Broeder Zeldenthuis „DE SLUIKER" De Overheid, zo zei hij, heeft er het grootste belang bij, wanneer zij mede spelers of tegenspelers krijgt, die weten waar het om gaat en die beseffen, met welke ontzaglijke problemen men bezig is wanneer men in dat plaatselijk of re gionaal maatschappelijk orgaan het so ciaal beleid vaststelt en voert. Met Dr. der Zwaan wekken we broeders van diakenen op bereidt u toe voor de taak, die ons ook als christenen hier wacht. KLEINE VOSSEN Wat is de wekelijkse prediking een geweldige macht en van verstrekkende invloed We kunnen zien, hoe tenslotte de leer het leven beheerst en niet, zo als men nog al eens hoort beweren 't komt toch maar aan op het leven. Een sprekend voorbeeld van de grote invloed der voortdurende prediking staat levensgroot voor ons in het ,,Thoolse geweten" Daar ik ongeveer tien jaar lief en leed met de bevolking van dit eiland heb ge deeld, greep mij dit noodlottig gebeuren onder deze mensen sterk aan en dacht ik wat een verantwoording rust er op de prediking, die goeddeels gewoonte, zeden en het geweten vormt, bepaalde voren, dikwijls onuitwisbaar in het volksleven trekt Een steeds volgehouden eenzijdig be nadrukken van Gods eeuwige Raad en Albestuur, waarbij de menselijke factor goeddeels wordt uitgeschakeld, heeft z'n consequenties zelfs voor de gezond heid, laat staan voor het beleid in kerk, staat en maatschappij. Dit zien we zowel in de kerkhistorie als in de geschiedenis van land en volk. Had Willem van Oranje niet die zui vere kijk gehad op en het pleit gevoerd voor de vrijheid-van-geweten" dan zouden onze vaderen nooit de moed en bloed hebben opgebracht voor de af werping van het Spaanse juk, of zou nadien de kerk hier te lande zich niet zó in vrijheid hebben kunnen ontplooien, als nu het geval is geweestdenk maar aan Frankrijk, waar de Hugenoten eeuwenlang onder de zwaarste druk hebben geleefd of zoals nu nog in Span je het geval is voor het Protestantisme aldaar. En wanneer door een bepaalde pre diking een volksdeel opgroeit in een sfeer van lijdelijkheid en slaafse onder werping aan Gods voorzienigheid", dan kunnen de gevolgen voor het nage slacht, vooral voor de kinderen, vreselijk zijn. Het zij verre van mij de minste spot te drijven met die bekrompen heid", alsof wij niet op andere wijs ter zake van Gods Raad verkeerde wegen kunnen inslaan en met een zekere lucht hartigheid belijden, dat alle dingen ons van Gods Vaderhand toekomen In elk geval spreekt bij sommige ouders aldaar een ernst van overtuiging, die men om met Dr Renes van Oud- Vossemeer te spreken alleen maar respecteren kan. Geloof maar, dat een vader, die zegt, dat hij zijn kinderen zeer liefheeft, maar mocht ondervinden, dat één van hen voorgoed zou verlamd zijn, doordat hij naliet hem te vaccineren, hij er toch geen berouw over zou gevoelen, omdat hij weet, dat hij in Gods weg was ge weest geloof maar, dat dit hem wor steling en gebedsstrijd zal hebben ge kost Geloof ook maar, dat een predikant, staande bij de bedden van zulke ge troffen kinderen, zich vol diepe ernst zal afvragen ben ik in mijn prediking wel op de goede weg geweest Maar, welke predikant zal zich, bij het zien van de consequenties van zijn prediking, niet moeten afvragen ben ik voor die verdoolde, voor die onker kelijke, voor die onverschillige wel ge weest een dringend vermaner, een lief derijk zoeker, een begrijpend leidsman naar Jezus geweest Nee, we kunnen ons van het ,,Thoolse geweten" niet met een glimlach afmaken, maar er uit le ren, hoe we in bloedige ernst het Woord Gods hebben te belijden èn te beleven Aan de oevers van de Oude Rijn. Uit het kerkblad van de Classis Arn hem knipten we het volgende artikeltje, dat we graag onder de aandacht van onze lezers brengen. Het is heus het overdenken waard. De klok in de stille kamer slaat elf uur. Mevrouw Zeldenthuis schuift het boek weg, waarin ze de laatste tien mi nuten tóch al niet meer gelezen had. De laatste maanden is dat er telkens een gevoel van onrust, dat haar overvalt zodra de oudste jongens naar boven zijn gegaan. Dan is het wachten op haar man, die