eeuwóe
3£erkbocle
F. A. KA.
Antwoord non doze tijd
Fonds Algemeen Kerkelijke Arbeid
FOEI, SYNODE
18e JAARGANG No. 18
8 NOVEMBER 1963
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND
Redacteur: Ds. W. C. van Hattem, Herengracht 15, Terneuzen, Telefoon (0 1150) 22 48.
MedewerkersJ. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene, Baarland
Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. A. Koning, Woerden Dr. P. C. Kraan, Vlissingen
Ds. T. v. d. Leek, Kapelle Ds. P. van Til, Middelburg Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo
„ik worstel^ j)s Wentsel, Brouwershaven.
en ontkom
Abonnementsprijs
3,per halfjaar
bij vooruitbetaling
Advertenties
12 cent per mm.
Bij abonnement lager
Losse nummers 12 cent
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 24 38
Giro no. 4 22 80
In een der artikelen over de Generale
Synode te Groningen beloofden we op
het onderwerp F.A.K.A. in een apart
artikel terug te komen. Daar was wel
alle reden voor. De lezers zullen zich
wellicht herinneren, dat wij na de be
sluiten van Apeldoorn over dit depu-
taatschap nu niet bepaald erg enthousi
ast waren. We kregen namelijk het idee
en daarin waren we niet de enige
kerkbode-redactie dat door de in
stelling van dit Fonds de band tussen
de kerkleden en de arbeid der kerken
te los zou gaan worden, daar op den
duur alles in de naamloze pot algemeen
kerkelijke arbeid terecht zou komen en
ook alles van daaruit gefinancieerd zou
worden.
Het zou jammer zijn, wanneer dit ar
tikel dat we toendertijd schreven on
weersproken bleef. Want nu het rap
port F.A.K.A. op de Generale Synode
van Groningen'gediend heeft moet.zelfs
de meest verstokte tegenstander van dit
deputaatschap zeggen, dat het niet al
leen maar goed, maar zelfs zeer goed
werk verricht heeft en dat het instellen
er van hard en hard nodig was.
Tot nu toe was het immers zo, dat elk
deputaatschap voor de vervulling van
zijn taak één of meer collecten kreeg
toegewezen. Na afloop van een bepaal
de werkperiode, soms twee, soms vier
jaar, zond de penningmeester van dit
deputaatschap een financiëel verslag in,
dat door accountants gecontroleerd
werd. Luidde het accountantsrapport,
dat de gelden besteed waren in over
eenstemming met de gegeven opdracht,
dan was de zaak in orde en konden de-
putaten een nieuw voorstel indienen.
Het liep dus allemaal wel, zelfs ge
smeerd, maar of het efficiënt was is een
tweede. De deputaatschappen schatten
namelijk wat ze ongeveer nodig zouden
hebben en op grond daarvan vroegen ze
één of meer collecten aan, waarbij het
kon gebeuren, dat een deputaatschap
jaarlijks één collecte ontving, maar toch
het gehele bedrag niet gebruikte, bij
voorbeeld als een collecte meeviel",
het resultaat was dan dat een dergelijk
deputaatschap over een potje" de be
schikking kreeg.
Dit gaat nu veranderen, want elk de
putaatschap moet voortaan voor elke
synode aan deputaten F.A.K.A. een be
groting inzenden, die door F.A.K.A.
van commentaar voorzien aan de syno
de wordt aangeboden. Dan kan het ge
beuren -en het gebeurt al dat de
putaten F.A.K.A. in bepaalde gevallen
adviseren laat het betreffende depu
taatschap eerst maar een greep in het
in de loop der jaren ontstane „potje"
doen en geef daarom in plaats van de
tot nu toe gebruikelijke anderhalve col
lecte er dit jaar eens één of een halve.
Aan de andere kant is het zo dat wan
neer een deputaatschap om een of an
dere reden zonder middelen komt te zit
ten een met redenen omkleed beroep op
F.A.K.A. de wegen baant om middelen
te verkrijgen.
