Mijn ouderling
cVan HIER en DAAR
kranen in de ^Bybel
„DE SLUIKER"
guldens en rijksdaalders het naspel van
het orgel overstemmen.
Men zou ook kunnen zeggen laat het
orgelspel het begeleiden.
4. De kloof tussen preekstoel en toehoor
ders is dieper dan veel dominees zich
realiseren. Uit Geref. Weekblad.
Ja dat zal wel, maar dat hangt ook af
van de hoogte van de preekstoel en het
al of niet bezet zijn van de voorste
banken of stoelen.
5. Gelezen in krant
,,En dan wordt er echt niet alleen ge
discussieerd over de vraag heeft Mo-
zes een baard gehad ja of neen zoals
ik iemand eens het Geref. jeugdwerk
heb horen typeren".
Ik zou zeggen Aaron in elk geval wel
gelet op Psalm 133.
Graantjespikker.
IX
Ja, daar ligt nog steeds de kerkvisi-
tatorevraag met betrekking tot de pre
dikant „Is zijn wijze van lering stich
telijk, gezond en profijtelijk In de
regel wordt deze vraag niet ontkennend
beantwoord. Er is een zekere team
spirit, je valt als leden van de kerkeraad
elkaar niet af. Is er al wat vuile was,
die hang je toch maar niet buiten. En
de dominee is nuchter genoeg om uit
het sparende antwoord op die intense
vraag niet de conclusie te trekken, dat
het met z'n preken daverend in orde is.
Hoe denkt mijn ouderling over mijn
preek Vooral in het Noorden blijft het
vaak een raden en een gissen. Ds. Zijl
stra, later predikant te Delfshaven,
stond al enkele jaren in Driesum bij een
stoere en zwijgende kerkeraad. In een
middagdienst had hij eens extra vurig
gepreekt. En het lag hem bij nu zul
len ze er wat van zeggen Het voor
gevoel had hem niet bedrogen. Nog
kansel-warm mocht hij reeds de opmer
king van een ouderling incasseren „Ik
heb zo'n idee, dominee, dat U vanmid
dag de Heilige Geest wou helpen om
de preek er in te krijgen. Het ging an
ders zo goed". Dus toch eindelijk er
eens achter komen het ging anders
zo goed Dat wist hij toch maar
Ds. Straatsma vertelt in „De kerk
in het midden over een dominee, die af
gekondigd heeft, dat hij een beroep
heeft aangenomen. De ouderling Jan
Pieters is ongewoon zwijgend na de
dienst. „Is 't goed dat ik mee ga om
de koffie De vrouw is thuis gebleven
vanmorgen. Die zei ik kan 't niet ho
ren as-ie et zeit. Ons-Geeske het zo
schreit. Och ja, minsken". Het gesprek
wou niet vlotten, de koffie smaakte niet,
de sigaar ging uit. Jan Pieters maakte
er 'n eind aan „ik ga op hüs an" en
zo bleven ze samen achter, de domi-
nee's-vrouw en de dominee van Kerke-
buren, in een eigenaardige mengeling
van allerlei stemmingen, waarvan de
verbazing toch wel de voornaamste was.
Wat een wonderlijke mensen toch Nu
komen ze los. Hebben ze dan gedacht
laconiek als ze zijn we hoeven het
niet te zeggen, U wist het immers wel."
Is preek-waardering alleen een ge
legenheids-artikel Heeft een dominee,
die geen beroep krijgt, dan nooit eens
een bemoedigend woord nodig
G. S. O.
De verhouding van de gereformeerde
kerken tot andere kerken en geloofsge
meenschappen is deze week op de generale
synode van deze kerken die in voort
gezette zitting weer bijeen is op De Blije
Werelt in Lunteren een paar maal in
dringend aan de orde geweest. Om te be
ginnen toen verder gesproken moest wor
den over de oecumenische kwestie en
voorts bij de vraag waar de grens ligt van
de mogelijkheid voor gereformeerden om
mee te werken in de stichtingen voor
„Evangelie en Industrie".
Wat het probleem van de oecumene aan
gaat, de synode is daarmee nog niet klaar.
