eeuwóe 3£erkbocle Kadetjes onder de Troonrede „Een eeuw van DONDEREN" OECUMENISCH? Tussen de regels EEN OUDE KLACHT NIEUW! 18e JAARGANG No. 14 11 OKTOBER 1963 Métr OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND Redacteur: Ds. W. C. van Hattem, Herengracht 15, Terneuzen, Telefoon (0 1150) 22 48. MedewerkersJ. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene,- Baarland Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. A. Koning, Woerden Dr. P. C. Kraan, Vlissingen Ds. J. v. d. Leek, Kapelle Ds. P. van Til, Middelburg Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo "ik wo"'stel Ds. B. Wentsel, Brouwershaven. en ontkom fV Abonnementsprijs 3,per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 12 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 12 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 22 80 v Op zaterdag 28 september is in Utrecht een Oecumenisch Jongerencon- gres gehouden, dat onder het thema ..Vijf broden en twee vissen" stond. Jongeren uit vele kerken namen er aan deel. Er zullen ook wel gereformeerde jongeren onder geweest zijn, alhoewel onze Bond zich van dit congres afzijdig had gehouden. Voor dit laatste zijn we dankbaar, zeker na wat we van dit congres op de televisie zagen. In kort bestek werd in de rubriek „Kenmerk" het congres „verslagen", dit korte bestek bracht met zich mede, dat slechts de hoogtepunten van dit congres getoond werden. Mogen we ze even in herinnering roepen Eerst een gedeelte van de toe spraak van de gedelegeerde van de bis schop van Groningen voor oecumenisch werk, dr. L. G. M. Alting von Geusau, daarna pater Joop Mittelmeyer met een liedje en vervolgens Seth Gaaikema met nog een liedje. Een opname van de maaltijd, waarbij volgens de commenta tor brood en vis in overvloed aanwezig waren wel wat schril na de even te voren vertoonde beelden over de hon- gergebieden -en tenslotte de opvoe ring van een ballet over vijf broden en twee vissen. We zagen een opname van de ge meenschappelijke maaltijd volgens de commentator een hoogtepunt Daar zaten dan al die vijfduizend jon geren en ze aten hun broodjes en ondertussen werd er uit de bijbel gele zen. Voor het oog van heel televisie kijkend Nederland werd getoond, hoe christenjongeren van deze tijd rustig zaten te eten, terwijl de bijbel gelezen werd. H. Algra schrijft ten aanzien hiervan in het F vie sch dagblad „Wij zijn dat niet gewoon, ook niet van onze jeugd. In het eenvoudigste Chris telijke gezin legt ieder mes en vork neer, als de Bijbel wordt geopend. Daarvoor zijn geen lessen in vormen en manieren nodig dat is een zaak van eerbied. Als de Koningin de troonrede houdt, zou geen der aanwezigen het in het hoofd halen om wat te gaan snoepen. Maar hier werd ten aanschouwe van heel het televisie-bezittend Nederlandse volk ge demonstreerd, dat déze jeugd, die hier bijeen was, een dergelijk eenvoudig be sef van eerbied niet had". Algra vergelijkt het nog met snoepen onder de troonrede, zelfs dat achten we nog maar een zwakke vergelijking, het heeft meer van de houding van een ka merlid, die rustig tijdens Harer Majes- teits reden een kadetje te voorschijn haalt om het te gaan oppeuzelen. Bij het aanschouwen van deze maal tijd met het bijbelezen tijdens het eten, kreeg voor ons idee de Heilige Schrift iets van wat men noemt „muziek op de achtergrond". Maar daar is de Schrift toch te heilig voor. Herhaaldelijk door applaus onderbro ken trad Seth Gaaikema op met zijn cabaretliedje, dat hij eens voor Wim Kan had geschreven. Ook dit was weer één van de hoogtepunten. Een hoogte punt, waarin ook de schoolstrijd werd genoemd, maar