KLEINE
VOSSEN
Broeder L(astig)
LAAT VOORJAAR
moet toegejuicht worden, dat er in een
aantal bedrijfstakken een lichaam is,
dat met gezag voor de gehele bedrijfs
tak kan spreken. Dat ware langs pri
vaatrechtelijke weg veel moeilijker, in
dien al ooit, te bereiken.
Dit lijkt ons een nuchterder opvat
ting dan die van de studiecommissie
van Patrimonium.
Het valt te hopen, dat men de voor
stellen van de studiecommissie niet zon
der meer in een program gaat opnemen.
Wellicht verdient het aanbeveling een
ontwerpprogram in het convent van de
christelijk sociale organisaties te bestu
deren, zodat gezamenlijk een program
kan worden voorgedragen.
T. P. S.
Momenteel ben ik bezig de Kerkge
schiedenis te herlezen. Dat is wel nódig,
want de scherpe puntjes gaan er wat af.
Maar, als je de historie der Kerk zo
weer eens nagaat, dan treft 't telkens,
dat een mens zo spoedig en vaak onge
merkt de rechte weg bijster is en je op
dwaalwegen geraakt. Het pad der kerk
is nauw en smal en voor je 't weet glijdt
men uit en stort in een of andere af
grond. Daarom is 't goed om je te laten
waarschuwen door de Kerkgeschiede
nis, waarin we zien, dat je op elk punt
van de weg der waarheid kunt afdwa
len.
Aanvankelijk lijkt een bepaalde af
wijking erg onschuldig, maar vaak blijkt
achteraf, dat 't heus niet zo onschuldig
is.
Dikwijls schijnt een dwaalleer aan
vankelijk erg vroom en Schriftgetrouw,
maar bij nader inzien blijkt, wanneer
men de lijn doortrekt, dat men eindigt
bij dwaasheid, soms onredelijkheid, zo
met goddeloosheid.
Reeds de eerste bladzijde van de
Kerkhistorie doet soms verbijsterend
aan. Het lijkt zo eenvoudig en we stem
men dikwijls gedachteloos in met de ge
loofsbelijdenis van Nicea en Athanarius,
maar als je dan weer leest, hoeveel
strijd er is gestreden, hoeveel banvloe
ken er zijn uitgesproken, hoeveel ver
warring er is doorworsteld om tot deze
uitspraken te komen, dan is deze lectuur
verre van verheffend. En dan verbaast
het te meer, dat juist in die troebele tij
den vol geharrewar en gehaspel, soms
om één enkel woord, dat in diezelfde
tijd velen hun geloofstrouw met hun
bloed hebben bezegeld.
En deze martelaars waren niet steeds
rechtzinnig in de belijdenis, dikwijls
leest men van bloedgetuigen, die bekend
stonden als ketters.
Nee, het is geen bewijs van de waar
heid en rechtheid van het geloof, als
iemand sterft voor zijn overtuiging.
Dit trof me dezer weken zeer, dat
ook het Buddhisme zijn martelaren
kent, trouwens ook andere heidense en
Mohammedaanse godsdiensten. En als
men alleen afgaat op moed en durf en
doodsverachting, heeft elke godsdienst,
ook vaderlandsliefde en zelfs gewoon
naastenliefde haar martelaren, gelijk dit
o.a. weer bleek bij de helendood van
die mijnwerker, die terwille van zijn
kameraden de dood tegemoet ging en
trouwens menig mensenredder de naam
van ,,getrouw-in-de-dood" verdient.
En als je dan leest, dat Buddhisti-
sche monniken zich met benzine door
drenkten en met eigen hand de vlam
in hun klederen staken, dan moet een
zekere verwondering voor deze zelfver
loochening in deze schrikkelijke vuur
dood je wel vervullen.
