ZENDING
en reizen
Mijn ouderling
1^LITURGIEJ
,DE SLUIKER'
Nederlands Hervormde gemeente van
Koudekerke En dat men dit in 1964
wil voortzetten en uitbreiden
U ziet 't wel, vriendelijke lezer, we
hebben zo'n groot terrein om over te
zwerven, dat we voor grenzen niet bang
hoeven te zijn.
Als we dan elkaar maar niet uit 't
oog verliezen
Middelburg. G. v. WILGENBURG.
De directeur van ons zendings-cen-
trum, ds. Richters, heeft aan onze ker
ken gevraagd om de voorbede met het
oog op zijn reis naar Zuid-Amerika en
waar hij nog meer zou mogen komen.
Hij heeft bij deze voorbede het oog
op de vele middelen van vervoer waar
hij van gebruik zal moeten maken om
zijn doel te bereiken. Hij denkt echter
ook aan de vele inhoudvolle opdrachten
welke hij van hieruit heeft meegekregen
nl. van Generale Deputaten en van de
R.V.S. (raad van samenwerking).
Ja, ja, die ds. reist wat af, zult u zeg
gen. Inderdaad, en ik heb in Baarn op
het Zendings-Centrum al eens rondge
keken of er niet ergens een klein vlieg
tuigje van ds. R. stond, maar zover is
't nog niet. Toch zijn er wel zendings
terreinen waar men vliegtuigjes bezit in
dienst der zending.
Ik schrijf over deze reis om eens de
aandacht te vestigen op het verschijnsel,
dat zending en reizen bij elkaar behoren.
We spreken van de zendingsreizen
van Paulus. In vroegere Bijbels had
men achterin kaartjes van deze reizen
vier in getal.
Bovendien weet ieder die maar even
van zending gehoord of er iets van ge
lezen heeft dat zending drijven reizen
betekent.
Dat dit zo zijn zou was ook te ver
wachten want wie het zendingsbevel
uit Mattheüs 28 19 leest hoort daarin
de opdracht om te gaan reizen. Jezus
stuurt zijn discipelen op reis. ,,Gaat dan
henen" nl. tot de volken, alle volken,
beginnende te Jeruzalem, zoals het bij
Markus en Lukas nader wordt gezegd.
Vóórop staat telkens het bevel heen te
gaan niet thuis blijven. Daarmede is
het koninkrijk Gods niet gediend. Dan
komt het niet. Beginnende te Jeruzalem
goed, er moet een begin gemaakt er
gens. Straks Antiochië, Amsterdam,
Middelburg, enz. „Gaat dan henen"
daar zit beweging achter, daar is kracht
voor nodig. De reizende kerk houdt het
niet vol als Christus Zijn kracht tot het
reizen en trekken haar niet verleent.
Men zie hier niet voorbij dat Hij die
dit bevel, deze opdracht geeft, de ver
hoogde Middelaar is. Hij heeft alle
macht ontvangen in hemel en op aar
de. Vandaar dat Hij zó beveelt.
De wereld is van Hem de volken be
horen Hem. Zijn „gaat dan henen" is
een wereldwijd heengaan is een volke
ren omspannend heengaan. Daarom dus
dat „gaat dan henen". De kerk heeft
een schone taak. Heus niet een thuis
zittende taak, maar een er op uit gaan
de, want haar Heer stuurt er haar op
uit. De taak der kerk is volgens Mt.
28 19 onder meer le. alle volken tot
Jezus' discipelen maken 2e. alle volken
dopen en 3e. alle volken leren onder
houden, hetgeen Jezus zijn discipelen
bevolen heeft. Hieraan gaat echter voor
af „gaat dan henen" nl. om dan te
doen hetgeen Ik zei'
Het reizen en trekken staat voorop.
En weet u wat nu zo heerlijk moedge
vend is Dat Hij, de Heer Zelf, mee
reistwant, zo spreekt Hij, Zie, Ik ben
met u alle de dagen tot de voleinding
der wereld.
Brouwershaven B. WENTSEL.
