Wandelingen door de wereld van liet Oude Testament Officiële Berichten LAAT VOORJAAR Wanneer bij deze man nog enig be sef van verantwoordelijkheid aanwezig zou zijn, zou hij alsnog aan deze mis leide boeren adviseren om hun ver plichting na te komen. Althans in twee gevallen zouden 2 boerengezinnen dan nog terug kunnen keren naar hun bedrijf. Twee weken geleden heb ik u mede deling gedaan van het initiatief van de Ned. C.B.T.B. om een Hogere Land bouwschool in Oostelijk Flevoland te vestigen met een daarbijbehorende mo derne boerderij ten dienste van de op voeding en ontwikkeling van onze chris telijke argrarische jeugd. Twee weken later brandt een boer derij in Hollandseveld af, als kroon 16, De Zondvloed 1 ,,En de Here zeide: ,,Ik zal de men sen, die Ik geschapen heb, van de aard bodem uitroeien, want het berouwt mij, dat Ik hen gemaakt heb." En alle kolken der grote waterdiepte braken open en de sluizen des hemels werden geopend en de slagregen was veertig dagen en veertig nachten over de aarde. Zo verdelgde de Here alles wat op de aardbodem was, mensen zowel als vee en kruipend gedierte en het ge vogelte des hemels. Maar Noach vond genade in de ogen des Heren; hij al leen bleef over en al wat met hem in de ark was(Gen. 6:7, 8; (Gen. 6 7, 8; 7 11, 12, 23.) Wie van ons kent niet het verhaal van de grote vloed, die in grijze oer tijden de wereld trof, omdat God zag dat de boosheid des mensen groot was op de aarde en alle overleggingen van het mensenhart alleen maar verkeerd heid voortbrachten? De zondvloed Het verhaal stelt ons voor vele vra gen van allerlei aard. Hoe heeft God dit kunnen doen? Is dit niet in strijd met Zijn liefde en lankmoedigheid? Hoelang is het geleden dat dit vrese lijke plaatsvond? Stond inderdaad heel de wereld onder water? Was de ark wel groot genoeg om vertegenwoordi gers van alle diersoorten te bevatten? Heeft de zondvloed ook sporen nage laten, die we b.v. bij opgravingen zou den kunnen vinden? Bestaat er kans, dat we ooit resten van de ark zullen aantreffen? Hoe komt het, dat we soortgelijke verhalen ook bij andere volken, buiten de Bijbel, horen? Om nu maar met dit laatste te be- binnen: het is een feit, dat bij opval lend veel volken zondvloedverhalen aangetroffen zijn en wel (en daar komt het natuurlijk op aan!) zond vloedverhalen, die niet aan de Bijbel ontleend zijn. Ver voor de dagen van vader Abraham vertelde men in Babel reeds het verhaal van de grote vloed; in de oudheid horen we het bij Perzen en Grieken; in India, Japan, China, Amerika, Australië, Oceanië was het bekend, nog zonder- en voordat men op een rel, ontketend door onverant woordelijke krachten. Het ene een voorbeeld van positieve opbouw ten dienste van onze Neder landse Landbouw. Het andere een symptoom van af braak, ontmenselijking, haat en ver bittering. Laten wij als christelijke boeren en tuinders beseffen dat er voor ons geen keus is. Wij zijn gehoorzaamheid ver schuldigd aan de overheid die God over ons gesteld heeft. Dat betekent dat ook de wetten die door deze overheid op volkomen democratische wijze zijn uitgevaardigd nageleefd moeten wor den. Dit is het appèl dat Hollandse veld in 1963 op ons gedaan heeft. ooit van de Bijbel gehoord had. Uit alle windstreken van de aarde zijn reeds verscheidene honderden zond vloedverhalen bekend. En ook al ver- lonen deze onderling allerlei verschil len, het lijkt wel of overleveringen van de grote vloed algemeen