eeuwóe 3£erkbode
MOEILIJK Waarom
Liturgie als ontmoeting
Beroep van prof. van Niftrik op Geref. Kerken
18e JAARGANG No. 42,
15 MEI 1964
„Ik worstel
en ontkom"
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND
Redactie Ds. W. H. Gispen, Schagen Ds. B. Wentsel, Brouwershaven Ds. G. van Wilgenburg, Middelburg.
Correspondentie-adresLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg.
MedewerkersJ. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene, Baarland
Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. W. Kats, Goes Ds. A. G. Kornet, Vlissingen
Dr. P. C. Kraan, VlissingenDs. G. S. Oegema, ArnemuidenDs. D. Ringnalda, Middelburg
Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo.
Abonnementsprijs
3,50 per halfjaar
bij vooruitbetaling
Advertenties
15 cent per mm.
Bij abonnement lager
Losse nummers 15 cent
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 24 38
Giro no. 4 22 80
vy
Ongeveer vijftig jaar geleden, om
precies te zijn op zondag 11 juni 1916,
preekte dominee J. C. Sikkel in Amster
dam over 't Pinkstergebeuren, 't Waren
moeilijke dagen. De eerste wereldoorlog
duurde al enkele jaren, heel vele man
nen in Nederland, waren al die tijd ge
mobiliseerd. En juist in de tijd rondom
Pinksteren, woedde de verkiezingsstrijd.
Hoe kon je in zulke dagen Pinkste
ren vieren
In een tijd van angst en bewogen
heid
Maar 't bleek te kunnen Wanneer
je die oude preek (uitgegeven door A.
Verleur te Haarlem in 't z.g. J. C. Sik
kel-fonds) doorleest, krijg je zelfs heel
sterk 't gevoel, dat 't makkelijker is de
Pinksterboodschap te brengen in een
tijd van beroering, angst en geweld,
dan wanneer 't leven z'n gezapige gang
gaat.
Want niet dit is de grote moeilijk
heid, dat 't Pinkstergebeuren zo ver
achter ons ligt, in de tijd gerekend, wel
te verstaan
Maar dit is de moeilijkheid, dat 't zo
ver weg ligt voor ons. Zo onmogelijk
ver van ons verwijderd in de actualiteit
van ons Christelijk leven.
Althans zo voelen velen 't aan.
Dat we niet goed weten, wat te be
ginnen met 't geluid als van een gewel
dige rukwind, met de vuurvlammen en
zelfs het spreken in tongen, vinden ze
tot daar aan toe. Want dat zijn als 't
er op aan komt, begeleidende verschijn
selen geweest.
Maar, dat we 't meest eigenlijke van
het Pinksterfeest, de uitstorting van de
Geest, niet meer mee-beleven, althans
na-beleven kunnen, dat is een uiterst
pijnlijke, zo niet alarmerende, zaak.
Ik wil daar niets van af doen.
Natuurlijk kun je, volkomen terecht,
hier met allerlei, dogmatische, tegen
werpingen komen aandraven.
Iedereen in onze kerken weet wel, of
kan tenminste weten, dat, wat daar in
Jeruzalem gebeurde, volkomen uniek
was. En dat 't ook niet voor herhaling
vatbaar is. De Geest is uitgestort eens
en vooral. En 't getuigt bepaald niet
van een gezonde kijk op de grote- wer
ken Gods, wanneer we blijven bidden
om een repetitie.
Maar 'k geloof niet, dat men dit fei
telijk bedoeld, als men spreekt over 't
mee-beleven, althans na-beleven van de
uitstorting des Geestes.
Ik beluister in deze woorden veeleer
de klacht, ik beluister die niet alleen
bij anderen, maar ook bij mij zelf
over 't gebrek aan ervaring van de aan
wezigheid van de Heilige Geest en van
de intimiteit Zijner arbeid in de Kerk.
En die klacht vind ik reëel en ge
zond. Onder één voorbehoud dat de
klagers mensen zijn, die zelf con amore
en met inzet van alle krachten hun ga
ven aanwenden ten nutte en ter zalig
heid van hun broeders en zusters (Hei-
delberger Catechismus, Zondag 21).
Van alle anderen aanvaard ik deze
klacht niet. Wie zich meent te kunnen
verschuilen achter deze kritiek op de
Kerk staat, wat mij betreft, in z'n hemd.
De „moeilijkheid van Pinksteren"
ligt dus niet in Pinksteren, maar in ons
zelf.
