De „Gevangene" van het Vaticaan Mijn ouderling KLEINE VOSSEN „DE SLUIKER" Ps. 120123. Voor beiden was te weinig plaats. Zie en hoor of ik ongelijk heb. Ps. 124. Dit is één onzer schoonste melo- diën Hierbij even een persoonlijke ge schiedenis. Wij hebben deze Psalm voor het eerst gezongen na de bevrijding (na jaar 1944). Bij de bestudering van het „orgelbriefje" trof deze Psalm mij bijzon der. De melodie inspireerde mij het krachtig rythme vond ik ongeëvenaard, daarom waagde ik het, hoewel geheel onbekend, terwijl wij nog niet rythmis hadden gezongen, deze Psalm aldus te doen zingen. De bezieling daarvan uit gegaan was buitengewoon, voor mij on vergetelijk. Na de dienst stond één onzer oudere evacué's uit Walcheren mij op te wachten, om zijn verbazing te kennen te geven over deze bijzondere Psalm hij wist niet dat daarvan zulk een kracht kon uitgaan. Ps. 125 t.m. 129. Deze staan te veel op de achtergrond. Ps. 127 wordt een en kele keer bij een huwelijksbevestiging gezongen, evenals Ps. 128 in de verleden tijd, zijn de woorden mogelijk te conser vatief Ps. 137. Een wegslepende melodie, enig mooi, doch de woorden Ps. 148149. De vraag komt bij mij op „behoren deze niet bij onze jubelzangen?" i.z. Ps. 149 heeft een bijzondere melodie, zing hem niet al te vlug, anders zou mis schienGeef zelf het verdere ant woord. Wij zongen in 1963 totaal 745 psalm verzen en idem 427 gezangverzen in 1954: totaal 759 psalmverzen en idem 204 gezang verzen. In laatstgenoemd jaar kenden wij slechts de eerste 29 gezangen. Hoewel ik geen tegenstander ben van onze gezangen, en vele zelfs gaarne speel en zing, heb ik betreffende 1963 alleen deze opmerking, dat ik het betreur, dat Gezang 4 niet is gezongen, terwijl Gezang 49 een beurt kreeg met 21 verzen. Wolphaartsdijk C. Remijnse. ii Er zijn gemeenten, die er prat op gaan, en soms ook met een zeker recht, dat zij de predikantsopleiding gecom pleteerd hebben. De zgn. candidaats- gemeenten. Ze krijgen de jonge domi nee, die van toeten noch blazen weet. De gemeente maakt de opleiding af. En na drié, vier jaar kan de dominee een sprong, vaak een reuze-sprong maken. De gemeente zoekt weer een nieuw ontgroeningsobject. Ook van deze taak kun je moe worden. Toen ik eens in Deze titel hebben de pausen sinds 1870, toen de pauselijke staat ophield te bestaan, gedragen. Uit protest hebben ze dan ook nooit, sinds 1870, het Vati- caan verlaten. Door het concordaat met Mussolini in 1929 werd aan deze toe stand 'n einde gemaakt. Opvallend is het, dat Pius XII, die als staatsecreta ris mee gewerkt heeft aan het tot stand komen van dit concordaat, nooit gebruik gemaakt heeft van de concessies in dit concordaat. Wel ging hij naar zijn bui tenverblijf Castelyondolfo, maar dat was dan ook alles. Johannes de XXIII, Ooltgensplaat preekte, was er de grote vreugde Ds. de Korte had het beroep naar Ooltgensplaat aangenomen. En de leuke toelichting van een ouderling dit is een oudere dominee, die zullen we wel een poos houden en die hoeven we niet voor een andere gemeente klaar te stomen. Maar och, ook Ds. de Korte is maar zeer kort in Ooltgensplaat ge weest. Je hebt in alle leeftijden domi- nee's, die de weg-kom kennen. Ds. de Groot denkt niet met veel ge noegen terug aan het opleidingsinstituut in zijn eerste gemeente. Hij schrijft in „Schaap en bok in één hok" - De ouderlingen en diakenen, die mij de eer ste tijd voorgezet zijn Nog griezelt het mij. De raarste hadden ze voor mij, on ervaren jonge man, uitgezocht. Zou men ze nu nog eens op een rijtje zetten, en vragen wie van deze kiezen wij voor kerkeraadslid Niemand van hen zou één enkele stem krijgen. Eén ouderling spande wel de kroon, een onmogelijk exemplaar, 's Mans uiterlijke verschij ning reeds was geschikt om kinderen naar bed te jagen. Om niet te reppen van die onrustige bijterige, vechterige geest". Het kan verkeren. In hetzelfde boek schrijft Ds. de Groot„In de loop van dertig jaar heb ik een kerkeraad opge voed en groot gebracht, die er als zo danig wezen mag. Onze kerkeraad is er een naar mijn hart". Moeten we uit deze citaten conclu deren, dat niet de ouderling, maar