eeuwóe
3£erkbode
r
NATIËN JAAR, WIJ
NATIËN JAAR, ZIJ
1 FEBRUARI 1963
17e JAARGANG No. 29
*A±r OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND
Redacteur: Ds. W. C. van Hattem, Herengracht 15, Terneuzen, Telefoon (0 1150) 22 48
Medewerkers J. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene, Baarland
Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. A. Koning, WoerdenDr. P. C. Kraan, Vlissingen
Ds. J. v. d. Leek, Kapelle Ds. P. van Til, Middelburg Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo
ik worstel ^s. B. Wentsel, Brouwershaven Mej. F. A. Groot Nibbelink, Grijpskerke
en ontkom" Mevrouw C. van Zwedenvan Alkemade, Middelburg.
r
Abonnementsprijs
3,per halfjaar
bij vooruitbetaling
Advertenties
12 cent per mm.
Bij abonnement lager
Losse nummers 12 cent
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 24 38
Giro no. 4 22 80
Wie heden ten dage door het wel
varende Zeeuwse landschap rijdt, kan
zich slechts met moeite voorstellen, dat
ditzelfde landschap nog maar tien jaren
geleden voor een groot deel een woest
kolkende watermassa was, waarin
duizenden mensen en vele tienduizen
den stuks vee de dood vonden. Wie
vandaag door Zeeland gaat kan zich
haast niet indenken, dat nog maar zo
betrekkelijk kort geleden een groot
deel van dit welvarende land een zilte
woestenij was vol puinhopen en ca
davers. Wie zich het voor de geest wil
halen moet als hij geen bewoner van
dit land was zijn toevlucht nemen
tot wat er toendertijd over gepubliceerd
is. Daar zie je de foto's van het land
dat in zee verkeerde, Zierikzee, Stave-
nisse, Tholen, Brouwershaven, Krui-
ningen, zo maar een paar onderschrif
ten van foto's, die ons een ontredderd
gebied tonen. Cadavers die in het water
tussen de huizen liggen, spoorlijnen als
waren zij kinderspeelgoed, die van de
spoordijk gevaagd zijn, weerloze en
hulpeloze mensen, helicopters, die er
gens op een droog plaatsje landen,
daken, die in de golven drijven, en,
trieste ironie, op een paar schepen die
voor Brouwershaven in het water lig
gen, met grote letters gekalkt: zendt
water! Water naast water, water aan
weerszijden van de dijken: Een zee van
ramp.
Dat was tien jaar geleden. Herinnert
U het zich nog? Ja, herinneren wij het
ons nog? Natuurlijk, zeggen we dan,
zoiets kun je niet vergeten, dit blijft je
altijd bij. En toch, je kunt vergeten en
vergeten. Er is een vergeten, dat wel
alles in herinnering houdt, dat wel alles
nog als 't ware fotografisch weet weer
te geven en dat toch vergeet. We wil
len in dit verband denken aan wat wij
lezen in Lukas 13:1-5, waar geen
sprake is van een vergeten. De daar
geschetste gebeurtenissen zijn in de ge
dachten van Jezus' hoorders gegrift:
Pilatus, die offerende Galileeërs in de
tempel naast hun offerdieren laat
slachten, de ramp met de toren van
Siloam, gebeurtenissen, die diepe in
druk gemaakt hebben, en die men niet
licht vergeet. Men kan echter zo mak
kelijk niet-vergeten en toch gewoon tot
de orde van de dag overgaan. Wel
weten wat er gebeurd is, en hoe ver
schrikkelijk het was en het toch geen
plaats kunnen geven in je leven. Daar
om zegt Jezus en daarmee wijst Hij
de plaats ervan in ons leven aan!
meent gij dat deze Galileeërs groter
zondaars waren dan alle andere Gali
leeërs, omdat zij dit lot hebben onder
gaan? Neen, zeg Ik u, maar als ge u
niet bekeert, zult gij allen evenzo om
komen.
Als ge u niet bekeert, danEn dit
sluit een ander niet-vergeten in, dan
het niet-vergeten, dat slechts de feiten
weet te registreren, het niet-vergeten,
dat rekent met de Here en dat in al
hetgeen voorbijging Zijn roepstem
hoorde. Als vanzelf moeten we dan
denken aan het prachtige gedicht van
Muus Jacobse, dat hij tijdens de be
zettingstijd maakte, maar dat met even
veel recht en reden ten a.anzien van de
ramp van 1953 geciteerd mag worden:
„Maar als ik leven mag tot de
[bevrijding
en juichen op het overwinningsfeest,
God, doe mij dit dan weten:
[wat voorbijging
aan nood en leed is niet vergeefs
[geweest".
Niet vergeefs! Niet alleen omdat we
een mooier land hebben opgebouwd,
niet alleen omdat we midden in de wel
vaart zitten, maar niet vergeefs omdat
we gehoord hebben dat God door het
bruisen der geweldige wateren ons
riep, en omdat we gezien hebben, dat
Hij in Christus in onze nood is inge
gaan, omdat we de werkelijkheid er
varen hebben van het psalmwoord: in
de benauwdheid zal IK bij hem zijn.
