eeuwóe
^Cerhbode
De blijmoedige GEVER
25 JANUARI 1963
17e JAARGANG No. 28
„Ik worstel
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND
Redacteur: Ds. W. C. van Hattem, Herengracht 15, Terneuzen, Telefoon (0 1150) 22 48
MedewerkersJ. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene, Baarland
Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. A. Koning, WoerdenDr. P. C. Kraan, Vlissingen
Ds. J. v. d. Leek, Kapelle Ds. P. van Til, Middelburg Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo
Ds. B. Wentsel, BrouwershavenMej. F. A. Groot Nibbelink, Grijpskerke
en ontkom" Mevrouw C. van Zwedenvan Alkemade, Middelburg.
Abonnementsprijs
3,per halfjaar
bij vooruitbetaling
Advertenties
12 cent per mm.
Bij abonnement lager
Losse nummers 12 cent
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 24 38
Giro no. 4 22 80
In het Kerkblad voor Drente en
Overijssel schrijft Ds. IJ. K. Vellenga
te Meppel over de collecten in onze
kerken. Naar zijn mening zijn er twee
factoren, die het moeilijk maken om het
offerkarakter van het geven in de kerk
te beleven.
De eerste factor is de gedachteloos
heid, waarmee de gaven schijnbaar
dikwijls gegeven worden, een gedachte
loosheid, die vaak samenhangt met het
niet gedachtig gemaakt worden. Als
voorbeeld van dit laatste noemt hij een
aankondiging met weinig woorden en
in traditionele termen. Dit alles is
echter te veranderen indien de ge
meente tot het besef komt - en dit
zal haar voorgehouden moeten worden
dat de Here haar liefdegaven
vraagt.
Een tweede factor, die Ds. Vellenga
noemt is het teveel" aan collectes, zo
dat zelfs van de innigst meelevende niet
verwacht kan worden, dat hij voor alle
doeleinden waarvoor gecollecteerd
wordt, met ernst en toewijding geeft.
In deze veelvuldigheid der collecten
hebben we te maken met de traditie uit
het verleden en de vermeerdering der
aanvaarde taken in het heden. En nu
zou Ds. Vellenga graag onderscheid
willen maken tussen dat wat voor de
instandhouding van het kerkelijk leven
noodzakelijk is (waaronder dan ook
gerekend moet worden bijv. de Theol.
Hogeschool, het A.K.B., de vergade
ringen van Classes en Synodes en alle
andere zaken, die voor de instandhou
ding van het kerkelijk leven in het
kerkverband noodzakelijk zijn) en dat
wat gevraagd wordt voor de uitvoe
ring van door de kerken aanvaarde
taken.
De mening van de Meppelse pastor
is deze, dat voor de instandhouding
van het kerkelijk leven de gemeente
leden behoren bij te dragen, dat zij
echter voor de uitvoering van bepaalde
taken, die de kerken op zich hebben
genomen niet verplicht kunnen wor
den. Wanneer nu echter de gemeenten
voor verschillende van deze taken wor
den aangeslagen", dan worden .aan
slagen" opgelegd waar ten hoogste
..bijdragen" gevraagd mochten worden.
Onze kerken hebben verschillende taken
aanvaard", zo zegt men het graag. Ik weet niet
hoe het met de aanvaarding van deze taken in
alle gevallen gegaan is, maar ik herinner er mij
zo wel een paar. die gewoonweg door een gene
rale synode aanvaard werden, zonder dat er in
dc kerken veel over gesproken of gedacht was.
Zodra de taken aanvaard zijn, worden er depu-
taten aangewezen om ze te behartigen. Ze zijn
daarin de mandatarissen van de kerken. Maar
we gaan nu de kant uit, dat de kerkeraden de
mandatarissen van deze mandatarissen worden.
Ik dacht, dat zo de orde wel een beetje omge
keerd wordt, welke redenering er ook gevolgd
wordt.