dan als volgt We hebben na een eeuw van donderen een openbare school en een bijzondere en de katholieke kindertjes uit de eerste klas leren de katholieke stelling van Pythagoras. Zo wordt met één zinnetje een eeuw van strijd om de bijzondere school af gedaan „een eeuw van donderen". Moeten we hieruit opmaken, dat oecu menisch anti-christelijk onderwijs, chris telijke organisatie en christelijke pers is Het is dan toch maar onder luide toejuichingen op een oecumenisch jon- gerencongres gezegd. En naar we ver moeden zullen de organisatoren toch wel geweten hebben wat er gezegd en gezongen zou worden. Zo'n congres loopt nu eenmaal niet vanzelf, daar is planning voor nodig. En zelfs wanneer de organisotoren van dit congres zich van dit liedje distanciëren, dan blijft nog de akelige nasmaak over dat zeer velen in de zaal het krachtens hun ge juich en applaus wel heel eens waren met de zanger. Dit betekent dat voor velen oecumene niets anders is dan trappen tegen wat christelijk is. Maar naar onze mening is dat nu de oecumene juist niet. Hier is het vaandel van de oecumene gezet op een zaak die aller minst oecumenisch maar die zeer eng bekrompen is. Naar onze mening is de oecumene de wijdheid van de kerk, de kerk die gro ter is dan de kerkmuren van elke kerk afzonderlijk. Maar deze wijde visie heeft men in Utrecht gemist. Daarmee heeft men weer een smet geworpen op het oecumenisch streven. En het is ge beurd vanuit een benepen kleingeestige houding, die bovendien het woord oecu mene en het bijvoegelijk naamwoord voor zich zelf wil annexeren. Daarom zijn we dankbaar dat onze gereformeerde jeugd zich officiéél afzijdig heeft gehouden van dit congres. Het was er ondanks het woord oecu menisch toch te eng. v. H. (heropening van het concilie) „De paus drong er bij de protestan ten en orthodoxe christenen op aan de „mogelijkheid van menigvuldigheid bin- „nen de eenheid van de kerk in over- .weging te nemen." Wanneer u deze tekst leest, beste lezer, krijgt u toch wel de indruk, dat er binnen de roomse kerk iets aan het veranderen is. Het is opvallend, dat de paus hier spreekt van „menigvuldigheid binnen de eenheid". Wanneer we ons echter afvragen wat hier bedoeld wordt, dan geloof ik toch dat wij er verkeerd zouden aan doen, wanneer wij deze woorden anders gingen interpreteren als ze er stonden. Wij zullen eerst en vooral moeten letten op de inhoud van deze rede. Nu valt het op, dat de paus verder in deze rede zeidat men deze zichtbare eenheid alleen kan bereiken door volkomen gelijkheid van èn een heid in hetzelfde geloof, door deelne ming aan dezelfde sacramenten en door de organische harmonie van één kerke lijk bestuur. Wij mogen van deze paus aannemen dat hij, in tegenstelling tot Johannes de XXIII, 'n diplomaat is, zo dat zijn woorden goed gekozen zijn. Het valt op dat hij hier spreekt van 'n zichtbare eenheid. Allereerst zou men dus kunnen veronderstellen dat er ook 'n onzichtbare eenheid in Jezus Christus is. In hoeverre deze veronderstelling juist is, zal moeten blijken uit het sche ma over „de Kerk" die nu op het con cilie behandeld wordt. Indien zou blij ken dat men buiten de uiterlijke eenheid ook 'n innerlijke eenheid in Jezus Chris tus kent, dan zou dit misschien wel 'n winstpunt kunnen zijn. Alleen zou dan de vraag zijn „hoe" ziet Rome deze in nerlijke eenheid Zou dit betekenen dat wij, omdat wij gedoopt zijn, toch nog tot de r.k. behoren of zou dit be tekenen dat wij, omdat wij aan Christus behoren één zijn met hun die binnen de r.k. kerk tot Christus behoren. In geval men dit laatste zou herkennen, dan zou de r.k. zonder meer haar „alleen