BEZWAREN Wandelingen door de wereld van het Oude Testament Een reis door Canada LAAT VOORJAAR (vervolg van pag. 1J hammedaanse gebied blijkbaar een zeer goede naam. Toen wij indertijd het gebied Blora- Bodjonegoro kregen toegewezen waren er vier belangrijke bevolkingscentra Blora, Bodjonegoro. Rembang en Tu- ban. Van die laatste twee werd ons ver teld, dat die aan de noordkust gelegen waren in een uitgesproken Islamwereld. De Islam is niet overal even fel in In donesië. Met name op Java is ze nogal openstaand voor andere godsdiensten. Maar daar aan de kust gaat het niet al te best. Er waren dan ook in de vroe gere Salatiga-tijd geen zendingsposten. En nu blijkt daar in Tuban zich zo iets af te spelen. Wij nemen met blijdschap van dit alles kennis. Wij staan als kerken min of meer buiten dit werk dat door de inheemse kerken wordt verricht. Wij plegen vrij wel geen overleg meer inzake de zen- dingsaanpak, hoewel wij natuurlijk fi- nanciëel heel dat werk mogelijk maken. De situatie is vandaag zo, dat de ini tiatieven worden genomen en het werk wordt uitgevoerd door de inheemse ker ken zelf. En wij vërheugen ons in Christus, dat die kerken daar tonen tot zulk een zelfstandige aanpak in staat te zijn en hun harten aan de zaak van Jezus willen wijden. Laten wij hen ook speciaal op onze feestdagen gedenken. Ds. P. VAN TIL. TEGEN VEELVULDIGER A VON DM AALSVIERING (2) Uiteraard worden deze bezwaren niet gevonden bij hen die van het aanzitten aan de éne tafel uiteindelijk de kerke lijke éénwording verwachten. Mij dunkt dit een merkwaardige vergissing alsof de gedeeldheid op de kansel (om van die op de katheder nog maar te zwij gen) op welke men verschillende ver klaring van de waarheid geeft, na het aanzitten aan de éne tafel zou verdwij nen. De bedoeling is schoon want men heeft in 't achterhoofd de hoop elkan der op deze wijze althans als broeders en zusters in Christus vast te kunnen en te zullen houden. Men rekent hierbij met de werking van de Heilige Geest, die in deze weg zich krachtig zou doen gelden. Inderdaad een schoon ideaal, 't welk elk christen bekoort. Intussen demonstreert men rond de avondmaalstafel een éénheid die er aan stonds rondom het Woord weer niet blijkt te zijn. Wel zegt men juist omdat dit gemis aan éénheid rondom het Woord pijnlijk gevoeld wordt hiertegen soelaas, troost te zoeken in de éénheid rond de tafel des Heren. Het roepen om éénheid bij de Woordbediening acht men vrijwel ho peloos, maar dit roepen kan kracht van stem krijgen door allen te staan rondom het éne teken en zegel. Dit zou de uit weg zijn uit de verdeeldheid naar de éénheid. In sacramentsbediening één zal straks na korter of langer tijd de éénheid in Woordbedicning volgen. Men wijst daartoe op de éénheid in doopserken- ning door de onderscheiden kerken. Laat nu die van de avondmaalsbedie ning volgen en reeds is veel van het verlorene weergevonden. Men begrijpt dat hierbij frequentie van het avond maal gewenst is, omdat men de éénheid dan niet zo een enkele maal te Genève of in New-Delhi of waar ter wereld ook wil vertoond zien, doch zoveel mogelijk wil genieten. Nu is evenwel de vraag of van deze practische kerkhouding uit te denken en te spreken wel naar de Schrift is Stelt het Woord het zo Zó dat men in feite kan hebben één tafel met de zwijgende gemeente en daarnaast en daarna op de kansel rondom het Woord een Babylonische spraakverwarring Stelt het Woord het zó dat dit tijde lijk toelaatbaar is vanwege de gebro kenheid van ook het christelijke en ker kelijke leven Zó dat de avondmaals- gemeenschap middel is om tot kansel gemeenschap te komen Laten we het