De medaille heeft twee zijden
Wat Ds. Vellenga hier naar voren
brengt is volkomen juist. We zijn het
van harte met hem eens, dat de taken
die de kerken op zich hebben geladen
gefinancierd moeten worden uit bij
dragen en de grootte van die bijdragen
moet door de gevers ervan bepaald
worden. D.w.z. wij zijn van mening,
dat als de kerken taken op zich nemen,
dan ook de kerken die bestaan
uit mondige leden bepalen zullen
hoeveel er voor deze taken bestemd zal
worden en in hoeverre een bepaalde
taak verricht kan worden, dit wordt
bepaald door de bijdragen van die
zelfde mondige leden. Wanneer nu
echter de collecten voor de uitvoering
van sommige taken minder opbrengen,
dan door de voor deze taak benoemde
deputaten, dan zullen deze hun uit
gaven en begroting moeten regelen,
naar dat er in de kerken beschikbaar is
voor deze taak, maar dan zullen zij niet
nan de kerken moeten zeggen: wij
moeten zoveel hebben, wilt u maar be
talen.
Dit is echter maar één zijde van de
medaille, want in het bovenstaande
dachten wij aan bewust gevende, mon
dige kerkleden en het heeft onzes in
ziens totaal geen zin, het gaat zelfs alle
perken te buiten, wanneer tegen deze
.blijmoedige gevers" gezegd wordt: en
toch moet je meer geven. Maar er zijn
en ook daar wees Ds. Vellenga op
zovele gedachteloze gevers. Gedach
teloze gevers, die, als ze bij de taak
waarom het gaat bepaald worden, be
paald anders geven en meer geven, dan
gewoonlijk, de opbrengst van de we
reldhulpactiecollecten en de S.S.K.-
acties wijst daarop. Naar onze mening
is dit het grote probleem waarvoor de
diverse deputaatschappen voor de ver
schillende taken zich gesteld zien, en
zij beginnen nu allengs de weg naar de
..aanslagen" in te slaan.
Goede voorlichting gewenst
Hiermee is echter het probleem nog
niet uit de wereld, want als er ge
dachteloos gegeven wordt, dan moet
straks uit de kerkekas het ontbrekende
worden bijgepast, en vele kerkeraden
Woensdagavond. Dat was prettig
bezoek vanavond. Al houd je er dan
geen officieel spreekuur op na, daarom
komt er toch wel eens iemand aan de
pastorie. Maar het gebeurt zelden met
een boodschap als deze avond. Geluk
kig maar, want hier was heel wat aan
voorafgegaan. Maar nu kwam hij het
mij: zelf vertellen, dat er niets meer in
de weg was en dat hij op de voor
waarde, die hem door de kerkeraad ge
steld was, alleen maar ,,ja" kon ant
woorden.
Inderdaad was hier heel wat aan
voorafgegaan, en het spreekt vanzelf,
dat ik het daar niet over heb. Ambts
geheim blijft ambtsgeheim, ook wan
neer de betrokkenen reeds lang ont
slapen zijn. Maar het kan ook zijn, dat
er iets was dat, van het persoonlijke
ontdaan, tot algemene lering kan strek
ken en dat mogen wij dan doorgeven.
Het betrof een geval van publieke,
ruchtbare zonde en daarbij een. gebrek
aan boetvaardigheid. En het spreekt
vanzelf, dat de kerkeraad dan hande
lend moet optreden om, zo mogelijk, tot
oprechte boetvaardigheid te leiden. Ik
meen, dat er van kerkelijke tucht geen
sprake behoeft te zijn, als er oprecht
berouw aanwezig is, ook niet, wanneer
de ergste en verdrietigste dingen ge
beurd zijn. Want dat vermaan en die
tucht hebben juist ten doel, om tot be
rouw te leiden. Wanneer het berouw
dus wél aanwezig is, kan het vermaan
achterwege blijven en is er alHen maar
te danken èn te bidden om Gods be
warende genade, dat wij niet ander
maal in het spoor der dwaasheid treên.
Nu kan het echter met die boetvaar
digheid wonderlijk zijn gesteld. Wij
zijn geen hartekenners, het is geen
ambtsdrager vergund, een blik te slaan
in het binnenste. En toch kan er wel
eens gegronde twijfel zijn aan de op
rechtheid. Wel valt het vaak heel moei
lijk, precies te zeggen waarop die twij
fel zich grondt.
Hier hangt veel aan de geestelijke
intuïtie van de ambtsdrager. Het kan
zijn, dat het belijden van schuld en de
betuiging van berouw wat al te vlot zijn
en dat er gegronde vrees is, dat het
slechts lippentaal is. Wij kunnen na
tuurlijk zeggen: maar de schuld wordt
dan toch beleden, er worden toch
woorden van berouw gezegd, maar...
woorden zijn ook soms zo goedkoop.
