Onze Ouderlingen
igie
Niet argeloos.... Niet hulpeloos
Uit de Gemeenten
"Van HIER en DAAR
DE SLUIKER"
de betekenis van verschillende onder
delen in de liturgie overdenkt. En het
is goed om dat te doen, want eerst dan
worden we er actief bij betrokken, gaan
we ook volop meedoen. Liturgie is niet
maar de orde voor de predikant, maar
ze is er voor en door de gemeente.
Woord en antwoord wisselen elkaar
dus af. Soms komen ze samen voor in
één verband in een gezongen psalm
spreekt soms God tot de mens, maar
ook zingt de gemeente daarin van haar
geloof.
De onderdelen van de liturgie, waar
in het Woord tot ons komt, zijn o.a.
de groet, de wet, de genadeverkondi
ging, de Schriftlezing, de prediking, de
Avondmaalsformule, de zegen.
Maar er is ook telkens een gemeente,
die daarop reageerthet votum, de
schuldbelijdenis, het lied van de dank
baarheid, het gebed, het offer, de ge
loofsbelijdenis, de communie (het aan
zitten aan het Heilig Avondmaal).
Hoe meer wij over deze ontmoeting
nadenken, hoe zinvoller de liturgie voor
ons gaat worden.
En we beseffen meteen weer, van
hoe grote betekenis het is om met deze
dingen bezig te zijn, en te zoeken naar
de juiste vormen en verbanden.
Het zal onze kerkgang verrijken als
we in de liturgie bewust handelen.
Daaróm is de bede uit het bovenge
noemde zondagslied wel op zijn plaats:
Maak mij recht eenvoudig,
stil in de gebede,
diep vervuld van Uwe vrede.
Maak mij rein van harte,
dat ik uwe klaarheid
schouwen moog' in geest en waarheid
In deze weg zullen we er voor be
waard worden, dat we met Jakob zou
den moeten zeggen (Gen. 28:16):
Waarlijk, de Here is aan deze plaats,
en ik heb het niet geweten
Moge de Geest van Pinksteren ons
zo vervullen, dat de ontmoeting in de
liturgie overgaat in aanbidding.
W. KATS.
II
De Zeeuwse presbyters zijn gast-
heerlijke mensen, we kregen een uitste
kend verzorgde lunch van hen. Aan die
lunch een pittige en smakelijke causerie
van br. van Noppen over de laatstge
houden Synode. Och, je hoort graag
eens wat over de hogere regionen van
ons kerkelijk leven. Ik weet dit is te
werelds gezegd. In de kerk geldt niet
de onderscheiding laag - hoog het is
daar minder - meer. Maar voor je ge
voel is toch een Synode wel een hoge
vergadering. Men moet kerkelijk toch
wel van een zekere stand zijn om daar
te komen. Zo is het -je hebt aposte
len en martelaren.
Het geestelijk menu op deze confe
rentie bestond uit stevige kost. Al wat
de kerk heeft aan dogmatiek en ethiek
en kerkrecht werd ons voorgezet. In
de morgenvergadering heeft Ds. van
Wou we gesproken over de Synode
besluiten inzake a. De doop van ge
adopteerde kinderen b. de doop van
pleegkinderenc. gezinsvormingd.
leeruitspraak Assen e. vraag Lippen-
huizen/Hemrik betreffende Partij van
de Arbeid f. gemeenschappelijke kerk
diensten g. plaats en taak der diake
nen in de meerdere vergaderingen. Ze
ven gangen dus. Wat zat de pastor van
Serooskerke er in 1 Hij is ook een ve
teraan. Naast hem is Ds. Jansen, die
in de middagvergadering gesproken
heeft, nog maar een recruut. Toch \yas
ook Ds. Jansen één en al Synodelid.
De appel valt niet ver van de boom.
Zal de zoon ons ook een Verklaring
^varï het Kerkrecht geven We wachten
/'eer voedzame brokken. Ds. Jansen
jjesproken over a. pluriformiteit
reniciteitb. herstel kerkelijke
frequentie viering Heilig
d. het oorlogsvraagstuk
pingswerk.
teferaten een intense dis-
de Synodemening te-
De Synode is er nog
kwamen er niet uit.
en studeren, en hou-
onze liefde tot Chris-
Duderlingen en predi-
puctiedag. We zijn
^van Wouwe en Ds.
jLode, of, beter nog,
j^jd en heerlijkheid
geplaatst hebben.
aandacht zijn.
eim van Sions
fu'd.