nog van een vergadering of van huisbezoek moet komen. Vroeger dacht ze daar nooit zo aan, hoewel toen de kinderen eerder naar bed gingen. Er is nü iets onredelijks in haar wachten, een wondere mengeling van angst en wrevel, die wegvalt zodra ze de voet stappen van haar man hoortde sleutel in het slot, geluiden in de gang. bij de kapstok, en als hij dan binnen komt, altijd opgewekt, alsof er geen lange werkdag geweest was op de zaak met daarna nog arbeid in Gods ko ninkrijk", zoals hij het zelf meestal noemde, dan heeft ze opeens het gevoel er wel weer tegen óp te kunnen en ze praten dan samen nog wat en als zijn stem rustig vertelt over wat er die avond te doen geweest is en hij glimlachend en met kleine interrupties naar haar luis tert over wat zij beleefde met de kinde ren, dan is het weer als vroeger. Hij is vanavond wel èrg laat. Me vrouw Zeldenthuis voelt zich plotseling vreselijk alleen. Boven is het stil, in de kamer is het stil, buiten is het stil en in haar hart is ook een vreemde stilte, als of ze zichzelf niet is, alsof dit, dit tijd loze wachten niet écht haar leven is. In de laan dooft een deel van de straat verlichting. De nacht is donker en roer loos en in die nacht is ergens haar manze weet eigenlijk niet eens (vervolg op pagina 3) GEESTELIJKE VOLKSGEZONDHEID THOLEN. De gevallen van kinderverlamming op Tholen hebben de laatste weken steeds de aandacht getrokken. Pers en radio hebben uitvoerige berichten gebracht en de Commissaris der Koningin heeft op de hem eigen wijze een sympathieke brief aan de inwoners van Tholen gericht. De leden der Geref. Gemeenten, de Oud-Gereformeerden en de Ned. Hervorm den van de richting der Gereformeerde Bond hebben godsdienstige bezwaren tegen de voorbehoedende inenting tegen kinderverlamming, evenals tegen alle inentingen. Het duidelijkst is dit standpunt misschien wel geformuleerd in het antwoord van een oud-onderwijzer, lid der Geref. Gemeente, die op de vraag „Wat nu te doen", antwoordde „Je moet het zelf weten, maar op school en in de kerk is je altijd geleerd, dat het tegen Gods Voorzienigheid is. Je kunt het lezen in Zondag 10 van de Catechismus". Ondanks dit advies hebben, nu de nood dringt, toch velen hun kinderen laten inenten. Maar ze zullen dit wel gedaan hebben met een verontrust geweten. En juist dat nu vinden we zo jammer. Want we zijn er van overtuigd, dat Zondag 10 van de Catechismus zich in geen enkel opzicht verzet tegen verantwoorde maatregelen om ziekte te voorkomen. Ook wij belijden, met Zondag 10, „dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijze en drank, gezondheid en krankheid, rijkdom en armoede, en alle dingen niet bij geval, maar van Zijn Vaderlijke hand ons toekomen". Wat met deze woorden bedoeld is, kunnen we misschien wel het beste te weten komen door op te slaan het „Schatboek" van Ursinus, één van de beide opstel lers van de Heid. Cat., die men toch ook in de kringen der „bezwaarden" als „oudvader" za1 erkennen. Welnu, mógen we uit dit oude, dikke boek maar eens een paar regels overschrijven U leest daar bij de verklaring van Gods Voor zienigheid het volgende „De maniere, hoe hy dit goed werkt. Deze is twederleiwant zomtijds werkt Godt het zelve 1. Zonder enig middel daartoe te gebruyken om te toonen dat hij een Almagtig Godt is die aan gene middelen is gebonden 2. Door middel van de schepselen» om te toonen dat hij een Heer van allen is in wiens gebied en dienst datze altesamen moeten staan en om ons te vermanen dat wy dezelve middelen niet moeten veragten en zo Godt verzoeken maar dankbaar gebruyk daarvan maken en beken nen dat het Godt is die deze middelen heeft gegeven dieze zegent en ons daar door helpt. Lev. 26 26, Deut. 8 3, Ps. 33 16 en 127 1/2, 1 Cor. 3 7". Niet gebruiken van de middelen wordt hier dus genoemd God verzoeken. We erkennen ten volle, dat spijze en drank van Gods Vaderhand ons toekomen, dat Elia zo „zonder enig middel" behalve dan de raven rechtstreeks door God gevoed werd. Maar ook onze oud-gereformeerde broeders zijn harde wer kers en gebruiken op hun land moderne landbouw-werktuigen. Er is niemand van hen, die zegtrijkdom en armoede komen ons toe van Gods Vaderhand, dus mag ik niets doen om armoede te voorkomen. We weten heus wel, dat niets Gods watervloeden kan stuiten als God een land wil verderven, maar toch heeft niemand bezwaar er tegen geopperd, dat na de watersnoodramp van 1953 de dijken op onderscheiden plaatsen meters hoger werden gemaakt, ter voorkoming van een nieuwe ramp. Lezen we niet in Deuter. 