Tranen in de Bijbel EEN ZEEUWS BOEK „DE SLUIKER" over „EEN ZEEUWS HEER" Begin 1964 is er een zeer interessant boek verschenen dat om meer dan één reden onze aandacht mag hebben. Ik denk aan het werk van F. van Dijk Mr. Laurens Pieter van de Spie gel, Raad en Burgemeester van Goes. Nu zou het mogelijk zijn, dat iemand opmerkt Maar dit is toch geen onder werp voor een artikel in onze kerk bode En inderdaad, het valt even bui ten de artikelenserie, die ik schrijf over liturgische onderwerpen (alhoewel soms ook een punt in dit verband ter sprake komt, zie onder Maar ik ben van mening, dat onze interesse wel zó breed mag zijn, dat we ook aandacht hebben voor dingen, die misschien liggen bui ten de gebeurtenissen van het heden, en van onze kerken. Bilderdijk heeft eens gezegd In het verleden ligt het heden, in het nu wat worden zal. Daarom zal een historie beschrijving in het algemeen onze be langstelling al moeten hebben. Maar inzonderheid is dit toch wel het geval als het gaat om wat ik noemde in het opschriftEen Zeeuws boek over ,,een Zeeuws heer". Een Zeeuws boek. Ja, zo mag ik het wel noemen. Het is in onze provincie gegroeid en geschreven. Br. van Dijk, oud-leraar van het Christelijk Lyceum te Goes, heeft er heel wat uren arbeid in zitten. Wat heeft hij veel moeten lezen, om niet te zeggen pluizen, in oude stedelijke en kerkelijke archieven, in familiestukken en andere contempo raine gegevens. Je moet daar wel his toricus voor zijn om dit met volharding en vreugde te doen. En dat is de schrij ver Daar komt bij, dat dit boek niet al leen over Goes gaat, ook andere plaat sen in Zeeland komen er in voor Mid delburg, Vlissingen, Zierikzee, Hoofd plaat enz. Heel de provinciale situatie van twee eeuwen geleden komt ter sprake. Er is ook nog een band tussen onze kerken en br. van Dijk. Verschillende jaren is hij ouderling geweest en hij heeft nog een levendige interesse voor ons kerkelijk leven. Als ik er nog bij vertel, dat de boeken van zijn vrouw, Nelly van DijkHas, in vele van onze gezinnen worden gevonden en gelezen, dan is wel duidelijk, dat aan de Oost singel in Goes veel gedacht en geschre ven wordt. Een Zeeuws boek dus, en over een Zeeuws heer. Uit onze provincie zijn een aantal grote figuren uit voortge komen. Wie denkt niet aan Michiel Adriaanszoon de Ruyter, de held van wie we in onze jeugdjaren hoorden, lazen en zongen. En u zult het mij niet euvel duiden als ik ook noem de bekende volks dichter Jacob Cats, met wie ik mij al tijd nog enigszins verbonden voel (no men est omen). Er is een tijd geweest, dat hij werd vereerd, daarna dat hij werd verguisd, nu is er weer meer een evenwichtige beoordeling van zijn oevre. Ik denk b.v. aan de studie Aan dacht voor Cats, die enige jaren gele den verscheen. Ook in het boek van br. van Dijk komt Cats enkele malen voor (pag. 39, 212). Als derde figuur noem ik de man over wie het door ons besproken boek gaat, ook een (latere) Raadspensiona ris, nl. Mr. Laurens Pieter van de Spie gel. Deze nationale figuur werd in Zee land geboren, groeide hier op, en be kleedde hier zijn eerste functies. Over deze Zeeuwse periode gaat het boek van br. van Dijk. Het is onmogelijk om op alle détails van dit boek uitvoerig in te gaan. Als u over het leven in de 18de eeuw eens wat meer wilt weten, moet u het zelf maar eens lezen. De schrijver weet er ontzaglijk veel van af, zowel over de Hoofdstuk 3. Volkstranen (2, vervolg) Naschrift. „En zieMozes en Elia in heerlijkheid verschenen, spraken Lukas 9 31. Het „drie (man)schap" uit Amrams huis is van zo grote betekenis voor Is raël geweest toen het als natie de pri- mitiae libertatis" verkregen had en lang daarna, dat latere joodse theologie zich in rijke sagen en fantasie en rondom dit drietal verloren' heeft en er legen darische verhalen over heeft opgedist. Strack-Billerbeck geeft hieromtrent enkele aantekeningen op Mattheüs ze ventien de verschijning van Mozes en Elia aan Christus op de berg der ver heerlijking. 