eeuwóe ^ïCerkbode. Wandelingen door de wereld van het Oude Testament JAARBOEK 1963 Bij het heengaan van een PAUS "f" J. v. HET CONCLAAF 14 JUNI 1963 17e JAARGANG No. 46 £É&r OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND Redacteur: Ds. W. C. van Hattem, Herengracht 15, Terneuzen, Telefoon (0 1150) 22 48. MedewerkersJ. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene, Baarland Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. A. Koning, WoerdenDr. P. C. Kraan, Vlissingen Ds. J. v. d. Leek, Kapelle Ds. P. van Til, Middelburg Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo "Ik wo:ste1.. Ds. B. Wentsel, Brouwershaven. en ontkom r Abonnementsprijs 3,per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 12 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 12 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 22 80 Paus Johannes XXIII is overleden en nog nimmer heeft het heengaan van een paus zoveel ontroering teweeg gebracht als dit. Niet alleen vanwege het smarte lijk lijden, dat hij moest ondergaan maar bovenal om de persoon van deze paus. Eerst de geschiedenis zal uitwijzen hóé belangrijk zijn korte regering op de Va ticaanse troon geweest is, dat deze be langrijk geweest is staat nu al vast. Wanneer we deze paus zouden willen typeren, dan denken we aan een ijs- breker. Het ijs binnen de rooms katho lieke kerk heeft hij getracht open te bre ken en dat twee-derde van de bisschop pen dezer kerk dit toejuichen maakt dat dit ook door zijn opvolger moeilijk on gedaan zal kunnen worden gemaakt, ook al is wellicht de meerderheid dei- kardinalen die straks de nieuwe paus zullen kiezen, niet al te ingenomen met de koers die hij is ingeslagen. Ook het ijs tussen de rooms katholieke kerk en de andere kerken heeft hij willen breken de uitnodiging van waarnemers dezer kerken op het door hem saamgeroepen tweede Vaticaans Concilie is één van de symptomen daarvan. Zo is Johannes XXIII de paus geweest, die een andere wind een frisse wind door de kerk van Rome heeft doen waaien. We moeten het anders zeggen: Hij is het instrument geweest waardoor er een andere wind ging waaien. Wij zijn daar dankbaar voor, want bij alles wat ons van de kerk van Rome scheidt en nog blijft scheiden, begroeten wij met blijd schap elke stap binnen deze kerk, die dichter naar de Bijbel toevoert. Dat dit alles mogelijk was heeft niemand in en buiten de roomse kerk vijf jaar geleden verwacht of durven verwachten. Het eerste Vaticaans Concilie, waar de on feilbaarheid van de paus tot dogma werd verheven, deed vermoeden, dat het tevens het laatste Vaticaans Conci lie zou zijn. Paus Johannes dacht er ech ter anders over en wenste samen met de bisschoppen de kerk te regeren, niet zijn woord alleen, maar ook hun woord. Zo is de rooms katholieke kerk onder zijn leiding een nieuwe en verblijdende koers in geslagen. Daarom zijn wij dankbaar dat Rome deze paus heeft ge had en wij hopen, dat de weg, die hij is ingeslagen zal worden voorgezet, totdat het wordt een kerk. die bij de Bijbel leeft, niet meer een Rooms Katholieke, maar een waarlijk Katholieke kerk, ge grond op het ene algemene christelijk geloof. Het Jaarboek voor 1963 onzer kerken is verschenen. Daar het statistische ge deelte reeds eind vorig jaar aan de ker kelijke pers werd toegezonden is er wei nig nieuws over de inhoud te vermelden. Deze is zoals ieder jaar ongeveer gelijk, natuurlijk met verwerking van de ver-' schillende mutaties. Het enige waarin dit jaarboek van zijn voorgangers ver schilt is dat de omvang van 528 tot 512 bladen is teruggebracht, dit doordat de 32 bladzijden, die vorig jaar nog in be slag genomen werden met namen van predikanten, die onze kerken sedert de afscheiding