proberen, meent men de Heilige Geest zal 't lonen De ge hoorzaamheid aan het ,,ut ommes unum sint" dat allen één zijn. begint dan bij die éne tafel. Is dit nu niet de paar den achter de wagen spannen Het gaat. zoals allen toegeven (men gaat daar van uit), om de Ene Heer. Efeze 4 5 spreekt daar van Eén Heer, één geloof, één doop. Mij dunkt dat deze tekst leerzaam is ook voor ons onder werp om reden dat tussen de Éne Heer en de éne doop het éne geloof wordt genoemd, 't Gaat hier om de éénheid van het komen ook der heidenen tot de éénheid aan het lichaam van Christus. Het avondmaal wordt hierbij niet ge noemd omdat de doop, nadat het geloof was gewerkt door de Heilige Geest, bij het toetreden der gelovigen op belijde nis des geloofs, plaats vond. 't Gaat om het geloof in de Éne Heer. De doop is niet magisch-sacramenteel door Paulus gedacht, maar verbonden met geloof. Wat nu van de doop geldt, geldt evenzeer van het avondmaal. Ook dit werkt niet magisch-sacramenteel, maar is met geloof verbonden. Zo is avondmaal vieren vergaderen rondom de Éne Heer in Wien men ge looft tot zaligheid. Maar dan klemt toch de vraag, en niet als iets bijkomstig, maar als essentiëel van belang, wat men van die Éne Heer gelooft Wat belijdt men van Hem Wat dunkt u van de Christus Is Hij alleen aanvaardbaar zoals Hij de bergrede uitspreekt of zo als Hij aan het laatste avondmaal met de Zijnen aan zit en niet zoals Hij op de berg ten Oosten van Jeruzalem, de Olijfberg, als de verheerlijkt Opgestane Heer en Heiland der wereld opvaart tot de Vader Distantieert men zich min of meer van Hem in bepaalde opzichten en wil men toch met Hem avondmaal vieren Kortom, het gaat om het geloof in de Éne Heer en om het belijden van Hem als Heer. En dan blijft ondanks de éne tafel de spraakverwarring bestaan. Men mag vragen of zó avondmaalsvieren dan niet is een onzindelijke" daad, ja een oneerlijk gedoe, schijn, meer niet Een schijnvertoon dat door frequentie niet wordt te niet gedaan, doch ver ergerd. Ik ben me bewust met het boven staande afgeweken te zijn van de vra genlijst van deputaten. Zij willen stellig niet, hetgeen hier besproken wordt. Dat genoemde zaken echter wel ver band houden met een juiste beantwoor ding hunner vragen hoop ik in een vol gend en hopelijk laatste artikel aan te tonen. Brouwershaven B. WENTSEL. eeuwige leven niet kregen. Het ging nu eenmaal zo. Er was niets aan te doen. Adapa werd zelfs meer of minder door Ea misleid. De ,,val" van de mens gaat eigenlijk buiten de verantwoordelijkheid van de mens om. Tragisch Noch van Adapa noch van Gilgamesj horen we, dat hij de mensen vertegen woordigde, zodat zijn daad gevolgen had voor heel de mensheid. Bij Adam. 11. Zondeval of tragedie? (1) Genesis 3 vertelt ons, hoe het komt dat dit leven vergankelijk is en dat alle mensen moeten sterven. Het geeft ant woord op de vraag, die bijna zo oud is als de mensheid „Waarom toch is dit leven opgaan, blinken en verzin ken en dat antwoord luidtZonde val. In de Oud-oosterse omgeving van Israël worstelde men evengoed met deze vraag als waar ter wereld ook. En wij treffen er verhalen aan, die met deze schrijnende vraag proberen klaar te komen. We zullen er twee van nagaan. Eerst de legende van Adapa. In Eri- doe, ver in het Zuiden van Babylonië. niet ver van de Perzische Golf, woonde Adapa, een ijverig en toegewijd dienaar van Ea, de god van de zee en van de wijsheid. Adapa's werk is in hoofdzaak het bakken van brood en 't vangen van vis voor 't heiligdom. Ea is zo zeer op z'n dienaar gesteld, dat hij hem begif tigt met zeer veel wijsheid. Op zekere dag is Adapa weer aan 't vissen. De