Wij zijn te dor, te lauw.
Waar vinden we de warmte, de be
wogenheid, 't enthousiasme dat, als 't
er op aan komt, iedereen toch in de ge
meente van Christus zoekt ('k Weet,
dat het „woord" enthousiasme van hei
dense origine is toch gebruik ik 't hier
opzettelijk, omdat 't mijns inziens, juist
in verband met de uitstorting van de
Geest, volkomen op z'n plaats is. Als
de Heilige Geest in ons is, hebben we
dan niet God in ons
En nu valt 't mij, telkens wanneer
ik 't bericht van Handelingen 2 lees,
weer op, dat 't helemaal niet gaat om
de Geest als zodanig.
Of anders gezegd ook op die Eerste
Pinksterdag, daar in Jeruzalem, wilde
deze Gezondene niet de aandacht op
Zichzelf gericht zien. En Hij wil dat
nog steeds niet.
Daar in Jeruzalem werd 't feest,
doordat Jezus Christus in de aandacht
kwam te staan.
Toen er voluit, vrij en ongedwongen
over Hém gesproken werd, tóén brak
zich de blijdschap baan.
't Is eigenlijk maar even, dat Lukas
over de Geest spreekt, en dan nog om
sluierd. En Petrus in z'n grote toespraak
is, wat Hem betreft, ook al gauw klaar.
Maar dan begint hij de Christus te
verkondigen en hij komt woorden
te kort
Ook de anderen ze stamelen van de
grote werken Gods, dat zijn Diens ver
lossende daden in Christus
't Gaat met Pinksteren heel duidelijk
om de Koning der Kerk, die op de ton
gen der Zijnen de wereld wil komen
binnenrijden.
Wie had anders verwacht, na Jezus'
belofte van de Trooster, Die niet van
Zichzelf zou spreken maar het „uit 't
Mijne zal nemen en Mij verkondigen"
Maar wie durft dan nog volhouden,
dat 't bijna onmogelijk is, Pinksteren te
vieren
Het leven van de man, de vrouw, de
jongen, het meisje, de tijd van de
ouderdom en de jeugd, waar Christus
het middelpunt van vormt is één voort
durend Pinksteren.
En zulke mensen bouwen de Kerk
Zulke mensen betekenen wat voor
de gemeente
Van zulke mensen gaan krachten uit,
de wereld in, tot behoud
Want zulke mensen kennen het ge
heim, dat indertijd te Jeruzalem, plotse
ling in de openbaarheid trad, het ge
heim van een levende en verhoogde
Heiland, Die de Zijnen niet alleen laat,
maar bij hen blijft to aan 't einde der
wereld.
Wat zegt li
Gaat 't op dit ons feest om de Kerk
Is Pinksteren 't feest van de Kerk U
hebt gelijkMaar dan van de Kerk,
die een Koning heeft
G. VAN WILGENBURG.
In het confessionele Hervormd Week
blad „De Gereformeerde Kerk" schrijft
prof. dr. van Niftrik, hoogleraar van
wege de Herv. kerk aan de Universiteit
van Amsterdam, de gemeentelijke na
melijk, enkele m.i. behartigingswaardi-
ge dingen. De prof. is thuisgekomen
.van een oecumenische conferentie in
Zwitserland, die als opdracht had het
gesprek tussen Gereformeerden en Lu
theranen, dat een vijf jaren geleden
was verzand, weer op gang te brengen.
Moe en teleurgesteld is hij er van
daan gekomen. Over dit eerste, die ver
moeidheid, verwondere zich niemand
want het bijwonen, en actief meedoen,
op conferenties is geen kleinigheid. Het
vereist veel en grote inspanning zelfs
van hen die zich overigens gemakkelijk
bewegen en aanpassen in voor hen tot
dan toe toch vreemde kring.
Ik zou wel graag uiting willen geven
aan een zekere waardering op welke
onze geleerden, die zo hier en daar hun
stem laten horen, recht hebben.
Of dit nu het concilie te Rome is of
de vergaderingen van de Wereldraad
van kerken zijn waar we onze waarne
mers hebben, 't zijn heus geen pleizier-
reisjes, al ga je er ook weer niet tot
je verdriet heen.
Ik ben er wel zeker van dat menig
een hunner vermoeid thuis gekomen is
en eerst weer even op verhaal moest
komen. Ik moge in dit verband ook
mijn bewondering voor het actievolle
leven van onze zendingsdirecteur ds.