hebben gediend, zijn weg gelaten. In feite is de inhoud dus omvang rijker geworden. De nu weggelaten lijst zal worden opgenomen in een ander boekje, dat tevens de vorige bedienin gen" van elke kerk zal bevatten. Fovmulieven statistiek Bij het verschijnen van het vorig jaar boek maakten we een opmerking over het aantal Zeeuwse Kerken, dat ver zuimd had de statistiekformulieren in te zenden. Gelukkig is dit aantal nu be hoorlijk gereduceerd, slechts de kerk van Borssele zond geen van beide for mulieren in. De Kerk van Brouwers haven verzuimde formulier B en die van Oostburg formulier A in te zenden. We hopen, dat in het komende jaarboek geen halve maantjes en zwarte stippen meer bij een der Zeeuwse kerken zullen prijken. Lang levende legenden. We schreven reeds, dat het statisti sche gedeelte eind vorig jaar verscheen, en we hebben daaraan toendertijd reeds het een en ander over geschreven. In het bijzonder over de opmerking, die ge maakt werd over het verlies aan doop leden, die als volgt luidde: Indien men wat dieper graaft en wil weten waarom de aanwas van doop leden nog altijd door het verlies wordt overtroffen dan trekken vooral de Ned. Herv. Kerk 293) en de rubriek ,,Geen Kerk" 130) de aandacht." In een tweetal artikelen hebben we destijds aangetoond, dat deze redene ring niet opging omdat het aantal ont trokken doopleden in werkelijkheid niet groter was dan het aantal doopleden dat tot onze kerken overkwam. In plaats van te vragen hoeveel doopleden er bij ons op de stoep stonden, vroeg men hoeveel er van die op de stoep staande doopleden als dooplid werden inge schreven. Hierdoor werd het aantal ont- trokkenen aanzienlijk hoger. Voor een juist beeld moest men echter vragen: hoeveel doopleden verheten onze ker ken (en hoeveel stonden er op de stoep Dan blijkt dat het aantal doop leden c|at op de stoep voor de deur stond om toegelaten te worden hetzij als dooplid of als belijdend lid het aantal dat voor de deur stond om onze kerken te verlaten verre overtrof. In een tweede artikel waagden we volgens de wet van het gemiddelde een 19. DE ZONDVLOED (4) De vragen, waarop wij stuitten aan het eind van onze vorige wandeling, wa ren, kort samengevat, de volgende: 1. Hoever heeft de zondvloed zich uit gestrekt 2. Zijn er ook sporen of resten van deze gebeurtenissen te vinden 3. Wanneer heeft de zondvloed plaats gehad Zoals in het vervolg vanzelf duidelijk zal worden, hangen deze drie vragen met elkaar samen. De beantwoording van de ene vraag beïnvloedt het ant woord op de andere. We zullen eens zien hoever we kunnen komen in de be antwoording; helaas moet ik u van te voren waarschuwen er niet al te veel van te verwachten. We beginnen met de sporen en resten van ark en zond vloed. Het is te begrijpen, dat men steeds gespeurd heeft naar resten van de ark, die immers, volgens Gen. 8 4, was blij ven steken op het gebergte Ararat. Waar moeten we dit gebergte zoeken Strikt genomen is Ararat niet de naam van het gebergte, maar van het land. We lezen dan ook in de oude en in de nieuwe vertaling ,,het gebergte van Ararat." Dit land Ararat kennen we ook uit spijkerschriftteksten, vooral uit Assyrië. Urartu" wordt het daar ge noemd. Uit de berichten van de Assy- rische koningen vernemen we, dat Urar tu ergens ten noorden van Assyrië lag; de koningen van Urartu zijn bij tijden geduchte vijanden van hun Assyrische collega's geweest. Dit land lag zo onge veer waar nu Armenië is; in het gebied waar Turkije, Rusland en Perzië elkaar raken. Aangezien heel dit grote gebied met bergen bedekt is en de Bijbel óns niet vertelt, welke berg van het land Ararat nu precies het eindpunt van de reis van 'Noachs ark vormde, wordt het zoeken naar resten, gesteld dat die er zouden zijn, al heel moeilijk. Nu zijn er wel oude tradities, die me nen de plek meer of minder precies te kunnen aanwijzen, maar het is zeer de vraag of die tradities op betrouwbare gronden rusten. De Joodse geschied schrijver Flavius Josefus die leefde in de tijd van het Nieuwe Testament) ver- voorzichtige schatting en moesten toen concluderen dat het aantal doopleden, dat uit de N.H.