G. S. O.
bdat ik
an br.
aan
aet
leuk om een broeder aan te vallen, die
ik persoonlijk helemaal niet ken.
Ik schrijf over zijn artikel, omdat
hierin de zoveelste aanval op de kinder
doop wordt gedaan, en omdat uitdruk
kelijk de wens wordt uitgesproken, dat
veel Gereformeerde lezers tot een nieuw
inzicht in de doop zullen komen. Tegen
over een dergelijk artikel mag, naar
mijn mening, wel wat anders staan.
Op 't gevaar af, dat u mij vervelend
begint te vinden, noem ik maar wéér
een fout in het gewraakte artikel. Dat
is trouwens de grootste. Met geen
woord wordt over het verbond gespro
ken, terwijl we toch belijden, dat ónze
kinderen gedoopt behoren te wezen,
omdat zij, evenals de volwassenen, be
horen tot Gods verbond en tot de ge
meente.
In mijn boekje ,,De Pinksterbeweging
en de Bijbel" heb ik uitvoerig geschre
ven over de kinderdoop in verband met
het verbond. In dit artikel ga ik enkele
dingen daaruit herhalen, terwijl ik ver
der naar die uitvoeriger uiteenzetting
verwijs.
Allereerst is van belang, dat onder
de oude bedeling kinderen het teken
van het verbond moesten ontvangen.
Alles is nog Oud-Testamentischwe
zijn nog helemaal in de tijd van de
schaduwen" het verbondsteken, de
besnijdenis, is bloedig het wordt al
leen gegeven aan het mannelijk ge
slachtmaar(en dat is nu juist
het punt, waarop het aankomt): kleine
kinderen kregen dit teken. De jonge
tjes moesten besneden worden als ze
nog maar acht dagen oud waren.
God wil kennelijk wèl, dat de mensen
reeds in hun prilste jeugd het teken van
het verbond ontvangen.
In de tweede plaats moeten we er op
letten, dat het verbond niet vervallen is
verklaard bij de komst van Christus.
Verschillende malen wordt in Genesis
17 gesproken over een eeuwig verbond.
Nu weet ik wel, dat .eeuwig" in het
Oude Testament lang niet altijd de be
tekenis van „altijddurend" heeft. Maar
als we in een bepaalde tekst het woord
eeuwig niét in die betekenis mogen ge
bruiken, bestaat daarvoor altijd een dui
delijke aanleiding dan is het direct uit
de tekst op te maken, dat „altoosdu-
rend" daar niet opgaat.
Ik meen, dat in Gen. 17:7 dergelijke
aanwijzingen niet te vinden zijn. Daar
om moet ik „eeuwig" nemen in de strik
te betekenis van dit woord, nl. altoos-
durend". Ik ben er van overtuigd, dat
dit exegetisch verantwoord is, en ik zou
een hele rij exegeten kunnen noemen,
die ditzelfde zeggen.
Als het verbond eeuwig is, dan is het
er vandaag nog. Natuurlijk zijn allerlei
dingen anders geworden sinds de komst
van Christus. We zijn in de nieuwe be
deling gekomen de „schaduwen" kon
den verdwijnen de bloedige besnijde
nis kon, omdat het bloed van de Ver
losser vergoten was, vervallen de on
bloedige doop kon worden ingesteld
beide geslachten kunnen nu de doop
ontvangen. Maar wat er ook veranderd
moge zijn het verbond is eeuwigen
daarom is het er nog.
Zoals vroeger de besnijdenis het te
ken van Gods verbond was, zo is dat
nü de Doop.
Zoals vroeger kinderen het verbonds
teken in de vorm van de besnijdenis
mochten ontvangen, zo mag (ja, moet)
nu ook aan kinderen het teken van
Gods verbond worden toegediend.
Wij belijden, dat de gelovigen èn hun
kinderen tot Gods verbond behoren
wij belijden, dat kinderen van gelovige
ouders tot Gods verbond gerekend
worden wij belijden daarom, dat de
doop is ingesteld voor de gelovigen èn
hun kinderen.
Vandaar de kinderdoop.
Natuurlijk zal de opmerking gemaakt
worden Noemt u nu eens een bewijs-
tekst, dat de kinderen gedoopt mogen
worden.