Het is zo licht mogelijk, dat de begeerte
er achter zit, dat het nu maar eens ,,uit"
moet zijn, het heeft nu allemaal lang
genoeg geduurd, wij willen nu eindelijk
eens van het gezanik af ziin en daarom
komt er op de desbetreffende vraag
vlot een bevestigend antwoord.
Als de ambtsdrager dan toch een
zekere twijfel maar moeilijk overwinnen
weten daarom al niet beter te doen dan
aan de gemeente te vertellen dat de ge
meente zoveel moet opbrengen. Dat dit
weerstanden wekt, omdat men niet
„aangeslagen" wenst te worden is be
grijpelijk en ten slotte komt dan de uit
voering van bepaalde taken te rusten
op een tekort in de kassen der plaatse
lijke kerken. Dit moet tenslotte spaak
gaan lopen. Daarom zijn we er niet met
aanslagen, maar we zullen slechts uit
het probeem van de financiering van
de diverse taken komen, indien deze
taken algemene bekendheid hebben en
ons kerkvolk weet waarom het aan
deze taak bijdraagt. Dan zullen naar
onze mening aanslagen overbodig zijn
.en kunnen de deputaten in plaats van
aanslagen wel „richtlijnen toesturen"
om te vertellen hoeveel nodig zal zijn
indien men een bepaalde taak naar be
horen wenst uit te voeren. Blijkt dan
dat de leden tot een bepaalde taak toch
nee zeggen, dan zal men zich af moeten
vragen waarom dit „nee", dat tot uit
drukking komt in een lagere collecte;
bijv. geen goede voorlichting, of heeft
men er iets tegen? In het eerste geval
kan, getuigt het van tere zielszorg, als
hij niet al te spoedig alles accepteert,
maar desnoods een zekere termijn stelt,
misschien ook een concrete voorwaarde
verbindt aan die mond-belijdenis. De
catechismus spreekt immers ook van
waarachtige beterschap beloven en be
wijzen. Dat bewijzen zal dikwijls ge
legen zijn in een bepaalde termijn, als
proeftijd, een tijd, waarin de boetvaar
dige de gelegenheid heeft te bewijzen,
dat zijn bekering hem ernst was en dat
hij met de zonde werkelijk gebroken
heeft. Het kan ook zijn, b.v. in geval
van broedertwist, dat concreet de eis
moet gesteld van persoonlijke verzoe
ning. Dat wij zeggen: „Ja, dat zegt u
nu wel tegen ons, maar zeg dat nu ook
tegen hem."
Dat kan een ontzaglijk zware gang
zijn. Over zulke dingen moeten wij
waarlijk niet licht denken. De verhou
dingen in het mensenleven liggen soms
zo teer. Het hart kan diep gewond zijn
en ook z'n tijd nodig hebben, om te
genezen.
In dit geval, dat ik mij herinner,
heeft het lang geduurd, een hele poos.
In die tijd heb ik mijn bezoeken ge
staakt, om het genezingsproces niet te
hinderen en te verhaasten.
Daarom was dan ook die woensdag
avond de blijdschap zo groot. Je vraagt
je af: wat is dat: waarachtig berouw?
Het is zo moelijk te zeggen. Soms
zijn woorden niet veel meer dan ca
mouflage, soms ook is een enkel woord,
een enkele handdruk zó oprecht, dat
alle twijfel ineens wegvalt.
Het is te merken aan heel de levens
houding. Wij moeten niet vergeten,
dat wij van nature geneigd zijn tot zelf
handhaving. Wij houden ons graag
groot.
En om dan werkelijk klein te wor
den, moet er heel wat gebeuren. In onze
houding tegenover God spreken wij
dan van een gebroken hart, maar is dat
tegenover de naaste eigenlijk ook niet
zo?
Achter een paar woorden, desnoods
met een bijbeltekst, kunnen wij ons zo
kostelijk handhaven, maar de oprecht
heid toont zich in deemoed, in klein
heid, de mindere te willen zijn, in een
hakkelend woord, een traan in het oog
(niet van aanstellerij, maar van het
zuivere water), in geestelijke schaamte.
Om die traan lachen engelen. Voor
geestelijke schaamte behoeven we ons
niet te schamen, want zij is door Gods
Geest gewerkt.