Het ligt in de bedoeling, dat wij in
deze rubriek zo nu en dan samen eens
een onderwerp bespreken, dat te maken
heeft met de liturgie in onze kerkelijke
eredienst. Zo is het met de uitgever van
dit blad afgesproken.
Nu zou iemand de vraag kunnen stel
len Zijn liturgische zaken feitelijk wel
van zoveel betekenis Je komt deze ge-
dachtengang nog wel eens tegen Het
gaat in een kerkdienst toch om de preek.
Als die maar goed is, als je daar maar
wat van meeneemt, dan is het wel in
orde. Het Woord moet het doen! De
kansel staat toch in onze kerken nog
steeds centraal Liturgie, dat is een
hobby van enkele mensen, van een
werkgroep b.v., maar hebben wij er nu
zoveel mee te maken Het betreft hier
meer de franje van de kerkdienst, en
dat is toch niet van zo grote betekenis.
Daar komt nog bij, dat, als we teveel
liturgie krijgen, de preek maar weer
korter wordt, en soms gaat het lijken op
een Roomse kerkdienst. Nee, die kant
moeten we niet uit
Misschien hebt u zulke stemmen ook
wel eens gehoord. Zo nu en dan kun
je deze redenering in ieder geval beluis
teren. Zou een aparte rubriek liturgie
in een kerkblad als het onze dan wel
zinvol genoemd kunnen worden
Toch meen ik, dat het de moeite
waard is, om er samen eens over te
spreken. Immers liturgie heeft te ma
ken met de ontmoeting van God en Zijn
gemeente. Want dit is toch in de kern
van de zaak een kerkdienst. Ontmoe
ting Zouden vorm en inhoud er dan
niet toe doen Ik dacht, dat we hier
juist met zeer belangrijke dingen bezig
zijn.
Allereerst gezien van uit het aspect
van de schoonheid. Sion wordt in de
Bijbel genoemd (Ps. 50:2) de volko
men schoonheid. En we zingen het toch
graag aan het begin van een kerkdienst:
Och, mocht ik in die heilige gebouwen,
de vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog,
Zijn lieflijkheid en schone dienst
aanschouwen
Zijn schone dienstdat is een
prachtige typering voor het verkeer van
God met Zijn volk in Zijn huis. En dan
is de vorm natuurlijk van betekenis.
Geen wonder, dat Dr. A. Kuyper in zijn
boek over onze eredienst een viertal
hoofdstukken wijdt aan het schoon
heidsaspect. Hij heeft bezwaar tegen
een vals spiritualisme, en met recht. Dit
heeft ook voor onze liturgie zijn waarde.
Een tweede aspect, dat hier van be
lang is, is dat van de orde. In het Oude
Testament was alles geregeld, maar
daarvan zou men dan nog kunnen zeg
gen, dat dit het gevolg is van het cere-
moniëel karakter van de oude bedeling.
Doch ook in het Nieuwe Testament vin
den we aanwijzingen in deze richting.
Zo vermaant Paulus met nadruk in 1
Cor. 14 (vers 40): „Laat alles betame
lijk en in goede orde geschieden". En
het gaat hier juist speciaal over de orde
in de samenkomsten van de gemeente.
Hij neemt dit zeer ernstig, betrekt deze
situatie zelfs op God Want God is
geen God van wanorde, maar van vrede
(vers 33). Er wordt in het Nieuwe Tes
tament vrijheid gepredikt, maar dit be
tekent nooit bandeloosheid. Willekeur
is in de liturgie dus nooit verantwoord.
Vandaar dat het nadenken over deze
dingen ook bijzondere betekenis hëeft.
Er is nog een andere reden, waarom
het bespreken van liturgische .ragen
van belang is, n.l. de actualiteit in de
wereld, waarin wij leven. We bevinden
ons ook in liturgisch opzicht niet meer
VII
Nog hebben we ons die gouden woor
den uit het visitatiereglement, dat de
ouderling van tijd tot tijd de catechisa
ties bezoeken moet om te zien hoe deze
gehouden en bezocht worden.
