ROME en onze Uit de Gemeenten gewetensvrijheid LAAT VOORJAAR zou inzien dat sommige dingen duide lijker en misschien ook wel iets anders hadden kunnen worden gezegd Maar zeker van de kern en van de strekking van het stuk heeft zij zich in geen enkel opzicht gedistancieerd VRAAG NAAR GEZAG WEER ACTUEEL. Ditmaal is zij alleen wat uitvoeriger ingegaan op de vraag, die is gerezen naar het gezag en op de daarmede ver band houdende vraag naar de aard van het geschrift. Ook uit onze lezerskring zijn, blijkens enkele ingezonden stuk ken, in dit opzicht vragen opgekomen n.a.v. bepaalde uitlatingen van Prof. Dr. H. Berkhof in de jl. gehouden ver gadering van Nieuw Politiek Ethos". Zie ..Hervormd Nederland" van 15 en 22 juni 1963. Het probleem van het gezag van sy nodale publicaties is niet nieuw. Het werd ook gesteld na het uitkomen van het herderlijk schrijven over het ..Chris ten zijn in de Nederlandse samenleving" en niet minder na de befaamde .Oproep tot bezinning inzake Nieuw-Guinea". Uit de aard der zaak kwamen de vra gen ook toen vooral uit de hoek van hen, die zich met de inhoud van deze stukken niet konden verenigen en ze daarom heftig bestreden. Omdat nog geen synodale publicatie zo'n hartstoch telijke bijval en zulk een felle bestrijding heeft ondervonden als die over de kern wapenen, is het heel begrijpelijk dat ook de vraag naar het gezag van de synode opnieuw actueel is geworden. Te meer nu van bepaalde zijde wordt gesteld dat wie niet met de synode kan meegaan als ze stelt dat een kernoorlog tegen het Gebod Gods ingaat, een bezwaarschrift bij de synode moet indienen of de kerk verlaten HERDERLIJK. Hoe ziet de synode nu zelf de beteke nis van haar geschrift over de kern wapenen Op grond van de interim nota en van datgene wat in de bespre kingen in de synode naar voren is ge bracht, menen wij er van te mogen uit gaan, dat de synode haar publicatie over de kernwapenen wil blijven zien als een verlengstuk van een herderlijk schrijven dat daarom zelf ook een her derlijk schrijven is. Een herderlijk schrijven zou zijn doel voorbijschieten als het zich met het gezag van een wet aan hen voor wie het bestemd is, zou willen opleggen. Het heeft, evenals een herderlijk woord van een ambtsdra ger tot een lid van zijn gemeente, de bedoeling, in de ontmoeting en in het gesprek, het Woord van God dicht bij het hart en het geweten van een mens te brengen. Het is een woord dat we derwoord vraagt. Het moet een dialoog aan de gang brengen voor het Aange zicht van Hem, die het eerste en het laatste Woord heeft. Dit sluit helemaal de mogelijkheid niet uit dat er in een Herderlijk Schrijven heel stellige dingen worden gezegd. Niet alleen om dat er anders geen antwoord is te ver wachten. Ook omdat een synode kan menen dat zij ongehoorzaam zou zijn aan haar opdracht om te getuigen van het Evangelie van Jezus Christus tegen over overheid en volk, als ze met min der stelligheid sprak. Maar haar gezag is niet van formele aard. Wat zij zegt is niet waar, omdat z ij zegt, maar omdat het zo duidelijk en zo krachtig is dat het degene die het hoort overtuigt en hij het wel moet aanvaarden als een woord dat van Godswege tot hem werd gesproken en waaraan hij zich daarom dan ook in zijn geweten ge bonden acht. BEROEP OP GEWETEN. In artikel X van de kerkorde staat dat de Kerk in haar verantwoordelijk heid voor het heden telkens opnieuw Jezus Christus belijdt als Hoofd van de Kerk en als Heer van de wereld. Zij doet dat in haar prediking, getuige nissen, kanselboodschappen, herderlijke