zalig makend karakter" verliezen, terwijl ze in het eerste geval dit zou blijven be houden. Wanneer Rome echter haar alleen zaligmakend karakter verliest, betekend dit meteen ook, dat ze haar betekent dit meteen ook, dat ze haar suprematie boven de andere kerken ver liest wat de paus zeker niet zal bedoe len. De verdere uitleg van zijn woorden mag men dan ook wel als volgt inter preteren de eenheid van geloof, sacra menten en bestuur moet gebeuren door dat de andere kerken „Rome" herken nen. Misschien vraagt u zich af, beste le zer, wat de paus dan bedoelt met „de mogelijkheid van menigvuldigheid bin nen de eenheid van de kerk". Volgens mij kan hij hier niets anders bedoelen, dan dat er binnen de grenzen van de dogma's, nog voldoende vrijheid is om over tal van zaken te discuteren. Wel licht wordt hier ook bedoeld dat men de vastgestelde dogma's misschien wel Bladerend in Reitsma's „Geschiedenis van de Hervorming en de Hervormde Kerk der Nederlanden" op zoek naar de geschiedenis van de Vlaamse marte laar Jan Harreman, trof me een reeds oude klacht over een tekort aan theolo gische studenten te Leiden. Ik wil niet zeggen dat hier het ge zegde „buurmans leed troost" van toe passing is, doch merkwaardig is het vol gende zeker wel en nog actueel. Ik ci teer letterlijk het volgende „Van den beginne af heeft de Leid- sche akademie niet beantwoord aan het doel, waarmee ze gesticht is. Het aan tal theologen dat haar bezocht was ge ring. Uit het Album studiosorum blijkt, dat in 1575 slechts 2 studenten werden ingeschreven waaronder geen enkele theoloog, in 1576 vinden we 4, in '77 12 theologen ingeschreven; in 1578 19. De rechtsgeleerde faculteit trok wel jon gelingen van aanzienlijken huize, en dat zeker omdat er vooruitzicht bestond op een voordeeligen post in lands of stads dienstook waren er wel studenten in de medicijnen „maar van hen, die een geleerde opvoeding bekostigen konden, hadden slechts weinig lust in het pre dikambt". Den bemiddelden ontbrak het aan lust, de minder gegoeden kon den niet op eigen kosten studeeren en 't noodzakelijk gevolg van een en ander was, dat de gehoorzalen der professo ren ledig bleven en de kerk gebrek bleef hebben aan geleerde en welopgevoede predikanten. En de klacht was algemeen en werd ook duchtig geuit bij verschil lende gelegenheden op kerkelijke bijeen komsten. Dit heeft aanleiding gegeven dat door de Staten van Holland en West-Friesland bij resolutie van de 3den Mei 1951 besloten werd tot het oprichten te Leiden van een Collegium Theologicum van een en dertig jonge studenten, „om aldaer onderwesen te werden, sonderlinge in studiis Theolo- giae, om daerna gebruikt te worden ten dienste van 't Land, so der kerken, scholen en andersins, daer de selve toe bekwaem souden gevonden worden". Als reden van het tekort aan theolo gen wordt dan onder meer vermeld „Het gedurig wisselend personeel der theologische hoogleeraren heeft stellig veel er toe bijgedragen, dat het aantal studenten verre beneden het middel matige bleef". In dit laatste zullen we vandaag de reden wel niet behoeven te zoeken, want onze theologische hoogleraren blijven steêvast trouw op hun post al moet het mij dunkt nu niet erg aanlokkelijk zijn om voor zo goed als lege stoelen en banken college te geven. D.i. geen boei ende, maar verdrietige zaak. En de tijd dat een bepaalde hoogleraar reeksen studenten trekt, ligt stellig ver achter ons. 