eeuwóe
3£erkbocle
De Zendingscollecte
21 JUNI 1963
17e JAARGANG No. 47
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND
Redacteur: Ds. W. C. van Hattem, Herengracht 15, Terneuzen, Telefoon (0 1150) 22 48.
p|j|| Medewerkers J. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. T. de Craene, Baarland
Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. A. Koning, Woerden Dr. P. C. Kraan, Vlissingen
Ds. J. v. d. Leek, Kapelle Ds. P. van Til, Middelburg Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo
"ik wo"tel DS- B. Wentsel, Brouwershaven.
en ontkom
t
Abonnementsprijs
3,per halfjaar
bij vooruitbetaling
Advertenties
12 cent per mm.
Bij abonnement lager
Losse nummers 12 cent
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 24 38
Giro no. 4 22 80
v—J
Dat de zending zich in een warm
meeleven van de leden der kerk mag
verheugen blijkt wel uit de opbrengst
van de zendingscollecte. Hoewel tot nu
toe de eindopbrengst bij lange na nog
niet bekend is, mag toch worden aan
genomen, dat deze hoger zal liggen dan
het vorig jaar. Uit de tot nu toe bij het
Zendingscentrum binnengekomen ge
gevens blijkt dat er een stijging van
gemiddeld 8 procent is waar te ne
men. Dit is wel zeer verblijdend, te
meer daar dit jaar reeds tweemaal een
beroep op de kerkleden gedaan werd
voor zendingsprojecten.
Daar was de actie Brood voor het
hart", waarbij de Gereformeerde Ker
ken zich allerminst onbetuigd lieten en
daar was vervolgens de actie van de
jeugd voor Ruanda ,,Heb het hart
eens" met de opbrengst van ruim een
half miljoen. Dat naast deze beide
acties de opbrengst van de Zendings
collecte nog met ongeveer 8 procent
toenam mag een aanwijzing zijn voor
de liefde voor de zending binnen onze
kerken en van het verstaan van de
Zendingsopdracht van de verhoogde
Here. v. H.
Wereld-diaconaat
Naast de in de kerken gehouden col
lecten voor het Werelddiaconaat, Pa
kistan, Hong Kong, Perzië, Algiers
enz., komen ook regelmatig voor dit
doel giften binnen op giro 2211 van het
Algemeen Diaconaal Bureau te
Utrecht. In het eerste kwartaal van dit
jaar bedroeg het totaal, dat aan giften
uit het ressort Zeeland binnenkwam
1.248,40.
Ook uit de voor dit doel gehouden
collecten en ontvangen giften blijkt de
bereidheid om de weg tot de ander te
gaan in de Naam van de Here Jezus.
DE DOOP
MET DE HEILIGE GEEST
Aldus luidt de titel van een onlangs
bij de firma Kok te Kampen verschenen
boek van de inmiddels overleden pre
dikant Ds. D. G. Molenaar. In dit boek
verdedigt Ds. Molenaar de opvatting,
dat de doop met de Heilige Geest een
bepaalde geestelijke ervaring is, die
boven de werking van de Heilige
Geest bij wedergeboorte en bekering
uitgaat. De doop met de Heilige Geest
is voor de schrijver een ,,plus" naast
het gewone ontvangen van de Heilige
Geest. Hiervoor geeft hij in het tweede
hoofdstuk van zijn boek een exege
tische fundering, terwijl hij in het derde
hoofdstuk wijst op een kentering, die
er z.i. in de Gereformeerde theologie
ten aanzien hiervan is waar te nemen.
Het vierde hoofdstuk handelt over de
wijsbegeerte der wetsidee en in de
hoofdstukken zes en zeven wijst schrij
ver op psychologische steunpunten.
Het hoofdstuk tenslotte, dat meer dan
de helft van het boek in beslag neemt
ruim 150 pagina's bevat histori
sche illustraties, meest citaten.
De kern waar het eigenlijk allemaal
in dit boek om gaat is, dat er naast het
ontvangen van en geleid worden door
de Geest ook een gedoopt zijn met de
Heilige Geest is, de hoogste gave, waar
een ieder naar moet streven.