Daartegenover zou ik willen zeggen
In verband met het eeuwig verbond
Gods is dit alles zó duidelijk, dat ik
helemaal geen behoefte heb aan een
„bewijsplaats". Het verbond is eeuwig;
en aangezien onder de oude bedeling
kinderen het teken daarvan moesten
ontvangen, is het vanzelfsprekend, dat
ook onder de nieuwe bedeling het ver
bondsteken voor de kinderen is. Ik hoef
niet te zoeken naar een uitdrukkelijk
bevel om kinderen te dopen, omdat ik
weet, dat een dergelijk bevel niet te
vinden is. Maar nóg eens Ik hoef er
niet naar te zoeken, omdat dit een van
zelfsprekendheid is.
Het enige, dat we kunnen zeggen is,
dat de Here Jezus het niet nodig heeft
gevonden, om ons ten overvloede nog
eens hierop te wijzen.
A. G. K.
Hoe argeloos heeft men in voor-oor-
logse jaren op het thuisfront gedurig
over de zendingsarbeid gedacht
Toen wij voor het eerst een zendings
hoogleraar kregen en prof. Bavinck (nu
bijna een kwart eeuw geleden) als zo
danig optrad, is hem van verschillende
kanten gevraagd hoe hij dit dacht vol
te houden. Men had zo de gedachte,
dat wie daar eens een stuk of vijf col
leges aan gewijd had, daarmee ook wel
volledig uitgepraat zou wezen.
Van het feit, dat er ook toen reeds
een onafzienbare literatuur op dit ge
bied bestond, waren maar weinigen
doordrongen, ook bij diegenen, die dit
toch zeker hadden moeten weten. Zelfs
zij, die op het classis-examen de a.s.
missionaire predikanten moesten exami
neren in de kennis van de Zending
hadden er dikwijls geen flauw besef
van.
De oudere generatie van missionaire
predikanten weet daar nog altijd
„prachtige" verhalen over te vertellen.
Zo schreef prof. Bavinck eens er
gens „De vooropleiding werd als regel
aan de wijsheid en de energie van de
uit te zenden arbeider overgelaten. Geen
wonder dat er van deze opleiding niet
altijd veel terecht kwam, temeer niet
omdat dikwijls het zendingsveld drin
gend om die nieuwe kracht verlegen
was en dus sterk op zijn spoedige uit
zending aandrong. Geen wonder, dat
ook het classis-examen soms niet ge
heel aan zijn bedoeling beantwoordde.
Van mijn eigen examen voor de clas
sis herinner ik me dit nog, dat de exa
minator, die mij ondervragen zou over
land- en volkenkunde, mij van te voren
een briefje stuurde van de volgende in
houd „Ik moet U examineren in de
land- en volkenkunde. Bestaan daar
boeken over en, indien ja, zoudt U mij
dan een geschikt boek kunnen noemen?
Zoudt U mij dan tegelijk willen schrij
ven welk hoofdstuk uit dat boek bijzon
der interessant, is en belangrijk met het
oog op het zendingswerk En als dat
niet teveel moeite is. zoudt U mij dat
boek dan eén weekje willen lenen
Men moet wel de mildheid van prof.
Bavinck bezitten om hiervan te zeggen,
dat dit examen „niet geheel aan zijn
bedoeling beantwoordde
Dat deed het beslist niet. Ook niet
toen aan een andere candidaat, die nu
allang emiritus is, gevraagd werd of
hij maar eens vertellen wilde, welke
bomen er zoal op Java groeiden
En dan te weten wat er zich toen op
allerlei gebied reeds afspeelde. Men
hoeft het zendingstijdschrift dat decen
niën voor de oorlog toon aangevend
was voor het werk op Midden-Java
maar te lezen om met verbazing te con
stateren hoe dat nagenoeg geen enkele
neerslag vond in de gedachten op het
thuisfront. De indringende artikelen
van prof. Kraemer in „De Opwekker",
waarin hij een scherp signalement gaf
van wat er in de diepte van het Javaan
se volksleven werkte, welke nationalis
tische stromingen en moslimse bewe
gingen zich daar doorzetten, bleven in
de kringen van het thuisfront vrijwel
geheel buiten beschouwing.
