Wandelingen door de wereld van het Oude Testament PHILADELPHIA LAAT VOORJAAR oordeel heeft men zich aan dit probleem vertild en te weinig rekening gehouden met alle aspecten van het benauwende vraagstuk. En even terecht stelde een andere pastor de voorzichtige vraag of de dalende tendenz van de Chr. poli tieke partijen ook niet samenhangt met de algemene vervlakking van het gees telijk leven; wij moeten weer meer, Ie* ren zien, dat het geloof geen zondags bezigheid is maar alles te maken heeft met ons leven op maandag, ook met ons politieke leven. Heeft de doorbraakge dachte met haar ongezond dualisme tus sen kerkelijk en politiek belijden ook in onze gelederen bressen geslagen Gelukkig werd ter vergadering ook blijk gegeven van hoopvoller sympto men. We behoeven geen rechtstreeks verband te leggen tussen het bezoek aan politieke vergaderingen en een be wuste keuze voor de Chr. politiek. Tus sen haakjes ook met dit bezoek valt het vaak mee; u neemt me niet kwalijk, dat ik dan bij wijze van voorbeeld denk aan bepaalde bijeenkomsten in West Z.-Vlaanderen en op N.-Beveland. Bij de laatste verkiezingen konden de Prot. Chr. partijen in Zeeland zich redelijk handhaven. Maar mogen we ermee te vreden zijn, wanneer we zo ongeveer op peil blijven Of moet onze werf kracht er op gericht zijn een groter deel van ons volk oog te doen krijgen voor de worsteling van de geesten van deze wereld met de Geest van het Koninkrijk Gods Zeker, wij willen werken in het besef, dat Gods kracht in zwakheid wordt volbracht. Maar vanuit dit besef streven wij naar een rechtvaardige bin- ontwikkeling van de internationale sa- nenlandse politiek en een voorspoedige menleving. Wie erkent dat Gods ma- Zondagavond. Vandaag weer het avondmaal gevierd. Altijd een mooie dag. Jammer, dat wij 't zo weinig doen. Wij moesten zeker komen tot wat va ker. 't Was ook mooi, vooral hierom, dat er waren, die voor het eerst mee aanzaten. Dat geeft altijd iets feeste lijks, maar voor mij was toch het kin dergetuigenis tot bemoediging. Ik ge loof vast, dat die kleine die morgen ,,met zegen" naar de kerk geweest is. Ik hoor wel eens, dat er ouders zijn, die hun kinderen op de avondmaalszon- dag maar thuislaten. Dan is het toch maar avondmaal en dat is immers voor de groten en de dienst duurt dan ook zo lang. Een redenering, die er naar mijn be scheiden mening glad naast is. Want het mag waar zijn, dat alleen volwas senen aan de tafel aanzitten, wij moeten niet voorbijzien, dat de gemeente het avondmaal viert. Ik meende, dat wij er altijd zo sterk op stonden, dat het avondmaal in het midden der gemeente werd bediend Wij doen het ook wel in rusthuizen en in stichtingen en ik meen, bij hoge uitzondering, ook aan privé adressen, maar dan staan wij er op, dat er in die gevallen ook iets van een miniatuur gemeente aanwezig is. Die uitzonderingsgevallen doen ook jesteit boven de stormachtige gebeurte nissen van deze tijd staat moet er aan medewerken, dat de Overheid in land, gewest en gemeente haar taak als Gods dienaresse zo opvat, dat zij een schild is voor de zwakken. Verheugend is ook, dat bij vele jon geren een toenemende' belangstelling bestaat voor de politieke vragen van de aag. We merken dat b.v. in de studen tenwereld, waar die interesse veel inten ser is dan b.v. 25 jaar geleden, een pe riode die nogal eens wordt geïdeali seerd. Natuurlijk slaan deze jongeren wel eens door; het radicalisme