Leest men het achtste hoofdstuk
door, waarin dan de illustraties staan,
van het met de Gee-st gedoopt zijn, dan
kom je onwillekeurig tot de gedachte,
dat heel oneerbiedig gezegd de
soep niet zo heet gegeten wordt als
opgediend. We willen daarmee zeg
gen, dat er naar onze mening een groot
verschil is tussen het in het eerste
hoofdstuk geponeerde en de in hoofd
stuk acht gegeven illustraties, die voor
het merendeel een echte schriftuurlijke
bevinding illustreren. Iets wat je toch
Gode zij dank bij vele huis
bezoeken mag tegenkomen.
Daarom hebben we onszelf de vraag
gesteld: bedoelt Molenaar wellicht met
de doop met de Heilige Geest hetzelfde
als wij wanneer wij het over bevinding
hebben? In het licht van het achtste
hoofdstuk ben je geneigd om deze
vraag bevestigend te beantwoorden.
Maar lezing van de eerste hoofdstuk
ken weerhouden je toch er van om al
te vlug ,,ja" te zeggen. Teevel legt Mo
lenaar hier het accent op de doop met
Maandagavond. Bij de opruimings
woede van vandaag vond ik een vodje
papier, dat m'n aandacht trok. Dat had
het blijkbaar vroeger ook gedaan en
daarom had ik het zeker bewaard. En
nu viel mijn oog er weer op. De korte
inhoud en de zin er van wil ik even
vastleggen.
!ja>, een geduchte opruiming is zo
nu en dan wel nodig, vooral als een
verhuizing in 't zicht is en dan een ver
huizing van een ruime naar een veel
kleinere woning. Hard nodig, want je
weet waarlijk niet, wat je zo in de loop
der jaren al niet hebt weggelegd en
opgeborgen en waarmee laden en
kasten gevuld raakten.
Onder alles, waar ik blijkbaar enige
waarde aan hechtte, vond ik een knip
sel uit het jaar '28.
Ik zal het U kort na vertellen. De
schrijver vindt het merkwaardig, dat
veel mensen, die bij kleding (of liever
ontkleding) en het bijwonen van film
voorstellingen waarlijk niet al te kies
keurig zijn, opeens zo teer van gevoel
worden, wanneer het de bijbel geldt.
Hij vertelt, dat iemand hem eens had
gezegd, dat hij de bijbel ronduit een
onzedelijk boek vond en dat hij zich
zou schamen, om het zijn dochter in
handen te geven.
Hij had hem toen gevraagd, of hij
Louis Couperus (met nog een paar
anderen) dan wèl geschikte lectuur
voor de jonge dame vond.
,,Dat niet bij voorkeur", was het ant
woord, ,,maar dat is dan toch litera
tuur. Als je een boek voor je stichting
leest, moeten er geen onfatsoenlijke
dingen in staan."
Daarop had de schrijver hem toen
geantwoord met het vertellen van een
verhaaltje, dat hij zelf ergens gelezen
had.
Een bejaarde dominee was eens een
dergelijke opmerking voorgelegd (er
schijnt in deze niets nieuws te zijn
onder de zon) en vertelde toen, dat hij
eens een prachtige tuin had gezien met
fraaie bloemen, heerlijke vruchten en
bloeiende heesters. Werkelijk een lust
hof. Aan het eind van de tuin was een
mestvaalt, gelijk dat bij zo'n mooie tuin
past.
Plotseling was door het tuinhek, dat
niet gesloten was, een groot varken
binnen komen wandelen. Het logge
dier had zich om de bloemen en groen
ten helemaal niet bekommerd, ze alleen
met z'n poten lelijk vertrapt, maar was
lijnrecht naar de plek gelopen, waar
het zich alleen thuis voelde: naar de
mesthoop. Daar ging het naar hartelust
wroeten.
En hij besloot: zodat ik maar zeggen
wil: mijnheer maar mijnheer
kuchte, had ineens erge haast en brak
het gesprek af.
Deze man had blijkbaar geen toe
passing nodig, want hij maakte zelf de
toepassing al.
Inderdaad is de bijbel een boek, dat
ons het volle leven tekent, in zijn hoog
ten en diepten. Ernstige zonden wor
den niet verzwegen, maar ronduit ver
teld. Echter wel met dit grote onder
scheid met allerlei onfrisse literatuur,
dat het nooit sensationeel is en altijd
tot waarschuwing.