menselijk zijn. Ons interesseren vooral de vloed- verhalen die uit de Oud-Oosterse wereld van het Oude Testament be kend zijn, en daarvan weer in het bij zonder het Babylonische, omdat dat de meeste trekken van overeenkomst ver toont met het Bijbelse. Het verloopt als volgt. In Sjoerippak, een stad aan de Eu- phraat, in vergadering bijeen, besloten de grote goden een stortvloed te doen komen. Waarom dat is niet erg dui delijk. Verderop in het verhaal krijgen we de indruk, dat het was uit toorn tegen bepaalde misdadigers. Eén der goden, Ea, besluit het verschrikkelijke geheim te verraden aan zijn bescher meling, Oeta-napisjtim. Hij doet dit door het mee te delen aan de wand van de riethut, waarin deze man slaapt, zo dat hij de waarschuwing in z'n droom ontvangt. Riethut, riethut! wand! wand! riethut, luister! wand, begrijp toch! Oetanapisjtim, man van Sjoerippak, breek af uw huis, bouw een schip! laat varen de weelde, zoek het leven! Versmaad het bezit, houd uzelf in leven! Breng van al wat er leeft in het schip. Het schip, dat gij bouwen zult, moet vierkant van maat zijn, gelijk van lengte en breedte." Oeta-napisjtim gaat aan 't bouwen; het wordt een gevaarte van 6 verdie pingen met ieder 63 kamers. Met teer en asfalt wordt het geheel waterdicht gemaakt. De mensen ergeren zich aan het vreemde en geheimzinnige bouwsel en vragen Oeta-napisjtim wat het te betekenen heeft. Met most, bier en wijn en vlees van schapen en runderen stelt hij hen tevreden. Toen het schip klaar was, bracht hij al z'n bezit en z'n familieleden erin. Toen begon het. ,,Het tijdstip brak aan; op een avond stortten de onweerswolken een gietregen uit. Ik besefte de aard van het onweer en was bang naar het onweer te te kijken; ik ging in het schip, deed het luik dicht; aan de schipper vertrouwde ik de ark met de inhoud nu toe. Zodra de morgen begon te schemeren komt van de einder een sombere wolk waarin Adad loeit, de god van de storm. De herauten der goden trekken over bergland en vlakte, uitgerukt worden de sluispalen, overstroomd de stuwdammen. Als in een veldslag overviel de mensheid de dood." Zelfs de goden verkeerden in doods angst voor het onheil, dat ze zelf had den doen komen: ,,Voor deze stortvloed ontstelden de goden, zochten een schuilplaats, boven, in in de hemel van Anoe, als honden kropen de goden daar tegen de muur aan." Na een week werd de zee kalm, de wervelwind ging liggen, de stortvloed hield op. J.V. KORT VERSLAG van de vergadering der Particuliere Synode der Gereformeerde Kerken in Zeeland, gehouden op woensdag 20 maart 1963 in de Hofpleinkerk te Middelburg. 1. Namens de samenroepende kerk van Mid delburg opent Ds. D. van Til de vergadering, laat zingen gezang 46 vers 3 en leest vervolgens Openbaring 7 de verzen 9 tot 17. Naar aan leiding van het gelezene merkt Ds. van Til op, dat het einde en doel van het leven in de Bijbel in een visioen beschreven wordt. Het is bij alle organisatorische arbeid belangrijk om dit doel voor ogen te houden opdat alles geschiedt tot eer van God. Wat besproken zal worden op deze vergadering zal moeten worden be heerst door het einde. De kerk op aarde is het voorspel van wat eens zal zijn. Daaróm is het geen dode vorm om deze vergadering met gebed te beginnen. Na voor te zijn gegaan in gebed heet Ds. van Til de aanwezigen hartelijk welkom namens de kerk van Middelburg. 