Nu is het jonge volkje in het catechi
satie-lokaal zeer op variatie gesteld. En
elke afwijking van het gewone wordt
als een gelegenheid gegrepen om hun
rumoerige aard eens even uit te leven.
Die wand tussen orde en rumoer is ook
zo heel dun en vertoont vele gapingen.
Het minste en geringste kan er niet zijn
of je tuimelt door die wand heen.
Maar laat mijn ouderling eens ko
men Dat bezoek werkt kalmerend. Ik
zou haast willen zeggen beklemmend.
Vanwaar toch die bevangenheid Ster
ke eerbied, van huis uit mee gekregen,
voor het ambt Of de angst, dat het
nu ook nog voor een ander dan de
dominee openbaar mpet worden, dat
hun studie-zin niet zo erg groot geweest
is. Bij velen de smekende blik graag
deze keer geen beurt„Dominee, wees
nu solidair met ons, wij menen het toch
ook zo goed met U".
Het is ook een feit maken de cate
chisanten een slechte beurt, dan is dit
een debet-post voor de predikant. Ook
een dominee moet zeggen homo sum,
ik ben maar een mens Hij zou wel eens
met z'n catechisanten willen pronken.
Maar hij wordt wel klein gehouden. Als
de ouderling er bij zit, kun je zelfs van
de pienterste catechisanten de domste
antwoorden verwachten. Je hebt een
ouderling op bezoek, die wat aan de
„bezwaarde" kant is. Geen nood. Je
hebt het de catechisanten met klem ge
in een isolement. De televisie brengt
kerkdiensten op het beeldscherm, waar
bij men probeert ook de liturgische vorm
zo verantwoord mogelijk te doen zijn.
Misschien hebt u de diensten vanuit
Heemstede gezien. De Werkgroep voor
liturgie in onze kerken heeft daarover
uitvoerig van gedachten gewisseld. Het
resultaat komt in vele huiskamers. Daar
komt bij, dat de wereld kleiner wordt
voor ons gevoel. Tijdens vacantiereizen
doen velen elders indrukken op, ook in
het buitenland. De oecumenische bewe
ging zorgt voor ontmoetingen van ker
ken, ook op liturgisch gebied. We kun
nen ons van deze ontwikkeling niet los
maken. Vandaar dat ook uit dit oogpunt
het bespreken van liturgische vragen
een zekere actualiteit heeft.
Dat ook onze kerkbode hieraan mee
wilt doen, verheugt me. Ik hoop op uw
belangstelling, uw vragen, uw reacties
Het dieper beleven van de liturgische
momenten in onze eredienst moge het
woord van Ps. 65 (vers 5) waar maken:
Zalig hij, die Gij verkiest en doet
naderen,
opdat hij wone in uw voorhoven.
Wij zullen verzadigd worden met
het goede van uw huis,
het heilige van uw tempel
Goes. W. KATS.
zegd, dat de kinderen gedoopt moeten
worden om het verbond Gods. Dat heb
je lang en breed, hoog en diep uitéén
gezet. En ook nog even genoemd, dat
er is een leer van de „veronderstelde
wedergeboorte"
Homo sum Het zal een weldadige
indruk op mijn ouderling maken, dat
mijn catechisanten zo'n zuivere doops-
beschouwing hebben. Maar de man
krijgt de schrik van zijn leven. En ik
niet minder. Zo moedig en zo opgewekt
klinkt mijn vraag wat is de grond voor
de kinder-doop En het prompte ant
woord de veronderstelde wedergeboor
te Als een andere catechisant dan ook
nog vertelt, dat de Doop is ingesteld
in 1834, te Ulrum, dan durf je van be
duusdheid je ouderling niet meer aan te
kijken. Als hij nog maar humor verstaat.
Dan zal hij mijn tuimeling wel in mild
licht zetten.