dat bij de jeugd behoort komt na enkele jaren wel weer in rustiger vaarwater terecht. Het is nu eenmaal zo, dat in ons gees telijk zeer geschakeerde vaderland re geren alleen mogelijk is door samenwer king van verschillende groeperingen. Een samenwerking die echter niet ont aarden mag tot een bloedeloos compro mis, waarin niemand zijn eigen gezicht meer herkent. Het lijkt mij gewenst, dat een samen- spreking als de hierboven gememoreer de niet eens in de vier jaar plaats vindt maar met een iets groter regelmaat wordt gehouden. De Chr. politiek heeft de Kerk nodig, maar omgekeerd kan ook het kerkelijk leven slechts gedijen bij een positief beleid van de Overheid, dat gericht is op vrijheid en gerechtig heid. Vele omringende landen moeten hier een baken in zee voor ons zijn. Schenke God ons op 15 mei een ver kiezingsuitslag die tot blijdschap en dankbaarheid stemt. En laten wij ons allen met elkaar en ieder persoonlijk voor die uitslag verantwoordelijk voe len. M. J. A. v. B. niets af aan de vaste regel: het avond maal hoort in de gemeente. En bij die gemeente horen ook de kinderen. An ders konden wij niet alleen de kleine, maar alle kinderen wel thuislaten of hen, na de korte preek, naar huis laten gaan. Dan werd het avondmaal een on deronsje van grote mensen en zou de zichtbare prediking, dat Jezus zijn bloed heeft gegeven tot redding van heel de gemeente, niet meer vernomen worden. Ik hoorde eens van een meisje van on geveer 20 jaar, dat belijdenis wilde doen, maar eerlijk toegaf, dat zij nog nooit bij de bediening van het avond maal tegenwoordig was geweest. Dat vind ik kortweg verschrikkelijk. Wij moeten de taal der tekenen niet gering schatten. Onze jonge mensen verstaan het heus wel, wat dat brood en die wijn betekenen. Nee, wij zijn er geen voor stander van, dat onze jonge mensen al op zeer jeugdige leeftijd het sacra ment gebruiken, zoals in Roomse en Lutherse kerken, maar daarom horen zij er wel bij. En wat die lange dienst aangaat, geen nood, zij hebben wat te zien Anders moeten zij alleen maar luisteren en waar er van luisteren meestal niet veel terecht komt, een vol uur compleet stilzitten, maar bij het avondmaal komt het visuële nu eens aan zijn trekken. Er is handeling. En als zij de kriebel in d'r benen krijgen, mogen zij van mij ook nog wel eens even gaan staan. Op de avond van de avondmaalszon- dag was ik in een gezin, waar de moe der haar dochtertje van nog maar am per 5 jaar wèl had meegenomen. En het getuigenis van die kleine heeft mijn hart verkwikt. Onmiddellijk uit de kerk was haar reactie al levendig. Op haar kinderlijke manier gaf zij er uiting aan, dat zij 't in de kerk mooi gevonden had. De woorden, die zij daarvoor gebruik te, geef ik nu maar niet door, maar als onze woorden dan voertuig zijn van de gedachten, dan staat het voor. mij vast, dat zij tot uitdrukking wilde brengen, dat zij op haar manier „met zegen" naar de kerk was geweest. Of zij er iets had gehoord en gezien Dat diep ern stige gezichtje en haar blijde oogjes spraken een duidelijke taal. En het sacrament had haar ook toe gesproken. De dominee zei: „neemt, eet, wanten wat toen volgde, deed weer zien, dat zij het met haar kinder begrip nog niet bijbenen kon, maar zij wist wel, dat het iets met de Here Jezus te maken had. En dat de Here Jezus voor ons gestorven is en ook weer le vend geworden is, dat had zij van haar moeder en op de kleuterschool