eeuwóe
3£erkbocle
Zijn wij een Sec te
Het Diaconaat
V
f
18e JAARGANG No. 23
13 DECEMBER 1963
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND
Redacteur: Ds. W. C. van Hattem, Herengracht 15, Terneuzen, Telefoon (0 1150) 22 48.
MedewerkersJ. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene, Baarland
Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. A. Koning, Woerden Dr. P. C. Kraan, Vlissingen
Ds. J. v. d. Leek, Kapelle Ds. P. van Til, Middelburg Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo
"Ikwofe1.. Ds. B. Wentsel, Brouwershaven.
en ontkom
A
Abonnementsprijs
3,per halfjaar
bij vooruitbetaling
Advertenties
12 cent per mm.
Bij abonnement lager
Losse nummers 12 cent
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 24 38
Giro no. 4 22 80
V
Om een antwoord op deze vraag te
kunnen geven zullen we eerst een ant
woord moeten vinden op een andere
vraag, de vraag namelijk wat een secte
is. Nu is daar volgens dr. F. Boerwinkel
in zijn boek ,,Kerk en Secte" (Boeken
centrum, 1953) tweeërlei antwoord op
mogelijk. Één antwoord met neutrale
en één met uitgesproken ongunstige be
tekenis.
Wat het eerste betreft geeft hij de
volgende definitie
„Een secte is een groep mensen die
meestal als volgelingen om een
leider) van de oorspronkelijke groep
waaruit hij voortkomt is afgeschei
den, omdat hij in bepaalde onder
delen afwijkt van die oorspronke
lijke groep".
Deze definitie, die geen waarderings
oordeel uitspreekt zou men een sociolo
gische definitie kunnen noemen. Dr.
Boerwinkel wijst er dan ook op, dat men
volgens deze omschrijving van de secte
zonder bezwaar kan zeggen, dat de eer
ste Christengemeente een secte is van
de Joodse gemeente, dat de kerken der
Reformatie sectes zijn van de R. Katho
lieke Kerk enzovoorts. In het licht van
deze sociologische omschrijving van de
secte zijn dus alle kerken secten. Wij
zouden dus op grond hiervan de hier
boven gestelde vraag bevestigend kun
nen beantwoorden en dit artikel afslui
ten. Maar er is iets meer en ook daar
wijst dr. Boerwinkel op, het woord sec
te heeft namelijk in de praktijk een bijna
steeds ongunstige bijklank en houdt wel
een waarderingsoordeel (en dat in af
keurende zin) in. Op grond hiervan
komt hij tot een tweede definitie, die
als volgt luidt
„Een secte is een groep mensen
die, voornamelijk uit begeerte naar
zuiverheid en met verabsolutering
van een deelwaarheid, de solidari
teit met het grote geheel van de
groep verbreekt, en die deze breuk
niet meer als smart ervaart".
In het licht van definitie één zijn dus
zowel de Ned. Hervormde als de Gere
formeerde Kerken secten, resp. van de
R.K. Kerk en van de N.H. Kerk. Maar
stellen we nu beide kerken onder defi
nitie twee, dan moeten we zeggen, dat
zij geen secten zijn. De reformatie ver
absoluteerde immers niet deelwaarheid
van de belijdenis der kerk, doch kwam
tot stand uit liefde voor de gehele waar
heid der belijdenis. Hetzelfde kunnen
we zeggen van de afscheiding en de
doleantie. Juist om de handhaving van
het geheel der belijdenis is het tot deze
breuken met de N.H. Kerk gekomen.
Nu schijnt er echter nog een derde
visie op de secte mogelijk te zijn. Een
definitie hiervoor hebben we weliswaar
nog niet kunnen vinden en zeker niet
in het uitnemende boek van Boerwinkel,
maar wel wordt er ons iets over verteld
in een verslag in het Fries Dagblad van
een toespraak van ds. H. J. Kater, Ned.
Hervormd predikant te Amsterdam.
Volgens dit verslag heeft ds. Kater na
melijk in de najaarsvergadering van de
Ver. van Vrijz. Hervormden in het
Gereformeerd centrum ,,De Fenix" te
Leeuwarden gesproken over „Hervormd
zijn nu". In deze rede heeft ds. Kater
ook het een en ander over de Gerefor
meerden gezegd, en niet bepaald in po
sitieve zin. Zo lezen wij, dat hij de Her
vormde Kerk meer Calvinistisch noemde
dan de Gereformeerde Kerken, waar dr.