brieven, kerkliederen, gebeden, formu lieren, leerboeken en belijdenisgeschrif ten. Een herderlijk schrijven is dus geen belijdenisgeschrift, maar wel een uitings vorm waarin de kerk met haar belijden bezig is. In het ,,Ten Geleide" van het kern- wapengeschrift schrijft het moderamen van de synode, dat dit stuk enkele richtlijnen bevat voor het christelijk denken en handelen, waarvan de ernst", Bij de Willem de Zwijgerstichting" verscheen onder bovengenoemde titel 'n studie over ,,Rome en onze gewetens vrijheid" van de hand van Dr. M. J. Arntzen. Omdat deze studie 'n confron tatie is, willen wij ook hier er 'n beetje dieper op ingaan. Allereerst zegt schrij ver, dat wij zeker tot aan het begin van de 19de eeuw mogen spreken van 'n overheersing van het geestelijke zwaard op het tijdelijke zwaard, zodanig dat, zeker in princiep het pausschap het voor het zeggen had ,,hoe" het moest. Enkele citaten uit de bul ,,Unam Sanc- tam" van paus Bonifatius VIII mogen volstaan. De paus zegt in deze bul o.a. ,,Het behoort dus dat het ene zwaard onder het andere staat en het tijdelijk gezag aan het geestelijke onderworpen wordt", 'n ander citaat „Voorts ver klaren wij, spreken wij uit en stellen wij vast, dat het volstrekt noodzakelijk is ter zaligheid voor elk menselijk crea tuur, aan de paus van Rome onderwor pen te zijn". De Jesuïtengeneraal Werntz, die in 1914 stierf heeft nog gezegd, dat hierdoor de juiste verhou ding van kerk en staat voor eeuwige tijden was vastgesteld. Nadat schrijver de gevarieerde op vattingen over het gezag van deze bul onder de loupe heeft genomen, gaat hij de opvattingen die er nu heersen in de roomse kerk na. Hij stelt, dat men ook hier weer twee stromingen moet onder scheiden. De meer conservatieve stro ming en de meer progressieve. De con servatieve stroming leunt, zoals het woord het zegt, aan bij de traditie. Deze stroming is van oordeel naar het woord aldus het moderamen, „naar wij hopen in overeenstemming is met de ernst van de zaak waar het geschrift op betrek king heeft". Die ernst wordt wel onontkoombaar duidelijk als de synode zegt van me ning te zijn dat christenen het niet voor hun geweten kunnen verantwoorden aan een oorlog met kernwapenen mede te werken en dat de wereld dit nu reeds moet weten. Dit staat in een herderlijk schrijven. Dit wil dus zeggen, dat zij verwacht dat als er christenen zijn die menen dat zij meedoen aan een kern oorlog wel kunnen verantwoorden (of die dit óók niet kunnen, maar die me nen dat het niet juist zou zijn dit nü al aan de wereld te doen weten), zij zulks duidelijk maken aan de geboden en beloften Gods. Dan hebben zij ge daan wat de synode van hen op z'n minst meent te mogen verwachten In dit stadium is de Hervormde Kerk dus t.a.v. de kernwapenen gekomen. In het stadium waarin zij met deze ernst naar de overwegingen van haar synode heeft te luisteren. De synode wacht met spanning op het antwoord van de gemeenten en van haar leden op het antwoord van de wereld. Zij is de dialoog begonnen. Zal ze ook worden voortgezet of zal ze vastlopen in het moeras van de trage gemakzucht en onverschilligheid, die de tekenen zijn van een practisch nihilisme? van Pius X in zijn berucht geworden Borromeüs encycliek, dat de hervormers vijanden van het kruis van Christus ge noemd moeten worden, wier God hun buik is. In protestantse landen, ook in Nederland, heeft deze encycliek scherpe reacties teweeg gebracht, zodat de paus moest inbinden. De scherpe en diep- grievende bewoordingen heeft hij ech ter niet teruggenomen. Leo