't Gaat om de vraag of Mozes even als Elia en Henoch, zonder de dood gesmaakt te hebben, in heerlijkheid op genomen is. De opvattingen verschillen nog al. Hier en daar meent men, dat Mozes niet in handen gevallen is van de engel des doods, maar onmiddellijk door „Gods kusis weggenomen. De vertering heeft over zijn lichaam geen macht gehad. Op de vraagwaarom Mozes' graf niet werd gevonden antwoordt men opdat de volken Mozes' graf niet zou den kunnen verontreinigen met hun af godsbeelden en gruwelen. Ook, opdat Israël er geen tempel op zou kunnen bouwen en er offeren en roken ging. Nog andersopdat niet als de tempel verwoest en het volk in ballingschap weggevoerd zou zijn, daar een bede vaartsplaats zou ontstaan waar het volk kwam wenen en Mozes aanbidden, „O, Mozes, onze leraar, bid voor ons" hetgeen dan van de gedachte zou uit gaan dat Mozes voor het volk alsnog zou kunnen tussentreden bij God even als bij diens leven om 's volks lot onge daan te maken want de vromen zijn in de dood Gode nog aangenamer dan tijdens hun leven". Maar we spraken van het drietal Amramiden en niet van Mozes alleen. Nu staat het zo dat de joden willen be weren, dat de engel des doods over zes personen geen macht heeft gehad en situatie in het algemeen, als over die in Zeeland in het bijzonder. Van de Spiegel werd in Middelburg geboren (1737) en verloor reeds jong zijn ouders 1742 en 1751In de nacht, waarin zijn moeder sterft, redigeert hij een codicil tot het testament, hetwelk zij tekende. Hierover is nogal wat te doen geweest. Het was in ieder geval een bewijs van jeugdige bezonnenheid en doortastendheid, en ook van een scherp verstand. Later zou dit wel dui delijk blijken in zijn leven. Jeugd in Middelburg en studietijd in Leiden worden gevolgd door zijn pe riode te Goes 1758—-1780)die vooral in dit werk wordt beschreven. Eerst was hij er advocaat en procureur, later gemeente-secretaris en dan raad en het geweld des doods niet heeft kunnen of mogen uitoefenen. Deze zes perso nen zijn dan de drie Aartsvaders Abraham, Isaak en Jacob, benevens Mozes, Aaron en Mirjam. Over deze laatsten niet omdat het, volgens de joodse vertaling dan, in Nu. 33 en 38 en Dt. 34 5 heet dat zij door een „kus Gods" zijn aangeraakt. Over Mirjam staat dit er wel niet met evenzovele woorden, doch dat is omdat het onge past zou zijn dit van God en een vrouw te zeggen. Uit kiesheidsoverwegingen dus, maar voor mannen als Mozes en Aaron gelden deze niet. Velen beweren hetzelfde nog van Benjamin, de lieveling Gods genaamd en van David, de man naar Gods hart (Ps. 16:9). In elk geval, zo leert zekere Rabbi, heeft Mozes' lichaam de lichtglans be houden, die het verkregen had tijdens het veertigdaagse verblijf bij God op de Sina'ieen lichtglans zo sterk, dat als Mozes' graf eens gevonden en ook maar een weinig geopend zou worden, de ganse wereld voor dat licht niet zou kunnen bestaan. Doch genoeg hierover, we weten in elk geval uit Mattheüs dat Mozes in heerlijkheid woont en ver staan tevens dat de verering van Mo zes' nagedachtenis bij de joden alle perken te buiten gaat ondanks hun vrees dat men op Mozes eventueel ont dekte graf een bedevaartsplaats zou stichten. Dat de rouwklacht van Israël bij de Nebo gedurende dertig dagen gehou den voor „Gods knecht" veranderd is in een blijde rei dat staat voor het ge lovig volk des Heren, de kerk des Nieuwen verbonds, wel vast. En dat het drietal door God uitver koren kinderen van Amram en Joché- bed rijk door God gezegend is gewor den in tijd en eeuwigheid beide, even zeer. Psalm 105 15 zingt terecht van Mo zes en Aaron Maar God zond Mozes, die tevoren Door Hem met Aron was verkoren Zij beiden voerden Gods besluit Door tekenen en wond'ren uit, En toonden in Egypteland De plagen van Zijn strenge hand. Brouwershaven B. WENTSEL. burgemeester. De schrijver is thuis in de vele be langrijke families van die tijd, die een rol spelen in het toenmalig benoemings beleid. Ook over de stad Goes krijgen we interessante informatie, echter even eens over Middelburg en andere ste den. Want niet alleen aan Goes gaf Van de Spiegel zijn gaven en krachten, ook voor de provincie Zeeland stond hij op de bres. Elke provincie moest een be paalde bijdrage leveren in het geheel van de Republiek, maar Zeeland was van gedachte dit quotum niet te kunnen