Men zal zich herinneren dat er een één
stemmig deputatenrapport was, waarin
voorgesteld werd om met zoveel woorden
uit te spreken dat in de manier waarop de
basisformule van de wereldraad van ker
ken funktioneert, geen doorslaggevende
verhindering gelegen is om zich bij de
wereldraad aan te sluiten, maar nu nog niet
tot aansluiting over te gaan. Deze een
stemmigheid was er niet in de synode de
commissie die had te rapporteren over het
geen deputaten aanboden, viel uiteen in
commissie A en commissie B. De eerste
wilde werken in de lijn van het voorstel
der deputaten, commissie B wenste het
totnutoe ingenomen afwijzende standpunt
tegenover de wereldraad onverkort hand
haven. Met 40 tegen 14 stemmen besloot
de synode de weg die commissie B wilde
gaan, niet in te slaan. Hiermee is echter
nog weinig gezegd over wat tenslotte wél
het oordeel van de synode zal zijn, want
op het A-voorstel ligt een stapel amende
menten te wachten. Op z'n hoogst kan van
een zekere koersbepaling gesproken wor
den.
Grotere eenstemmigheid was er, toen
iets gezegd diende te worden over het mee
doen in het werk van „Evangelie en Indus
trie" met name, zoals dat vorm krijgt in de
arbeid van de industriepredikant.
De zaak was van Ede uit aan de orde
gesteld daar aarzelden de gereformeerden
vanwege het participeren van de Neder
landse Protestanten Bond (afdeling Ede
en omstreken) en die aarzeling leidde tot
het verbreken van de samenwerking. Maar,
zo kreeg Ede te horen, men had dan ook
beter gedaan voor dit werk niet een be
paalde grondslag te aanvaarden, maar het
te laten bij het omschrijven van de doel
stelling (wat de Centrale Raad voor Evan
gelie en Industrie trouwens ook aanbe
veelt)
Niettemin, er kunnen situaties komen
dat de vragen en moeilijkheden met betrek
king tot een dergelijke samenwerking van
die aard zijn, dat het nodig is samenwer
king te weigeren of af te breken. Zo'n si
tuatie is er niet gemakkelijk, zolang het
gaat om het veruit belangrijkste aspect van
het werk van de industriepredikantin
zicht verwerven én inzicht doorgeven in
de problematiek van de tegenwoordige in
dustrie arbeider
Kwesties kunnen er komen als men be
zig is met wat deze predikant doet in indi
viduele gesprekken of in groepswerk hij
kan iemand zijn, die een evangelie brengt,
vreemd aan de gereformeerde belijdenis.
Zolang nu dit laatste aspect van het in-
dustriewerk nog in een experimenteel sta
dium verkeert, is het beter geen algemeen
geldende uitspraak te doen wél zal men
terzake attent dienen te zijn. Aldus het
gevoelen van de synode, die verder vond
dat in Ede samenwerking werkelijk wel
mogelijk was de betrokken industriepre
dikant is hervormd-gereformeerd en aan
gewezen met instemming van alle samen-
„Wee mij, dat ik in Mesech moet vertoeven."
Ps. 120:5.
T r an e nd al.
Er zijn op onze sinds 's mensen val aan de vloek onderworpen aarde
vele tranen geschreid, 't Zuchtend schepsel dat aan de ijdelheid onder
worpen is, in barensnood verkeert in de verwachting der openbaring van
Gods kinderen, heeft dienovereenkomstig haar barensweeën en deze
niet zonder geween.
Wie zal ooit kunnen tellen hoevele tranen er in de loop van het bestaan
der mensheid zijn geweend 't Is een zee, een oceaan gelijk sinds de
eerste tranen uit mensenogen langs mensenwangen drupten, gepaard
gaande met vele vloedgolven van menselijke ellende, 't Zijn niet alleen,
om de titel van een boek te gebruiken, tranen over Johannesburg"de
Afrikaanse goud- en diamantstad, maar tranen over welhaast alle steden,
dorpen en vlekken ter wereld een wenende mensheid overal en altijd.
Overal waar de zonde als gruwel der verwoesting heerst en waar is
dit niet het geval veroorzaakt ze zoveel ellende, dat onze ogen er niet
droog bij blijven kunnen, zodat we getuigen moeten laat tranen neer-
vlieten als een beek, zoals de Schrift zegt.
De Schrift! Wie een concordans opslaat op de woorden traan, tra
nen, geween, wenen, geschrei, geschreeuw en schreeuwen"dien wordt het
bang om het hart, zovele tekstverwijzingen treft hij bij deze woorden aan.
En 't blijken ook heus geen tranen als van Beets' ,,de barre rots", tranen
als parels bij zonlicht geweend" veelmeer tranen geschreid onder don
kere, sombere luchten van onweersdreigingen en bliksemschichten zwan-
ger.
Wee wie er door getroffen worden en dat waren er velen, zoal niet
allen die van een vrouw geboren, kort van dagen en zat van onrust waren.