De boosheid van het zondaarshart
wordt ons getekend en ook wordt ons
de Heilige Geest als iets anders. Als
een plus! Een plus, dat de één wel en
de ander niet heeft. Er is wel zegt
Molenaar een continue toestand van
Geestesbezit bij de gelovige, maar dit
houdt niet een vol zijn (vervuld zijn)
met de Heilige Geest in.
We kunnen het met dit laatse persé
niet eens zijn, We vinden namelijk deze
opvatting nergens in de Bijbel ge
steund. Daarom lijkt het me een te hard
oordeel wanneer we zouden gaan spre
ken over een manco in de Gerefor-
gezegd, tot welk een diepte een zon
daar wel kan vallen, maar nooit wordt
de zonde vergoeilijkt en bemanteld,
maar altijd veroordeeld. En, dat er
ook voor de grootste der zondaren nog
vergeving is. Dat wij zo diep niet kun
nen vallen, of er is altijd nog redding.
Wie de bijbel ter hand neemt en
bladert en bladert en direct afstevent
naar die plaatsen, waar allerlei zonden
vermeld worden en dan met name
sexuele uitspattingen, die veroordeelt
zichzelf. Dat liet dat verhaaltje van die
oude dominee duidelijk genoeg zien.
Dan hebben we geen oog voor die
lusthof, maar vertrappen wij al het
goede en schone met onze voeten.
Hier ligt alles aan de intentie. Met
welk doel nemen wij de bijbel ter hand?
Waar is het ons om te doen?
Uit nieuwsgierigheid en om te zien,
welke lelijke dingen er vooral in de
wereld van het Oosten, vele eeuwen
terug, wel voorkwamen <of met een
hart, dat hunkert naar vrede en blijd
schap?
Wie de bijbel leest met een hart, dat
snakt naar dé vrede met God, die zal
er God in vinden in zijn grote barm
hartigheid. Want die wordt er ons in
getekend op elke badzijde. Heel de bij
bel spreekt ons van Gods oneindige
liefde tot zondaren, hoe Hij het ver
lorene zoekt.
Denk aan de profeten. Vele boze en
lelijke zonden van het oude Oosten,
waarmee Israël maar al te gemakkelijk
was meegegaan,, worden onverbloemd
genoemd en Israël wordt om zijn boos
heid met harde woorden bestraft, maar
dan volgen er weer bladzijden, waarin
wij verrast worden door Gods grote
liefde. Hoe diep gezonken ook, de
Here zal zijn volk toch nog redden.
Hij zal ze van alle onreinheid verlossen
en Hij zal ook 'Zorgen, dat het hun aan
geen ding ontbreekt. Hongersnood zal
er niet meer zijn. Hij zal de vrucht van
het geboomte en de opbrengst van het
veld vermeerderen. Alleen, zij moeten
er daarbij aan denken, dat de Here het
niet doet om hunnentwil (zij hadden
door hun zonden zeker eeuwige onder
gang verdiend), maar de Here doet het
om de eer van Zijn heilige Naam.
Ja, de bijbel is een lusthof, waarvan
de poorten niet gesloten zijn, Ieder kan
er in verkeren, de poorten staan wijd
open. Ieder kan de bijbel lezen, maar
dan moet het oog geboeid worden door
de alles overtreffende liefde en genade,
die er ons in vertoond wordt.
Als daarvoor het oog open is, dan
kunnen wij de rijkdom niet op. Dan is
het alles zo ontzaglijk schoon en rijk,
dat oog en hart er door verzadigd wor
den. Dan is dit boek ons een rivier van
het zuiverste water, klaar als kristal.
En als ons dan, ja ook de zonden
van de mensen vertoond worden, dan
is ons dit alleen maar tot beschaming,
waarin wij zien, hoe diep een mens
vallen kan, als hij afvalt van de leven
de God.
Maar tegelijk ook de prediking, dat
er zelfs voor de grootste der zondaren
en de diepst gezonkenen nog ontfer
ming is en de redding, zodat wij alleen
maar kunnen uitroepen: o God, wat is
Uw liefde peilloos diep."