U ziet, dit is een meer efficiente be
handeling der financiële zaken, dan tot
nu toe het geval was. Dit temeer omdat
er verschillende deputaatschappen zijn,
waarvoor zelfs een halve collecte nog
teveel was. Je kon dan nog wel eens
omslagen voor zulke deputaatschappen
heffen van 1 of 2 cent per ziel. Nu
echter worden deze deputaatschappen
met een kleine begroting rechtstreeks
uit F.A.K.A. gefinancierd. Verder wor
den uit het F.A.K.A. gefinancierd, die
zaken die het algemene werk der kerken
betreffen, zoals aanvullende opleiding,
Oecumenische Synode, Archivaris, Ge
scheurde Kerken, Actuariaat van de Sy
node enzovoorts.
Het Fonds Algemeen Kerkelijke Ar
beid heeft dus zeer zeker alle zin, daar
we er op de wijze zoals nu gehandeld
wordt er zeker van zijn, dat de kerke
lijke financiën efficient besteed worden
en dat niet ergens kapitaal op een hoop
komt te liggen, terwijl anderzijds er te
korten zouden zijn.
Gaarne nemen we dan ook de woor
den van onze synode-praeses over, die
in het Amsterdams Kerkblad naar aan
leiding van F.A.K.A. onder meer het
volgende schreef
„Hoe moeilijk deze opgave ook is, na
de zeer vermoeiende bespreking van deze
ingewikkelde materie was er op de sy
node vrij algemeen een gevoel van be
vrediging over deze nieuwe opzet. Je"
weet nu beter waar je over besluit en
wat er aan de hand is.
Er zullen onder ons wel kerkbladlezers
zijn, die zich afvragen of deze zaken zo
belangrijk zijn. Misschien willen zij zich
door het bovenstaande laten overtuigen,
dat een kerkverband met een zo omvang
rijke gezamenlijke arbeid, die jaar op
jaar miljoenen guldens vraagt, verplicht
is orde op zaken te stellen en zich er van
te vergewissen, dat deze arbeid nood
zakelijk is en dat zij door de gezamen
lijke kerken gedragen kan worden.
Als de overtuiging leeft, dat deze ar
beid verantwoord is, kan er nog meer
gebeuren.
Maar het zal in het kerkelijk leven ook
in het gezamenlijk optreden zo moeten
zijn, dat we weten wat in het grote
huishoudboek van de kerken mogelijk is.
Als ieder daarvan doordrongen is, gaat
het in het groot precies als in het klein
Waar orde op zaken is, kan veel ge
beuren."
Van harte zijn we het hiermee eens.
v. H.
Nauwelijks zijn de synodezittingen
voorbij of in de kerkelijke pers verschij
nen de artikelen over de verschillende
synode-besluiten. Sommige er van
enthousiast, andere voorzichtig vragend,
weer andere met lichtere en sommige
zelfs met zwaardere kritiek geladen.
Dat is maar gelukkig ook, het toont aan,
Het verbond Patrimonium heeft een
studie gepubliceerd, die de bouwstenen
bevat voor een door deze organisatie
op te stellen nieuw christelijk-sociaal
program.
Het is een bijzonder lijvig en moeilijk
leesbaar boek geworden. Ware de stijl
minder wijdlopig geweest, dan was er
ongetwijfeld iets handzamers uit de bus
gekomen.
Men had gaarne gezien, dat alle
christelijke sociale organisaties geza
menlijk een nieuw program hadden kun
nen opstellen, hetgeen echter wegens
gebrek aan voldoende eenheid van op
vatting niet mogelijk scheen. Bovendien
achtte men Patrimonium beter voor dit
werk geschikt, wijl de andere bonden te
zeer in allerhande technische zaken ver
wikkeld zouden zijn. Dit betekent zeer
zeker een onderschatting van de waar
devolle bezinningsarbeid, zoals die b.v,
door het C.N.V. geleverd wordt.
Als het boek in enkele woorden ge
karakteriseerd zou moeten worden, zou
den we \Hllen zeggen, dat de schrijvers
inzonderheid verontrust zijn over allerlei
tendenzen naar een totalitaire staat, die
zij menen te bespeuren en waartegen
over zij nieuwe wegen willen wijzen
vanuit de schriftuurlijke gedachte der
souvereiniteit in eigen kring. Hierin
staan zij niet alleen. Men zal zich her
inneren, dat Prof. van Riessen dit on
derwerp zeer diepgaand bestudeerd
heeft in zijn werk „De Maatschappij
der toekomst".