Wie zichzelf overwint, is sterker,
dan wie een stad inneemt. Wie zijn
leven verliezen zal, die zal het be
houden.
K.-B. v. d. L.
betere voorlichting, maar in het tweede
geval aanpassing van de uitgaven aan
de wil van de leden der kerk. Dit laat
ste zal echter niet teveel voorkomen,
de ervaring heeft immers geleerd dat
onze kerkleden graag en blijmoedig
geven, als ze maar weteii waarvoor
het is.
Daarom eindigen wij met een plei
dooi voor tijdige toezending der rap
porten der diverse deputaatschappen
der synode aan de redacties der kerke
lijke organen. Hoe zal immers de ker
kelijke pers de kerkleden kunnen voor
lichten indien zij niet of veel te laat
deze rapporten krijgt. Het is zaak dat
de kerkleden weten, wat de kerk doet,
opdat zij weten wat er nodig is en
waarom het nodig is. Het vorig sy
nodejaar bereikten slechts enkele rap
porten de kerkelijke pers en waar de
dagbladpers slechts verslagen brengt
van wat ter synode gebeurt, is een
voorlichting der kerken door middel
van de eigen kerkelijke organen toch
zeker geen luxe. vH.
KERKELIJK EN ANDER VARIA
Een zestigjarige verjongd
„Eenenzestigste jaargang, nummer
één", staat boven het januarinummer
van het Zendingsblad onzer Kerken.
En dat betekent, zoals de redactie van
dit blad schrijft: „Zestig jaar lang be
richten over de grote daden Gods". In
een tijd toen nog slechts weinig kerken
„Zending dreven", toen het zendings
werk nog voor een groot gedeelte op
particulier initiatief was aangewezen,
waren het de Gereformeerde Kerken,
die reeds enkele jaren na de vereniging
op de synode van Middelburg in 1896
de lijnen zuiver trokken en als kerken
het Zendingswerk ter hand namen. Dat
de zending ook inderdaad een zaak van
de kerken was en in de kerken leefde
bleek uit de behoefte van de kerkleden
om voorgelicht te worden over hetgeen
zich op de zendingsgebieden afspeelde
en zo verscheen zestig jaar geleden
het eerste zendingsblad van de Gere
formeerde Kerken in Nederland. Een
blad, dat in die zestig jaren een grote
vlucht heeft gemaakt. Niet alleen is
het één van de best verzorgde zen
dingsbladen van de gehele wereld,
maar ook is de oplage groter dan die
van vele andere kerkelijke bladen uit
binnen- en buitenland. Meer dan
100.000 gezinnen in ons eigen land zijn
abonnee op het zendingsblad, helaas
kunnen we niet schrijven: zijn trouwe
lezers. De redactie van het Zendings
blad merkt op:
„Of het gelezen wordt is natuur
lijk een tweede. We maken ons
daarover wel eens zorgen. Dat zou
namelijk ook een symptoom zijn
van de stand van iemands geeste
lijk leven. Wie zou niet benieuwd
zijn naar wat God in deze wereld
doet?"
De redactie doet het hare om wat
er op de zendingsterreinen geschiedt
zo lezenswaardig mogelijk aan te bieden
en zo goed verzorgd als maar enigs
zins mogelijk is. Ook het eerste num
mer van de nieuwe jaargang is daarvan
weer een bewijs. Het zestigjarig Zen
dingsblad blijkt nog lang niet aan af
takeling toe te zijn, maar is met ingang
van de nieuwe jaargang verjongd en
op groter formaat voor de dag ge
komen. Van harte hopen wij, dat deze
nieuwe vormgeving er ook aan zal bij
dragen, dat nog meer leden onzer ker
ken zich op het zendingsblad abon
neren en dat zij die reeds abonnee zijn
het blad niet ongelezen in de papier
mand laten glijden. Elk nummer van dit
blad verkondigt immers steeds weer:
„De Here heeft grote dingen gedaan",
en het nieuws over wat Hij doet, doet
het meest actuele wereldnieuws ver
bleken.
Mislukt door eigen schuld?
Van één onzer lezers ontvingen wij
een reactie op ons artikel „Mislukt" in
de Kerkbode van 11 januari. Het is een
uit HET DAGBOEK
VAN EEN PREDIKANT