XIII sprak over de verhouding van kerk en staat als die van ziel en lichaam. Uit alles wat in deze encycliek staat mogen we besluiten, dat de paus zich bij sommige toestanden neerlegt, omdat het niet an ders kan In 1953 verklaarde Pius XII nog, dat hij dezelfde gedragslijn volgde. Ottaviani, toen prosecretaris van de congregatie van de Heilige Dienst, ver maande in 1953 nog openlijk de r.k. die in protestantse streken wonende, op tolerantie aandrongen. Laten wij beslui ten met te zeggen dat deze groep, op zijn minst gesproken, zich wel bij be staande toestanden wil neerleggen, maar zeker er van is dat het eigenlijke antwoord is, dat de staat in alles onder geschikt is aan de (r.k.) kerk. Rest ons nog de vooruitstrevende groep. Deze groep, aldus Arntzen, kan zich praktisch op geen enkele paus be roepen (de twee laatste, Johannes en de huidige- Paulus uitgezonderd, maar daar komen we nog op terug v.m.). Inderdaad, daar waar men meent dat dit wel kan, kan men onmiddellijk te genover een uitspraak die tolerant lijkt, tal van andere zetten die intolerant zijn. Deze vooruitstrevende groep wordt dus door theologen gevormd. Laten we nu even nagaan wat deze groep zegt. Pri- billa, een duits theoloog, verklaarde dat gedurende de inquisitie meermaals ge wetensdwang is uitgeoefend, die zij na delige gevolgen tot op de dag van van daag laat voelen. Ook Pauwels doet in het Schild (1948/9) 'n poging tot ver dediging van de verdraagzaamheid. Hij zegt, dat de dwaling op zichzelf geen enkel recht heeft, maar dat men de mensen zoveel mogelijk vrij moet laten. Pauwels zegt, dat de kerk geen dwang zal toepassen tegen iemand, die ter goe der trouw dwaalt. De vraag is echter, wanneer dwaalt iemand ter goeder trouw? Tegenwoordig, zegt Pauwels, mag men dit aannemen voor millioenen niet-r. katholieken. Waarom men dit nu wel mag aannemen en tijdens de her vorming niet, is logisch, aldus Pauwels. De eerste hervormers waren immers van huis uit rooms en wisten dus wel beter. Tegen hun mocht de kerk alles doen om ze binnen Rome te houden. Nu moeten we wel de gewetensvrijheid er kennen, zegt Pauwels, maar geen gods dienstvrijheid. In hoever deze gewetens vrijheid gaat is punt twee. Pauwels wil vrijheid geven om kerkdiensten te orga niseren. Tegenover „de scholen" is al gereserveerder. Toch wil hij ook dat nog toe staan, als men op die scholen maar ruim genoeg is tegenover de room sen Hier schuilt 'n addertje, zegt schrijver van de brochure, en zeer te recht. Pauwels besluit met de woorden, dat hij alles zal terugtrekken wanneer men van hogerhand hem zou zeggen, dat hij 'n verkeerde mening van toleran tie heeftSchrijver haalt nog verschei- denen schrijvers aan die tolerant zijn. Deze steunen zich meer op de scheiding van kerk en staat aan de hand van 'n cursus, die ik in mijn studententijd heb moeten bestuderen, wil ik hierover in 'n volgende keer enkele woorden zeg gen. M. V. J. de C. Nieuwerkerk. Bezoek aan Zwijndrecht. Nog steeds is daar die treffende band tussen de Geref. Kerk van Zwijndrecht en onze gemeente. Bij bijzondere gelegenheden komt dit uit. Zo kwam er ook een uitnodiging, om de in gebruikneming van de Koningskcrk te Zwijn drecht bij te wonen. Br. Bij de Vaate en ondergetekende als af gevaardigden van de kerkeraad gingen dus woensdag op reis, mede vergezeld van br. W. van Dijke, die eveneens tot de genodigden be hoorde. Het was voor ons drieën een onvergetelijke avond. Na klokgelui, carillonbespeling en orgelspel ving het eerste gedeelte van de bijeenkomst aan om half