Daarin vertelt hij door de volgende
leemten en afwijkingen in de reacties
op onze maatschappelijke nood getrof
fen te zijn Een tekort aan begrip voor
DEFINITIE
hoe meer men het woord
oecumenisch
ten onrechte gebruikt,
hoe minder men de oecumenische
zaak blijft zien.
Ds. P. Visser (Tilburg)
dat er over de zaken wordt nagedacht
en dat de Gereformeerde Kerken leven
de kerken zijn. Als mede-synodelid
moet ik thans echter ook kritiek oefenen.
Er ontgaan je natuurlijk wel eens ver
schillende dingen, maar gelukkig ont
gaat er niets aan het scherpziende oog
van onze synode-praeses. Natuurlijk
niet, want hij is toch degene die leiding
geeft aan de discussies en de leden uit
de discussie naar de besluitvorming
voert. Hij doet dat heel handig, maar
toch nog veel handiger dan we als sy
nodeleden ooit vermoed hadden. We
hebben namelijk nooit vermoed, dat we
als synode bezig waren om de zaken
mooier voor te stellen dan ze waren.
Maar ziet, dr. Kunst heeft ons allen zo
geleid, dat we het deden, want wat le
zen we in het Amsterdams Kerkblad in
het artikel van dr. Kunst over de voor
stellen van deputaten F.A.K.A. We
lezen er dit
„De synode volgde de door deze depu
taten voorgestelde lijn en flatteerde de
gang van zaken op basis van het bestaan
de werk, zoals het in begrotingen werd
voorgesteld".
Hier moeten we toch zeker „foei,
synode" zeggen, de gang van zaken zo
maar flatteren, en het dan ook nog
zwart op wit zetten, als het eenmaal ge
beurd is. Driewerf foei
(Voor wie het nog niet door mocht
hebben we zijn blij, dat het zetfouten
duiveltje ook de synodepraeses eens bij
de neus heeft genomen, het laat ons
„gewone" kerkboderedacteuren zo vaak
iets geks zeggen. Kennelijk kende de
Amsterdamse zetter het wordt fiatteren
niet, maar het woord flatteren wel. Dat
heb je er van als je moeilijke woorden
gaat gebruiken.) v. H.
de aard en de oorsprong van het gezag;
een secularisatie van de idee der vrij
heid een miskenning van aard en zelf
standigheid der samenlevingsverbanden;
een negatie van de religieuze oorsprong
van het geestelijk verval in onze dagen;
een gemis aan inzicht in de voortgaande
ontwijding van het moderne leven in al
zijn verscheidenheid. En voortshet
verabsoluteren van de persoon of van
de gemeenschap; het vertrouwen op een
elite en de berusting in het bestaan van
de massa; het overwicht van het zeker-
heidsideaaleen overdreven verwach
ting van de wetenschap en van het or
ganiseren, maar ook van een natuurlijke
orde een eenzijdige oriëntatie op eco
nomische maatstaven en menselijke be
hoeften (a.w. pag. 269, zonder curs.).
Dit lange citaat diene om een over
zicht te geven van die punten, die in
een antwoord aan deze tijd in het licht
van de Schrift geplaatst moeten wor
den. In de onderhavige studie komen de
meeste aan de orde en hun principiële
beschouwing geeft weinig aanleiding tot
critiek. Daarentegen valt het dikwijls
moeilijk de auteurs op hun weg in de
practijk te volgen. Het spreekt vanzelf,
dat niet het gehele werk behandeld kan
worden. Slechts twee actuele punten
lichten we er uit, n.l. die over lonen en
prijzen en de p.b.o. Daaraan ga vooraf
een opmerking inzake de paragraaf over
de grenzen der overheidstaak. Hoewel
de auteurs de begrenzing dezer taak
betrekken op de eigen aard en zelfstan
digheid der andere samenlevingsver
banden, vinden we de vele illustraties
die ze geven toch niet erg bevredigend.
Het is typerend dat steeds gesproken
wordt over begrenzing. Uit het vervolg
van het boek blijkt, dat dit te negatief
is gesteld. Beter voldoet om te spreken
over de juiste maat van het overheids-
ingrijpen, zoals gedaan wordt door Drs.