Van tijd tot tijd zal ik mijn ouderling
in het catechisatie-lokaal ontvangen. En
zeer zal ik waarderen deze zorg van
hem, dat ik voldoende tijd heb om te
catechiseren. Mjjn ouderling zie toe, dat
ik niet in de romp-slomp van allerlei ge
meentelijke peuterigheden het catechi-
satiewerk naar achteren duw. En dat ik
niet het risico loop kerkeraads-netelig-
heden op de dartele kerkjeugd af te
reageren. Zo ergens, dan moet ik in het
catechisatie-lokaal fit zijn. Daar reken ik
op het bezoek van mijn ouderling, van
tijt tot tijd. Maar ik reken altijd en al
tijd op zijn meeleven en op zijn gebed.
De horizontale lijn van een gezegende
en prettige samenwerking moet gesne
den worden door de verticale lijn van
het gebed. Ook in het catechisatie-lokaal
vallen beslissingen voor de eeuwigheid.
Mijn ouderling, ik dank U voor Uw ge
bed en Uw bezoek.
G. S. O.
FEUILLETON
Vrij bewerkt naar P. Visser Jzn.
10)
Een ogenblik is er stilte in de hut. De beide mannen
tellen het geld, dat hun toekomt van de jongste actie. Dan
steekt Frits Zijier het bedrag in zijn beurs en staat op.
,,Nog deze keer kun je op mij rekenen, Roelof Knijp",
zegt hij met vaste stem, „maar het is de laatste maal, ik
blijf er bij. Aan jullie laat ik over, de zaken verder te
regelen. Goeden nacht."
Geen drie tellen later staat Frits Zijier buiten de hut
en in de stikdonkere nacht. Maar hij weet de weg door
het duin op zijn duimpje en verdwijnt met gezwinde stap.
En met een verlicht hart.
Neen. In het gezelschap van deze ruwe sluikers voelt
hij zich niet thuis. In de ogen van Hanna, die nog steeds
geen enkel verwijt laat horen en zich wonderwel schikt
in de armelijke omstandigheden, waarin zij zijn komen te
verkeren, leest hij dag in dag uit verdriet en grote angst.
En met de sluikers kan hij niet overweg. „Stompe Teun"
heeft gelijk hij is niet van het hout, waaruit goede sluikers
worden gesneden. Hij staat niet laag genoeg om met die
bende mee te gaan. Bij de meeste leden, hij is het duidelijk
gaan zien en begrijpen, is het alleen de zucht naar vuil
gewin, die hen drijft tot het smokkelwerk een gewin, dat
spoedig verteerd is in brasserij en overdaad. Het is zo
gewonnen, zo geronnen. Edele motieven zitten er bij de
meesten niet achter, in elk geval niet bij hen, die daad
werkelijk aan de sluikhandel deelnemen.
Dat is bij hem zo niet. Aanvankelijk is het zijn doel
geweest, de goederen en gelden, die hem zijn afgenomen,
op deze wijze weer terug te krijgen. Maar al wordt er
grof geld gemaakt, als allen hun aandeel hebben ontvan
gen, blijft er niet zo heel veel over. Daarom heeft hij de
onmogelijkheid van zijn plan ingezien.
En toen is het andere plan naar voren gekomen te
meer, omdat hij soms aan zijn standpunt twijfelen ging,
en menen ging, dat Hanna, die de sluikhandel sterk bleef
veroordelen, wel eens gelijk kon hebben waarover hij
met haar heeft gesproken en waarin zij heeft toegestemd.
Hem is namelijk ter ore gekomen, dat verschillende
Zuid-Nederlanders het juk der Fransen even beu als de
rest der bevolking kans hebben gezien, via Antwerpen,
uit te wijken naar Amerika een klein scheepje voer in
het holst van de nacht dwars over de Schelde buitengaats
en dan werden de vluchtelingen door een zeeschip opge
pikt. De vrachtprijs Zijier, die alle mogelijke inlichtin
gen heeft ingewonnen, weet het is niet gering, maai
de opbrengst der vorige smokkelacties, die hij zuinig heeft
bewaard en wat hij met de laatste actie nog ontvangen
zal, stelt hem in staat, de vracht te betalen en nog een
sommetje over te houden, om in dat waarlijk vrije land
te gaan beproeven, op een eerlijke wijze een stuk brood
te verdienen.