opbrengen. In den Haag geloofde men dit niet,,De Zeeuwen waren te veel op de penning, meende men" (pag. 75). Van de Spiegel ging mee naar den Haag en leidde de oppositie (1769). Naast velerlei bezigheden vond Van de Spiegel nog tijd voor historisch on derzoek. In 1577 was Goes overgegaan tot de Prins (Willem I) en in 1777 werd op voorstel van Van de Spiegel feest gevierd. In dit verband beschreef hij het historisch gebeuren van Satis factie en Alteratie, en wat daaraan vooraf ging. En dat was heel wat. Het ging in Goes niet als te Vlissingen (be vrijding een spontane daad van de bur gerij) of te Middelburg (na lang beleg ingenomen). In Goes was veel verzet tegen de Prins en als de stad eerst in 1577 „om" gaat stelt men pertinente voorwaarden o.a. handhaving van de katholieke eredienst" (Satisfactie). In 1578 komt de Alteratie, het overgaan tot ,,den Gereformeerde Godsdienst". Br. van Dijk geeft op boeiende wijze de resultaten van Van de Siepgel nog eens door. Ik zou nog veel meer willen aanhalen uit dit werk, dat allerlei finesses bevat (huizenstatistiek, bl. 107Zeeuwse economie, pag. 97101 de kwestie van de Hoofdplaat, 207 v.v. vele pre dikanten worden genoemd, o.a. Ds. de Crane (227). De tegenwoordige in Baarland is dus niet de eerste in de Zeeuwse historie! enz.). Een register achter in het boek zou hebben kunnen bewijzen hoeveel namen, plaatsen en zaken aan de orde komen. Ik noem nog één ding, en kom zo toch nog bij de Liturgie uit De invoe ring van de nieuwe Psalmberijming in Goes vond plaats met medewerking van Van de Spiegel (1774). Ds. Kaas hield een rede over het heilig gebruik der zang- en speelkunst ,,en de hartverlus- tigende plegtigheid liep ten einde met een heerlijk concert, in 't welk alle zang en speeltonen zich verenigden (pag. 123). Ook toen wist men al wel van de schoonheid der Liturgie. Het orgelspel kreeg ook een plaats bij raads besluit van 1777 ,,Is goedgevonden en verstaan dat tot meerder gemak en stichting van 't psalmgezang voortaan zal begonnen worden met een praelu- dium of voorspel door het orgel, en tus- schen ydere regel een kleine pauseering gehouden worden(pag. 123). U hebt nu wel een indruk van het boek van br. F. van Dijk over een be faamd Zeeuws heer Het is zeker de moeite waard, dat u zich er eens in verdiept. In het beschreven verleden ligt ons heden W. KATS. FEUILLETON Vrij bewerkt naar P. Visser Jzn. 18) Dan wordt Hanna in streng verhoor genomen. „Wie is u?" „.Hanna Zijier, de vrouw van Frits Zijier, mijnheer", antwoordt zij met vaste stem, de kapitein onbevreesd aanziende. „Hebt u: de gevangene de vlucht mogelijk gemaakt?" ,,Ja, mijnheer. Het is een list van mij geweest." „Zo. En hoe kwam u in de cel van uw man?" „Daarop geef ik geen antwoord, mijnheer. U kunt met mij doen wat u wilt, maar ik zeg niets meer." En daarna houdt zij zich. De kapitein kan poeslief en vriendelijk zijn hij kan dreigen, niets helptHanna zwijgt in alle talen. Tot haar verlichting bespeurt zij, dat de Franse officier haar min of meer gaat bewonderen om haar moed. Dat doen tenslotte haar woorden, waarmede zij, van haar kant, het verhoor als geëindigd zou willen zien „Mijnheer, ik dank God, dat ik mijn man heb kunnen bevrijden. En het laat mij onverschillig wat er nu verder met mij gebeurt. Als het moet, de gevangenis in. Als het moet de dood. Als God u gezegend heeft met vrouw en kinderen, mijnheer, dan zoudt u dat voor hem ook over hebben, niet waar, commandant?" Het laatste wordt wat schalks gezegd. Een vrouw blijft altijd vrouw. Zij heeft, althans voorlopig, het pleit gewonnen de kapitein geeft bevel haar in hechtenis te houden, maar zorg te dragen, dat zij uitstekend wordt behandeld, ook wat de voeding betreft, en dat haar in geen enkel opzicht leed mag worden aangedaan. Met kracht wordt het onderzoek voortgezet, maar het leverde niet het minste resultaat op. De commandant is van mening, dat er enkele huiszoekingen moeten worden verricht, waarvoor de Maire ontboden wordt, die zich hoogst verontwaardigd toont over de ontsnapping en de slechte bewaking. Zou hij daardoor ook niet in moeilijk heden kunnen komen?" vraagt hij aan de