Preekluisteren in Troas Spiegeltje, spiegeltje aan de wand LAAT VOORJAAR Nog dient vermeld dat na de Doleantie nog kerkdienst werd gehouden in de boe renschuur van Cornelisse in de Langstraat, later verrees het houten kerkje aan de Molenweg en in 1903 werd het huidige kerkgebouw gebouwd. De eerste predikant was toen Ds. J. Boeyinga, wat momenteel 60 jaar oud is. De actie kerkbouw heeft nu nieuw leven in de zaak geblazen, met het vooropge stelde doel het bouwen van een nieuwe kerk in de toekomst. Na dat de broeders en zusters nog een kop koffie met een versnapering was aan geboden werd deze goed geslaagde her denkingssamenkomst met dank aan God gesloten. De gehouden collecte bracht de mooie som op van 200, Onder de aanwezigen merkten we nog op Ds. Kornet van Vlissingen. Met het zingen van Ps. 150 werd deze herdenkingsdienst besloten. Het kerkgebouw was goed gevuld. Jaap Zijlstra schreef in ,,De strijden de kerk" Ik prijs de techniek als ik bij de tandarts zit. Dat instrumentarium doet me wat. In tweeërlei opzicht. Maar voor de rest is de techniek aan mij niet besteed. Een apparaat blijft altijd zich zelf. Komt nooit met een verrassing. Of het is een pijnlijke verrassing. Storing. Er zijn ook preken zonder verrassin gen. Als de tekst gelezen is, weet je al wat er komt. Je voelt de neiging een paraplu op te steken* Words, words, words. De Here zal niet onschuldig houden die te lang preken. Ondertussen wat is te lang preken Preekte Paulus te lang toen hij in Troas doorging tot middernacht Voor Euty- chus wel. Of misschien juist niet. Hij kreeg de ervaring van zijn leven. Dood te zijn geweest. Een voorproefje van de jongste dag. Maar voor de anderen Die anderen beschouwden de val van Eutychus niet als een punt achter de happy-end. Dit was de tussenzang. Of de toepassing zo u wilt. Maar dan een toepassing die komt als mosterd tijdens de maaltijd. ,,En Paulus sprak nog lang met hen, tot de morgenstond." De klok rond. Hoe bestaat het Hoe het bestaat Om te beginnen was de nachtdienst in Troas een uni cum. geen regel. Paulus wilde de vol gende morgen weer vertrekken. Dus moest hij in één preek de hele kalender door. De hele kalender van het kerke lijk jaar. Het was kerstnacht in Troas. En Pasen en Pinksteren vielen op één dag. Zon feest kun je niet in een uurtje af. Daar komt bij de christenen van Troas luisterden voor tien. Voor tien anderen. Zij wilden het evangelie niet voor zichzelf houden. De spreukendichter zegtHebt gij honing gevonden, eet zoveel als u vol doende is. Maar de gemeente van Troas las er de les van Simson bij. Zij gaven ook anderen van de honing te eten. Daar kunnen veel mensen over mee praten. Over het vinden van honing. Meepraten, ja, maar iets er mee doen, nee. Vandaar misschien dat het ze al gauw tegenstaat. Wie niet werkt, zal ook niet etenMaar de gemeente in Troas had honger. Gezonde honger. Dat telt mee bij het luisteren naar een preek. Luisteren. Dat heeft te maken met luister. De luister van het woord. Pau lus wist waar hij het over had. Hij mors te niet met woorden. Hij ging er zorg vuldig mee om. Als met het brood en de wijn van het avondmaal. Wanneer hij het woord nam, wist hij dat hij het Woord nam. En dat heeft wat te zeg gen. Het lijkt wel of sommige mensen bij het openen van de bijbel denken ik heb een testament voor me. Laat ik het lezen op de toon van een notaris. Maar zij vergeten dat zij het testament van God voor zich hebben. Alles wat Hij te geven heeft, wordt aan ons ver maakt. We vallen van de ene verbazing in de andere. De meest droge notaris komt er van uit de plooi. Temeer als hij merkt dat het allemaal ook