Nu hebben wij achteraf gemakkelijk
praten. Men moet daar ook weer niet
te hard over oordelen. Ook al zou het
nadrukkelijk aan de orde gesteld zijn
dan zou het uiterst moeizaam in de
toenmalige gedachtenwereld zijn door
gedrongen. Hoe lang hebben wij er niet
over moeten doen om er enige Ahnung
van te krijgen wat zich daar in het Ver
re Oosten allemaal afspeelde.
Het was en bleef in die vooroorlogse
jaren een verre en vreemde wereld.
Maar na de oorlog is die wereld anders
voor ons komen te staan. Toen hebben
wij leren begrijpen, dat wij aan die we
reld zo nauw verbonden waren, dat wij
met elkaar op- of ondergaan Wij za
gen die verre naaste iedere dag voor
ons en niemand kon meer zeggen, dat
hij niet op de hoogte was van hetgeen
zich ver weg afspeelde.
Maar met dit alles is het ons nu ook
duidelijk geworden waar het in het zen
dingswerk om gaat. Dat zijn heel an
dere dingen dan welke bomen er op
Java groeien. De stroomversnelling,
waarin alle werelddelen en de jonge
staten in Azië en Afrika niet het minst,
terecht gekomen zijn, houdt ons dag
aan dag bezig. Ieder weet wat daar aan
de orde is op religieus, politiek, econo
misch en cultureel gebied.
Ieder weet ook welke fervente mach
ten, daarachter aan het werk zijn.
Er is een adembenemende geestelijke
worsteling aan de gang.
Er wordt om de wereld gevochten
en de duivel heeft daar benauwende
anti-christelijke machten bij ingezet.
Dag aan dag worden wij er van
doordrongen wat het betekent om daar
als getuigen van Jezus Christus tegen
over te worden gesteld en de Zending
te dienen.
„Maar gij zult kracht ontvangen,
wanneer de Heilige Geest over u komt."
Dat heeft Jezus er onmiddellijk bij
gezegd.
En dat die kracht nog altijd werkt,
mogen wij in het zendingswerk, gezien
de onafzienbare kansen, die wij er da
gelijks krijgen en de vruchten, die er
ook deze tijd zo verrassend naar voren
komen, steeds weer ervaren.
Daarom is het zo heerlijk, dat wij
weer het Pinkster-evangelie mogen ho
ren en dat wij onze missionaire roeping
tegen die achtergrond, de komst van
de Heilige Geest, mogen zien.
„De vurige tongen van Pinksteren"
schrijft dr. Okke Jager in zijn disserta
tie „hebben niet geflikkerd in een flits
als een lampje dat aan- en uitgaat, :alsof
God de hoofden der apostelen maar
even voorzichtig wilde aanraken, als
een danser de grond met de punt van
zijn schoen, maar zij bleven masjestëi-
telijk zitten als symbool van het onaf
gebroken gesprek en de permanente ge>
meenschap van de Geest, die niet meer?
verhuizen wil of evacueren in eeuwig
heid".
Laat zo het Pinksterfeest ons bezie
len. Met die overtuiging, met die blijd
schap.
Wij staan niet argeloos meer tegen^
over een „verre" wereld.
Wij weten er alles van en van alle
kanten worden wij er steeds dringender
medeverantwoordelijk voor gesteld.
Niemand kan zeggen „Och, wat
weet ik eigenlijk van de Zending
Ieder krijgt de vraag voor zich wat
doet U voor de Zending
Niet argelooshet kan ons be
nauwen als wij hierbij onze verantwoor
delijkheid zien.
Maar het Pinkster-zendingsfeest be
tekent ook wij staan er niet hulpeloos
tegenover.
De Heilige Geest trekt mee
door stormen en door zee
Amsterdam
J. C. Gilhuis
Nieuwerkerk.
1. Ambtsdragers-verkiezing 3 mei 1.1.: geko
zen tot ouderling br. S. Overbeeke, tot-
diaken br. Jac. de Bil.
2. Komende data
dinsdag 26 meiHerdenkingsavond Chr.
Schoolvereniging, Dorpshuis, 's av. 7.30
uur. Reserveer deze avond. Gedenk Gods
weldaden.
Woensdag 3 juni: Part. Synode te Goes.
Zaterdag 6 juniavond van Zangvereni
ging en Bijbelgenootschap, N.H. Kerk,
's av. 8 uur. Verzuimt niet deze avond bij
te wonen.