Richters die maar reist en trekt en weer
aan het werk slaat, uiten.
Ik schrijf daar dat je er ook weer
niet tot je verdriet heen gaat. Toch lijkt
dit laatste wel zo met prof. van Nif
trik te zijn geweest. Deze spreekt na
melijk van teleurstelling, en dan waar
schijnlijk, als ik hem goed begrijp, niet
alleen bij zichzelf, doch ook wel bij an
deren.
„Ik kan mij niet voorstellen", aldus
de prof., „dat ook maar één der deel
nemers het gevoel zal hebben van een
gelukte conferentie, waarop wij heel
dicht bij elkaar gekomen zijn." Nu kan
deze teleurstelling zijn voortgekomen
f
uit een te hooggespannen verwachting,
die mogelijk bij prof. van Niftrik haar
oorzaak vindt in het feit dat er tussen
hervormden en luthersen een z.g. con
census over het avondmaal is tot stand
gekomen. Prof. v. N. zal gedacht heb
ben dat het in Zwitserland ook wel
gaan zou nu het hier in Nederland vlot
liep.
Maar de teleurstelling dan. Deze is
voor de hoogleraar reden geworden tot
wat hij zelf noemt „mijn emotionele re
acties. Er was daar geen openheid
voor de waarheid van de ander". Nu,
openheid is er bij prof. van Niftrik wel.
Hij richt zich tot het gereformeerde
front in breed verband namelijk tot de
gereformeerde bonders in zijn eigen
kerk èn tot onze gereformeerde kerken.
Hetgeen hij vraagt, maakt een prettige
indruk op me.
Aan de gereformeerde bonders ver
zoekt hij nu toch eens op te houden
met allerlei onware aantijgingen tegen
de oecumenische beweging als daar is
het regelmatige terugkerende refrein
„wij mogen niet meedoen aan de oecu-
menische beweging, want daar verdoe
zelt men de waarheidsvraag terwille
van de eenheid". Prof. v. N. vraagt
dan „willen de bonders mij op mijn
woord geloven, als ik hun verzeker
het is niet waar Als zij mij nu gelo
ven, zal ik waarlijk nog getroost zijn
over een teleurstellende conferentie..."
Nu hebben wij inzake de gerefor
meerde bonders en prof. v. Niftrik geen
boodschap, maar we kunnen er toch
wel goed inkomen dat prof. v. N. zo
pleit, en als 't ware bidthoud nu
toch eens op met ja met wat Wel met
hetgeen veel gelijken gaat op overtre
ding van het gebod gij zult geen vals
getuigenis geven. Dat schijnen wij ker
ken al heel gemakkelijk tegenover el
kaar te doen. Of liever gezegd niet zo
zeer als kerken, maar als schrijvers.
Ik denk aan de christelijk gerefor
meerden welk een moeite heeft het
niet gekost jaren lang om de beschul
diging uit de wereld te helpen, dat de
gereformeerde kerken doopten op grond
van veronderstelde wedergeboorte. Dit
is bij de meesten nu wel uit, ofschoon,
er nog wel zullen zijn die dit volhou
den, maar 't heeft lang geduurd.
Je kunt dan honderdduizend keer
zeggen 't is niet waar, het baat niet,
omdat men bij zijn vijandigheid persis
teert. Zulk een vijandigheid ontmoette
prof. v. N. ook op zijn conferentie „er
is academisch, emotioneel, hartelijk en
bijna vijandig gesproken".
Hiermee kom ik tot hetgeen prof.
v. N. van onze gereformeerde kerken
vraagt„Ik zou tot de gereformeerden
willen zeggen als u deze conferentie
had meegemaakt, zoudt u gezegd heb
ben nu werpen wij ons ook in het
strijdgewoel dit laten we ons niet zeg
gen Dit laten we v. N. niet alleen
opknappen daarvoor is hij niet weer
baar genoegdat kunnen wij beter
Als ik u een beetje ken en u ook een
weinig psychologisch-theologisch ver
sta, zoudt u zeker zó gereageerd heb
ben".
Wie een beetje van algemene kerk
geschiedenis afweet, herinnert zich dat
de strijd tussen gereformeerden en lu
thersen nooit zo prettig verlopen is. Op
deze conferentie zijn harde noten ge
kraakt over de verhouding van wet en
evangelie er is gesproken over de ge
varen van de Lutherse leer der twee
rijken. De lutherse theologen zagen
niet in dat het niet deze leer is geweest
die de Bekennende Kirche onder Hitier
tot verzet aanvuurde, doch dat Calvi
nistische motieven tot deze strijd staal
den.