allang gehoord. Is het niet mogelijk, dat ook reeds onze jonge kinderen uit Gods huis een Ongeveer 7 jaar bestaat in ons land een Protestants-Christelijke Vereniging ge naamd Philadelphia, die bestaat uit ouders èn vrienden van het afwijkende kind. Vrijdag 5 april werd te Middelburg een afdeling Walcheren van deze Vereniging opgericht (met ongeveer 70 leden!). Het doel van Philadelphia is: alle ouders, die een afwijkend kind hebben, van welke leeftijd dan ook, met raad en daad bij te staan. Want deze vereniging steunt de ouders in hun zorgen, bespreekt hun pro blemen en biedt hulp door Christelijke naastenliefde. Door Philadelphia worden reeds twee tehuizen geëxploiteerdéén te Nunspeet (voor zeer moeilijke kinderen) en één in Bennekom. Dit laatste tehuis is een vacan- tieverblijf, dat tijdelijk kinderen opneemt, 17. DE ZONDVLOED (2) „Zes dagen en zeven nachten overdekten orkaan en stormvloed hoe langer hoe hoger het land. Toen nu de zevende dag aanbrak liet de storm af en staakte de stormvloed de strijd, die ze als een leger gestreden hadden. Kalm werd de zee, de wervelwind ging liggen, de stortvloed hield op." Oetanapisjtim kijkt uit de ark over de overstroomde wereld: „heel het men sengeslacht was veranderd in leem! Neergehurkt zat ik te schreien, tranen liepen over mijn wangen." Een bergtop stak als een eilandje boven het water uit. Daarheen zette het schip koers en op dat gebergte bleef de ark onbe weeglijk vast zitten. zegen wegdragen Natuurlijk, wij moe ten begrip hebben voor hun leeftijd en hen zeker niet met prekerij en gods dienstige aangelegenheden overladen, laat ze maar spelen, maar ik vraag wel van de ouders: neem ze a.u.b. mee naar de kerk Dat is de plaats, waar Gods Geest ook in het kinderhart wil wer ken. En daarvoor is helemaal niet no dig, dat zij de preek van a tot z kunnen volgen (welke volwassene kan dat wel?) en dat zij haarfijn de betekenis van het sacrament naar de oude, beproefde ge reformeerde dogmatiek kunnen uiteen zetten. Ik moet er straks weer over pre ken, maar ik zie er nu al tegen op, want ik weet het nóg niet. Maar ik weet wel, dat God zijn kerk bouwt door <5e bediening van Woord en sacrament, hoe, dat laat ik Hem wel over. En tot die kerk behoren ook de kinderen en het kinderhart staat niet minder open voor de werking van Gods Geest, dan-dat van volwassenen. Mis schien is het nog wel ontvankelijker, omdat zij de werking des Geestes niet zoveel in de weg liggen als volwasse nen. Het was een blijde zondag, maar dat kindergetuigenis heeft mij goed gedaan. Ik wilde het u even doorgeven. Zullen wij maar niet wanhopen aan de toe komst van 's Heeren kerk K.-B. v. d. L. om aan de ouders eens een echte vacantie te gunnen. Eigenlijk moesten alle ouders van af wijkende kinderen, maar ook alle vrienden daarvan, lid zijn van Philadelphia. Dan zou de mogelijkheid ontstaan meerdere tehuizen voor deze zorgenkinderen te openen. Ieder die meer van Philadelphia wil we ten kan zich gerust wenden tot een van de BestuursledenDs. G. D. L. Breder- veld, Kanaalstraat 10 te Souburg (Voor zitter); G. Noback, Noordweg 162, Mid delburg (Hoofd van de Klimop-school voor het geestelijk gehandicapte kind), Secreta ris C. J. de Leur, Kinderzorg, Middelburg (Penningmeester); Zr. Van der Gaag, Directrice van Ipenoord te Oostkapelle R. Nonnekes, Koudekerkseweg 9, Middel burg (Hoofd der Prinses Ireneschool)J. v. d. Bosse, Noordweg 