2. Bij het onderzoek der credentiebrieven blijkt dat alle classes wettig vertegenwoordigd zijn door de primi-predikanten, ouderlingen (be halve Tholen, waar één primus-ouderling door zijn secundus vervangen was) en diakenen (be halve Axel, waarvan de secundus-diaken aan wezig was). 3. Hierna volgde de verkiezing van het mo- deramen t.w. de brs. Ds. S. van Wouwe, praeses, Ds. E. Jansen, assessor, Ds. Y. J. Tie- mersma, eerste scriba en Ds. W. C. van Hattem, tweede scriba. 4. Nadat de praeses de dank van het mode- ramen had overgebracht voor het in hem ge stelde vertrouwen, werden de notulen van de vergadering der vorige Particuliere Synode behoudens de correctie van enkele drukfouten goedgekeurd. 5. Ds. Tiemersma bracht hierna verslag uit van de in opdracht der vorige vergadering ge voerde correspondentie, waarna de synode over ging tot de behandeling van een vijftiental in gekomen stukken. 6. Allereerst een schrijven van de Gerefor meerde Kerk van Groningen-Z. als samenroe pende kerk voor de vergadering van de Gene rale Synode, die op 2 mei a.s. haar zittingen hoopt aan te vangen. De afgevaardigden naar deze vergadering zullen tijdens deze vergade ring van de P.S. gekozen worden. De synode betuigde vervolgens haar instem ming met een voorstel van deputaten voor de officiële uitgave van de kerkorde met betrekking tot een wijziging van de artikelen 5 en 8 der kerkorde. Dit voorstel, dat op de Generale Synode zal dienen, behelst een aanvulling van het vijfde artikel der kerkorde en een nieuwe lezing van artikel 8, inhoudende, dat propo nenten en dienaren des Woords, die als mis sionair predikant beroepen worden een getuig schrift van het zendingsseminarie zullen moeten overleggen omtrent de aan dit seminarie ge volgde bijzondere opleiding. Van de ingekomen stukken noemen wij verder een verzoek van de Classis'Zierikzee om aan de Generale Synode te verzoeken zoveel mo gelijk bekendheid te geven aan het doel en de besteding van de gelden, die per omslag (F.A.K.A.) van de kerken gevorderd worden. Enkele andere stukken kwamen bij de be handeling van de betreffende rapporten ter sprake. Voorts een schrijven van de Classis Axel, waarin voorgesteld werd om aan de Generale Synode te verzoeken niet over te gaan tot aan sluiting bij enige oecumenische organisatie, voor dat de kerken in dezen gehoord zijn. Dit voor stel verkreeg niet de instemming van de synode, daar de synode van mening was, dat de Gene rale Synode in een zo belangrijke zaak als deze zeker eerst de kerken zou horen. Dezelfde weg ging een ander voorstel van deze classis met betrekking tpt de psalmberijming, waarin ver zocht werd om deze niet overhaast in te voeren. Ook hier was de synode van mening, dat de Generale Synode zeker niet overhaast te werk zou gaan. 7. Rapporten De archivaris br. Rouw te Goes, berichtte, dat het archief van de P.S. in goede staat ver keert 1De curator van de Theologische Hogeschool, Ds. A. G. van der Stoel, deelde vervolgens het een en ander mede over de Hogeschool in Kampen, waarbij duidelijk werd dat het aantal studenten terugliep, in 1961 tien, in 1962 acht. Dit is echter, zoals uit de dis cussie bleek, niet alleen het geval aan de Theologische Hogeschool, doch ook aan de V.U. en andere universiteiten (2). Het rap port van de quaestor, br. Pouwer te Middelburg, werd in dank aangehoord. Een omslag van 24.000 wordt gevraagd voor het jaar 1963, waarvan 18.000 bestemd is voor de Generale Quaestor, de raming voor het jaar 1964 bedraagt eveneens 24.000 (3). Br. Pouwer bracht even eens verslag uit namens deputaten artikel 11 ;(hulpbeh. kerken), waarbij de vele steunbedra gen werden goedgekeurd, tot een totaal van 98.000,—. De omslag voor dit jaar blijft gelijk aan de raming, namelijk 11.000 gulden, terwijl de raming voor 1964 duizend gulden minder bedraagt (10.000) (4). Deputaten artikel 1/ vragen dit jaar overeenkomstig de raming 88.000,— terwijl de raming voor 1964 90.000 bedraagt (5). Deputaten ad art. 53 hebben in "het afgelopen synodejaar één examen bijge woond, medegewerkt aan de emeritering van Ds. Koning te Oud-Vossemeer en bij het in dienst treden van Ds. Bohlmeijer als reserve- legerpredikant voor de tijd van zes jaar (6). Deputaten art. 20 deelden mede, dat de kas middelen van dien aard waren, dat nog geen nieuw beroep op de kerken gedaan behoefde te FEUILLETON door HUGO KINGMANS 27) Graag was hij met Marie nog eens een weekend naar Zwolle geweest, maar zij vond het niet nodig, nu zij toch niet meegaat naar Canada. Zij zal er alleen wel eens heengaan. De banden met de Konijnenbelts worden losgemaakt. Vóór hij vertrekt mag hij toch wel enkele weken vakantie hebben, om hier en daar afscheidsbezoeken af te leggen. ,,Als je over een jaar terugkomt, kom je hier toch wel eens aanlopen vroeg Sanne, die weer geheel de oude is. „Of ver geet je ons dan helemaal „Ben je mal Natuurlijk kom ik dan kijken." „Mijnheer de Canadees", grapt Sanne. „Maar ik ken geen Engels hoor." „En staat het nu vast, dat Marie dan mee teruggaat Sanne vroeg het met moeite. „Natuurlijk, waarom niet vroeg hij, vol bravour. „Nou, je hebt je wel eens anders uitgelaten, vader." „Nu ja, maar het Jcomt wel in orde." Hij gelooft er niets van, praat alleen Marie na. Hij is er haast zeker van, dat hij straks afscheid van haar neemt zonder haar weer te zien. De laatste tijd is er met vrouw Saalmink geen land te bezeilen. En Marie durft er niet tegen ingaan. „Mooi, dat is prachtig voor je. Zó behoort het ook. Zij had direct mee moeten gaan. Ikikzou dat wel gedaan hebbenmet jou En toen was Sanne gezwind de keuken uitgelopen, Jan in ver waring achterlatend. Dat was op de laatste dag van zijn verblijf bij de Konijnen belts. De andere morgen vertrekt hij naar Zwolle en neemt af scheid. De boer en de boerin zijn ernstig.. Sanne begrijpt hij niet. Die plaagt en lacht. Maar als hij verdwenen is, dan en dót weet hij niet staat zij op haar kamertje, huilend. En zij kijkt hem na tot zijn fiets geheel in de verte nog slechts een stip isEn als de boerin wat later haar behuild gezicht ziet, zegt zij niets. Zijn vader en zijn oudste zuster vergezellen hem naar de boot in Hoek van Holland. Marie wil liever niet mee. Dit afscheid kan zij niet dragen. Zij heeft zich aan hem vastgeklemd, als wilde zij hem vasthouden. Maar hij is gegaan. Ennu wéét zij het niet meer. De Harwichboot verlaat de steiger en kiest het ruime sop. Geleidelijk verdwijnt de vaderlandse kust met haar glinsterende duinen uit het gezicht. Jan Stelmaker gaat een nieuwe toekomst tegemoet. HOOFDSTUK XI. Met de regelmaat van de klok arriveren in de Zevenbuurt de brieven met vreemde postzegels, gericht aan Marie. 