j^eeuwóe 3£erkbocle WIJ zijn NIET bang Voorbarig Jubel OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND Redactie Ds. W. H. Gispen, Schagen Ds. B. Wentsel, Brouwershaven Ds. G. van Wilgenburg, Middelburg. Correspondentie-adres Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. MedewerkersJ. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene, Baarland Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. W. Kats, Goes Ds. A. G. Kornet, Vlissingen Dr. P. C. Kraan, VlissingenDs. G. S. Oegema, ArnemuidenDs. D. Ringnalda, Middelburg Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo. 18e JAARGANG No. 40 1 MEI 1964 „Ik worstel en ontkom" Abonnementsprijs 3,50 per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 15 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 15 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 22 80 Één van m'n catechisanten vertelde me 't. volgende verhaal: Op een zondagavond zaten we met een stel jongens en meisjes, leden van verschillende kerken, bij elkaar. Er werd zwaar geboomd, 't Ging over het leven met elkaar en 't aanvaarden van elkaar. Iemand stelde toen plotseling de vraag, waar de Here Jezus heen zou gaan, als Hij onverwacht die plaats met een bezoek vereren zou. ('t Gesprek werd ergens in Zeeuws-Vlaanderen gevoerd.) Even hing er in deze kring van jonge mensen een haast beangstigende stilte. Toen zei .er één lid van de Gere formeerde Gemeente, aldus m'n zegs man -,,Hij zou naar ons komen. Wij zijn de ware kerk". Tumult. Dan een stem uit de kring „Welnee man, je weet er niets van, Hij zou naar de markt gaali Daarmee was 't verhaal uit. Dat iedereen, die avond daar in Zeeuws Vlaanderen tevreden, of over tuigd, naar huis gegaan is, waag ik te betwijfelen. Maar daar gaat 't hier nu niet om. Waar 't nu wel om gaat is de vraag, die m'n catechisant (niet behorend tot onze kerken), naar aanleiding van dit voorval op mij afschoot. Wat dacht ik, als lid van de Gereformeerde Ker ken in Nederland, er van Moest ik, redenerend van de bij ons geldende opvatting aangaande de Kerk uit, niet precies 't zelfde zeggen als die oud-gereformeerde jongen Dan na tuurlijk in dezer voege, dat de Heiland ongetwijfeld Zijn schreden zou richten naar de plaats, waar de Gereformeer den hun samenkomst hielden 't Was wel een louter theoretische vraag. Want 't ging niet over de We derkomst op de jongste dag. Als die in 't geding is, spreekt de bijbel immers over de wolken des hemels. Maar al is de vraag een theoretische, je kunt 'em onmogelijk omzeilen, 'k Heb dat ook niet geprobeerd. Alleen heb ik wel eerst heel duidelijk gezegd, dat de Here, wanneer Hij ooit zo komen zou, als in dit groepsgesprek werd voorgesteld, zonder enige twijfel daarheen zou gaan, waar Hij 't meest nodig was. Dat kon de Markt zijn, na tuurlijk. Maar ook wel een ziekenhuis. Of de kamer van een vereenzaamde. Dat kon van alles zijn. Zelfs wel een kerkgebouw. Zolang de tijd nog niet tot de Voleinding is gekomen werkt Hij immers aan de redding van het leven... Iedereen voelt, dat dit voor honderd procent waar is. Maar bij die jongens en meisjes draaide 't niet om de barm hartigheid van Christus, maar om 't kerkbesef van ons. Hoe zie je de eigen kerk En nu weet ik zeker, dat de doorsnee Gereformeerde van nu een stuk voor zichtiger (bescheidener?) is in dit op zicht dan de doornsee Gereformeerde van zeg dertig jaar geleden. Er zijn er, vooral onder de jongeren niet veel, die zeggen durven ,,Wij hebben 't, exclusief Bij ons moet je wezen, alle anderen zijn, zonder meer, fout Je kunt dat