voor hem bestemd is. Een nieuwe aarde. Een eeuwig leven, 't Is haast te mooi om waar te zijn. Het is waar. De Heer is waarlijk op gestaan. Wat een nalatenschap van de gekruisigde De notaris wrijft zich de ogen uit. Het staat in het testament. Het staat er zwart op wit. En de ver wondering staat op zijn gezicht. Hij is een leesbare brief geworden. Zo moet het gegaan zijn in Troas. Daar was de preek geen techniekje. En de dominee geen apparaat zonder ver rassingen. Daar werd de verwondering geboren. Er ging een venster open in de he mel. En een duif, de Duif, werd uitge laten om te zweven over de wateren. Op zoek naar de aarde. Naar het eerste groen. Naar de eerste mens. Naar een jongeman in Troas. Op zoek naar u en naar mij. Kent u die tekening van Jo Spier, waarop hij een rijtje dames in de opeen volgende stadia van het leven antwoord laat geven op de vraag hoe oud ze zijn Deze krabbels hebben de volgende on derschriften ,,Ik ben al 13", ,,'t Vol gend jaar 18", ,,Twee en twintig", ,,Hoe oud denkt u Reuze oud, 32", ,,Dat vraag je niet aan een dame", ,,Ik ben al 73", ,,'t Volgend jaar 81". Wat zit het ons hoog, ons uiterlijk. Ons voorkomen, ons optreden naar bui ten. En terecht, dat steekt ook nauw. Pak even een spiegelwat ziet u Nee, geen aap dat is een heel oud, en niet eens zo'n spits mopje. Jacobus gaf de raad aan de verstrooide gemeenten om eens goed in de spiegel te kijken. Maar dan ook goed, niet zo, dat je meteen als je je omdraait, niet meer weet hoe je er uit ziet, maar er ,,bij blijven", je er in verdiepen en er naar handelen (Jac. 1 19-27). Kritisch kijken, opdat en zodat je de gebreken ziet. Wat zie je in een spiegel Een ge zicht. Nu zijn er heel wat soorten ge zichten. Je hebt ook mensen met meer dan één gezicht. Goed idee, gaat u eens zitten op dat terrasje van, laat eens kij kenvan Café de la Pêche, in Pa rijs, 't is toch vakantie, en kijk en bekijk eens wat er zoal langs wandelt. Daar komen twee versleten gezichten, al ja renlang in gebruik, smoezelig en ook wat gebarsten in de vouwen. Een ander doet je denken aan een intensief ge bruikte autohandschoen, hier en daar uitgerekt. Dat zijn vast zuinige, dege lijke mensen, ze zetten gewoon nooit een nieuw gezicht op. Moeten hun kin deren ze misschien dragen, evenals het stapeltje kamizooltjes en pyama's dat ze in de kast hebben en over kunnen houden Soms zie je mensen, die hun hond zo ver hebben weten te krijgen, dat ze 't zelfde gezicht dragen, of an dersom. Interessant. Een ander type gooit met gezichten om, of 't tweede keus nylons zijn. Ze onderhouden ze nietze dragen ze gewoon af, en zetten alsmaar een nieuw op. Als ze straks in hun tweede jeugd komen, och heden, dan zijn de maskers op, de facie's uit verkocht. Dan maar zonder gezicht ver der, en daar lopen ze met dode, volko men karakter- en uitdrukkingsloze tro- nie's. Hoe gezellig het op dat terrasje ook is, nu eens het gezicht van onszelf. Het vaakst raadplegen we de spiegel voor ons haar, dat als een van onze schoon heden wordt beschouwd. Heeft u een permanent of een watergolf Of een kudde geiten op een berghelling, als de bruid uit het Hooglied Onverschillig, ieder van ons kamt voor het aan tafel gaan, even de pieken van het voorhoofd, wast met een bepaalde regelmaat haar haardos, of laat dat doen de goeien onder ons borstelen per dag 100 slagen en de ijdeltuiten doen er nog van aller lei andere dingen aan. Voordat we ver drinken in de aandacht van onszelf, is het nuttig eens te proberen een klein bosje haren te tellen. God heeft ze alle maal geteld, en niet één haar gaat er af, zonder dat Hij dat goed vindt. Zelfs zulke