't Was met de grote Bavinck mis schien in diens beste jaren wel zo het geval. Overigens ben ik van mening dat veel van hetgeen in dit oude stuk staat nog heden actueel is. De juristerij trekt, medicijnen ook en andere, voorheen niet bestaande faculteiten, evenzeer. Maar dominé, neen, dat lokt nu niet bepaald opnieuw kan interpreteren, fiiaar hierin zal men toch zeer voorzichtig moeten zijn. Er zijn nu eenmaal zaken, die voor Rome als 'n paal boven water staan. Die zaken opnieuw interpreteren zou betekenen, alles op losse schroeven zet ten en daa'rmee de onfeilbaarheid van Rome prijs geven. Het gaat in het ge schil of in het gesprek, als u dat woord beter in de oren klinkt, om essentiële vraagstukken waar Rome en Reforma tie diametraal tegenover elkaar staan. Ik kan daarom moeilijk aannemen dat het schema opzienbarende nieuwighe den zal aan het licht brengen. We zul len in ieder geval iedere nieuwe wen ding onder de loupe moeten nemen om te zien waar Rome heen wil. M. V. J. de C. hele drommen naar de collegezaal. De rechtbank en de snijkamer trekken meer dan de preekstoel, 't Is een naar geval en dat bij zulk een groot aantal jonge mensen in onze tijd. Waren er niet maar even een 5000 in Utrecht bijeen? Rooms en onrooms jongens en meisjes Ik ken de verhoudingen uiteraard niet, maar laat de helft protestant zijn geweest. En van de dan 2500 weer een groot deel, zo niet het grootste deel, jongens, zie, dan begrijp ik niet bij zo veel, ik zeg niet voorgewende, maar oprechte liefde en belangstelling voor de kerk en de oecumene, dat er een predikanten-tekort is, en al meer dreigt. Dit geldt trouwens ook voor het an dere deel, de Roomse gemeente binnen welke men ook klaagt over weinige priesterroepingen. Kijk, dan denk ik als oudere mens aan het roepen geen woorden, maar daden Dan lijken me de tijden vergeleken bij de klacht over Leiden niet zo heel veel veranderd en is er wat deze klacht betreft al weer niets nieuws onder de zon. Ook is er blijkbaar geen reden om de oude tijd te prijzen boven de nieuwe, noch de nieuwe boven de oude. Brouwershaven B. WENTSEL. INGEZONDEN OECUMENISCH VRIJDAGAVONDGEBED verrijkte voortzetting. Voor de vierde maal begint een kring loop van het wekelijkse vrijdagavondgebed. Het initiatief tot deze gebedsdiensten werd destijds genomen door enkele leken uit verschillende protestantse kerken. De op zet was en is, gezamenlijk te bidden voor kerk en wereld en zeer in het bizonder voor de eenheid der christenen. Daarnaast wordt door een collecte ook „het heil in de taal der handen vertolkt". De liturgie voor deze diensten heeft de vorm van het traditionele avondgebed. De lezingen vol gen het kerkelijk jaar en zijn gekozen uit het Office van de communiteit van Taizé. De diensten worden zowel door hen die in het ambt staan geleid, als door gewone kerkleden. Het nieuwe begin van het vrijdagavond gebed is ook werkelijk een niéuw begin, want voortaan wordt het niet alleen door protestanten, maar ook door rooms-katho- lieken gedragen. Een verblijdend, zij het bescheiden, contact tussen beide groepe ringen heeft er toe geleid dat rooms-katho- lieken en protestanten wekelijks gezamen lijk zullen bidden. Nieuw zijn ook de liederen die (na ver kregen toestemming van de betrokken in stanties) in de diensten worden gezongen. Het zijn de nieuwe kerk- en geestelijke liederen van bv. Van der Graft, Tom Naastepad, Huub Oosterhuis en Schulte Nordholt. Voor het eerst zullen de Psal men in de bewerking van J. Gelieneau worden gezongen. Deze methode houdt het zingen van de onberijmde Psalm in, eventueel in wisselzang. De eerste dienst van het vrijdagavond gebed vindt plaats op 11 oktober a.s. om 19.15 uur in de Engelse Kerk te Middel burg de dienst duurt een half uur. C. B. Bisschop.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1963 | | pagina 1