'tZijn opgewekte brieven. Ze hebben uitvoerig verteld van de reis, die niet zo mooi was, want het weer was dagenlang storm achtig geweest; van de aankomst; van de reis per trein door het uitgestrekte land; van zijn komst op de boerderij (de farm), waar hij hartelijk ontvangen was; van het werk, dat zo volkomen nieuw voor hem was, want een Nederlandse boer is geen Canadees en omgekeerd. Hij vertelt uitvoerig van dat werk; van het leven daar; van de mensen; van de kerk, kortom, hij lost geheel zijn belofte in, om alles nauwkeurig te melden. „Je had best mee kunnen gaan", stond er in één van de brieven. „De Havinga's vonden het niet verstandig, dat ik alleen gekomen was. Ze hadden je hier best kunnen gebruiken en dan had je het farmersleven volledig geleerd. Als je nu volgend jaar komt, moet je het nog leren. En dat op een eigen boerderij. Maar enfin, het is niet anders. Dat zal ook wel in orde komen." Marie leest uit de brieven verschillende zakelijke passages voor, telkens weer. Altijd is er nog de stille hoop, dat moeder veranderen zal. En dan gaat zij, volgend jaar. Ze mist hem zo. „Het lijkt daar niet gek", zegt Saalmink altijd. Maar dan zet zijn vrouw er steeds onmiddellijk de domper op: „Ho even, jullie begrijpen toch wel, dat hij alles zo mooi mogelijk voorstelt! Het vervelende schrijft hij, niet. Wacht maar, dat komt nog wel, al moet je het dan tussen de regels doorlezen." Toch gaat zij voelen, dat Marie wankelt. En dat mag niet. Zij heeft gedacht: uit het oog uit het hart. Het is niet zo. Dat moet veranderen, anders zal je het nog beleven, dat Marie over enige tijd toch met hem verdwijnt! Dan besluit zij op zekere dag, als ze beiden alleen zijn en Marie over Jan begint, het zaad van wantrouwen en achterdocht te gaan zaaien. Even aarzelt zij nog, wetend, dat zij verkeerd doet, maar dan schroeit zij haar geweten als met een brand ijzer toe. „Het is de vraag, of hij terugkomt! Het bevalt hem daar. 'kHad het niet gedacht. Maar wie weet, of hij daar niet een meisje vindt „Moeder!" Het is een smartelijke uitroep. „Ja, kind, ik begrijp je. Maar vertrouw je hem voor de volle honderd procent? Ik heb het je nooit verteld, maar je moet het toch weten. 'kHeb grote herrie met Jan gehad en hem stevig de waarheid gezegd. Hij zat met de mond vol tanden." Vol verbazing kijkt Marie haar moeder aan. „Wat was dat dan?" ,,'t Was toen hij een paar weken niet hier geweest was, wegens ziekte op de boerderij. Je was bij Keilman, toen hij kwam Marie knikt: dat was die zaterdag, waarop de beslissing viel, dat hij alleen vertrekken zou „Nu, een paar dagen daarvóór had ik Jaarsma gesproken „Hier uit het dorp?" Marie begrijpt met geen mogelijkheid waar haar moeder heen wil. „Die had Jan 's avonds laat ergens in een café ontmoet. Met een meisje. Een dochter van Everts uit Doekum. Dat moet die zogenaamde zieke, Sanne, geweest zijn „Niet waar! Hij heeft het mij zelf verteld, u was er, geloof ik- bij. Hij was bij Everts om hulp gaan vragen en toen is een zuster van Sanne met hem mee teruggegaan." „Ja, ja, dat verhaal heeft hij mij ook verteld. Eerst deed hij heel verwonderd, alsof hij er niets van begreep. Maar toen ik zei, dat iemand uit het dorp hem in een café gezien had, toen krabbelde hij terug en vertelde, dat hij een zuster van Sanne had gehaald. Maar 't moet die Sanne zijn geweest. En die heette dan ziek. Toen ben ik gaan twijfelen aan de trouw van Jan. Misschien heeft hij wel geprobeerd, die mee te krijgen naar Canada en is dat ook niet gelukt, ik weet het niet." Als wezenloos zit Marie haar moeder aan te staren. „Ik geloof het niet", zegt zij dan langzaam. „Jan is zo niet. Ik kan hem vertrouwen." (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1963 | | pagina 2