Abraham Kuyper vooral de nadruk leg
de op de waarde van het isolement. Af
gezien van de vraag of ds. Kater dr.
Kuyper wel helemaal goed begrepen
heeft, leek dat isolement in Leeuwarden
nogal mee te vallen. Ds. Kater stond
tenminste in een gereformeerd centrum
te spreken. Maar misschien heeft hij bij
het binnengaan niet opgemerkt, dat hij
gereformeerde grond betrad. Het had
hem dan wel naar wij menen even aan
het denken gezet over die geïsoleerde
gereformeerden.
Vervolgens heeft hij gesproken over
de minderheden in de Herv. Kerk, zoals
de Vrijzinnig Hervormden. Hierbij zei
hij volgens bovengenoemd verslag -
„als men ziet wat er met prof. Smits is
gebeurd, dan lijkt het alsof ze (de Herv.
Kerk) Gereformeerde trekken gaat krij
gen en „secte" wordt".
Dat weten we dan ook weer als de
Hervormde Kerk er over denkt om de
belijdenis te handhaven, dan vertoont
ze Gereformeerde trekken en wordt sec
te. Volgens ds. Kater verabsoluteren de
Gereformeerden dus een deelwaarheid
als zij de belijdenis willen handhaven.
Dat wil dus zeggen, dat er nog iets an
ders is dan het totaal wat de kerk be
lijdt. In de ogen van ds. Kater wordt
een kerk dus secte door het totaal van
haar belijden te handhaven. Of door,
zoals het in de Kerkorde der N.H. Kerk
staat, te weren wat haar belijden weer
spreekt. Hieruit zou dus als derde defi
nitie kunnen volgen
„Een secte is een groep, die het
totaal van haar belijden wenst te
handhaven en die wat dit belijden
weerspreekt weert".
Op grond van deze stelling kan men
dan de Gereformeerde Kerken secte
noemen, het is alleen maar de vraag of
deze stelling juist is.
Als ze juist is, dan ligt de grens van
kerk en secte tussen het niet-weren en
het weren van datgene wat het belijden
weerspreekt. Dan zijn alle kerken, die
wat het belijden der kerk weerspreekt
wensen te weren secten en dan mogen
alleen zij aanspraak op de naam kerk
maken, die voor iedere wind van leer
ruimte laten, dan kan het gebeuren, dat
zelfs sommige secten de naam kerk mo
gen gaan voeren.
Één ding weten we echterin de
ogen van ds. Kater, in de ogen van een
bepaalde modaliteit in de Ned. Herv.
Kerk behoort het weren van wat de be
lijdenis weerspreekt tot het wezen der
secte, zijn daarom de Gereformeerde
Kerken „secte". Het is goed, dat dit ons
eerlijk gezegd wordt in een tijd, waarin
gesproken wordt van een onduldbare
gescheidenheid tussen Hervormd en
Gereformeerd. En wij doen goed hier
rekening mee te houden. Het is terwille
van de oecumene dat wij dit schrijven,
want in het oecumenisch gesprek, daar
willen wij als Kerk serieus genomen
worden. Daarom is het niet teveel ge
vraagd als wij in dit gesprek ook een
antwoord verlangen op de vraag of men
ons als secte of als kerk ziet.
v. H.
Reeds namen we een artikel over.van
de hand van ds. T. Bakker uit het Ve-
luws Kerkblad over het diaconaat en de
overheidswetgeving. Gebleken is, dat
van de zijde van verschillende diaco
nieën er belangstelling bestaat voor het
geen ds. Bakker in zijn artikelenreeks
uiteenzet. Reden waarom we besloten
hebben om ook het vervolg van zijn uit
eenzettingen over de taak van het dia
conaat in deze tijd in de Zeeuwse Kerk
bode over te nemen.
HET DIACONAAT EN DE
O VERHEIDS- WE TGE VING
We zouden in dit tweede artikel iets
zeggen over de Algemene Bijstandswet,
hierna aan te duiden met de letters
A.B.W.).