verdrietig vinden. Naar ik meen, tot op zekere hoogte, terecht. Zulk een kerkelijk besef hoeft immers niet, persé, hoogmoedig te zijn. Men kan er ook diep van overtuigd zijn, dat Gods genade ons bewaard heeft voor afglijding of teruggebracht tot de zui verheid. - i 4 En op een of andere manier zit er in ieder mens 't verlangen, dat 't spreken van de kerk, vrij is van aarzelingen. Wie in Amsterdam indertijd langs de Bijenkorf kwam, zag een spreuk staan op grote spandoeken ,,De Bijenkorf hééft 't Dat pretendeerde nog al wat! Enkele tientallen meters verder, naast 't Paleis op de Dam, verrijst de Nieuwe Kerk. Daar géén spandoeken met bru tale letters en schreeuwende uitroepte kens. Durft de kerk 't niet meer aan in deze tijd te zeggen, dat zij 't hééft Die vraag werd een jaar of tien geleden nog wel eens gesteld door mensen op de Dam. Zo erg is 't Gode zij dank niet. De kerken durven nog wel te zeggen dat ze 't hebben. Ze moeten trouwens wel. Wee mij als ik 't Evangelie niet verkondig Maar de meesten durven de pretentie niet meer aan, dat zij ,,'t heb ben" met uitsluiting van alle andere kerken. Dat zit niet alleen in onze hoek van de Una Sancta. Wie b.v. de Bazuin leest, ik bedoel het bekende Roomse blad, komt er van onder de indruk, hoe zelfs bij vele Roomse Christenen aar zelingen groeien. Is dit nu om maar weer tot ons zelf terug te keren alleen een ver liespost Kunnen we hier alleen maar veront rust over zijn Alleen maar waarschuwend de vin ger over opsteken Of alleen maar bezorgd vragen waar gaat 't heen Of is 't louter winst Moeten we zeggen, dat waar alles in beweging is, de kerk mee in bewe ging is En, dat we vooral niet moeten remmen, 't Gaat toch allemaal al veel te langzaam, laten we alstublieft een beetje progressiever zijn In deze twee groepen van vragen komt de angst en bezorgdheid aan 't woord, alsmede de zucht om mee te doen, zelfs wellicht de roekeloosheid. (Ik generaliseer hier even opzettelijk.) Beide zullen ook wel wat te maken hebben met ons karakter. En zeker met onze opvoeding. En zeer waarschijnlijk met onze plaats in de samenleving en de invloeden, die we daardoor onder gaan. Maar uiteindelijk wordt m'n houding, dacht ik bepaald door m'n visie op de Koning der Kerk. En door de verwach ting, die ik van Hem heb. De tijd moest reeds lang voorbij zijn, dat ik er niet goed raad mee weet, dat ik lid mag zijn van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Dat is niet iets om je voor te schamen, 't Blijkt steeds weer, dat God deze kerken nog een grote plaats geeft in Zijn plan Ds. van Hattem heeft in één van de laatste afleveringen van ons blad, die hij nog redigeerde, beschreven waarom hij dankbaar was tien jaar lang onze kerken te mogen hebben gediend als predikant. Ik ga z'n argumenten en mo tieven niet wéér opsommen. Maar ieder een, die niet volslagen geblinddoekt over ons nationale erf banjert, weet dat de' Here onze kerken nog gebruikt en tot een rijke zegen stelt. Ik pas er dus voor om scheef te gaan lopen van een minderwaardigheids- complex-omdat-ik-Gereformeerd-ben Daar heeft niemand wat aan. De we reld niet. De kerk niet. Ikzelf niet. En 't is stinkend ondankbaar tegenover Hem, Die mij in de Gereformeerde Ker ken, de Zoon van Zijn eeuwige liefde deed vinden. Maar ik pas er ook voor om Gods wereldwijd werk beperkt te zien binnen de enge grenzen van ons eigen kerke lijk leven. 