de predikant de opleiding in handen heeft. Of is hier sprake van een wisselwer king We mogen dit wel een open vraag laten. En niet ieder treft het zo ongelukkig als Ds. de Groot. Ter com pensatie zal ik U ook nog een citaat ge ven van Dr. Gilhuis in het dagboek Ontmoetingen. „De ouderlingen. Ik ben nu meer dan tien jaar dominee en mocht al de tijd in teamwork met hen samenwerken. Ik zag ze in hun verstand en boosheid. Maar mijn respect en waardering voor deze mannen is steeds meer gaan groeien. Mijn lieve tijd - wat moeten wij dominee's zonder goede ouderlingen beginnen Intussen nog is „mijn ouderling" niet erg uit de verf gekomen. Men zou gaan denken, dat ik wat om de hete pap heen draai. Ik heb ook al gezegd het valt niet mee om dank en onvol daanheid door elkaar te mengen. G. S. O. en vooral deze paus, Paulus VI zouden hier gebruik van maken. Daarom was deze eerste reis van Paulus VI van zo'n groot belang, omdat we juist uit deze eerste reis ook zouden leren in welke hoedanigheid de paus deze reis zou vol brengen, als hoofd der christenheid (zo als men hem vaak noemt) of als staats hoofd. Het moet gezegd dat de paus zelf er van in het begin de nadruk heeft op gelegd dat deze reis 'n bedevaartsreis was naar de heilige plaatsen. Telkens als hem de kans gegeven werd, legde hij hierop de nadruk. Toch kunnen we ons van de gedachte niet losmaken dat hier ook min of meer 'n diplomatiek doel achter school. We kunnen ons niet los maken van de gedachte, dat, indien de paus zijn reis meer of beter had voor bereid, hij hier meer 'n pelgrimerend ka rakter had kunnen aangeven. De aan komst te Aman, de intocht te Jeruzalem, het inspecteren van de erewacht enz. zijn toch eigenlijk zaken die weinig of niets te maken hebben met 'n bedevaart. Misschien kan men best van al zeg gen, dat de reis van de paus naast deze particuliere bedoeling, nog 'n andere reden had. Deze reden zouden we dan misschien best kunnen zien in het teken van zijn encycliek „pacem in terris". Daar wordt over de wereldvrede gehan deld. Wellicht was ook dit de bedoeling van de paus. Waarom echter wordt dit dan niet met zoveel woorden gezegd. En als deze tweede reden het eigenlijke doel van de reis was, handelde de paus dan hier als „hoofd der christenheid" (om die term nu maar eens te gebrui ken) of als staatshoofd Als hij als hoofd der (Westerse) christenheid han delde, waarom kwam dan het gesprek met Anthenagoras, een der hoofden van de Oosterse christenheid zo als „toe gift" na twee doodvermoeiende dagen Aan het begin van een nieuw jaar zitten we met een grote leegheid. Onze kamers zijn leeg, want de logé's zijn heenonze portemonnaie's zijn leeg, want al die feestdagen en hun drukte verslonden sommen onze dominé's zijn leeg, want ze hebben zich uitgeput door een tiental malen de kerken te vullen met hun stem en de harten met hun gedachten. Nee, die leegheid is lang niet in over eenstemming met de volheid van zege ningen, die ons deel waren. Erger is, als het hart leeg is gebleven bij alle vul ling door prediking en genieting. Een stroom van- preken en een stroom van feestelijkheden kunnen een mens soms meer ontledigen dan vullen. We kunnen dat alles niet bewust ver werken, ook al is het menu, dat ons in de kerk hedendaags wordt voorgezet, veel minder zwaar en meer gevarieerd dan vroeger, toch kunnen we blijkbaar veel minder verstuwen. Het leven is zo veel intensiever en veeleisender, dat we een lange preek niet meer kunnen heb ben en ons opgejaagd en opgedreven geslacht tot mediteren weinig in staat is. Vandaar, dat in de meeste kranten, ook de kerkbode's, een meditatie ont breekt op tot een kalenderblaadje is in gekrompen en ik zou wel eens willen weten, hoe vele abonné's deze rubriek met interesse lezen. O, wat kunnen we ons leeg gevoelen, juist door de volheid en veelheid Im mers ons hart wordt nooit vol van wat we zien en horen, want 't oog wordt niet verzadigd van het zien en het oor wordt niet verzadigd van horen! De voor de paus. Deze ontmoeting had dan werkelijk meer op het voorplan moeten staan. Misschien zegt men, het is toch 'n anachronisme om de paus als „staats