Er is wel wat veranderd in Neder
land sedert de jaren na de eerste we
reldoorlog. Ik herinner me nog een ste
vig gefundeerd artikel van Prof. Dr.
Dooyeweerd in „Nederland en Oranje",
waarin deze zich als anti-revolutinair
principiëel schrap zette tegen elke uit
breiding van de Overheidsinvloed (wet
gevend, wel te verstaan) in de richting
van een welvaartspolitiek. De overheid
was er volgens hem alleen om het recht
te bestellen zij was handhaafster van
de goddelijke gerechtigheid.
Vooral na de tweede wereldoorlog,
toen de overheid een totaal ontredderde
maatschappij tegenover zich vond, heeft
deze beschouwing het veld moeten rui
men voor geheel andere opvattingen.
De Overheid ging het begrip rechtbe-
stelling een veel ruimere interpretatie
geven, zodat heel de sociale wetgeving
daaronder kwam te vallen. Zo hebben
we ook de A.B.W. te zien als een stuk
toepassing van de gerechtigheid. Van
daar dat de burgers nu een recht hebben
op sociale bijstand. Daarin verschilt de
A.B.W. van de Armenwet, onder welks
vigeur we leven zullen tot 1 januari
1965, als ik er iets van begrepen heb.
Ik geloof, dat we dankbaar kunnen zijn
voor deze verruimde opvatting omtrent
de taak en roeping der overheid. In
Dooyeweerds tijd noemde men zo iets
„staatssocialisme", en inderdaad, de be
grippen zijn niet gemakkelijk uiteen te
houden. Zien we wat in het oude testa
ment alzo tot de roeping der Overheid
hoorde, hoe daar zelfs geen armoede
mocht heersen, dan houden wij ons aan
onze eigen, bijbelse, opvatting van wat
behoort tot het terrein der Overheid. Zij
heeft zich te ontfermen, juister gezegd
zij heeft het recht te bezorgen, voor de
ontrechten en de door allerlei oorzaak
tot armoede vervallen onderdanen van
de staat.
De verschillende sociale wetten, die
we in de loop der jaren hebben ontvan
gen, met name de A.O.W. en de
A.W.W., hebben geen andere functie
dan recht te doen aan weduwen en we
zen en ouden van dagen. Om op dit ge
voelige terrein vooral secuur te formu
leren, moeten we erkennen dat de wet
zelf van zulk een recht tot bijstand niet
spreekt. Maar de wet bepaalt wél dat
aan iedere Nederlander door burge
meester en wethouders bijstand, indien
gevraagd, wordt verleend. De plaatse
lijke overheid wordt derhalve een wette
lijke plicht tot bijstand opgelegd, waar
door praktisch het récht op bijstand wel
zeer dicht wordt benaderd.
Praktisch komt het daarop neer, dat
iedere Nederlander aanspraak kan ma
ken op de steun der Overheid. En de
Overheid kan zich daaraan niet onttrek
ken. En bijaldien zij dit toch zou doen,
of onvoldoende steun bieden, dan be
hoeft de aanvrager zich daarbij niet neer
te leggen, doch dan beschikt hij weer
over een recht tot beroep op een hoger
orgaan. Dat kan zijn op Gedeputeerde
Staten en zelfs op de Koningin.
Ik ga nu niet deze wet hier bespre
ken. Dat zou teveel van het geduld der
lezers vragen. En interesseren deze zich
daarvoor allen Het is ook niet nodig.
In diverse organen, ook in het Diaco
naal Correspondentieblad, is zeer uit
voerig en meer deskundig dan onderge
tekende het doen kan, op allerlei wijze
licht ontstoken.
Een uitnemende beschouwing kan
men vinden in het artikel, oorspronkelijk
een referaat voor de Provinciale Diako-
nale Conferentie van Overijsel, van Mr.
A. J. Hagen over de veranderingen die
zullen optreden in de verhouding Dia-
conie-Overheid, als het ontwerp Alge
mene Bijstandswet tot wet is verheven.