Er is blijkbaar ondanks de oecumene
niet zo heel veel nog veranderd in de
kerkelijke verhoudingen zowel in het
binnen- als in het buitenland en tussen
calvinisten en lutheranen.
De luthersen hebben altijd wel een
soort meerderwaardigheidsgevoel beze
ten als ik het zo mag noemen. Luther
is toch maar de grote man, en Calvijn
nu jamaar die kwam zoveel jaar
laterEn dan het aantal lutheranen
overtref dat der calvinisten zeer. In
Amerika en Europa loopt het in de mil-
lioenen. En bij de lutheranen in Duits-
Één van de belangrijkste vragen, die
bij de liturgie aan de orde kunnen ko
men, is toch wel deze Hoe is nu fei
telijk de eredienst te karakteriseren
Wat is de zin van de verschillende de
len van ons liturgisch bezig zijn in een
kerkdienst
Op deze vraag zijn zeer verschillende
antwoorden gegeven. In de Oosterse
kerken gaat het om het betrokken wor
den in de sfeer van Gods hemelse heer
lijkheid. De gelovigen beleven in de li
turgie een stukje van het paradijs. In
de symboliek van de liturgische hande
lingen ligt een overschrijding van de
grens tussen hemel en aarde, tussen tijd
en eeuwigheid.
In de Rooms Katholieke kerk ligt dit
alles weer anders. Hoogtepunt van de
mis is de consecratie met zachte stem
spreekt de priester de instellingswoor
den (in het Latijn): Dit is mijn lichaam,
en het wonder heeft plaats. Christus is
substantiëel tegenwoordig in het brood
(en in de wijn). De offergedachte heeft
hier een centrale plaats. In plaats van
de mis spreekt men ook wel van eucha
ristisch offer, en dit karakteriseert wel
de eredienst.
Maar hoe beschouwen wij, die deze
opvatting verwerpen, nu zelf het karak
ter van de liturgie
Ik meen, dat het woord ontmoeting
een goede aanduiding is, één van de
wezenstrekken van ons samenkomen als
gemeente. En dat in twee opzichten
horizontaal en verticaal.
Laten we met het horizontaal aspect
beginnen. In de bijeenkomst van de ge
meente ontmoeten we elkaar als broe
ders en zusters in de Heer. Deze kant
van de zaak vinden we ook in de Bijbel
terug. In het Oude Testament komen
we de Tent „der samenkomst" tegen.
Het volk Gods kwam er bijeen om de
Here te danken, te.- bidden, te offeren.
Het latere woord synagoge betekent
ook samenvergadering.
In het Nieuwe Testament vinden we
al weer hetzelfde. Het woord „samen
komen" is daar ook een typering voor
het bijeen zijn van de gelovigen (b.v.
1 Cor. 11 :33). Vele malen wordt het
woord ecclesia gebruikt, in onze ver
taling gemeente, kerk. Maar er zit
heel wat meer in, het is de door God
bijeengeroepen vergadering van het
nieuwe, Messiaanse volk. (Herinnert
aan een volksvergadering uit het Oude
Testament.)
Deze ontmoeting van elkaar in het
samenkomen van de gemeente is dus
een belangrijk bijbels aspect. Geen
wonder dat de schrijver van de He-
breënbrief vermaantWij moeten onze
eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals
sommigen dat gewoon zijn, maar elkan
der aansporen(10:25). Een ac
tuele opmerking De psalmdichter kén
de daar ook iets van, toen hij in zijn
lied anderen opwekte „Komt, ga met
ons en doe als wij" (Ps. 122 in berij
ming).
Het onderlinge contact is dus in de
gemeente van betekenis en uit zich in
de eredienst. Het is een stukje gemeen
schap der heiligen. Dr. Kuyper stelt
voor om elkaar vóór de dienst met een
handdruk te begroeten, en met elkaar
land vergeleken is het aantal calvinis
ten beschamend klein.