hoofd" af te schilderen in deze tijd. Het marionettenstaatje kan nu toch zoveel niet te betekenen hebben. Accoord, maar men vergeet dat de paus wereld lijk wel maar 'n marionettenstaatje re geert, maar geestelijk 425 miljoen rooms-katholieken achter zich heeft en zodanig werkelijk iets te betekenen heeft. Al is dan de paus dan geen staatshoofd van al deze mensen, hij is toch het geestelijk hoofd die alle macht in handen heeft. In deze moderne tijd wordt dan ook van hem meer verwacht dan vroeger. Ook de r.k. willen meer en meer dat de paus zich als mens gedraagt en dus meer optreed. Wellicht is het meer deze visie die Paulus VI tot reizen aan zet dan iets anders, 'n Winstpunt mag het echter wel genoemd worden. De paus zal juist door deze vele reizen misschien beter alles leren begrijpen. De vele we reldvraagstukken zullen wellicht voor hem levendiger worden en wellicht is daar ook de ware eucumene mee gebaat. M. V. J. d. C. vulling van het hart bestaat in ware blijdschap, echte dankbaarheid, diepe liefde, heldere hoop, wat alle vruchten zijn van het geloof. Als we ons leeg gevoelen, dan is dat gebrek aan geloof en dus ook gebrek aan de Heilige Geest. Want dit gaat samen, zoals we dat lezen van de Apos telen en anderen, dat ze vol van geloof èn van de Heilige Geest. Daarom zul len we allereerst, bij de aanvang en voortgang van dit nieuwe jaar, hebben te bidden om de alles vervullende door werking van de Heilige Geest in ons hart. Ons leven, onze arbeid, ons huwelijk, ons gezin kan alleen vol worden van kracht, van vreugde, van liefde, als we het krachtstation betrekken, dat is onze binnenkamer. Het is er mee, als met het rijdende, rollende, razende treinrumoer, het gaat onstuitbaar voort, dag in, dag uit, maar staat plotseling op alle plaatsen, langs alle lijnen stil, als de centrale is ge stoord. Zo is het leven van de christen vol van beweeg, vol van activiteit, vol van vreugde, vol van liefde, vol van hoop, als ons hart aansluiting heeft op God, de kracht van onze kracht, aan sluiting heeft op Jezus, Die 't zeide „Zonder Mij kunt ge niets doen". Daarom zal ons leven in het nieuwe jaar goed en heerlijk en troostrijk en krachtig zijn, als we voortdurend staan in gebedsgemeenschap met Christus en in de sterkte van Zijn macht. Dan hebben we geen last van leeg heid geen lege huizen, geen lege do miné's, geen lege leuzen, maar is alles gevuld van liefde en vrede, van kracht en troost, en reizen we onze weg met blijdschap Aan de oevers van de Oude Rijn. FEUILLETON Vrij bewerkt naar P. Visser Jzn. 4) En toen werd Frits alles duidelijk er waren strenge voorschriften uitgevaardigd, met Engeland mocht niet de minste handel worden gedreven. Het continentale stelsel werd het genoemd, volgens de Maire. Engeland was de vijand van Napeleon. Het was heer en meester ter zee. Frankrijk kon er niet aan tippen. En nu werd het Frits ook duidelijk, waarom er steeds meer gebrek kwam aan koloniale waren, in hoofdzaak suiker, koffie, tabak. Engeland had al onze koloniën ingepikt. De Hollandse scheepvaart lag stil. De koloniale waren kwa men wel in Engeland, maar omdat er zware straffen waren gesteld op de handel met Engeland, kwamen die waren niet in Holland. Tenminste niet rechtstreeks. De Maire wist te vertellen, dat er langs de gehele kust verenigingen waren van lieden, die relaties met Engelse kapiteins hadden. In donkere nachten verschenen de En gelse koopvaarders aan de kust en de sluikhandel ging welig tieren. Er waren honderden sluikers in Holland, die grof geld verdienden met de verkoop van de gesmokkelde koloniale waren. „Zijn ze ook in het land van Cadzand vroeg de boer, die met grote belangstelling luisterde. „Ik heb er nog niet van vernomen. Maar als ze er niet zijn, dan zullen ze er wel komen." „Keurt u dat goed, oom „Als Maire van Sluis zeg ik dat mag niet. De voor schriften verbieden het. Maar ik ben toch blij, dat Sluis niet aan de kust ligt en dat ik er dus niet mee te maken heb. Want dan zou ik de bepaling moeten opvolgen en uitvoeren en, te drommel, dat zou mij moeite kosten. Want in elk geval wordt de politiek van de grote Na poleon, die