Het duurt niet heel lang, of Frits Zijier heeft zijn scha
mel huisje bereikt. Hij doet alles zo voorzichtig mogelijk,
om de slapende Hanna en de kinderen niet wakker te
maken. En dat gelukt hem. Hij zelf kan de slaap voor
lopig niet te pakken krijgen.
Het gevolg is, dat Hanna des morgens reeds enige tijd
present is, de inboedel, die niets om het lijf heeft, aan
het beredderen is en de kinderen verzorgt, eer Frits wak
ker wordt.
Monter springt hij uit bed, om tot verbazing van Hanna,
die een droefgeestig, somber gezicht gewend is sinds zij
„Overduin" hebben verlaten, haar om de hals te vallen en
te lachen. Dan stoeit hij met Geertje, terwijl kleine Albert
weldra kraaiende op zijn schouder zit.
„Ik heb het vaste besluit genomen meid, en het aan de
lui meegedeeld. Volgende week is er nog een karwei te
doen, maar dat is dan ook de laatste maal. Ik houd er
mee op."
„Gelukkig, Frits. Ik dank je. Het was niet langer te
dragen. Maar kun je niet onmiddellijk ophouden Doe dat,
jongen."
„Nee, kind. Dat gaat niet. Ze hadden er recht op, dat
ik hen behoorlijk van te voren op de hoogte zou brengen.
Nog éénmaal en dan is het beslist afgelopen. Dan zullen
we verder zien."
,,'t Is gek, wat ik nu ga zeggen, Frits. Wat je doet, mag,
naar mijn mening, niet. Je weet hoe ik er over denk. Maar
nu bid ik God, dat die laatste maal goed mag gelukken
en er geen kink in de kabel komt."
HOOFDSTUK V.
Het wordt blijkbaar toch niet een vroege winter. Het
weer is geheel omgeslagen. En er valt een druilerige mot
regen, als twee douanen het „Wapen van Cadzand" be
treden en Zoethout, de waard, als een goede kennis be
groeten. Dat is hij ook. Jacques en Francois zijn al oudjes;
ze waren er reeds voor de inlijving. En ze zijn al zo vaak
in „Het wapen" geweest en hebben al zoveel met Zoet
hout afgepraat, dat zij bijna vrienden zijn. In de verste
verte vermoeden zij niet, dat de waard behoort tot de
bende sluikers, zij het achter de schermen. Van zijn kant
laat Zoethout nooit iets los. Hij weet hen alleen handig
uit te horen en wordt zo nu en dan wel eens iets gewaar,
waarmee hij zijn voordeel kan doen. Overigens zijn deze
twee niet bepaald dienstkloppers. Met de verscherpte
maatregelen tegen de sluikers zijn zij het nauwelijks eens,
al was het alleen maar omdat zij er meer diensturen door
hebben gekregen
Met een nors gelaat nemen zij aan een tafeltje plaats
en bestellen bier.
„Hoe heb ik het, jongens vraagt Zoethout hij kan
wel Vlaams spreken, zij verstaan hem best, al drukken
zij zich natuurlijk in het Frans uit„jullie kijken, alsof de
laatste franc is versnoept. Niks erg, hoor. Aan jullie eer
lijke kerels geef ik wel crediet."
„Och, dat beroerde weer", scheldt Francois, naar bui
ten starend, om dan opeens te vragen „Wat denk je,
hospes, wordt het vandaag of vanavond nog droog?"
„Voorzover ik er verstand van heb, zou ik zeggen van
niet. Als de wind gaat liggen tegen de avond, en daar is
kans op, dan komt er meer regen."
„Lollig", bromt Jacques.
„Hebben jullie dienst vannacht? Ja zeker? Anders kan
het weer jullie niet schelen."
„We hebben allemaal dienst vannacht. Dat is het ellen
dige. We zouden vrij zijn, het was onze beurt. Maar alles
is gealarmeerd. Zelfs soldaten uit Sluis. En dat allemaal
voor niets." (Wordt vervolgd)