157, Sint Laurens en L. D. Joziasse, Anjelierenlaan 53, Vlis- singen. Nu volgt een gedeelte, dat ons al heel sterk aan 't Bijbelse zondvloed- verhaal doet denken. „Toen nu de zevende dag aanbrak liet ik een duif uitvliegen. De duif vloog weg, maar kwam spoedig terug, er was nog geen rustpunt, dus keerde zij om. Toen liet ik een zwaluw uitvliegen. De zwaluw vloog weg, maar kwam spoedig terug, er was nog geen rustpunt, dus keerde zij om. Toen liet ik een raaf uitvliegen. De raaf vloog weg, merkte het aflopen van het water, pikt voedsel op, woelt in de aarde en keert niet terug. Toen deed ik hen uit de ark gaan, UIT HET DAGBOEK VAN EEN PREDIKANT FEUILLETON door HUGO KINGMANS 31) ,,Dat heb ik wel gelezen, moeder. Maar toch probeer ik het. Hoe laat is het Over een uurtje komt Geurtsen: dan kan hij de brief meenemen". Ze laat er verder geen gras over groeien en schrijft onmid dellijk haar sollicitatiebrief, die Geurtsen, de postbode, meeneemt naar het dorp. Van dat moment af is de zaak Marie niet meer uil de gedachten. Zij wil weg. Hoewel er geen ruzie is, botert het niet meer tussen haar en moeder. Het geval met Jan heeft haar meer aan gegrepen dan zij ooit had kunnen vermoeden. Zij heeft de ver loving verbroken en zij is niet los van hem. Zij pleit zichzelf niet vrij van schuld, maar moeder is toch de voornaamste drijf veer geweest. Tot tweemaal toe heeft zij op het punt gestaan Jan te schrij ven en moeder te trotseren. Maar zij heeft het niet gedaan. Om onnaspeurlijke redenen. Nu behoeft het niet meer. Het is voorbij. Als een vaag gerucht drong het tot haar door, dat Jan op nieuw verloofd zou zijn, nu met Sanne Everts. Met geen woord heeft zij er thuis over gesproken. Tot moeder het te weten kwam. Iemand uit de buurt is een familielid van een arbeider van Konijnenbelt en die had het haar verteld. De bron was zo zuiver als wat. „En nu zie je het eens, meisje, dat ik gelijk had. Of liever, dat Jaarsma gelijk had. Dat was al beklonken tussen die twee. Jan zag wel, dat het met jou mis zou lopen en toen probeerde hij het alvast met die meid. En die wil wel. Het is alles door gestoken kaart. Je mag blij zijn, dat je van hem af bent. Neem dat nu eens van mij aan. Hij was die avond met Sanne in dat café, Jaarsma heeft wel gelijk", heeft moeder gezegd. „Nu praat u weer anders dan toen", is haar bescheid ge weest. „Toen zei u: hij heeft geprobeerd bij Sanne en dat is niet gelukt: nu ben jij weer goed. Ik praat er verder niet over. Ik geloof Jaarsma niet. Jan was mij niet ontrouw. Daarmee af gelopen. Hij is nu vrij man en kan kiezen de vrouw, die hij wil. Ik vind het alleen maar dom van mij en ik heb er ver driet genoeg van, dat ik hem heb laten lopen. U hebt daar heel wat schuld aan, maar ik ook. Ik had, al is u mijn moeder, niet naar u moeten luisteren. Praat me als 't u belieft niet meer over Jan. U doet mij er pijn mee". En toen had vrouw Saalmink stomverbaasd verder gezwegen. Verbaasd over de resoluutheid van Marie. En inwendig niet rustig. Neen, voor Marie was er geen reden meer om te schrijven. Zij had de schepen achter zich verbrand. Zonder dat zij er met elkaar over spraken de naam van Jan Stelmaker werd inderdaad bij de Saalminks niet meer genoemd vernamen Marie en haar moeder bijzonderheden. Zestien maanden nadat hij vertrokken was precies op de dag af, wist Marie was Jan teruggekeerd en een maancj later vertelde een advertentie in „De