Wel is het misschien dienstig hier ter
plaatse de vraag onder de ogen te zien:
Hoe staan we als kerken
tegenover deze Overheidszorg
Ds. Kamper, voorzitter van Deputa-
ten voor de Algemeen Diaconale Ar
beid, verwijst daarvoor naar de beslui
ten van de Generale Synode van Leeu
warden 1955-1956, waar o.m. ook ge
zegd wordt dat het karakter van de
BERICHT.
In verband met de data van de
komende feestdagen zal de Kerkbode
zowel op vrijdag 27 december als op
3 januari niet kunnen verschijnen,
daarmee het lot van vele andere
Kerkbodes delend.
Het is namelijk niet mogelijk om
waar de Kerstdagen op woensdag en
donderdag en Oud- en Nieuwjaar
op dinsdag en woensdag vallen de
daarop volgende vrijdag met een
„verse" Kerkbode uit te komen,
We hopen de volgende week met
een extra groot nummer uit te komen
om dan weer op 10 januari het eerste
nummer van 1964 te laten uitkomen.
In het nummer van de volgende week
zullen de predikbeurten tot en met
zondag 5 januari worden opgenomen.
MEN WORDT DRINGEND VER
ZOCHT de opgave der predikbeur
ten tot en met zondag 5 januari zo
in tezenden, dat deze uiterlijk op
maandag 16 december bij de druk
kers zijn. v. H.
dienst der barmhartigheid, alsook de
zelfstandigheid van deze arbeid der
kerk door de Overheid en haar organen
ten volle geëerbiedigd moet blijven.
Maar ook spraken de kerken uit, dat
de Overheid een roeping heeft, die de
kerk diende te eerbiedigen. Ter Gene
rale Synode van Assen, 1957-'58, werd
uitgesproken „dat aan de zelfstandig
heid van de kerk niet wordt tekort ge
daan, wanneer haar leden, gebruik ma
kend van de mogelijkheden, hun als
staatsburgers door de Overheid gege
ven, overheidshulp als maatschappelijke
zorg aanvaarden".
Ds. Kamper gaf als zijn mening te
kennen, geen ernstige bezwaren tegen
dit wetsonderwerp te koesteren. „Mijn
conclusie is, dat we dankbaar moeten
zijn, dat de Overheid zich het lot van
hen, die bijstand behoeven, aantrekt. En
ook moeten we met dankbaarheid con
stateren, dat daarbij aan de rechten van
de kerk niet getornd wordt. De kerken
zijn volkomen vrij de hulp, die zij nodig
achten voor hun leden, te verlenen. De
diaconale praktijk behoeft tengevolge
van een eventuele invoering van dit
wetsontwerp niet te veranderen."
Ik dacht, dat na al het voorgaande
wel duidelijk zal zijn, dat het diaconaat
meer mobiel moet worden gemaakt. We
duiden dat aan met het woord
deskundigheid.
Om nog even bij de A.B.W. te blij
ven Als zij per 1 januari 1965 kracht
van wet zal ontvangen, is het voor onze
diakenen zaak dat ze weten wat ze in
de gemeente met deze wet beginnen
kunnen. Allereerst zullen ze de wet
moeten kennen. Vervolgens zullen ze
moeten weten van de voorwaarden
waaronder sociale bijstand zal worden
verleend, van het verhaalrecht, van de
uitzonderingen enz.
Voorts zullen er in de grotere ge
meenten colleges van bijstand en com
missies van advies komen. De eerste zal
met de uitvoering van de wet worden
belast, de tweede krijgt tot taak zich
bezig te houden met de algemene zaken.
Niet dus, zoals naar analogie met de
commissies van advies bij de Geweste
lijke Arbeidsbureaux, verwacht zou wor
den met de individuele gevallen. Dat is
juist niet de bedoeling. Dat zal veel
meer behoren tot de competentie van de
organen die met de uitvoering belast
zijn.
In deze commissie van advies kunnen
ook onze broeders diakenen vertegen
woordigd worden. Men voelt, dat aan
deze broeders dan ook bepaalde eisen
gesteld mogen worden van met de stof
op de hoogte te zijn. Daar heeft vooral
Dr. W. van der Zwaan, voorzitter van
de Stichting Raad voor Geref. Sociale
Arbeid, op gewezen in zijn toespraak
voor de Centrale Diaconale Conferentie
in september 1963.