En wie zal hier oordelen En
wanneer je leest van Jehova's getuigen
in de oorlogstijd, door volstandig te
weigeren ook maar iets te doen voor
een mogelijke overwinning van Hitier
een harde dood wilden ondergaan, dan
dwingt dat toch respect af
Ook hier laten we het oordeel over
aan de Alwetende en rechtvaardige
Rechter. Maar de Schrift leert ons dui
delijk, dat alleen de liefde, de volle,
echte liefde tot God, tot de Heiland, in
welke liefde alle liefde besloten ligt, bij
de Here welbehagelijk is Want al was
't ook, dat ik m'n lichaam overgaf, dat
't verbrand zou worden en ik had de
liefde niet, zo ware ik niets. 1 Cor. 13.
Aan de oevers van de Oude Rijn.
Broeder L(astig) belt zeer nadrukke
lijk. Hij staat op de stoep van de pas
torie en het hoge woord moet er nu dan
maar eens uit. Niet dat het voor de eer
ste keer is, maar déze keer zal hij het
dan eens echt ongezouten zéggen. Zülk
preken kan toch echt niet door de beu
gel. Hij heeft zich gisteren tot twee maal
toe gruwelijk geërgerd. Het had bij één
keer kunnen blijven, want hij was echt
niet van plan de middagpreek zijn be
langstelling waardig te keuren, maar
mevrouw L(astig) was er ook nog en
ze had hem kort en goed gezegd, dat
hij niet thuis mocht blijven. En de do-
miné was nog jong, hij moest nog veel
leren en meer van dat vrouwenpraat.
Maar hij was gegaan, om de lieve vrede
dan altijd, maar hij had van te voren
geweten, dat het weinig soeps zou zijn
en voorwaar, het was weinig soeps. Hij
had als man van rond vijftig jaren al
heel wat preken over zondag 32 ge
hoord, maar dit was nou ja, hij wou niet
zeggen ten hemel schreiend, hij liet de
hemel er liever buiten, maar het was
bar, in één woord bar, zülk preken
Broeder L(astig) belt nog maar eens,
want die mensen in de pastorie schijnen
zich om bezoek niet al te veel te bekom
meren. Ja, hardlopers waren het niet.
Hij scheen in de gemeente zich ook niet
al te druk te maken en laatst moet hij
bij weduwe Jansen geweest zijn zonder
met het arme mens te lezen of te bid
den. Nou vraag ik je toch. Dat zijn nu
onze voorgangers. Autorijden en met de
hond uit wandelen en herfstbladeren in
de tuin op een hoop harken. Maar stu
derenho maar
Och, broeder L(astig) had het bij zijn
vorige bezoek ook wel gezien. Dat
handjevol boeken in de kast van de
dominéals het daar van moest ko
men. Hij denkt zeker, dat het hem aan
waait Dan de oude dominé
De deur gaat met een gastvrije zwaai
helemaal open en in de opening staat,
stralend, ontwapenend, mevrouw
„Nee maar, dat is leuk. Broeder
L(astig)! Komt u binnen. U treft het
niet, want mijn man is niet thuis en hij
zei gisteren nog welje zal zien, dat
broeder L(astig) morgen aan komt lo
pen. Ik kon echt zien, dat hij best schik
van de preken had
Broeder L(astig) knippert op een
eigenaardige manier met zijn ogen.
Alsof hij daar bóven wat pijn heeft.
Hij staat op de mat en veegt met een
ijver, betere dingen waardig, zijn voe
ten. Hij wil wat zeggen, maar mevrouw
is hem voor.
,,Hebt u even tijd Mijn man zal zo
lang niet wegblijven, want hij wou nog
wat studeren voor de komende zondag.
Hij wilde alvast zijn catechismuspreek
wat voorbereiden, zondag 33. Gaat dat
niet over de bekering Een mooie zon
dag, zei hij, maar wél moeilijk en er zijn
heel wat mensen in de gemeente, die er
minstens even veel van weten als ik.
Hoe vond u de preek van gistermiddag,
broeder L(astig)?"
Mevrouw kijkt hem recht in zijn
ogen, waar de rust nog niet is weerge
keerd. In haar ogen is een ondeugend
lichtje, maar dat ontgaat broeder L. Hij
veegt nog één keer zijn brede voeten
op de stevige mat en schraapt zijn keel,
alsof hij op het punt stond een inleiding
te houden op de mannenvereniging
„Onderzoekt de Schriften".