3. Giftontvangen 50,kerk, 15,dia
conie, 15,zending, 15,emeritaat,
Kerkb. ƒ.5,Hartelijk dank. Ter navol
ging J. H. B.
Oostcrland.
1Leeft mede met de zieken in het zieken
huis trof ik zr. Stouten. Zij is daar voor
onderzoek. Bemoedig haar door uw vrien
delijkheid, want ook dat behoort bij het
christelijk leven. Wij wensen haar spoedige
terugkeer toe.
2. Uw Koning is in de hemel Hemel vaar ts-
boodschap). Laat ge ook uw leven vanuit
de hemel door Hem regeren Wandelt dan
in de liefde. Uw Koning schenkt gaven.
Hemelkracht toegewenst aan u allen.
J. H. B.
RUIM TIEN MILJOEN
VOOR STEUN AAN KERKBOUW.
Tien jaar werkt nu in de gereformeerde
kerken de Stichting Steun Kerkbouw en
in die tijd kon hulp verleend worden aan
de bouw of uitbreiding van niet minder
dan 140 kerken. Zij werden gesteund met
een bedrag van in totaal 10.411.000,
gulden. Dit is ruim driekwart miljoen meer
dan de opbrengst van de drie grote acties,
die S.S.K. in deze tien jaar organiseerde.
Deze leverden in totaal 9.630.000,gul
den op. Maar dank zij goede beleggingen
kweekte men hierop nog een rentewinst
van 780.000,— gulden.
Van de uitgekeerde bedragen is
4.547.000,gulden in de vorm van lenin
gen verstrekt. Begin volgend jaar mag men
daarvan de eerste aflossingen verwachten.
Die worden dan gevoegd bij de bedragen,
die voor de toekomst nodig zijn. In de
komende twintig jaar zullen, zo is door
deskundigen berekend, in ons land 420
gereformeerden kerken moeten worden
gebouwd. Daarvan komen er 159 in de
randstad Holland. In de drie. noordelijke
FEUILLETON
Vrij bewerkt naar P. Visser Jzn.
20)
„Kom, ik heb vandaag nog heel wat voor de boeg.
Kastelein, weet je hier in de omtrek soms iemand, die
een paard of een veulen te koop heeft
„Neenof wacht es, ja Van Heelen, een half uur
verder de weg op, heeft een tweejarige merrie en een
veulen disponibel, vertelde hij me gister. Maar hij zit
nog al hoog in de boom."
„Dat zullen we dan eens gaan zien. Als het te gek is,
doe ik geen zaken met hem. Van Heelen, Van Heelen
O, dat isehWoont die niet daar dichtbij
eh
„Jawel, aan je rechterhand de tweede boerderij van
hier."
„Ja, 'k weet het al. Een paar jaar geleden heb ik ook
eens met hem onderhandeld. Je hebt gelijk hij is lastig
vraagt te veel. Enfin, we zullen zien. Wil je even af
houden, hospes", een twee francstuk op de tafel leggend.
Daarop verlaat hij de herberg met een „Morgen, hos
pes morgen, mannen."
Met stevige pas begeeft hij zich op weg, méér voelend
dan ziend, dat althans één marechaussee hem door het
raam naziet. „Naar Van Heelen", denkt hij. „Ik moet in
mijn rol blijven."
Dicht bij de hoeve gekomen ziet hij achterom en be
merkt, dat de beide politiemannen hem volgen de paar
den lopen stapvoets.
Met het air van een veekoper stapt hij het erf op,
waar hij vrijwel direct de boer ontmoet en hem het doel
van zijn komst meedeelt. Er wordt wat heen en weer
gepraat en als Zijier vermoedt dat de politielui in de
buurt zijn, verzoekt hij de eigenaar het paard op het erf
te laten lopen en draven.
Juist, als de marechaussees vlak vóór de hoeve zijn is
hij druk bezig het paard te betasten, het in de bek te zien
en de poten te beschouwen. Hij is hierin zo verdiept, dat
hij veinst niet te zien hoe de ruiters stil staan en 't toneel
op het erf bekijken. Die twee hebben een korte woorden
wisseling, maar rijden dan in galop weg.
„Ziezo", denkt Zijier, „die twee zullen me waarschijn
lijk verder wel ongemoeid laten."