Nu roept prof. v. N. als het ware
nadrukkelijk om hulp van ons gerefor
meerden. Laat me niet zo hopeloos al
leen vechten, maar sta me bij door bij
me te komen staan. Ik dacht dat ik dit
hier wel moest doorgeven, omdat altijd
als iemand roept om hulp we niet moe
ten doen als die twintig Amsterdam
mers verleden, die angstig stonden te
kijken naar een drenkeling in een hun
ner mooie grachten, maar geen hand
uitstaken om hem te redden totdat er
tenslotte een voorbijganger kwam, die
in het water sprong en hielp. Je moet
maar kunnen, zult u zeggen ik zeg het
met u, maar het niet kunnen kon wel
eens eigen schuld zijn.
Of vindt u van niet Nu moeten de
gereformeerden de hervormde v. N.
helpen, ja of neen Denkt u er eens
over nastraks krijgt uw kerkeraad
een brief van de synode om te zeggen
hoe hij er over denkt.
Brouwershaven B. WENTSEL.
een praatje te maken, dit om de onder
linge verbondheid te demonstreren. Nog
zo gek niet in een wereld, waarin veel
mensen wat los naast elkaar leven. In
ieder geval wees de apostel Paulus al
op het elkaar begroeten, als teken van
eenheid en gemeenschap, naar Oosterse
gewoonte Groet elkaar met een heilige
kus (komt vijf maal in de brieven voor,
o.a. Rom. 16 16). In de oude kerk was
dit dan ook een onderdeel van de litur
gie. Justinus Martyr (f 165) meldt de
plaats er van na het uitspreken van
de gebeden.
Zo heeft dus de ontmoeting met el
kaar sinds oude tijden zijn betekenis
gehad. Ook wij mogen er iets van er
varen. In de kerkgang, in de liturgie
zijn we niet meer alleen. De Heilige
Geest zet mensen steeds in de gemeen
schap met anderen Pinksteren liet er
al iets van zien. Iemand noemde de li
turgie voortgezet Pinksterfeest. Daar
zit veel waars in
Maar niet minder van belang is het
verticale aspectde ontmoeting met
God. Ja, deze kant van de zaak is zelfs
zo van gewicht, dat wanneer deze zou
ontbreken, de kerkdienst zijn diepe zin
verloor. Er zou enkel een bijeenkomst
van mensen overblijven.
U kent misschien dat mooie zondags
lied
God is tegenwoordig, God is in ons
midden,
laat ons diep in het stof aanbidden.
Het is dit besef, dat in een samen
komst van de gemeente bepalend is.
In het Oude Testament wist men dit
heel goed. Talloze maler komen we
daar, bij het beschrijven van heilige
handelingen, de uitdrukking tegen
voor de Here. Men was zich er van be
wust bezig te zijn voor het aangezicht
des Heren. Coram Deo, zoals Luther
het later zo met:. nadruk accentueerde.
De tabernakelwas de tent der sa
menkomst van het volk, maar dan ook
met Israëls God. Daar had op bijzon
dere wijze een ontmoeting plaats, en
allerlei ceremoniën kregen daardoor be
tekenis. In de tempel werd dit later
voortgezet.
In het Nieuwe Testament wordt dit
nog verdiept. Christus zelf zei Waar
twee of drie vergaderd zijn in Mijn
naam, daar ben Ik in hun midden
(Matth. 18 20). In zijn verzoende ge
meente woont Hij na Pinksteren met
zijn Heilige Geest.
Zo wordt de eredienst mogelijk. Zo
kan de gemeente daarin God ontmoe
ten. Liturgie, zo heeft men wel gezegd,
is het krachtenveld van het Woord
Gods. Dat Woord komt op allerlei wijze
tot ons, en telkens reageert de gemeen
te daarop met haar antwoord. Een diep
besef van Gods tegenwoordigheid is
daarbij nodig. Dit maakt een eredienst
tot zo'n ernstige, maar ook tot een ver
blijdende zaak. Calvijn was daar die^
van doordrongen, hij gebruikte nog^
eens de typering voor God e^
engelen
Dit alles is van betekenisg
gehele eredienst. Het is dj
juist om pas tegen het eitj
dienst, voor het uitspreken
gen over de gemeente, terif
heft nu uw harten tot (i
eerst bij het slot van c|
zegen, nodig is. Men zj
het begin van de dienst
sen. Overigens helj
(omhoog de harten)
standdeel van de litj
mis komt de oproep
als antwoord Xabej
We hebben ze (ree
heven. Dit is oofj
van het volk Gc
de eredienst.
Deze ontmol
Christus ,enj
dus wel zee
Natuurlij!
van God
aan de miL
Hij en ko^
tus. Mc
der, irj
leven.
woordj
gie
OP i