„Nou, mevrouw, om u eerlijk de
waarheid te zeggen, die preek
Broeder L. draait zijn pet in zijn han
den rond. Hij is beslist niet op zijn ge
mak.
Mevrouw valt hem in de rede.
„Komt u eerst maar mee naar binnen.
Ik heb de koffie net klaar en u hebt
vast wel zin in een bakje."
Broeder L. zit even later in een grote
stoel en blaast dikke rookwolken van
een van dominé's beste sigaren de lucht
in. Het jonge mevrouwtje zit tegenover
hem en praat het honderd uit. Ze in
formeert naarstiglijk naar broeder L.'s
kinderen, naar zijn vrouw en naar zijn
werk. Ze vertelt van het gezwoeg van
dominé op zijn preken. Twee elke
weekda's een heel karwei. En ze
moeten goed worden. Daar heeft de
gemeente recht op. En ze zijn nog maar
een jaar in de pastorie. En er is zo veel
te doen
„Mijn man zei gisteren nog, die preek
over zondag 32daar heb ik wel
schik van gehad. De dankbaarheid
och, misschien vinden ze het wel niet
allemaal even mooi. maar als ze dan
maar dankbaar zijn
Broeder L. gaat er wat recht voor zit
ten. Hij kan het dit mevrouwtje alvast
wel even zeggen. Ze moet zich echt niet
verbeelden, dat haar man het zó goed
kan.
Maar mevrouw praat al weer. En ze
schenkt nog maar eens koffie in. En de
dominé komt maar niet. En broeder L.
zegt niet veel. Mevrouw vertelt van het
kindje, dat ze verwacht en van haar
moeder, die vorig jaar aan een beroerte
is overleden en van de zuster van de
dominé, die al jaren in een invalide
wagentje rijdt en van het geloof van
de dominé, die elke dag opnieuw bang
is, dat hij niet een goede knecht van
God zal zijn
„Ik kan telkens aan mijn man merken,
dat hij het er moeilijk mee heeft. Maar
hij zegthoe dichter ik me bij de Here
Jezus weet, hoe beter mijn werk gaat.
Maar ja, je voelt je er ook wel eens heel
ver vandaan
Mevrouw kijkt met grote eerlijke ogen
broeder L. recht in zijn gezicht. „U bent
zo veel ouder dan mijn man en ik
hebt u dat óók wel eens, dat u zich niet
zo dicht bij Jezus voelt Envindt
u dat niet erg Het lijkt me zo fijn voor
mijn man om te praten met wijze man
nen in de gemeente, met mannen, die
een sterk en rustig geloof hebben
Broeder L. antwoordt niet. Hij trekt
aan de sigaar, maar die is uitgegaan.
De ogen van mevrouw laten hem niet
los. Het is opeens erg stil in de grote
hoge kamer. Buiten davert een vracht
auto over de klinkers. Een vogel scheert
langs het raam. Dan is het weer stil en
in die stilte klinkt zacht de stem van
mevrouw. Zacht, maar zeer duidelijk en
dóórdringend in de ziel van broeder L.
„Broeder L„ bidt u wel eens voor
mijn man
Hij kan er niet onderuit. Haar ogen
houden hem vast. Kleine zweetdroppel
tjes parelen op zijn lage voorhoofd. Hij
denkt opeens aan zondag 32over
de dankbaarheid. „Als ze dan maar
dankbaar zijn", had de dominé tegen
zijn vrouw gezegd. En nu ging hij zich
voorbereiden op een preek over de be
kering
Hij moet antwoorden. En het wordt
een belijdenis. Stroef komen de woor
den, aarzelend, hakkelend. Hij vertelt
waarvoor hij gekomen was. Zijn ogen
zijn strak op het karpet gericht, zijn
handen zijn onrustig. En mevrouw valt
hem niet één keer in de rede.