zee is als een spiegel. Plotseling over valt hem de Zuidenwind z'n boot slaat om en Adapa weet zich nog net te red den. Hevig boos geworden breekt Ada-' pa de vleugels van de Zuidenwind (als vogel voorgesteld). Zeven dagen lang kan de Zuidenwind niet waaien. Anoe. de hemelgod, verbaast zich over het uit blijven van deze wind hij doet onder zoek en hoort wat Adapa gedaan heeft. Hij beveelt Adapa te halen en voor zijn troon te brengen. Voordat de bode, die dit moet doen, Adapa bereikt heeft, komt Ea z'n trouwe dienaar waarschu wen. „Als ge in de hemel voor Anoe gebracht zijt, zal men u brood des doods geven eet het niet. Water des doods zal men u geven drink het niet. Een kleed zal men u aanbieden trek het aan olie zal men u geven zalf u daarmee". Adapa. voor Anoe gebracht, doet verantwoording en zegt, waarom hij de vleugels van de Zuidenwind ge broken heeft. Anoe schijnt daar genoe gen mee te nemen. Hij zegt „Wat zul len wij met Adapa doen Brood des levens zullen wij hem geven, dat hij het ete". „Toen zette men hem het levens brood voor. maar hij at het niet het water des levens bracht men hem hij dronk het nieteen kleed bracht men hem, hij trok het aan olie gaf men hem, hij zalfde zich er mee." Precies zoals Ea hem aangeraden had. Toen Anoe dat zag. lachte hij en riep „Wat nu, Adapa Waarom eet of drinkt gij niet? Nu zult ge het eeuwige leven niet heb ben Adapa antwoordde „Ea, mijn heer, beval mij Gij zult niet eten of drinken". Maar het was eenmaal ge beurd. Er viel niets meer aan te doen. Anoe gaf bevel Adapa naar de aarde terug te brengen. Sterfelijk als voorheen en als ieder ander. Het eeuwige leven een voorgoed gemiste kans. Ook het verhaal van Gilgamesj, waar we de vorige keer al iets uit te horen kregen, geeft er zich rekenschap van dat het onvergankelijke leven voor ons mensen onbereikbaar is. Het vertelt ons. hoe Gilgamesj hevig verontrust is door het sterven van zijn beste vriend. De gedachte, dat dit ook hem eens zal over komen. maakt hem ontzettend angstig. Rusteloos gaat hij op zoek naar een middel om eeuwig te leven. Na allerlei omzwervingen komt hij terecht bij Oetanapisjtim, de man die, als Noach in de Bijbel, de zondvloed overleefd heeft en die nu een eeuwig leven geniet op het eiland der zaligheid. (Ook de Babyloniërs hadden dus een zondvloed- verhaal. Daarover later.) Aan deze klaagt hij zijn nood „Helaas, wat moet ik doen, o Oetanapisjtim, en waarheen zal ik gaan In mijn slaapvertrek wacht de dood en waar ik mijn voet ook zet. hij is er de Dood". Oetanapisjtim laat hem naar de waskolk op 't eiland dei- zaligheid brengen. Wie zich daarin wast, wordt verjongd en vernieuwd z'n lichaam, z'n leven, zelfs z'n kleren, alles wordt nieuw. En als Gilgamesj de thuisreis weer aanvaardt, krijgt hij iets mee van het wonderlijke levenskruid. dat onder in de waskolk van de ver nieuwing groeit. Wie daarvan eet, wordt steeds weer jong. Zielsblij zegt hij „Deze plant is een wonderkuid, waardoor men z'n levensadem herkrijgt. Brengen wil ik die naar het ommuurde Oeroek (de stad waar Gilgamesj ko ning van was) en wil de grijsaard er van doen eten hij mag plukken de plant die heet„als grijsaard wordt weer jong de mens" en ik zelf wil die eten om steeds weer mijn jeugd te her krijgen". Op weg naar huis komt Gilgamesj, warm en vermoeid, langs een vijver. Hij neemt een bad in 't koele water. Het levenskruid laat hij zo lang op de oever liggen. Terwijl Gilgamesj in 't water is. komt er een slang en eet het levenskruid op. Sindsdien vernieuwt de slang steeds weer haar jeugd haar oude vel stroopt ze af en steeds weer een nieuw krijgt ze er voor in de