De Bijbel brengt ons verhalen van tranen van volwassenen, zowel van
mannen als van vrouwen, èn van kindertranen van vaders en moeders,
individueel of gemeenschappelijk geweend. Hij getuigt van tranen van
groten en kleinen, d.w.z. van voornamen en eenvoudigen, van profeten,
priesters en koningen, zelfs van apostelen van vrijen en slaven, van
vorsten en volken, ja van alle geslachten der aarde.
Tranen zijn er door alle tijden heen van leedschap en blijdschap van
doffe wanhoop, èn van blijde verwachting. Tranen bij geboorte en ster
ven van misbaar als bij gehuurde klaagvrouwen èn van de echte soort
van weedom des harten van vals en echt berouwvan haat en nijd èn
van vriendschap. Er is geween van velen in tranen over Sion en Jeruzalem
evenzeer als tranen zijn bij de kooplieden der aarde over Babals val en de
ondergang der eerste wereld bij de zondvloed en bij het eindgericht.
Er zijn afgewiste en opgespaarde, gevijnsde en oprechte tranen tranen
over onrecht en verdrukking door zondeheerschappij en wreed wereld-
geweld veroorzaakt als evenzovele aanklachten en gebeden om bevrijding.
De wereld heeft haar klaagmuren 'gehad en heeft ze nog, juist als èn
veelvuldiger dan die éne der joden de klaagmuur te Jeruzalem.
Kortom, er is een veelheid van schakering in tranen, die nauwelijks
uitleg- en uitzegbaar is, moeilijk te rubriceren, maar die het beeld biedt
van een troosteloos mensdom dat zijn tocht door het vijandige Mesech
van dit moeilijk leven moeitevol volbrengt en naar de uitdrukking van de
Heidelberger catechismus onze aarde terecht een jammerdal" stempelt.
Wie zich in deze veelheid van tranen door de geslachten heen in Israels
midden alleen al geschreid, aandachtig verliest, en daarbij bedenkt dat
deze slechts enkele druppels aan de emmer zijn van het wereldgeween.
vat pas goed de rijkdom van Gods genade en de troost der belofte dat
,,God eens alle tranen van de ogen zal afwissen".
Godwant wie zal het anders doen Wie anders dat kunnen dan Hij
De vervulling van deze belofte is ons gewaarborgd door Hem die eens
met anderen, wenend ging naar Lazarus' graf door Hem die zich op
maakte om niet alleen beide zusters, Maria en Martha, maar heel een
wereld, die voor Zijn rekening lag, te troosten voorzover ze althans, anders
als Jeruzalem dat weigerde getroost te worden en over hetwelk Hij des
wege weende. Hem als de énige Trooster in deze wereldsmart, gelovig
aanvaarden zou.
Hij toch is het in Wie Lamechs verwachting aangaande diens zoon
Noach pas ten volle werd vervuldeen verwachting uitgesproken in het
juichend blijde „Deze zal ons troosten over ons werk en over de smart
onzer handen vanwege het aardrijk, dat de Here vervloekt heeft"
Vervloekt om 's mensen wilgezegend om Christus' wil.
Een zegen die de troost bevat door de psalmdichter vertolkt in zijn
De Heer zal, in dit moeilijk leven.
Zijn volk en erfdeel nooit begeven.
Het oordeel keert, vol masjesteit.
Haast weder tot gerechtigheid
Al wie oprecht is van gemoed,
Die merkt het op, en keurt het goed.
FEUILLETON
Vrij bewerkt naar P. Visser Jzn.
12)
„Nou, over een kwartier gaat de maan onder. Nog net
tijd om een kleine opwekking te nemen. Kijk eens in de
mand Teun, maar haast je, want de lucht betrekt en straks
is het zo donker, dat je moeite zult hebben de mand te
vinden. Nu kameraden, op een goede afloop en gebuur-
schap met Engeland."
De sterke drank wordt naar binnen geslagen. Ze worden
vrolijk en opgewekt. Alleen Frits Zijier weigert hard
nekkig mede te drinken. Hij houdt zich afzijdig, wat hem
menige schimpscheut van de anderen, inzonderheid van
„Stompe Teun" bezorgt. Hij is mismoedig gestemd en hij
weet niet waarom.
Het is immers de laatste keer dat hij meedoet Hij
voelt het als een opluchting met deze bende kan hij toch
niet samenwerken, afgedacht nog van de gevaren, er aan
verbonden. En hij ziet vóór zich, het blijde gezicht van
Hanna, toen hij haar, bij zijn vertrek, nogmaals de plech
tige verzekering heeft gegeven dat het deze nacht de
laatste maal zou zijn.
Ongeveer een half uur later komt Jaap Renkel behoed
zaam van de duintop naar beneden en rapporteert, dat
het „Zeepaard" in zicht is.