„Ik ben fout", zegt broeder L„ „ja,
ik ben fout, maar u moet het uw man
maar niet vertellen
Ergens in het huis is het gerucht van
een deur en van voetstappen. Broeder
L. staat op uit zijn stoel.
„Ik ga nu maar", zegt hij hees. „En
ik ga bidden voor de dominé en voor u
envoor mezelf."
De dominé komt binnen. Zijn ogen
staan wat moe. Als hij broeder L. ziet,
wordt dat er niet beter op. Nu dat
nog
„We hebben zó gezellig gepraat,
broeder L. en ik", zegt mevrouw.
Haar stem is opgewekt, heeft iets
zingends. Haar ogen stralen. De dominé
kijkt verrast op.
„Maar jij bleef zo lang weg, broeder
L. moet nu naar huis."
De dominé kan het niet laten. Hij
gaat vlak voor broeder L. staan. „En
hoe was de preek van gistermiddag,
broeder
Broeder L. kijkt even op zij naar me
vrouw. Die knikt hem vriendelijk toe.
„Als we maar dankbaar zijn, dominé,
als we maar dankbaar zijnGoeden-
middag samen ensterkte met de
preek over de bekering, ik heb 'een
preek over zondag 33 wél nodig."
FEUILLETON
door
HUGO KINGMANS
56)
HOOFDSTUK XX.
Aan strenge winters is men in Canada gewend. Maar
deze is dan toch wel heel streng geweestEind maart
vroor het nog als was het januari. En de sneeuw lag
meters hoog.
In zulk een situatie is de farm „Zwolle" wel erg ge-
isoleerd. Enkele zondagen, toen sneeuw over de prairie
en velden joeg, konden de Stelmakers niet eens naar de
kerk in Granum.
Maar aprilmaand heeft verandering gegeven. Een sterke
dooi is ingetreden, die sneeuw en ijs vlug deed smelten.
De wegen zijn weer berijdbaar en Charles gaat reeds
weer een maand lang, dag in, dag uit, naar de school in
Granum.
Aan de kant van de grote weg staat de kleine car,
achter het stuur waarvan Alice. Zij blijft er rustig in zit
ten, want het regent pijpestelen. Haar oog is gericht op
de verte, in de richting van Granum.
„Daar is-ie", zegt zij hardop. Al enkele malen heeft zij
op haar horloge gekeken de bus is laat vanmiddag. Maar
in de verste doemt het grote gevaarte op. Zij draait de
car en zet die in de richting van de farm.
De bus stopt een moment om Charles uit te laten, die
ijlings op de car toeloopt en, als Alice de deur geopend
heeft, naast haar neerploft.
„Hondeweer, hè, Charles."
„En of. Geef mij dan maar vorst en sneeuw."
„Ja, ja, en dan zó, dat je niet naar school kunt", lacht
Alice, die gas heeft gegeven.
„Heb een dikke brief van John in mijn tas", vertelt
Charles, die schier dagelijks de box ledigt.
„O, leuk. Misschien staat er veel van Holland in."
Het briefje, waarin hij meldde in de Gelderse Achter
hoek te zijn, is verleden week gearriveerd. John heeft wel
gelijk gehad vader Stelmaker was wel niet jaloers op
hem, maar hij benijdde hem wel. Niet alleen in Holland,
maar nota bene in de Achterhoek, waar zoveel voetstap
pen van hem lagen Maar wacht maar, zo gauw de oorlog
voorbij is en de mogelijkheden er zijn, gaat hij naar Hol
land. Het kost wel een handvol geld, maar dat moet er
dan maar eens af.
De meisjes rekenen er stellig op, dat vader, zodra John
terug is, voor enkele maanden op reis gaat. Zij gunnen
hem dit zo van harte, al zouden ze graag mee willen naar
Holland. Maar dat gaat nu eenmaal niet.