plaats. Maar Gilgamesj is het leven kwijt. AI zijn moeite is vergeefs geweest. Sterfe lijk is hij als voorheen en als ieder an der. Het eeuwige leven een voorgoed gemiste kans. Het valt ons op, dat deze verhalen een tragisch karakter dragen. Dat wil zeggen het is niet zo zeer de schuld van Adapa of Gilgamesj, dat ze het De originele pepermuntplant! De originele KING pepermunt! (Ingez. mededeling) in Gen. 3, staat dat anders zijn val betreft ons allen, zijn dood gaat tot alle mensen door. De Babylonische verhalen willen eerder laten zien, dat zelfs de wijste en sterkste mensen het leven niet konden verwerven. Het was voor hen een gemiste kans. Hoe zou het dan ooit voor ons, gewone stervelingen, iets an ders dan een onvervulde wens kunnen zijn Zo is immers nu eenmaal het le ven J. VLAARDINGERBROEK. Het is na alles wat ik over 't Cana dese kerkelijk leven geschreven heb. nu gewenst om met enkele algemene in drukken te besluiten. Te meer is dat nodig, nu mijn vrouw en ik al weer en kele weken terug zijn, en 't werk van alle kanten weer op je aankomt. Nu is 't altijd een moeilijk zaak. om algemene beschouwingen te geven over kerkelijke en religieuze toestanden. Je bent zelf zeer subjectief en beperkt. Bo vendien wat is een bezoek van tien weken in een groot land. En dan nog er zijn tegenwoordig zoveel zaken, waar wij ook hier verschillend over denken. Dat speelt ook een rol in de beoordeling van 't Canadese kerkelijk leven. Voor zichtigheid is dus zeer zeker geboden. 'k Wil met enkele positieve dingen beginnen. Allereerst mag een woord van grote bewondering en dankbaar heid niet ontbreken voor wat de kleine groep emigranten in nauwelijks tien ja ren tot stand heeft gebracht. Als ik 't getal Gereformeerde emigranten in Ca nada eens stel op ongeveer 60 duizend. En ik reken er mee, dat zij verspreid zijn over een land. zo groot als Europa, met een inwonersaantal van 18 millioen, dan is 't verbazend, met hoeveel vaart er toch een vrij „normaal" kerkelijk le ven is opgebouwd. In verschillende ge- meejiten heb ik zo mijn neus eens ach ter de deur gestoken, 'k Heb in ver schillende kerken gepreekt. Veel men sen gesproken. En telkens merk je, dat er een goed functionerend kerkelijk sa menleven is opgebouwd. Verscheidene nieuwe kerken zijn gebouwd, sober vaak. maar doelmatig. Men zorgt goed voor zijn predikant. In 't algemeen is er een opgewekt plaatselijk kerkelijk leven. Met een zeer wijd vertakt verenigings leven bovendien. Weliswaar ontkomt men niet aan de indruk van een groter isolement en een sterker naar binnen gericht zijn dan bij ons, maar dit is in de periode van eer ste opbouw te billijken. Ook met het ideaal van een eigen christelijke school worstelt men in vele gemeenten. En op verschillende plaatsen is men al zo ver. dat men een door eigen krachten gefi nancierde school heeft. Het is mij niet overal duidelijk geworden, hoe mén zich de verhouding tussen kerk en school heeft gedacht. En hier en daar meen ik, dat de band wel wat nauw tussen die beiden was aangehaald. Maar wij mogen respect hebben voor 't geloofsidealisme en de offerbereid heid om het christelijk leven te bouwen en God te dienen in het nieuwe land. Dit brengt mij op een tweede positieve waardering de bereidheid om te offe ren. Want ik geloof, dat wij bij veel emigranten met recht kunnen spreken van een offer. Het geven van de tien den is in veel gevallen niet maar een vaag ideaal, maar een eenvoudige con crete werkelijkheid. Wij zijn in gezin nen geweest, waar voor kerk en school van het inkomen 15 a 16 werd af gestaan. En mag dit wel aan de uitzon derlijk hoge kant liggen, in veel