22 8 „Wanneer gij een nieuw huis zult bouwen, zo zult gij op uw dak een leuning maken opdat gij geen bloedschuld op uw huis legt, wanneer iemand, vallende, daarvan afviele". Ook dit is toch wel degelijk een maatregel ter voorkoming van een ongeluk. Ieder zal zich in de wintermaanden warmer kleden dan 's zomers ter voorkoming van ziekte God zelf heeft Adam en Eva kleding gegeven om hen tegen de natuur te beschermen. Welnu, dit alles accepteert men zonder bezwaar. Waarom zou nu een goed middel, dat de dokters uitvinden ter voorkoming van een dreigende ernstige ziekte, niet mogen worden gebruikt 25 jaar geleden was de penicilline nog niet bekend, en hoevelen hebben -middelijkerwijs hun leven niet aan deze uitvinding te danken Die penicilline had God al lang in de schepping ge legd, alleen de mens moest het er uit halen. Zou het zo ook niet staan met de middelen ter voorkoming van ziekte Zou Ursinus, als hij vandaag nog leefde, niet gezegd hebben „dat is nu juist wat ik bedoelde met mijn woorden „dat wy dezelve middelen niet moeten veragten en zo Gods verzoeken maar dank baar gebruyk daar van maken en bekennen dat het Godt is die deze mid delen heeft gegeven dieze zegent en ons daar door helpt"." En nu weten we heus wel, dat er bij het gebruik van middelen ter voorkoming van ziekten het gevaar is, dat de hoogmoedige mens gaat denken nu kan God me niet meer treffen met die ziekte. Dat is wel een hele dwaze opvatting ook nu geldt nog mijn leven is bestendig in gevaar. Ook bij het gebruik der middelen moeten we ons in alles diep afhankelijk van God gevoelen. God moet de midde len zegenen, anders worden ze tot schade. Laat men ook eens denken aan de verantwoordelijkheid, die men tegenover zijn kinderen en zijn omgeving heeft. In Lev. 13 en 14 worden uitvoerige afzonderingsmaatregelen geboden ter voor koming van de uitbreiding van melaatsheid en huidziekten. Wanneer dus bij een gevaarlijke situatie scholen gesloten worden, is dat volkomen in overeenstem ming met de Schrift. Één der door „Trouw" ondervraagden zeide „We stem men toe het mag niet maar we hebben het benauwd". Mogen we de be zwaarden vragen studeer eens goed in „de oudvaders", dan zult u zien, dat er voor deze benauwdheid geen redgn is, als ge in geloof de weg der middelen gaat. Ook nu geldtmiddelen en wegen gaan samen. Dr. P. C. Kraan, Chirurg. Drs. A. Elshout, Geref. Predikant. FEUILLETON Vrij bewerkt naar P. Visser Jzn. 2) „Laten we nu op Oudejaarsavond geen herrie gaan maken, vader. Je hoort mij er toch ook niet meer over praten. Ik weet, hoe u er over denkt." „Neen, je praat er niet over. Maar je ontmoet haar wel, al is het misschien niet dikwijls. Spreek dat eens tegen als je durft." „Dat spreek ik niet tegen, 't Is een eerlijke zaak. Moe der zeiArmoede is geen schande". „Och, dat weet ik wel. Maar dat heeft er niks mee te maken. Je moeder zag dat verkeerd." „Wat is er op Hanna aan te merken Een pront meisje, zo denkt ieder er over." „Zeg ik toch niks van Ik weet ook wel, dat de Maris- sen niets op hun dienstbode aan te merken hebben. Maar wat drommel, een dienstbode kan geen boerin op „Over- duin" worden Een dochter van Harm Verwolde bazin op „Overduin", jongen, gebruik toch je verstand." „Ik zou niet weten, waarom niet, vader. Hanna kent het werk en we houden van elkaar. En de Verwoldes moet je niet uitvlakken haar oom is Maire van Sluis en diens zoon Jacob heeft daar een flinke timmer- en metsel- affaire." Albert Zijier glimlacht. „Wat zou dat Al was zij een nicht van die vervloekte Napoleon zelf, dat maakt geen verschil. Zij is de dochter van Harm Verwolde, een straatarme dagloner. Zijn kin deren hebben nauwelijks