acht. Toespraak van voorzitter bouwcommissie aanbieding van doopvontvan gelden orgelfonds en van het carillon aanvaar ding van het kerkgebouw, toespraken namens classis en namens college van B. en W. Voorts maakten we mee de plechtige plaat sing van kanselbijbel, doopbekken en Avond- maalsbenodigdheden. Een en ander afgewisseld door zang der gemeente. Niet minder treffend was het tweede gedeel te het liturgisch gedeelte, n.l. bediening van het Woord. De korte preek werd gehouden door Ds. Lindeboom, over ,,Gods bouwwerk zijt gij", 1 Cor. 3 9b. Het is een prachtige kerk geworden. Het exterieur, als het interieur. Er is ook hard voor FEUILLETON door HUGO KINGMANS 40) Ja, in gedachtenin werkelijkheid is het een behoorlijk eind weg. Van die grote verkeersweg gaat ergens een zijweg de prairie in. Als je van dat punt met de auto drie Engelse mijlen rijdt, duikt een flinke farm op, omringd door golvende korenvelden, hoofdzakelijk beste tarwe. Er staat een paal aan het boveneind waaraan een plank be vestigd is, waarop geschilderd het woord: „Zwolle". Alleen ingewijden kunnen dat begrijpen. En die ingewijden wonen allen ,,in de buurt", dit niet al te letterlijk opgevat, want de naaste buur van John Stelmaker woont omtrent een uur weg. Nauwelijks is de zon opgekomen, of op het erf van de farm „Zwollê" komt leven en beweging. Een forse jongen gekleed in een rijbroek en een rood-ge- streept poloshirt, breedgerande hoed op het hoofd, is de eerste die verschijnt, om zijn dagelijks werk te beginnen: het melken van één koe, soms twee. Méér dan twee zijn er niet. Ze zijn alleen voor eigen gebruik. Ze leveren de voor het gezin benodigde melk en verder wordt er boter en kaas van gemaakt, ook voor eigen gebruik. Iets later John is dan reeds gereed met het melken stuift de car van achter de schuur het erf op. Achter het stuur zit Bertha, die Charles, de jongste spruit van de boerderij, al naar de grote weg brengt. De jongen wacht daar tot de enorme autobus arriveert, die hem naar Granum voert, waar hij op school gaat. In de vóóravond keert hij terug op de farm. Dan opeens een luid vrolijk gelach, dat hel opklinkt in de morgenstond en aanstekelijk werkt: drie gebruinde jongelingen begeven zich stoeiend naar een grote machine. „Klaar, John „All right." John torst de emmer melk naar een hut, terzijde van de schuur, niet ver van de eigenlijke woonruimte, waar Alice of Bertha straks wel voor de rest zullen zorgen. De beide koeien heeft hij een grasveld ingejaagd, waar zij naar hartelust kunnen smullen van het malse groen, dat in weelderige overvloed aan wezig is. Dat moet ook. Want vanavond wordt weer een be hoorlijke hoeveelheid melk verwacht. Op het ogenblik zijn er drie eters en drinkers meer op de boerderij dan gewoonlijk. Met een paar sprongen is John terug bij het drietal, dat zich reeds op de machine heeft genesteld. Daar is John Davidson, de korte, dikke; Bill Yersey, middel matig groot, maar met vuurrood haar, waarom hij altijd Bill Red genoemd wordt wat hem niet schelen kan; en dan is daar nog de lange James Windsor, alle drie studenten aan de universiteit van Edmonton, de hoofdstad van de provincie Alberta. Zij doen wat in Canada elke zomer honderden studenten doen; op de farm werken. In de oogsttijd zijn overal werk krachten te kort. Dan komen de studenten opdagen. Het is een gezond bedrijf. En ze verdienen geld, waarmee zij voor een deel hun studie kunnen betalen. „All right," roept John. Hij zwaait vrolijk naar de deur, waar Alice de hand ten groet opheft, en dan omklemmen