-Kerk tot onze kerken overkwam niet 618 maar waarschijnlijk 1151 zou bedragen, hierdoor kwamen we in plaats van tot het negatieve saldo van 293 tot een positief saldo van 236. Het is maar hoe je het bekijkt. Blijft men het bekijken zoals het in de sta tistiek en ook nu weer in het jaarboek gesteld is dan is het saldo negatief, maar dan bekijkt men het onzes inziens verkeerd, daar men dan niet kijkt naar hen die op de stoep stonden, maar ze pas bekijkt als ze zijn ingeschreven. En dan worden de meeste doopleden, die om toelating vragen toegelaten na het doen van belijdenis en ingeschreven als belijdende leden, maar het waren doop leden van andere kerken. Daarom blijven wij er voor plei ten om de vraag te stellen naar het aantal doopleden van andere kerken dat wenst toegelaten te worden, opdat de legende, dat onze kerken meer doop leden aan andere kerken verhezen, dan dat er doopleden van andere kerken met name de N.H.-Kerk tot onze kerken overkomen, nu eens aan zijn eind mag komen. We begrijpen echt niet, dat de hier boven aangehaalde verwarrende en voor de jeugd onzer kerken krenkende zinsnede na alles wat er al over gezegd is weer in het jaarboek is opgenomen. Hoe statistisch juist" het misschien mag zijn er klopt zo geen fluit van en geeft alleen maar een scheef beeld. v. H. telt ons iets van die oude overleverin gen. Hij schrijft o.a.: ,,De plaats, waar de ark bleef vastzitten, noemen de Ar meniërs uitgang" en de bewoners wij zen nog heden ten dage de overblijfse len van de ark aan." Alle buitenlandse geschiedschrijvers maken melding zowel van de zondvloed als van de ark. Berossus, de Babyloni sche geschiedschrijver zegt, over de zondvloed sprekende, het volgende: „men zegt, dat er in Armenië bij een berg nog een gedeelte van de ark ge vonden wordt, waarvan men de pek weghaalt om die als afweermiddel te gen kwalen te gebruiken". Josefus noemt ook nog andere overleveringen. Maar wij hebben geen enkel bericht van iemand, die met eigen ogen (stuk ken van) de ark gezien heeft. En het bericht over het weghalen van de pek als wonderbaarlijk geneesmiddel maakt ons wel duidelijk, dat, als er ooit resten van de ark geweest zijn, deze toch sinds lang zijn meegenomen. Dit, gevoegd bij het feit, dat men de plaats van stranding van de ark niet weet, maakt al het zoe ken naar resten tot een volkomen zin loze zaak. En voorzover het hout niet is weggehaald, is het zeker allang vergaan. Overigens vermoed ik, dat de ark al gauw na de zondvloed verdwenen is: in de oude tijden liet men zich de ge legenheid om zo gemakkelijk aan tim gaan. Van meer belang is, wat men hier en daar lezen kan over sporen van de vloed zelf. In het bekende boek van Werner Keiler, De Bijbel heeft toch gelijk (een boek, waar u overigens heel voorzichtig mee moet zijn). Kunt u daar een triomfantelijk verhaal over lezen. De opgraver van Ur der Chaldeeën, prof. Woolley, had bij zijn opgravingen de duidelijke sporen van de zondvloed gevonden en daarmee had de weten schap weer eens bewezen, dat de Bijbel toch gelijk heeft Maar de zaak is niet zo eenvoudig als Keiler ons wil doen geloven. Woolley vertelt zelf in zijn boek over Ur der Chaldeeën, dat zijn arbeiders, al gravende, op een kleilaag stootten, die geen sporen van menselijke bewoning meer vertoonde. Men meende op de maagdelijke bodem gekomen te