Goudzwaard in een serie artikelen in
A.R. Staatkunde (jrg. 32) over econo
mische politiek als beginsel-politiek. Het
uitgangspunt is hetzelfde, maar het is
de toon die de muziek maakt
Dit kan aangetoond worden bij het
punt lonen en prijzen. Op pag. 118
wordt beweerd, dat de overheid niet in
staat is de maatstaf van het recht te
hanteren bij prijs- en loonbepaling en
even verder, dat de regeling der lonen
in kleine ondernemingsverbanden moet
plaats vinden en zoveel mogelijk per
soonlijk geschieden. Op pag. 125 wordt
gezegd, dat de taak der overheid bestaat
uit het garanderen van de vrijheid van
personen, groepen en/of gemeenschap
pen tot het bepalen van prijs en loon
en het optreden tegen dwang.
Het wil ons voorkomen, dat hierbij
het een en ander over het hoofd is ge
zien. In de aangehaalde artikelen van
Drs. Goudzwaard vinden we de stelling,
dat een vrije loonvorming niet is een
loonvorming zonder overheidsingrijpen,
maar een loonvorming waarbij zo
nodig door dwang werkgevers en
werknemers zich onthouden van de aan
tasting van de rechtmatige belangen
van derden. Noodzakelijk is, dat de
partijen in het overleg zich over het ge
heel genomen houden aan de landelijke
productiviteits-ontwikkeling. Laat men
deze norm los dan kan inflatie ontstaan,
hetgeen betekent dat de belangen van
de vergeten groepen geschaad worden
en eveneens die van de arbeiders in de
voor de export werkende bedrijven
(werkloosheid). Er is derhalve wel de
gelijk een rechtsgrond voor het ingrijpen
der overheid, dat er immers op gericht
moet zijn, dat alle verbanden hun roe
ping kunnen vervullen. Men zie verder
uitvoerig de aangehaalde artikelen.
Wat de p.b.o. betreft stellen we vast,
dat de schrijvers daar niet veel goede
woorden voor over hebben. Zij zijn al
leen voorstanders van privaatrechtelijke
bedrijfsorganisatie. Hun bezwaren gaan
vooral hiertegen, dat de wet op de
p.b.o. het bedrijfsleven brengt in een
corporatieve hiërarchie met de staat aan
de top (pag. 268).
Het is bekend, dat over deze zaak in
onze kringen geen eenstemmigheid van
gevoelen bestaat. Wat is de moeilijk
heid Men kan allerlei bezwaren aan
voeren en dan zeggen weg met de
p.b.o., zoals de schrijvers dat doen.
Daarnaast zijn er ook mensen die de
bezwaren aanvoelen, maar er nochtans
voor zijn. De zaak is, dat de wet op de
p.b.o. een compromis is tussen de lei
dende beginselen van het socialisme,
de Rooms-Katholieke maatschappijbe
schouwing en de anti-revolutionaire. De
schrijvers erkennen dit. Nu gaat het er
maar om goede kanten af te wegen te
gen de verkeerde. Dit is b.v. gedaan
door Mr. K. Groen, die aanvankelijk
zeer gereserveerd was, maar zijn be
zwaren goeddeels heeft laten vervallen.
We geven zijn mening (afgedrukt in
A.R. Staatkunde, jrg. 30) beknopt weer.
De toenemende onderlinge verweven
heid en onderlinge afhankelijkheid ma
ken een zekere bemoeiing van het pu
blieke gezag met het bedrijfsleven nood
zakelijk, terwijl dan ernstig overwogen
moet worden of het niet de voorkeur
verdient de bemoeienissen op gedecen
traliseerde wijze met ruimer inschake
ling van de betrokkenen zelf te doen
plaats vinden. Uiteraard zullen dan
waarborgen moeten worden geschapen,
dat niet het groepsegoïsme overheerst
en het algemeen belang in de knel komt
en wordt geschaad. Zulke waarborgen
zijn inderdaad aanwezig.
De publiekrechtelijke bedrijfslicha
men, zoals wij die thans kennen genie
ten rechtens een ruime mate van zelf
standigheid. Primair is hun automonie.
Een winstpunt is ook, dat de arbeiders
via hun vertrouwensmannen bij de be
vordering van de bloei van de bedrijfs
tak als geheel betrokken worden. Het