kleinigheden ontgaan Hem niet. Is dat geen wonder Wat is er verder van ons spiegelbeeld te zeggen Als u de spiegel ter hand neemt, ziet u dan een schoonheid Jam mer, dat alleen in deze zin het woord schoon nog mooi betekent. We kunnen niet meer ongestraft over een schone daad of i.d. spreken. Maar gelukkig zien we aan het woord „schoonheid" zelf nog duidelijk de herkomst, en de aanwijzing om dit vooral ook letterlijk op te blijven vatten. Schoon, zuiver, en niet alleen uiterlijk, want ons gezicht weerspiegelt nu eenmaal ons innerlijk, dat mag als bekend verondersteld wor den. De schoonheid van de ziel, zoals we 't gemakshalve maar even zullen noemen, die menselijke schoonheid* die buiten alle objectiviteit valt, hangt nauw samen met de liefde. Daarom hebben we het bijvoorbeeld over een „mooie" karaktertrek. En als het op een gemeen te-avond allemaal even harmonisch toe gaat in onderlinge liefde en eenheid, dan zeggen we ,,'t was een „mooie" avond. Als liefde en schoonheid samen gaan, dan is het duidelijk, dat de inner lijke schoonheid zich ook uiten moet. Wij kunnen onmogelijk al mopperend voldoen aan het gebod der liefde met hier een snauw en daar een grauw. Iemand de huid volschelden lijkt me niet direct een bewijs van zachtmoedigheid. Liefde uit zich in vriendschap, en vriendschap uit zich in „vriendelijk heid. Wij moeten de welluidendheid zoeken. Neem mijn stem, opdat mij lied U, mijn Koning, hulde bied'. „Ik wil, ja ik wil voor den Heere zingen." Een uit nodiging voor u sopranen, mezzosopra nen en alten, en u, eenzame contra-alt. Wat voor stem heeft u Er bestaat on tegenzeggelijk verband tussen ons uiter lijk, ons innerlijk en onze stem. Op grond van een bepaald uiterlijk ver wachten we een bepaalde stemklank, en omgekeerd, uitgaande van een bepaalde stem, stellen wij ons een bepaald uiter lijk voor. De bouw van ons gehemelte, van ons gezicht, van ons hele lichaam heeft invloed op onze stem. Er zijn er felijke factoren en psychische. Wist u, dat onze stem 's avonds hoger is dan 's ochtends Dat opgewektheid de stem hoog maakt, en droefheid laag Dat de schildklier, als hij te weinig of te veel werkt, de stem laag en dof of hoog en schel maakt Als iemand geen mooie stem heeft, dan is dat jammer, maar niet erg. Het is minder belangrijk hoe men zingt, dan wat en dat men zingt. Hoe wel ik hier terzijde wil opmerken, dat dit ook weer niet betekent dat we 't niet steeds zo correct mogelijk moeten doen. Als ik in de kerk tijdens het zingen, nieuwsgierig van links naar rechts, des noods achterom kijkende, met m'n ge dachten bij volkomen andere zaken, er maar dapper, volstrekt onverzorgd op los zaag, uithalend bij iedere klinker, om de vier lettergrepen een sloot adem neem, logisch of onlogisch in het zins verband, zonodig nog een flinke snuif ten beste geef of al geeuwend verder ga, wel, dan wordt het tijd, dat ik er eens op gewezen wordt om de hele ge wone normen van beschaafdheid in acht te nemen, en daarboven de bijzondere normen, die we toch wel jegens God mogen aanhouden. Dat ik bijv. eens be gin met op de komma's en punten te letten, dat is al een hele vooruitgang. Afgezien hiervan, is het feit dat u zingt, van belang het is tenminste be ter dan achterklappen (dat mooie woord - je ziet ze gewoon zitten dat Ur- sinus en Olevianus bezigen, of liever gezegd, de vertaler). Onze godsdienst wordt waardeloos, als we onze tong niet in toom houden. Het volgende aspect in de spiegel. In de bioscoop hebben de boosdoeners altijd een loerende blik. In boeken ge dragen de minder aangename figuren zich uiteraard adaequaat. In hoorspelen hebben ze strijk en