Dan wordt het een niet-vergeten, dat
samengaat, dat nochtans samengaat
met een loven, waarvan de honderdste
psalm spreekt.
Dan kunnen we na tien jaar dank
baar zijn, ook voor het vele goede, dat
we in die tien jaar weer mochten ver
werven, omdat we bovenal het goede
verwierven. vH.
Wanneer wij straks denken aan de
ramp van 1953, dan zullen wij ook ge
confronteerd worden met de noden van
de wereld, bij de nood en de ellende,
die er nu op zo vele plaatsen nog is.
Na tien jaar hebben wij weer een
bloeiend land mogen opbouwen. De
Zondagavond. Wat een dag! 't Was
de dag des Heren, maar een rustdag
kon het niet zijn. Wat zijn wij klein,
als Gods machtige stem "spreekt in het
rijk der natuur. Wat is er gewerkt en
gebeden. Nu, in de avond, denk ik aan
de gevluchten, mogen zij veilig onder
dak vinden: aan hen, die het leven lie
ten in de golven; aan hen, die hun
doden betreuren, moge de God aller
vertroosting hen met Zijn genade om
ringen.
Tien jaar, 't is al weer een hele poos
en gelukkig heeft zich weer veel her
steld en zijn er wonden genezen, maar
ik herinner het mij nog als de dag van
gisteren, die vliegende storm van de
le februari.
Zoals Amos zonder meer spreekt
van ,,de aardbeving" en zijn tijdgenoten
dan ook wel hebben begrepen, wat hij
daarmee bedoelde, zo spreken wij nog
kortweg van ,,de ramp" en dan staat
Here zegende ons bij het herstel, Hij
vraagt nu ons medeleven met de naaste
die nog in nood is. Daarom zal op
3 februari in de kerken gecollecteerd
worden voor het werelddiaconaat, om
de hand te kunnen reiken in Christus'
naam aan hen die in nood verkeren.
Toen wij getroffen werden 10 jaar
geleden, kwam de hulp uit de hele we
reld, kerken uit vele landen zonden
steun. Willen wij nu onze steun geven
aan hen, die in verre landen aan het
elementairste gebrek hebben. Laten wij
onze dank tonen in onze handreiking
aan de naaste in nood, ook al woont die
naaste dan ver weg in Hong Kong of
Perzië of Pakistan. Zij zijn door de
massacommunicatiemiddelen van heden
voor onze deur gebracht. Giften kun
nen ook gestort worden op giro 2211
van het Algemeen Diaconaal Bureau
met vermelding „Wereldhulpactie".
vH.
ons de bange verschrikking van die
februarinacht weer levensgroot voor de
geest.
Op de vroege zondagmorgen zat ik
(als gewoonlijk) rustig op mijn studeer
kamer mijn preek na te zien, toen ik de
onrust begon te merken. Eerlijk gezegd
was het mij een volkomen verrassing.
Ja, het woei wel hard, erg hard, maar
het stormt wel eens vaker en wij voelen
ons in ons lage land zo veilig achter de
dijken. Bij elke harde storm denken wij
toch niet aanstonds aan dijkdoorbraak?
In onze stille straat zag ik een motor
rijder komen, bij de overburen bracht
hij een boodschap. Hij deed zo druk en
zo gejaagd en weinige ogenblikken
later wist ik het: in Kruiningen is de
dijk bezweken en heel de polder staat
onder water. Toen ratelde de telefoon,
meerdere malen en iedere keer dezelfde
droeve mare: overstroming, nood en
ellende. Een order van de burge
meester: alle mannen zich melden bij
het gemeentehuis. In een ogenblik
waren mijn volwassen zoons uit hun
bed, de werkkleren en de laarzen aan
en de deur uit. Weer telefoon: domi
nee, zullen wij de kerkdienst maar af
gelasten?
Na enig overleg hebben wij dat niet
gedaan, in de overweging: wie niet
werken kan, kan bidden. En dat heb
ben wij gedaan. Wij zijn samengeko
men in Gods huis, natuurlijk maar met
weinigen, maar toch als Gods ge
meente. Er waren nog een paar kerke-
raadsleden, wat vrouwen en kinderen,
die wat dichter bij de kerk woonden,
met elkaar zowat een vijftig.
Natuurlijk was er intussen van
preekstudie niets meer gekomen. Ik
heb het maar improvisorisch gedaan en
dat zal wel heel gebrekkig zijn ge
weest, maar wij hebben gebeden voor
onze mannen, die de zwakke dijk bij
Hansweert moesten zoeken te behou
den, voor de verkleumden die op zol
ders en op de daken van hun woningen
hun bezittingen in de golven zagen
vergaan, voor de stervenden. Wij heb
ben gebeden, of de almachtige God zijn
straffende hand wilde intrekken, of Hij
leniging wilde geven in grote nood, of
Hij stervenden sterken wilde en be
droefden vertroosten wilde. Ook, of de
hulpactie tot redding en bevrijding uit
vaak zo hachelijke positie met succes
mocht worden gevoerd en of Hij deze
mannen tot hun vaak bovenmenselijke
taak de nodige kracht wilde geven.