andere gevallen was een percentage van 8 voor de kerk en 5 voor de school normaal. Hierover werd in de gevallen, die wij onder vragen kregen, helemaal niet groot gedaan, dit werd als een blijde taak gezien. En voor velen stond het zo, dat met de noodzaak van het offer ook de liefde voor de zaak des Heren is vermeerderd. Natuurlijk hangt dit al les samen met de kleinere getallen, met de nieuwe situati, maar hoe vaak heb ik 't niet gehoord Wij hebben hier pas leren geven en doen 't met blijdschap. Dit is een zeer positief punt. En hieruit kunnen nog grote dingen groeien. Een laatste positieve waardering is deze: dat mij getroffen heeft de ernst, waarmee door zeer velen eigen calvinistische le vensbeginsel wordt voorgestaan en ge propageerd. Hier en daar heb ik nogal wat kritiek geoefend op de vormen, waarin men dit deed. Maar het besef, dat men een eigen rijkdom, een eigen geloofstype had meegebracht uit het moederland, wordt sterk gevoeld. En men denkt er niet aan in Canada toe te geven aan de vervlakkende materia liserende tendenzen, die daar ook al in bijzondere mate het leven en de geest van de tijd kenmerken. Men wil, ik zal 't maar eenvoudig zeggen, bewust Ge reformeerd zijn. En dit doet beslist wel dadig aan. Of ik dan geen ingrijpende kritiek heb Ja, dat is nu een moeilijke zaak. Eerlijk gezegd wel. En ik wil daar ook enkele dingen over schrijven, onder voorbehoud, dat dit een subjectief ge luid is. En ik zal trachten voorzichtig te zijn in mijn formulering. Naar mijn me ning krijgt het Canadese kerkelijk le ven door de nauwe banden aan de Chr. Reformed Churches in de Verenigde Staten te weinig een eigen kans. Want hoe klein van aantal ook, de kerken in zulk een ontzaglijk groot land als Ca nada moeten komen tot een eigen ker kelijk samenbundeling. Tot nu toe heb ben wel de 8 classes in Canada een af vaardiging naar de Synode van de Chr. Ref. Kerken in de Staten, maar samen vormen ze nog geen eigen particuliere synode. Dit is m.i. niet bevorderlijk voor een eigen ontwikkeling. En ik heb daar wel het een en ander over gehoord. De FEUILLETON door HUGO KINGMANS 16) „Ik dank u wel voor uw raad, dominee." „Ho, ho, ik heb geen advies gegeven, jongen." „Voor mijn besef wel. Ik hoop, dat iets bereikt kan worden." „Dat hoop ik natuurlijk ook. Maar nog eens stel je verwachtingen niet te hoog. Het is best mogelijk, dat in terventie van mijn zoon op niets uitloopt." Voorlopig heeft Jan andere gedachten. Maar als hij de volgende dag het gesprek tussen vader en zoon had kun nen bijwonen, zou hij zijn optimisme vrijwel verloren hebben. De oude Zelleven vertelt. En de zoon, al een even sympathieke verschijning als zijn vader, luistert aandach tig toe. „Natuurlijk ken ik dat gezin. Ik ben er een paar maal op huisbezoek geweest en verder verneem je wel eens het een en ander. Saalmink is een flinke vent voor zijn bedrijf, maar een zwakkeling voor zijn vrouw, die hij in alles haar zin geeft. Die Marie is een lief meisje, voorzover ik haar kan beoordelen. De moeder vinden ik en anderen niet sympathiek. Niet flink. Altijd klagen en zeuren. Ove rigens gezond als een vis. Maar egocentrisch. Van haar geloofsleven blijf ik af. Zij uit zich niet gemakkelijk, maar u weet dat doen de Achterhoekers niet. Als zij een ge lovige vrouw is, dan heeft zij in elk geval méér gebreken dan andere van haar soort. Als zij er achter zit, dat het meisje niet mee wil, dan heeft die jongen een zware dob ber. Tenzij er een wonder gebeurt, lukt het hem niet. Zo zie ik het, vader. Het meisje zelf voelt er weinig voor te gaan, als ik het goed heb begrepen, maar zou misschien over te halen