Graafschappcr" dat hij met Sanne Everts gehuwd was. Dominee Zelleven, de oudere, had het huwelijk kerkelijk bevestigd. En nu waren die twee al weer geruime tijd terug naar Canada. Haar plaats had een ander ingenomen en dat was haar eigen schuld. Zij kon die ander niets verwijten. En Jan ook niet. Alleen zij zei wel aan haar moeder, dat zij niets van Jaarsma's verhaal geloofde en dat zij er vast van overtuigd was, dat Jan haar trouw was gebleven, een klein angeltje zat er toch. Van laster blijft altijd iets hangen. Zij gelóófde het niet, maar zou toch zo graag zekerheid hebben. De heugenis aan Jans eer lijkheid en trouw zou zij haar verdere leven willen vasthouden. Moeder Saalmink heeft gemeend, dat er „geen gevaar" was: er werd een meisje van ongeveer veertig jaar gevraagd door Willem Everdink, dus was Marie te jong. Maar zij heeft zich vergist. Er arriveert een brief, die vraagt, of Marie eens naar de boerderij wil komen om kennis te maken. Zij was wel jonger dan gevraagd was, maar haar brief had een goede indruk gemaakt. Het is een „ommelandse" reis naar dat gehucht onder Doekum: eerst per fiets, dan met de trein en dan verder weer per fiets. Zeer tot ongenoegen van haar moeder gaat Marie er heen. Maar zij zet dóór. Vader vindt het goed. De strijd om het bestaan wordt zwaarder. Zij kan de last wat verlichten. Het is al laat als Marie weer terug komt, ogenschijnlijk kalm, maar inwendig verheugd. „Ziezo, daar ben ik weer. 't Is anders niet bij de deur. Het is voor mekaar. Volgende week ga ik er heen". ,,'tls toch niet waar?!" krijt moeder Saalmink. „Natuurlijk is het waar. Het lijkt mij daar heel goed toe. Een best loon ook. 'k Had het niet gedacht. Als het nodig mocht zijn, kan ik vader en moeder zo nu en dan wel eens wat toe stoppen". „Ik wil niet, dat je gaat „Daar zouden we niet weer over praten, moeder. Vader vindt het goed. Ik heb het aangenomen". Wéér is Marie voor vrouw Saalmink een raadsel: zo volg zaam als zij altijd was, zo dwars is zij sinds dat geval met Jan Stelmaker. Er is geen garen met haar te spinnen. Nóg wil zij, al is zij niet rustig, niet erkennen, dat zijzelf daarvan de meeste schuld draagt. „En dan zo gauw al", klaagt zij alleen nog. „Er moet daar zo gauw mogelijk iemand komen. Die twee mannen kunnen het niet. Er is wel een dienstmeid, maar die is niet al te snugger. En of ik nu volgende week ga of over veertien dagen, het is toch precies hetzelfde „Dat vind ik ook", zegt Saalmink. „We zullen je missen, kind, maar ik geloof voor alles, dat het goed is". Behalve voor mij", snerpt moeder. „Of denk je soms, dat ik nog twintig jaar ben „Dat denk ik niet", antwoordt Saalmink. Maar we redden het wel, moeder". Later, als zij naar bed gaan, begint vrouw Saalmink er weer over. Zij kan het geval maar niet verkroppen. „Moeder," zegt Saalmink, steviger dan zijn gewoonte is, „neem nu eens van mij aan, dat het goed is, dat Marie de deur uitgaat. Ook omdat zij dan verdient, maar veel meer voor haar zelf. Ik heb ook ogen in mijn hoofd. Zij is de oude niet meer. Ik weet zeker, dat zij spijt heeft als haren op haar hoofd, dat zij Jan de bons gegeven heeft. En nu moet zij er eens uit. Dat zal haar goed doen. Werk haar nu verder niet tegen. Jij hebt er ook schuld aan, dat het zó gelopen is." „Welja, nu zal ik het weer gedaan hebben. Zij had er toch zelf ook geen zin in (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1963 | | pagina 2