'k Ben blij met de uitbundige ont plooiing van het zendingswerk (al kan ik die persoonlijk onmogelijk meer bij houden). En ik zegen de dag, waarop we oog kregen voor 't werelddiaconaat (al heb ik 't gevoel van nog-minder-dan-een- druppel-op-een-gloeiende-plaat En een millioen voor Kameroen is mij niet te veel (al begrijp ik, dat straks alle windstreken om onze millioenen zullen gaan roepen). Voor deze „beweging" ben ik niet bang. Trouwens bangheid is altijd nog een slecht raadgeefster geweest. En zolang onze bewegingen, de be wegingen der gehoorzaamheid zijn, be hoeven we ook niet bang te zijn. Zolang we, samen, trachten de wil en de bedoelingen Gods met ons als kerken in deze wereld te zien en te vol gen, mogen we verwachten, dat Zijn 't Is uiteraard reeds jaren geleden, maar ik herinner me toch nog heel goed als de dag van gisteren dat ik met enige verbazing zat te staren op een bericht in het „Algemeen Handelsblad" dat Dr. Hylkema een proefschrift had ge schreven in 't welk hij de toenmalige Gereformeerden, inzonderheid de z.g. Kuyperianen onder hen, als neo-Calvi- nisten aanduidde. Echt waar ik zat op dit bericht min of meer verbaasd te kij ken. Las ik dat goed kon dat waar zijn Waar dat „wij Calvinisten", zo als we ons trots noemden, niet helemaal zuiver in de lijn van Calvijn gingen en van de institutie afweken Kon het zijn dat we tot een soort nieuwlichters be hoorden die de naam -van stoere Cal vinisten heel niet verdienden We wa ren „neo" stel je voor Ik zat met dit „neo". Later heb ik het boek gelezen en ben gaan begrijpen wat Hylkema er mee bedoelde. "Weer later ging dit „neo" weer voorbij je hoorde het. niet meer. Trouwens van Calvinisten hoorde ik evenmin meer. Ook in het postzegeljaar van Calvijns stervensherinnering in Frankrijk, ik moge dit zo in 't voorbij gaan even zeggen, weet ik van weini gen slechts, of liever gezegd van nie mand te schrijven dat hij of zij zich graag Calvinist noemt of laat noemen, 't Is net alsof we ons schamen nazaten van Calvijn te zijn u kent de uitdruk king issu de Calvin. Volgens sommi gen zijn we afkomstig van een oude generatie of in 't meervoud generaties wier oude manier van denken getuigt van een denkengte die benauwd moet zijn geweest: „Wij zijn in nieuwe denk- ruimten terecht gekomenen in een meer dimensionale werkelijkheid". Deze laatste zin is van Dr. Jager uit Haarlem in „De Strijdende Kerk". Dat ik met „neo-Calvinisme" begon, vindt aanleiding in het artikel van Dr. Jager die „welgemoed van wal steekt" en wijst op allerlei nieuwe dingen die binnen onze kerken aan de orde zijn gekomen. Hij noemt wel 30 punten op waar we anders over denken als voor heen. Er is „een nieuwe wijze van gerefor meerd-zijn". Kijk, dacht ik, we zijn dus nu niet meer gewoon-gereformeerd, maar neo-gerefovmeerd. Zie eens, nu zit ik weer een beetje beduusd te kijken. Er is veel veranderd „bijna alles is in de laatste tien of vijftien jaar veran derd", aldus Dr. Jager. Ik zal het niet tegenspreken ik be strijd Dr. Jager hier ook niet. In een andere kerkbode heb ik enkele jaren ge leden geschreven over kerkelijke „meta- bletica" en vele veranderingen genoemd en besproken. Het waren kleine en gro te dingen zaken van weinig of geen of ook van groot belang, 'k Heb als jongen nog bordjes in „het heilig huis des Heren" zien hangen met de bede „het onvoegzaam spuwen na te laten". Dit aan het adres van de pruimers, en niet met het oog op de gevolgen van een onmatig gebruik van paasbrood en eieren, die tijdens de kerkdienst open baar werdendaarvoor stond er een kruik met water onder de stoel van de plaatsbewaarster, en kwam de koster er aan te pas met zand. Kijk, ook dat zijn veranderingen die typerend zijn, maar deze heeft Dr. Ja- Woord waarheid