zet akelige stemmen. In de werkelijkheid om ons heen loopt het vaak helemaal door elkaar, en kun je geen weg vinden in het wirwar van zonde, ellende, goede en mooie dingen en daden. Toch kan de liefde iemands gezicht edele trekken geven. Iemand, die eigenlijk niet zo knap is van nature, kan in gezichtsvormen en dergelijke toch heel mooi zijn een soort schoon heid, die niet direct gebaseerd is op har monieuze verhoudingen van de vorm, maar toch zichtbaar is. Soms zie je ra zend knappe vrouwen. Dat valt jezelf als vrouw heus ook, juist op. Maar die knapheid is hard en meedogenloos. Niet altijd, maar vaak. Kijk maar eens in de FEUILLETON door HUGO KINGMANS 45) John snapt het. Het is er stil van geworden: de farm verlaten, soldaat worden. In Lethbridge of ergens anders gedrild worden en dan naar Europa gezonden, om te vechten, zoiets is nooit in hem opgekomen, ook niet, toen hij van oorlogsdreiging hoorde. Ja, hij zou wel eens graag naar Europa willen, naar Holland, naar de familie, maarop deze manier „Als het moet, dan moet het," zegt hij gelaten. „Maar zin heb ik er niet in." „Wordt je niet gevraagd," merkte James op. „We zullen moeten en komen we niet, dan ben je deserteur en wordt je dood geschoten. 't Is een mooie wereld." „Hoor es, boy, zo mag je niet praten. Dat is glad verkeerd. Wanneer de regering meent, dat Canada mee moet doen aan de oorlog, dan hebben wij te gehoorzamen en onze jongens te geven. Ik heb het nooit anders geleerd in mijn jeugd in Holland. De regering wordt ons van God gegeven. Zij is door Hem verordineerd. Met een bloedend hart zal ik John laten gaan, als het moet, maar toch zonder morren, 't Is de leiding Gods en die moeten wij gelovig volgen. Dat is niet zo gemakkelijk, 'k Heb het er soms moeilijk genoeg onder. Maar het kan, als we op God vertrouwen." John Stelmaker is nooit een veelprater geweest. Hij is het nog niet. Bertha en Alice kijken vader vreemd aan: hij is in vuur. Zij beseffen: vader spreekt zijn geloof uit. Na deze woorden is het stil op het grasveld. James kijkt beschaamd voor zich. Jim heeft niets gezegd, alleen heftig geknikt. Hij is het roerend met Stelmaker eens. Hij zal niet eens wachten tot hij opgeroepen wordt; hij zal vrijwillig gaan, als Canada meedoet. Duitsland, zoals het nu is, is een groot gevaar voor de christelijke godsdienst. Zó ziet Jim het. John zwijgt. Hij heeft zijn vader begrepen. Hij kan alleen maar hopen, dat niet gebeurt, wat nu besproken wordt. Hij is boer in de prairie van Canada en voelt er geen zier voor, soldaat en naar Europa gezonden te worden. „Is u soldaat geweest?" vraagt Bill opeens aan de farmer. ..Neen, ik werd afgekeurd, waarom weet ik nog niet, want ik heb nooit wat gemankeerd. Mijn broer Maarten wel. Die was ook gemobiliseerd in de vorige oorlog. Vier jaar lang. Het was een saai leven voor de jongens, altijd wachtkloppen zoals ze dat in Holland noemen, aan de grens of in kampen vertoeven." ,,'t Was zeker wel een opluchting toen het afgelopen was vraagt Bertha. „Nou. De nood was hoog gestegen en er was toch altijd het gevaar, dat Holland in de oorlog zou worden betrokken." „Ze zullen er nu ook wel in spanning zitten," meent Alice. „Je kunt het in de brieven merken" „Geen wonder, meisje. Vaak denk ik niet aan Holland och, je hebt hier je werk en met de familie gaat het goed maar de laatste dagen is Holland niet uit mijn gedachten. Het bloed verloochent zich niet, hè. De vreugde bij de wapen stilstand in november 1918 herinner ik me nog zeer goed. Er kwam toen nog wat herrie met de socialisten maar die was spoedig voorbij. Van revolutie moest het overgrote deel van het volk niets hebben ,,U is toen toch spoedig uit Holland vertrokken, niet, Mr. Stelmaker „Ja, ik dacht hier beter toekomst te hebben en dat is ook gebleken. Ik heb er geen spijt van, naar hier gekomen te zijn. 