Quasi onderhandelt hij verder met boer Van Heelen
en doet tenslotte een bod, waarop de boer reageert met
de vraag of hij soms van Lotje getikt is, zo (opzettelijk)
belachelijk laag is het bod. Dan worden zij het natuurlijk
niet eens en de veekoopman Jacques Huysser verdwijnt
van het toneel.
Intussen heeft hij zijn verdere plannen al overwogen
en vastgesteld hij zal over Damme naar Brugge lopen
in een grote stad, behoorlijk ver van Sluis af, meent hij
minder gevaar van ontdekking te lopen dan in een klei
nere. En misschien vindt hij daar een goede gelegenheid
om naar Antwerpen te komen. Maar hij weet de weg
niet, waarom hij zich voorneemt, zodra dat mogelijk is.
te informeren hij wenst het liefst geen herhaling van de
afgelopen nacht, vier uur gelopen te hebben en nog geen
half uur van Sluis te zijn
Rustig en kalm vervolgt hij zijn weg, want hij gevoelt
zeer wel, dat hij de voorbije nacht niet geslapen heeft,
en waarbij dan bovendien de emoties het er niet beter
op gemaakt sebben.
Bij een kromming van de weg, hij heeft dan een uur
gelopen, doemt er een herberg op, waar hij, naar hij zich
voorneemt, bizonderheden van de weg zal vragen. Maar
dan ziet hij opeens twee paarden staan en hij weet
onmiddellijk de dieren van die twee marechaussees Nu
is hij nog niet van die kerels af
Wat te doen Zal hij naar binnen gaan of doorlopen
Maar in het tweede geval loopt hij de kans de verkeerde
weg in te slaan, want hier is een kruising.
Hij besluit tot het eerste een onverschillige houding
en tegenwoordigheid van geest oordeelt hij de beste mid
delen om zich van verdenking te vrijwaren.
Blijvend in de rol van veekoper staat hij bij de paarden
stil en monstert die met kennersogen. Dan bemerkt hij,
dat één der dieren aan de poot bloedt, welk geval hij
nauwelijks beziet in de verwachting, dat dit de aandacht
trekken zal van hen, die binnen zijn.
Daarin wordt hij niet teleurgesteld één der marechaus
sees komt naar buiten en vraagt hem of hij, als paarden
kenner, een middel weet om zijn kreupel paard te genezen.
„Ik heb het al lang gezien, mijnheer. Kijk, er zit een
nagel van de hoef in het vlees. Als de hospes een nijp
tang heeft, is het euvel direct verholpen."
Inderdaad wordt dan met weinig moeite de nagel ver
wijderd en de waard komt, op verzoek van de veekoop
man, met een linnen lapje en wat olie, die in het wondje
wordt geduwd. De pijn vermindert blijkbaar direct, want
het beest staat op de kreupele poot.
„Dat heb je kranig gedaan, vriend. Drink op onze kos
ten een glas brandewijn."
Dat weigert de gewezen sluiker, maar een pint bier
slaat hij niet af. Het blijkt hem, dat de politiemannen al
meer dan één glas naar binnen hebben geslagen, al is het
nog vroeg in de morgen, want ze zijn lollig en zeer
spraakzaam. Zij praten met hem over paarden en vee en
dan vraagt Zijier botweg waar ze heen moeten.
En die kerels gaan kletsen in Sluis is een gevaar
lijke sluiker ontvlucht en nu hebben .ook zij de opdracht
gekregen in de omtrek naar hem te zoeken.
De veekoopman wenkt de waard Laat hij die lui nog
eens inschenken, nu op zijn kosten.
Kijkdit is nog es fideel, vinden de politiemannen,
die dan nader ingaan op de vragen van Zijier, welke,
bizonderheden wil weten over zijn eigen ontvluchting.
Hij brandt van verlangen om het lot van zijn vrouw te
weten te komen.
Jammer genoeg kunnen zij daarop geen antwoord ge
ven. Alleen protesteren zij heftig, als de veekoopman op
merkt, dat de justitie die vrouw moet vasthouden en des
noods veroordelen, want die is het' net zo goed schuldig
mais non, mais non welnee, welnee. Dit doet hun com
mandant vast niet die weerloze vrouw heeft zich held-
haftig gedragen die wordt niet langer vastgehouden dan
noodzakelijk is. Maar met de sluiker, ja, als ze die te pak
ken krijgen, met hém en zijn kornuiten zullen korte metten
worden gemaakt. (Wordt vervolgd)