onderdrukker, er afbreuk mee gedaan en daar ben ik voor te vinden, al moet ik, als Maire de Prefect gehoorzaam zijn, die, in naam van Napoleon, die boven mij staat. Tja, het is alles ingewikkeld, waarde neef. Wees maar blij, dat je geen Maire bent. Nu valt het wel wat mee, want de Regering, die wij hebben, nü, die ziet veel door de vingers. Als de bepalingen uitgevoerd werden, zoals ze daar liggen, nou dan zag het er niet best voor de sluikers uit. Maar nu Als ze gesnapt worden, komen zij er met zulke lichte straffen af, dat zij onmiddellijk weer beginnen. Intussen, al wat ik je nu zeg, dat vertel ik je als oom, hoor niet als Maire van Sluis, houdt dat wel goed uit elkaar De neef moest er vrolijk om lachen en toen lachte Maire Verwolde maar hard mee. Thuisgekomen vertelde Frits Zijier een en ander aan zijn vrouw. Heel veel belangstelling had zij er niet voor. Ze zei alleen „Ik geloof, dat die mensen het niet mogen doen. Zij overtreden de wetten van de Overheid". „Dat is onze Overheid niet", meende Frits. „Dat weet ik zo net niet. Ze hebben de Prins toch weg gejaagd en de Fransen ingehaald Ik begrijp alles niet goed, maar ik zou zeggen, dan hebben ze die Overheid toch gewild Maar dan moeten ook de wetten gehoor zaamd worden." „Jouw oom denkt er anders over, meid. Hoe meer het Franse bewind afbreuk wordt gedaan, hoe beter, vindt hij. Napoleon wil Engeland dwars zitten. Daarom mag er met Engeland geen handel gedreven worden. Als dat nu toch gebeurt, door die sluikhandel, werken wij Napoleon, die dwingeland, tegen. Dat is een goed werk." „En oom Verwolde moet, als Maire, de wetten uitvoe ren. Ik begrijp dat niet goed. Dat zal wel aan mij liggen." „Nu, hij vindt het moeilijk genoeg en is blij, dat Sluis niet aan de kust ligt. Dus heeft hij met de sluikers niets te maken." „Zijn hier dan ook sluikers „Oom Verwolde heeft er nog niets van gemerkt of ge hoord. Misschien komen ze hier ook niet. 't Is hier een erge uithoek van het land. In andere delen van Zeeland moeten er wel zijn. En in Holland heel veel, zegt oom. Daar moet in het Noorden een hele rij eilanden liggen, waar gesluikt wordt van je welste." „Laat ze hier maar wegblijven, hoor", zei Hanna nog. „Al die onrust betekent niets. En ik blijf geloven, dat het niet mag." Frits haalde de schouders op. VrouwenpraatHij hield het met oom Verwolde, al begrijpt hij ook niet goed, hoe die Maire kan zijn. De wens van Hanna wordt evenwel niet vervuld. Een paar weken later is de boer met een paard bij de smid in Cadzand, als Van Melle, een hem bekend landbouwer, hem aan zijn jasje trekt. „Ga mee in „Het Wapen" een pint bier drinken. Ik moet eens met je praten, man." „Dat kan gebeuren", zegt Frits. „Ik kom zo." Als het paard beslagen is, bestijgt Frits het beest en rijdt naar de herberg, waar hij zijn ros vastbindt aan de daarvoor bestemde paal en de ruime gelagkamer binnen treedt, een stenen vloer, ruim met zand bestrooid. In de hoek is de tapkast, waar de jonge Van Melle staat te praten met Zoethout, de dikke kastelein van „Het Wapen van Cadzand", die onmiddellijk een pint Sluis' bier in schenkt. Ze praten over koetjes en kalfjes, maar Frits Zijier be grijpt wel, dat dit de bedoeling niet is van de invitatie van Van Melle. Het verbaast hem dan ook niet, als de waard de beide mannen in een klein vertrekje naast de gelagkamer wenkt. Alleen is hij verbazend nieuwsgierig om te vernemen wat er nu eigenlijk aan de hand is. „Hoor eens, Zijier, we zullen open kaart spelen", zegt Van Melle. „Jij bent geen vriend van de Fransozen, wel „Zijn er hier wel vrienden van die schurken is de wedevraag. De kastelein lacht smakelijk. „Zo mag ik het horen, jij bent onze man." Dan neemt Van Melle weer het woord. „Nu moet je eens luisteren Zijier." Hij vertelt dan, wat Zijier reeds weet van Maire Ver wolde in Sluis, dat er alom clubjes zijn die men Vereniging noemt en de sluikhandel bedrijven. Als hij Frits ziet knik ken, vraagt Van Melle „Weet jij er van ,,'k Heb er wel eens van gehoord", antwoordt Zijier, zonder evenwel de zegsman te noemen. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1964 | | pagina 2