't Was hier toen anders dan nu, boys. Moet je eens horen." De farmer raakte op dreef. Hij vertelt, dat hij per boot van Holland naar Southampton is gereisd en verder met een Engelse boot naar Amerika. De overtocht was stormachtig geweest maar daar wen je wel aan. Hij had nog nooit een behoorlijke zee gezien de Zuiderzee in Holland kun je toch niet meerekenen, nietwaar? Bovendien gaat men die dempen, een stuk is al klaar, dat weten ze wel: de Wieringermeer, in de kranten hebhen er foto's van gestaan en ook van de Afsluitdijk, een kranig stukje werkDus de Noordzee en daarna de Atlantische Oceaan, nu, dat was een gewaarwording. Maar je went aan alles. Aan boord was het zeer bekrompen. Tegenwoordig heb je heel wat mooiere boten. Bij gebrek aan voldoende geld reisde hij trouwens de goedkoopste klas. Er waren heel wat landverhuizers aan boord, hele gezinnen zelfs. Zo kwam hij in Amerika. „Maar toen, jongens begon het pas. Natuurlijk had ik geïn formeerd en wist het een en ander van de reis af, maar dat het zó zou zijn, neen dat had ik niet gedacht. Veertien dagen en nachten aan één stuk in de trein gezeten en gehangen. De treinen waren toen niet als tegenwoordig. Slapen op een harde bank valt niet mee, boys, als je dat veertien nachten moet doen. De trein had ook geen snelle vaart." Hij vertelde dan, hoe hij later de hele reis naar de familie in Holland had geschreven en die wilde niet geloven dat het zo gegaan was. In Amerika is immers alles grootscheeps Dat was toch wat al te gek met die trein. „En toch was het waar. De trein reed bijvoorbeeld zes uur en stond dan bij een of ander station stil. En dan vlogen alle passagiers er uit, om eten te bemachtigen. Het was dan een opstopping van jewelste. Soms duurde het een uur, eer je wat brood of zo te pakken had. Tweemaal is het mij overkomen, dat de trein al aan het rijden was „Dus toen moest u achterblijven vraagt Bill Red. „Weineen, kerel," lacht John Stelmaker. „Zó hard reed de trein aanvankelijk niet. Verschillende passagiers liepen hem na en sprongen er op. Ja, jullie geloven het niet en lachen er om, maar 't is heus waar. Je moet niet vergeten, dat we nu een vijf en twintig jaar verder zijn. In die kwarteeuw is er heel wat veranderd, in Canada ook." ..Hier in Granum was zeker nog geen trein Bill Red luistert in gespannen aandacht, wat zijn vragen wel bewijst. De Stelmakers horen geen nieuws. Vader heeft het wel meer verteld. „In Granum Kun je begrijpen Je kon toen eenmaal per dag met een trein in Edmonton komen. Maar daar werd ik gehaald en zo kwam ik in Granum, op de farm van Havinga, een Hollan der uit Groningen. Toen moest ik aan Canada wennen en aan het werk hier. Maar dat ging best. Na een maand of zestien ben ik naar Holland teruggegaan, om mijn vrouw te halen." „Kon die spoedig wennen hier?" vraagt Jim. „Nou, niet al te spoedig. Het leven is hier zo heel anders dan in Holland, moet je weten. O, die eenzaamheid in die wijde steppe Maar dan waren daar de zondagen." „Ja, ja," vertelt John Stelmaker verder, „dat is nu anders, nu de auto er is. Met een vaartje van tachtig, negentig kilometer snorren ze nu naar de kerk in Granum, maar toen ging het anders. Al vroeg gingen we met de wagen, twee paarden er voor, op weg. Later gingen de baby's mee. Die werden zo lang in Granum bewaard, ook wel eens in het portaal van het kerkje. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1963 | | pagina 2