigen berekend, in ons land 420 gereformeerden kerken moeten worden gebouwd. Daarvan komen er 159 in de randstad Holland. In de drie. noordelijke FEUILLETON Vrij bewerkt naar P. Visser Jzn. 20) „Kom, ik heb vandaag nog heel wat voor de boeg. Kastelein, weet je hier in de omtrek soms iemand, die een paard of een veulen te koop heeft „Neenof wacht es, ja Van Heelen, een half uur verder de weg op, heeft een tweejarige merrie en een veulen disponibel, vertelde hij me gister. Maar hij zit nog al hoog in de boom." „Dat zullen we dan eens gaan zien. Als het te gek is, doe ik geen zaken met hem. Van Heelen, Van Heelen O, dat isehWoont die niet daar dichtbij eh „Jawel, aan je rechterhand de tweede boerderij van hier." „Ja, 'k weet het al. Een paar jaar geleden heb ik ook eens met hem onderhandeld. Je hebt gelijk hij is lastig vraagt te veel. Enfin, we zullen zien. Wil je even af houden, hospes", een twee francstuk op de tafel leggend. Daarop verlaat hij de herberg met een „Morgen, hos pes morgen, mannen." Met stevige pas begeeft hij zich op weg, méér voelend dan ziend, dat althans één marechaussee hem door het raam naziet. „Naar Van Heelen", denkt hij. „Ik moet in mijn rol blijven." Dicht bij de hoeve gekomen ziet hij achterom en be merkt, dat de beide politiemannen hem volgen de paar den lopen stapvoets. Met het air van een veekoper stapt hij het erf op, waar hij vrijwel direct de boer ontmoet en hem het doel van zijn komst meedeelt. Er wordt wat heen en weer gepraat en als Zijier vermoedt dat de politielui in de buurt zijn, verzoekt hij de eigenaar het paard op het erf te laten lopen en draven. Juist, als de marechaussees vlak vóór de hoeve zijn is hij druk bezig het paard te betasten, het in de bek te zien en de poten te beschouwen. Hij is hierin zo verdiept, dat hij veinst niet te zien hoe de ruiters stil staan en 't toneel op het erf bekijken. Die twee hebben een korte woorden wisseling, maar rijden dan in galop weg. „Ziezo", denkt Zijier, „die twee zullen me waarschijn lijk verder wel ongemoeid laten." Quasi onderhandelt hij verder met boer Van Heelen en doet tenslotte een bod, waarop de boer reageert met de vraag of hij soms van Lotje getikt is, zo (opzettelijk) belachelijk laag is het bod. Dan worden zij het natuurlijk niet eens en de veekoopman Jacques Huysser verdwijnt van het toneel. Intussen heeft hij zijn verdere plannen al overwogen en vastgesteld hij zal over Damme naar Brugge lopen in een grote stad, behoorlijk ver van Sluis af, meent hij minder gevaar van ontdekking te lopen dan in een klei nere. En misschien vindt hij daar een goede gelegenheid om naar Antwerpen te komen. Maar hij weet de weg niet, waarom hij zich voorneemt, zodra dat mogelijk is. te informeren hij wenst het liefst geen herhaling van de afgelopen nacht, vier uur gelopen te hebben en nog geen half uur van Sluis te zijn Rustig en kalm vervolgt hij zijn weg, want hij gevoelt zeer wel, dat hij de voorbije nacht niet geslapen heeft, en waarbij dan bovendien de emoties het er niet beter op gemaakt sebben. Bij een kromming van de weg, hij heeft dan een uur gelopen, doemt er een herberg op, waar hij, naar hij zich voorneemt, bizonderheden van de weg zal vragen. Maar dan ziet hij opeens twee paarden staan en hij weet onmiddellijk de dieren van die twee marechaussees Nu is hij nog niet van die kerels af Wat te doen Zal hij naar binnen gaan of doorlopen Maar in het tweede geval loopt hij de kans de verkeerde weg in te slaan, want hier is een kruising. Hij besluit tot het eerste een onverschillige houding en tegenwoordigheid van geest oordeelt hij de beste mid delen om zich van verdenking te vrijwaren. Blijvend in de rol van veekoper staat hij bij de paarden stil en monstert die met kennersogen. Dan bemerkt hij, dat één der dieren aan de poot bloedt, welk geval hij nauwelijks beziet in de verwachting, dat dit de aandacht trekken zal van hen, die binnen zijn. Daarin wordt hij niet teleurgesteld één der marechaus sees komt naar buiten en vraagt hem of hij, als paarden kenner, een middel weet om zijn kreupel paard te genezen. „Ik heb het al lang gezien, mijnheer. Kijk, er zit een nagel van de hoef in het vlees. Als de hospes een nijp tang heeft, is het euvel direct verholpen." Inderdaad wordt dan met weinig moeite de nagel ver wijderd en de waard komt, op verzoek van de veekoop man, met een linnen lapje en wat olie, die in het wondje wordt geduwd. De pijn vermindert blijkbaar direct, want het beest staat op de kreupele poot. „Dat heb je kranig gedaan, vriend. Drink op onze kos ten een glas brandewijn." Dat weigert de gewezen sluiker, maar een pint bier slaat hij niet af. Het blijkt hem, dat de politiemannen al meer dan één glas naar binnen hebben geslagen, al is het nog vroeg in de morgen, want ze zijn lollig en zeer spraakzaam. Zij praten met hem over paarden en vee en dan vraagt Zijier botweg waar ze heen moeten. En die kerels gaan kletsen in Sluis is een gevaar lijke sluiker ontvlucht en nu hebben .ook zij de opdracht gekregen in de omtrek naar hem te zoeken. De veekoopman wenkt de waard Laat hij die lui nog eens inschenken, nu op zijn kosten. Kijkdit is nog es fideel, vinden de politiemannen, die dan nader ingaan op de vragen van Zijier, welke, bizonderheden wil weten over zijn eigen ontvluchting. Hij brandt van verlangen om het lot van zijn vrouw te weten te komen. Jammer genoeg kunnen zij daarop geen antwoord ge ven. Alleen protesteren zij heftig, als de veekoopman op merkt, dat de justitie die vrouw moet vasthouden en des noods veroordelen, want die is het' net zo goed schuldig mais non, mais non welnee, welnee. Dit doet hun com mandant vast niet die weerloze vrouw heeft zich held- haftig gedragen die wordt niet langer vastgehouden dan noodzakelijk is. Maar met de sluiker, ja, als ze die te pak ken krijgen, met hém en zijn kornuiten zullen korte metten worden gemaakt. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1964 | | pagina 2