zal blijken Ik zal U niet begeven, Ik zal U niet verlaten. Maar dan moeten we ook „samen" zijn. Elkander niet verketteren. Maar aan vaarden. Wat die jongelui in Zeeuws Vlaan deren wilden leven met elkaar en aan- vaar-den van elkaar, dat zullen we in de wereld pas waar kunnen maken als we 't onder elkander elke dag opnieuw •leren. G. v. WILGENBURG. ger niet op het oog. Daarover zet men ook geen „jubilate" in. Als ik het goed heb, is er bij Dr. Jager wel blijdschap, maar evenzeer een zekere teleurstelling. Ik bedoel dit hele maal niet „venijnig-persoonlijk" als u begrijpt wat ik daarmee bedoel. Dr. Ja ger schijnt het niet al te zeer op de kerkeraden begrepen te hebben mits gaders ook niet op vele gemeenteleden. Ik wil hem hier toch wel graag even aan het woord laten „Het is een allerzonderlingst ver schijnsel, wanneer gemeenteleden in een gemeente waar men voortaan zit tend in de kerkbank communiceert doen alsof er niet anders veranderd is dan... hun manier van avondmaal vieren Alle tientallen andere veranderingen hebben ze blijkbaar ongemerkt onder gaan. Trouwens op vele kerkeraads- vergaderingen is ook hoofdzakelijk avondenlang gesproken over de nieuwe manier van avondmaal-vieren en nog nooit over de nieuwe wijze van gere formeerd zijn". Ik weet niet op welke kerkeraden Dr. Jager speciaal het oog heeft, doet er ook niet toe ik meen het met hem eens te kunnen zijn. Ik weet evenmin aan welke kerklieden Dr. Jager speciaal denktdoet er niet toe. Alweer geloof ik, dat hij gelijk heeft. Maaren nu kom ik tot wat ik wilde schrijven over „voorbarige jubel". Wat Dr. Jager hier constateert, bergt een groot gevaar in zich. De voorzitter van de Geref. Pred. Ver. heeft in zijn openingswoord te Utrecht daarop gewezen „Het be hoeft geen betoog dat deze dingen diep kunnen insnijden in het leven, ook in het geestelijke leven van de gemeente en dat er ongelukken kunnen gebeuren indien ze niet op de juiste wijze worden verwerkt..-Ik weet hetmen kan te haastig zijn. Men kan evenwel ook te traag zijn. En laat men met name de kerkeraden te lang buiten spel, dan zullen de gevolgen niet uitblijven. Generaal gesproken hebben onze ker keraden en gemeenten vertrouwen in ons (predikanten), vertrouwen in onze trouw aan deSchrift, in onze leiding en bedoelingen. Laten we dit vertrou wen niet verspelen door ze van ons te vervreemden of geheimzinnig te doen". 't Is al met al duidelijk, dat er inder daad wel een en ander in onze kerken gaande is. Ook wel dat niet ieder kerk lid, zelfs niet elke kerkeraad dit door heeft, 't Heeft me ook lang al verwon derd dat de discussies over de aanhan gige vraagstukken nauwelijks op de kerkelijke tafels voorkwamen. Mij dunkt dat het nodig is gelijkelijk op te varen. Ik bedoel, om een beeld te gebruiken, dat we niet moeten krijgen dat de loko- motief het treinstel achter zich laat het een heel eind vooruit is, er in zijn eentje van door gaat, nadat en doordat het treinstel losgekoppeld werd. Sprak men er niet reeds van dat het zonder scheuring wel niet gaan zou Neen, dat niet a.u.b. God moge dat verhoeden. Hoe het dan wel moet Nu, als een. vloot die in vaste orde opstoomt, en dat niet als een sleep door een sleepbootje getrokken. Neen, zoals gezegd, in rustig ver band, op elkaar lettend en helpend in één zicht op één doel af de welstand onzer kerken en daarin de eer en heer lijkheid van Hem die met ons is al de dagen tot de voleinding der wereld. Hij maakt geen ongelukken dat doen wij Brouwershaven B. WENTSEL.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1964 | | pagina 1