Na de dienst, die niet langer dan een
half uur heeft geduurd, ben ik nog naar
het rampgebied gegaan met wat eten
en drinken voor mijn zoons. Daar ston
den zij, in de vliegende storm, bij ijzige
koude, zij aan zij met de andere man
nen van het dorp, de zakken te vullen,
waarmee men trachtte de dijk stevig
heid te geven en te kunnen behouden.
Pas later hebben wij begrepen, hoe
gevaarlijk hun situatie daar was. Elk
ogenblik immers kon de zwakke dijk
het begeven en dan zou de razende zee
zich in de polder storten, over onze
mannen en jongens, met geen mogelijk
heid ter ontkoming. Maar God heeft
hen genadig bewaard en ook hun harde
arbeid willen zegenen.
Want deze dijk heeft het gehouden,
wat temidden van alle ellende nog een
rijke zegen was. Immers, nu konden de
ongelukkigen uit Kruiningen hier een
toevluchtsoord vinden en konden wij
hen gastvrij opnemen. Als ook hier de
doorbraak een feit geworden was, dan
had ons eenzelfde lot getroffen als
Schouwen, waar er bij een midden-
doorbraak geen redden aan was.
De rampzondag van 1 februari 1953
zullen wij niet vergeten. Aanhoudend
hield de radio ons op de hoogte over
de omvang van de ramp en de voort
gang van de hulpverlening. Steeds
scherper drong het tot ons door, dat
ons een onheil had getroffen, gelijk wij
bij eigen heugenis niet hebben gekend.
Vele honderden hebben in de vloed het
leven verloren, vele duizenden verloren
al hun bezittingen en konden ter
nauwernood aan de dreiging des doods
ontkomen.
Wij hebben iets gezien van Gods
machtige hand, waarbij wij maar nie
tige stervelingen zijn. Als zijn stormen
over de wereld varen en Hij de wateren
doet zwellen, dan kan geen mensen
hand het keren.
Maar in zijn toorn was ook zijn ont
ferming. Vele harten zijn bewogen ge
weest tot spontane hulpverlening, veler
huis heeft gastvrij opengestaan om de
verdrevenen op te nemen enook
in deze barre nood heeft God zijn eigen
Naam niet verloochend: Hoorder der
gebeden.
Gods weg is in het heiligdom. Wij
kunnen zijn doen niet verstaan. Maar
temidden van alle verwarring blijft het
onbetwistbaar zeker: wie Hem aan
roept in de nood, vindt zijn gunst on
eindig groot.
K.-B. v. d. L.
DE RAMP
De zee.
1. Over het naamloos duister van de landen
Stormt buld'rend als een onweer de Noordzee.
Ontvloden aan haar eeuwenoude banden
Brengt zij slechts dood en droefheid met zich mee.
2. Zij is ontworsteld aan de sterke dijken.
Zij brak die stuk en stort zich nu in 't land.
Zij maakt van huizen puin, van mensen lijken;
Ook 't vee ontkomt niet aan haar slaande hand.
De mens.
3. De mensen zijn versuft en staan te staren,
Zien in één slag hun levensvreugd vergaan,
Zien man of vrouw of kind als martelaren
Verdrinkenen zichzelve hier nog staan!
4. Hoe kan de God des hemels dit gedogen?
Hoe kan hij toestaan, dat zoiets geschiedt?
Hebben zij zich dan steeds in Hem bedrogen?
Barmhartigheidof geldt dit hier nu niet?
5. Ruim veertienhonderd mensen zijn verdronken
Het vee kwam jamm'rend om in donk're nacht.
Het huis in puin, het is ter aard gezonken,
De waarde van het land tot nul teruggebracht
Berusting, hoop.
6. 'k Sta tussen droefheid en kapotte dijken.
In 't Oosten rijst in rode gloed de zon
Dat zegt mij, dat God hen niet laat bezwijken
En niet verlaat wat ooit zijn hand begon.
Vertrouwen.
7. Getroffenen! Richt nu Uw blik naar boven,
Vanwaar in nood U hulp te wachten staat.
Wilt Uwen God in tegenspoed óók loven,
Hem, Die juist U nog in het leven laat!
8. Op U de taak om biddend nu te werken,
Aan ons, het volk, de plicht om bij te staan.
Die wetenschap zal U bij 't zwoegen sterken
Om 't levenspad opnieuw weer in te slaan.
Zomer 1953. N.M. Brouwershaven.
k.
UIT HET DAGBOEK
VAN EEN PREDIKANT