K.-B. v. d. L.
meerde theologie omdat er niet over de
doop met de Heilige Geest als iets
aparts gesproken wordt. Ds. Wouters
schrijft in de Kerkbode van Baren-
drecht:
Onder ons is dit tot nog toe niet
geleerd. Wij aanvaarden, dat, als een
maal de Geest in ons bezig is, het
ondervinden van de werking van de
vonden. We kunnen de Geest uitblus-
Geest wel verschillend wordt onder-
sen. We kunnen Hem bedroeven. We
kunnen Hem ook opwekkenMoe
ten wij aanvaarden, dat de Geest ook
extra geeft? Een plus, die de één niet
en de ander wel ontvangt? Is het niet
een voortgaande uitwerking van wat
eenmaal gegeven is? Is het iets nieuws
van de Geest met een eigen begin en
uitwerking?"
Naar onze mening moeten we hier
spreken van een voortgaande uitwer
king van wat eenmaal gegeven is, dit
ook in weerwil van de teksten, die in
het tweede hoofdstuk van het boek
van Molenaar aangehaald worden. Al
deze teksten worden namelijk vanuit
één bepaalde gezichtshoek geëxegeti-
seerd,- deze gezichtshoek, dat de doop
met de heilige Geest een ,,plus" is.
Prof. Oosterhoff schrijft dan ook o.i.
zeer terecht in ,,de Wekker":
,,Het is onjuist om van de doop met
de Heilige Geest te spreken als iets
apart naast de andere werkingen van
de Heilige Geest. Gedoopt worden met
de Heilige Geest is een beeldsprakige
uitdrukking om de aard en de rijkdom
en de overvloed van hét werk des
Geestes uit te drukken. Maar het is één
uitdrukking naast andere. Ze wordt
gebruikt om het meerder zijn van
Christus tegenover Johannes de Doper
te doen uitkomen. Deze doopte slechts
met water, al stond dit ook van het
werk des Geestes niet los. Maar door
Christus komt eerst de rijke en over
vloeiende stroom des Geestes los. Het
is de vrucht van Zijn verlossingswerk.
Het lijkt mij evenmin juist om te zeg
gen, dat dit gedoopt worden met de
Heilige Geest uitgaat boven Zijn werk
bij de wedergeboorte. Het kan dit ook
inhouden. Het gedoopt worden met de
Heilige Geest duidt op het volle werk
van de Heilige Geest.
De apostelen werden op de pinkster
dag gedoopt met de Geest, terwijl ze
reeds wedergeborenen en gelovigen
waren. En Petrus zegt in zijn pinkster-
preek, dat wanneer de mensen zich be
keren, zij de gave van de Heilige Geest
ontvangen. Dit is ook weer hetzelfde
als met de Heilige Geest gedoopt wor
den. Ik geloof niet, dat we hier persé
moeten denken aan buitengewone wer
kingen van de Heilige Geest, wiens
gaven en vruchten vele zijn. En ik
acht het niet nodig te staan naar aller
lei buitengewone gaven van de Geest.
Hierin kan ook een gevaar zijn, dat
soms voor uit de Geest gehouden wordt
wat in werkelijkheid niet anders is dan
uit de geest van de mens. Al is het
waar, dat de Heilige Geest zich kan
bedienen van de psychische mogelijk
heden, die er liggen in de geest van de
mens."
Hoewel we het met de kern van het
boek niet eens kunnen zijn, willen we
toch onze lezers niet opwekken, dit
boek ongelezen te laten, want en
hier keren we terug naar een van onze
opmerkingen wie dit boek leest kan
zich namelijk niet aan de indruk ont
trekken, dat het de „verzakelijking"
die er ook in het geestelijk leven is,
waardoor de echte bevinding die er
heus wel is te weinig naar voren
komt, één van de redenen is, die tot
het schrijven van dit boek aanleiding
gegeven heeft. Wat dit betreft is het
achtste hoofdstuk met de historische
illustratie uitermate leerzaam. Daarom
willen we dit boek zien als een pleidooi
voor echte bijbelse bevinding.
v. H.
iUT het DAGBOEK
VAN EEN PREDIKANT