commandant. Kapitein Dumancheau, die de Maire in geen enkel op zicht vertrouwt, geeft hem met woeker de hatelijke aan merkingen terug. Die twee zijn vuur en vlam. Als het er op aankomt, wensen zij elkaar naar de maan. Maar ja, althans voor het oog van het publiek moeten zij samen werken en daarom wordt de toon van het onderhoud wat vertrouwelijker, tenminste naar de schijn te oordelen. Maire Verwolde is van mening, dat het wijf, dat zo grof de wetten van Zijne Majesteit, de keizer, heeft ge schonden zeer streng behandeld moet worden en zwaar gestraft, maar de kapitein beweert, dat Franse officieren zó niet handelen. Die zijn niet gewend de fouten van hun ondergeschikten te verhalen op zwakke vrouwen. Vol gens hem heeft deze vrouw een heldendaad verricht en dat zij iets beters verdient dan straf. Met gehuichelde verbazing hoort de Maire dit alles aan Verder geeft hij als zijn gevoelen te kennen, dat de ontvluchte sluiker wel naar het Zuiden zal zijn gevlucht, waarom hij aanraadt in die richting te gaan zoeken. Hij weet haast zeker, dat de kapitein deze raad in de wind zal slaan en in andere richting zal gaan zoeken. In de loop van de dag wordt Hanna nogmaals in ver hoor genomen, maar zij blijft in haar zwijgende houding volharden. En dan wordt haar de volledige vrijheid teruggeven. Zij kan gaan, waarheen zij wil. Nauwkeurig let zij her haaldelijk op of zij niet gevolgd wordt, wat evenwel niet het geval blijkt te zijn. Toch gaat zij zo onopvallend mo gelijk naar de woning van haar neef Jacob. Eerst daar komt de reactie zij barst in snikken en tranen uit. Neef en nicht laten haar rustig begaan. En dan kan er gepraat worden. Zij komt nu te weten, dat Frits al uren en uren de stad heeft verlaten en dat men niet spoedig zijn spoor zal vinden, te meer, omdat hem twee paspoorten verstrekt zijn. „Onthoud die namen goed, nicht. Je kunt nooit weten of ze niet eens te pas komen. Jacques Huijser, veehande laar en Jacob Heilman, landbouwer. Een aanbod om die nacht te blijven logeren, slaat zij af. Zij kan, voor de avond gevallen is, de boerderij van Maris, waar haar kinderen zijn, nog wel bereiken. En daar zal zij verder zien. Alle dank wimpelen neef Jacob en zijn vrouw af. „Mocht je aan iets gebrek hebben, laat het mij gerust weten. Ik zal eens bedenken, of ik iets voor je vinden kan, opdat je in je onderhoud kunt voorzien. Want wie weet hoe lang het duurt eer Frits zich weer kan vertonen in deze contreien. O ja, dat is waar ookIk moest je nog zeggen, dat je op het jou bekende geheime plekje voldoende geld zult vinden om voorlopig te kunnen leven." Met opzet door niemand uitgeleide gedaan, verlaat Hanna Sluis, om zich naar haar kinderen te spoeden. Nog diezelfde avond wordt Jacob Verwolde bij de ka pitein ontboden. Zijn vrouw is dodelijk ongerustzou er iets uitgelekt zijn Maar hij haalt de schouders op. Hij gelooft er niets van. Dat komt uit. Hij krijgt alleen de opdracht om niet één, maar twee ijzeren staven te metselen in het gat, waardoor' die „vervloekte brigand" zoals de sluiker door de kapitein genoemd wordt, is ontvlucht. Nog nooit heeft Jacob Verwolde zo'n schik in een opdracht gehad HOOFDSTUK VIII. Als Frits Zijier aan de overzijde van de stadsgracht is aangekomen en met de hand gewuifd heeft naar zijn neef, die hem de weg heeft gewezen, aarzelt hij geen moment hij is zich zijn toestand heel goed bewusthij is een voortvluchtige en moet uit handen zijner vijanden zien te blijven, die hem vast en zeker zullen zoeken wordt hij gepakt, dan is zijn lot bezegeld. Hij moet dus zo spoedig mogelijk ver uit de buurt komen en dat wel zo onopval lend mogelijk. Hij moet trachten in Antwerpen te komen, waar vermoedelijk een gelegenheid te vinden is om, zoals zijn plan toch al was, naar Amerika te ontkomen, waarna later Hanna met de kinderen hem zou kunnen volgen. Zo onopvallend mogelijk verder. Maar dan is het ge raden niet de hoofdweg te volgen, althans voorlopig niet. Dus springt hij een sloot over, loopt door enkele weilan den, op zoek naar een binnenweg, die ongeveer evenwijdig loopt met de hoofdweg. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1964 | | pagina 2