zijn tengere, maar gespierde handen het stuurwiel van de tractor. Eén beweging aan de handle: de motor davert over het erf en enkele seconden later rijdt de zware machine, die het koren maait en dorst tegelijk, naar de roepende velden, op een vrij grote afstand van de farm. De velden in de buurt komen daarna aan de beurt. De kleine car keert terug van de grote verkeersweg. Handig rijdt Bertha het voertuig de schuur binnen, waar het gepar keerd wordt; nu hebben de banden tenminste niet van de zon te lijden. Dan gaat zij naar binnen, om met Alice het huiswerk te verrichten en voor het middageten te zorgen. Met de car worden de jongens van het land gehaald en na de rustpauze er weer heen gebracht. In de ruime huiskamer van de farm wordt gegeten, niet op de akkers. Als Bertha de kamer binnenkomt, bespeurt zij onmiddellijk, dat er belangrijk wereldnieuws is: vóór het radiotoestel zit vader, terwijl Ali dat is haar eigenlijke naam, maar hier heet zij Alice er bij staat, geleund tegen een tafeltje. De omroeper zegt juist, dat deze nieuwsuitzending beëindigd is en om tien uur terugkomt met nieuws. „We weten anders al genoeg," merkt de farmer somber op. „Het gaat vast mis in Europa. Die Hitier rust niet vóór hij zijn zin heeft. Als Polen niet toegeeft en dat geloof ik niet, dan breekt de oorlog toch nog uit." ,,'t Is gelukkig ver weg," meent Ali, ietwat onverschillig. „We konden er wel eens mee te maken krijgen, meisje," zegt Jan Stelmaker ernstig. „Hiér oorlog vraagt het meisje ongelovig. „Dat beweer ik niet. Maar als Duitsland Polen aanvalt dan betekent dat oorlog met Frankrijk en Engeland aan de ene en Duitsland aan de andere kant. En als Engeland oorlog krijgt, heeft Canada er ook iets mee te maken, is dat duidelijk of niet?" „Ja, dat is duidelijk. Ali weet wel, dat Canada niet meer een kolonie van Engeland is sinds 1 juli 1867 is het onafhankelijk en heeft een eigen regering, vandaar, dat 1 juli de nationale feestdag is maar het is toch een dominion en met vele vezelen aan het vroegere moederland verbonden. In de hoofdstad Ottawa resideert toch maar de gouverneur-generaal van de Engelse koning, die in diens naam het uitvoerend bewind uit oefent. „Nu ja, maar hiér komt toch geen oorlog houdt Ali vol. „Je redeneert eigenlijk naar je verstand hebt," mompelt de farmer in het Hollands. De kinderen van Jan Stelmaker kennen het Engels beter dan het Nederlands, maar Ali begrijpt zeer goed, wat vader mompelt. Ietwat beledigd wil zij het vertrek verlaten. „Meid, begrijp je dan niet," barst Bertha opeens los, dat John wel eens naar Europa zou moeten gaan om daar te vechten „Hé? Wat? John?" „Begrijp je het nu, kind vraagt vader zacht. „God beware ons er voor, maar dat kan, Bertha heeft gelijk. Ik zou haast dankbaar zijn, dat moeder dit niet meer behoeft te beleven." Het is opeens stil in het vertrek, een adembenemende stilte. Vader spreekt zo heel weinig over moeder, die heengegaan is. Soms zou je vermoeden: hij denkt nooit meer aan haar. Maar zo nu en dan komt er een uitlating, die het tegendeel bewijst. We moeten aan het werk. Misschien praten we vanavond wel eens," zegt Stelmaker. Hij staat op, verlaat de kamer en begeeft zich naar de schuur, waar zich het enige paard bevindt, dat de farm bezit. Vroeger had hij er wel tien, maar ze zijn overbodig geworden. Al het werk gebeurt machinaal en de oogst wordt op wagens, getrokken door de tractor, naar de silo's gebracht. Wat zou men dan met paarden doen Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1963 | | pagina 2