Een kort, gedempt bevel van Roelof Knijp en de bende
begeeft zich in alle stilte naar het strand. Zwijgend en
luisterend staan zij een moment later aan de steeds in
beweging zijnde zee. Opeens vertoont zich op het brede
watervlak een flikkerend licht, enkele seconden maar. Dan
verdwijnt het weer om enkele tellen later op dezelfde
wijze terug te keren. Het is zulk een flauw licht, dat al
leen zij, die het verwachten, het kunnen zien.
„Even terugseinen", fluistert Roelof Knijp.
Ziezo, de posities zijn bepaald. De lui van het schip
weten, waar zij landen kunnen.
„Stompe Teun" gaat languit op het strand liggen dat
is de enige manier, om te kunnen horen, dat er een boot
nadert. Want er wordt uitermate behoedzaam geroeid.
Bovendien zijn de roeispanen met doeken omwonden.
„De boot is op komst", zegt Teun opstaande. De span
ning is nu op het hoogst
Nog even en de contouren van de afgeladen boot wor
den zichtbaar. Met een korte groet stappen de zeelui op
het strand en, onder diepe stilte, geen woord wordt er
gewisseld, neemt het lossen een aanvang.
In een ongelooflijk korte tijd worden de balen en kisten
voorlopig op het strand gezet, waarna de boot geruisloos
verdwijnt, om nieuwe vracht te halen. En dan wordt door
de sluikers met vereende krachten, de waar over het duin
naar de kelder van „Overduin" gebracht. Roelof Knijp
geeft, als altijd, aanwijzingen.
Tot hij opeens opmerkzaam wordt: er is een ge
stalte in zijn buurt, die hij niet kan thuisbrengen. Fluis
terend deelt hij 't „Stompe Teun" mee die onmiddellijk
op de man afstevent. Hij pakt hem in de borst en wil hem
diens hoofddeksels afrukken.
„Vriend of vijand?" sist Teun, de man als in een
ijzeren greep houdend en hem een pistool op de borst zet
tend. Maar de vreemdeling is voor geen klein geruchtje
vervaard hij slaat zonder een woord te zeggen, het pis
tool uit Teun's vuist en geeft hem zulk een krachtige
stoot, dat de sluiker van het duin afrolt, onder het slaken
van een rauwe vloek.
Dan gaat de vreemdeling ijlings op de vlucht, achter
volgd door enkele opmerkzaam geworden sluikers, van
wie een schot lost op de vluchteling, die evenwel in de
duisternis weet te ontkomen.
De echo van het schot weerklinkt van duintop tot duin
top. Het wordt ook gehoord door de lui in de boot, die
ijlings naar het schip roeien, wetend, dat zij niet behoeven
terug te keren, want dat er iets verkeerds is gegaan.
De duintoppen beginnen als het ware te leven overal
springen mannen op. Er worden fakkels aangestoken, die
schril en onheilspellend het terrein verlichten.
„En avance commandeert de schallende stem van
kapitein Dumancheau, wiens list gelukt is men heeft ge
meend, dat de troep soldaten en douanen naar het Noor
den was getogen, doch langs een omweg was de kapitein
naar de „Hille" gegaan, enkele uren geduldig wachtend
om zijn slag te kunnen slaan.
„Mannen, wij zijn verradenroept Roelof Knijp.
„Ieder zoeke een goed heenkomen." Als hij dan bespeurt,
dat dit niet meer mogelijk is, omdat zij van alle zijden
zijn ingesloten, verandert zijn bevel „Proberen, ons er
doorheen te slaan. Laten we over de „Suikerkop" heen
trekken, misschien is daar nog een uitweg. Ieder zij op
zijn qui-vive
Het is alles tevergeefs. Inderdaad gelukt1 het hen, hol
lend langs de „Suikerkop" te komen, maar ook daar vin
den zij de weg door soldaten versperd de Franse kapitein
heeft zijn maatregelen goed genomen.
„Daar, daar zijn zij het zwakst. Slaan wij ons er door
heen roept Roelof Knijp.
„HaltIn naam van de Keizer Geeft u over of ge zijt
mannen des doods schreeuwt kapitein Dumancheau.
„Kom en haal ons antwoordt Knijp zijn pistool af
vurend.
Maar dat laten de Fransen niet op zich zitten ook zij
vuren ende aanvoerder der sluikers stort neer, om
niet weer op te staan.
Het wordt een compleet vuurgevecht. Maar de strijd
is te ongelijkhet wemelt van soldaten en douanen. De
sluikers schieten en schieten. Er vallen soldaten. Maar
ook sluikers. Na één daverend saldo vallen er drie, dode
lijk getroffen
(Wordt vervolgd)