kleren aan het lijf, zij is dienst bode bij Freerk Maris van de „Duive". Zo is het. En niet anders. Hoe kan die nu boerin op „Overduin" worden. Frits, jongen, ik heb voor het nieuwe jaar maar één wens." Hij houdt op en kijkt zijn zoon doordringend aan. Deze zwijgt evenwel en doorstaat de blik onbevangen. „Het zal alleen een gelukkig jaar zijn, als je dat meisje loslaat." „Dat zal niet gebeuren, vader", is het besliste antwoord. „Het spijt mij voor je, maar we houden van elkaar. Maar laat ons er nu over ophouden. Voorlopig trouwen we toch niet. Wij kunnen wachten." „Op mijn dood soms Dan kun je lang wachten „Wie praat daar nu over, vader Wij kunnen wachten tot je van mening verandert en Hanna als schoondochter aanneemt." ,,'k Verander niet van mening, Frits, je moet dat meisje laten varen. Ik weet een veel betere vrouw voor je." 't Is merkwaardigbij dit gesprek winden noch de vader noch de zoon zich op. Het is, of ze over koetjes en kalfjes spreken Komt dat, omdat dit onderwerp meer malen aan de orde is geweest Is de Oudejaarsavond er debet aan Waart misschien de gedachtenis aan de over leden vrouw en moeder door het vertrek „Vader behoeft niet een ander voor mij op te zoeken. Hanna Verwolde wordt mijn vrouw." „Je hebt als jongen zo met Klaartje gespeeld. Moeder en ik hebben altijd gedachtdat wordt wat met die twee. En je oom en tante dachten het ook. Ik vermoed, dat zij het nog denken. En dat Klaartje op je wacht. Wat heb je tegen haar „Niets, vader. Een lief, pront meisje. Maar zij is Hanna niet. En bovendien zij is mijn volle nicht „Wat zou dat Er zijn méér neven en nichten met el kaar getrouwd. Zij zal een goede boerin zijn. Er zit ook geld, al denk ik daaraan niet in de eerste plaats. Op „Overduin" zit ook geld." „Het spijt mij, vader. Maar ik heb in die zin nooit aan Klaartje gedacht. Mijn geweten tegenover haar is ook vol komen zuiver. Ik heb daar nooit aanleiding toe gegeven. Het is onzin, om te zeggen, dat Klaartje op mij wacht. Daar is geen reden voor." „We houden er over op. Als je stijfkoppig wilt zijn, dat kan ik ook zijn. Ik begrijp niet, dat je de nagedachte nis van je moeder „Niet verder, vader. Dat is een belediging, een lage verdachtmakinghet bloed van de zoon gaat nu toch gisten„Je weet, dat ik even goed als vader, het verlies van moeder betreur. Zij is geen dag uit mijn ge dachten. En je weet ook, dat moeder het helemaal niet erg zou gevonden hebben, dat Hanna hier boerin zou worden." „Ja, dat weet ik. In dat opzicht dachten je moeder en ik niet gelijk. Je moeder was kortzichtig. Zij was zwak ten opzichte van jou, haar enige zoon. Een dochter van een dagloner behoort niet bazin op een boerderij tt zijn. Stand moet met stand trouwen. Wat ik nu zeg is niets bijzonders. Het is heel gewoon. Je zou het later diep be treuren, dat je met zo'n meisje getrouwd was. Ik ben en blijf er tegen. Het heeft geen zin, om te zeggen ik kan wachten. Want ik verander niet van mening. Als je tóch zou dóórzetten „Wat dan, vader „Dan zou ik je moeten onterven, kort en goed. Dan kun je dagloner worden." „Dat zou vader niet doen", glimlacht de zoon. „Over duin" behoort sinds tientallen jaren aan de Zijiers. U zoudt niet toestaan, dat er een vreemde op onze boerderij heer en meester was." „Als je daarop speculeert, dan vergis je je. Ik doe het vast en zeker." Ondanks die zekere woorden voelt de zoon, dat hij een gevoelige snaar getroffen heeft. De toon van vaders stem is niet zo zeker als zijn woorden. „Ga de boel voor de nacht verzekeren, Frits. We gaan naar bed. Het is al laat." „Ja, vader." De jongen loopt de stallen in praat met de beesten, geeft ze nog wat voeder, verzekert tenslotte alle deuren en keert terug in de keuken, waar het vuur alleen nog ligt te smeulen. „Welterusten, vader." „Welterusten, Frits. Denk nog rnaar eens over mijn woorden na. Ik meen het goed met je." De lange nacht valt over het Land van Cadzand. In de eenzaamheid, aan de voet van de Hille, de hoge duin top, ligt „Overduin", waar schijnbaar geen leven heerst. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1963 | | pagina 2