zijn, zodat verder graven geen zin meer had. Maar bij nader inzien kon dat niet, omdat het peil van de kleilaag te hoog was om de oorspronkelijke bodem te kunnen zijn. Men groef verder en inder daad, de laag bleek ongeveer 2V2 meter dik te zijn; even plotseling als ze be gonnen was, hield ze weer op, daaron der kwam men weer in een bodem met potscherven, stenen en andere overblijf selen van menselijke bewoning. De zware kleilaag verried door haar struc tuur, dat ze daar door water gelegd was. De zaak leek duidelijk: de kleilaag was daar gebracht Hoor een zeer zware overstroming. We hebben de zondvloed ontdekt maakte Woolley bekend. Maar als we hier inderdaad met die zondvloed te maken hebben, dan moeten we de sporen daarvan ook op andere plaatsen vinden. Eigenlijk over heel de wereld, in ieder geval over heel de toenmaals bewoonde wereld. En dat is niet het geval. Buiten Ur is er eigen lijk nergens iets gevonden, dat hiermee te vergelijken is. Er zijn wel sporen van overstromingen (die kwamen vaak ge noeg voor) maar niet van dien aard, dat ze een totale breuk in de culturele ontwikkeling sloegen en een heel nieuw begin maakten. Bovendien hebben we alleen bewijzen van overstromingen, die een meer of minder plaatselijk karakter droegen. ,,De" zondvloed is nog nooit gevonden. Of men moet, net als Wool ley en Keiler, aannemen dat het Bijbelse zondvloedverhaal ontstaan is uit een vertelling over een vreselijke overstro ming, die echter binnen bepekte grenzen bleef. De ,,hele wereld" heeft dan nooit onder water gestaan. Maar wie zo re deneert, kan niet meer volhouden, dat de Bijbel toch gelijk heeft. Wij zullen moeten erkennen, dat er, zuiver op grond van onze geschied- en oudheid kundige wetenschap, tot op heden over de zondvloed niets te zeggen valt. Voor de kennis van het vreselijke stuk ge schiedenis, dat zondvloed" heet, zijn we nog steeds alleen op de Bijbel aan gewezen. Paus Johannes XXIII is overleden. Op het programma van het concilie stond ook de herziening van het r.k. kerkelijk wetboek. Of dit alles zal door gaan hangt af van de nieuwe paus. Het is misschien ondertussen wel interes sant om te weten ,,hoe" nu zon paus keuze verloopt. De wetgeving die hier nog van kracht is, dateert van 1904. Hierin wordt vast gesteld dat het conclaaf tien dagen na de dood van de vorige paus zal begin nen. Pius XI voegde er echter, indien nodig nog vijf dagen aan toe, en in het uiterste geval nog drie. Dat wil dus zeggen dat zeker 18 dagen nadat de paus overleden is, het conclaaf een aan vang moet nemen. Alleen de aanwezi ge kardinalen hebben recht van stem men, men mag niet schriftelijk stemmen en ook niet bij volmacht. Dat betekent dus, wat vooral vroeger zin had, dat de kardinaal die te laat kwam geen deel meer kon nemen aan de stemming, want eenmaal de deuren van het conclaaf gesloten, blijven ze dit tot na de paus keuze. Wie nu gestemd kan worden In princiepe ieder mannelijk r.k. ge doopte, die niet zwakzinnig is en geen afwijkingen in de leer aanhangt. In werkelijkheid is van af 1378 altijd een kardinaal tot paus verkozen en na 1523 is het niet meer voorgekomen dat de gekozene geen Italiaan was. De ver kiezing zelf kan principieel op drie ma nieren plaats hebben, door stemming, door een compromis of door een quasi- ingeving. De gewoonte is dat het ge beurd door stemming. De gestemde kardinaal moet 2A van de stemmen op zich weten te verenigen wanneer het aantal kardinalen deelbaar is door drie, is dat niet het geval, dan is het 2/a I. Er gebeuren dagelijks vier stemmin gen, twee 's morgens en twee 's mid dags. Gewoonlijk tracht men, dat heb ben de verkiezingen die vroeger open-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1963 | | pagina 1