Bertha is bezig de tafel te verzorgen. De oorlog heeft
ook haar plannen in de war gestuurd. Ware de krijg niet
uitgebroken, dan was zij reeds getrouwd met John Ko
nijnenbelt, in de buurt van Edmonton. Maar natuurlijk
moest die ook militair worden. Alleen hij werd afge
keurd voor de dienst in Europa, maar moest even goed
in Canada dienst doen, bij het thuisfront. Slechts schaarse
verlofdagen brengen de twee gelieven met elkaar door.
„Een dikke brief van John", kondigt Charles aan, het
epistel op tafel werpend.
„Waarschuw vader", beveelt Bertha. „Dat is natuur
lijk een schip vol nieuws uit Holland."
Uiteraard weten zij precies, hoe de zaken in Europa
staan. Op een oortje na is de oorlog gelikwideerd en ligt
Duitsland te zieltogen.
Charles is weggehold en keert enkele minuten later met
vader terug. Gretig grijpt Stelmaker naar het schrijven,
scheurt de enveloppe open en leest datum en opschrift.
Je kunt wel zien, dat de oorlog op een eind looptJohn
schrijft er eenvoudig „Oesburg" boven en dan de datum.
„Oesburg", zegt Jan met een bijzondere klank. Hij lief
koost dat woord als het ware. „Die kwajongen zit in Oes
burg En wat gaat die post toch vlug Zeven dagen ge
leden geschreven."
Och ja, snelle vliegtuigen brengen de post der soldaten
naar Engeland en vandaar weer per vliegtuig rechtstreeks
naar Canada. De dienst is perfect in orde.
„Toe vader, lees nu", smeekt Bertha.
„Ja, ja, maar liefst vier blaadjes dicht beschreven. Daar
moet ik eens voor gaan zitten."
En dan leest Stelmaker hardop.
John vertelt, dat hij in de Gelderse Achterhoek is be
land. Er is nog even hevig gevochten. Oesburg, vader zal
er wel eens geweest zijn, ligt voor een deel in puin.
Vooral de toren en de kerk hebben veel geleden. De
troepen zijn weer verder getrokken, naar Zutfen, Deven
ter, Zwolle. Maar in Oesburg is voorlopig een klein gar
nizoen achtergebleven en daar is hij ook bij.
Met groot enthousiasme zijn de bevrijders ingehaald.
Dat heeft hij nergens zó meegemaakt, noch in Italië, noch
in Frankrijk, ook niet in België.
t Is heus waar, men vloog ons gewoon om de hals, de
meisjes voorop. Wie weet, misschien kom ik wel met een
Gelders meisje naar Canada terug
Nog verschillende bijzonderheden vertelt hij van de
blijdschap der bevolking, die vijf jaar is geknecht door
de Duitsers.
„En, vader, nu moet u eens horen. Op de eerste dag,
dat wij er waren, reed ik patrouille, om de omgeving van
Duitsers te zuiveren. En toen kwamen we met een carrier
op een farm, die heet „IJsselzicht". Daar was een vrien
delijke, aardige vrouw. Ik dacht, dat zij de boerin was,
maar later bleek van niet. Ik was de enige, die met de
bewoners van de farm praten kon. Opeens vroeg de
vrouw „Wie ben jij En toen ik het had gezegd, zei
zij „Dat dacht ik wel, je lijkt sprekend op je vader. Die
heb ik heel goed gekend."
„Wat Euk valt Bertha de voorlezer in de rede.
„Stil nu roept Alice.
Jan Stelmaker gaat verder, zich nog niet bewust van
wat er verder komen zal.
„Die vrouw heet Marie Saalmink, misschien herinnert
vader haar zich wel. Zij heeft gezegd, dat ik u de harte
lijke groeten moest doen, als ik weer thuis kwam. Dat
doe ik nu vast maar in de brief. Ik ben 's avonds alleen
naar die farm gegaan en later nog verschillende malen.
Het is er zo gezellig. Die vrouw is heel aardig. Ik zou
bijna zeggen lief. Op die farm wonen twee ongetrouwde
broers en een zieke zuster. Die Marie Saalmink is er hoofd
van de huishouding. Zij is nooit getrouwd geweest."
(Wordt vervolgd)