zijn en dan zou het allicht wennen daar ginds, doch als de moeder haar ook nog stijft, en dan die moeder, het is, dunkt me, in overeenstemming met haar karakter, dan is het hek van de dam. En dan overwint de moeder, let u op, wat ik zeg." „Dat betekent dus, dat die verloving wordt verbroken." „Dat weet ik niet. U kent die jonge man." „Er valt niet aan te twijfelen. Met zoveel woorden heeft hij gezegd „In elk geval" gaat hij naar Canada. Dus dat kan niet anders betekenen dan een verbroken verloving. En ze houden veel van elkaar Je zou zo'n moeder door elkaar rammelen Dus je doet er niets aan?" „Dat heb ik niet gezegd, vader. Ik zal eens zien. wat ik er aan doen kan en op welke wijze ik optreden moet. Maar ik verwacht er niets van." 't Is een heel korte winter. De vorst heeft plaats ge maakt voor regen en wind. Het weer is niet bevorderlijk, om de Spaanse griep te verdrijven, integendeel, het ont wikkelt gunstige factoren, om die uit te breiden. Aanvan kelijk is er een lichte verbetering ingetreden, maar nu gaat het weer snel bergafwaarts. In het gehele land neemt het aantal patiënten hand over hand toe. Tal van scholen zijn radicaal gesloten. In heel wat bedrijven wordt op halve kracht gewerkt, omdat tal van arbeiders ziek liggen. Op de kantoren is het navanant. Maar 't ergste is, dat de kranten kolommen rouwadvertenties hebben. De engel des doods gaat rond met een zeis en hij spaart oud noch jong. Lees de annonces alle leeftijden worden vermeld. En de slachtoffers zijn zowel in de steden als op het platteland. Op de boerderij van Konijnenbelt is de ziekte ook ge arriveerd. Sanne heeft niet veel praatjes, ze ligt in bed. rtn de boerin heeft de handen vol. De boer zelf voelt zich ook niet lekker. Jan Stelmaker denkt er niet aan, om za terdagavond naar de Zevenbuurt te trekken hij kan niet gemist worden. Het is alleen op aanraden van de boerin, dat hij s zondags in de late namiddag op de fiets stapt, om naar Marie te gaan. „Ik red me nu wel, Jan, en ze rekent er op, dat je komt." Niet met opgewekte gevoelens gaat hij. Uit zijn brief weet Marie, dat hij een schrijven uit Canada heeft ont vangen, meer niet. Er móét nu over gesproken worden. En daar ziet hij inenen weer tegenop. Het wordt vechten, ziet hij. En aan gekibbel heeft hij danig het land. Maar toch moet hij haring of kuit hebben. Hij is niet van plan de zaak op haar beloop te laten. Als het wat worden zal, wil hij in het voorjaar weg, alleen of met Marie. Het weer is ongunstig. Er staat een vrije straffe wind, al is die niet koud. En zo nu en dan valt er een flinke bui regen. Maar hij is er, wat de kleding betreft, op ge wapend. En op de heenreis heeft hij de wind zowat in de rug. Misschien gaat die tegen de avond wat liggen. De eerste, die hij in de Zevenbuurt op het erf ontmoet is Saalmink, die hem hartelijk de hand schudt. „Je bent laat, Jan. We hadden je al uitgedaan." Met een enkel woord verklaart Jan zijn laat-zijn, waar op Saalmink zegt„Ja, 't is wat met die griep. De kerk was vanmorgen halfvol." „Is Marie al beter?" vraagt Jan. „Het ergste is voorbij. Ze zit op. Maar slap, jo, slap, zij heeft stevig de koorts gehad. Bijna longontsteking, zie de dokter, maar 't is nog goed gegaan." „Nog meer zieken „Neen, de rest is gezond. Ga naar binnen, jongen." Vader Saalmink heeft geen woord te veel gezegd Marie zit in het vertrekje bij de kachel. Het is haar goed aan te zien, dat zij ziek is geweest. Haar blozende kleur is geheel verdwenen. Haar ogen staan nog dof. Slechts met een flauwe glimlach verwelkomt zij hem. En moeder Saal mink klaagt direct, dat zij het zo druk heeft, wat Jan eenvoudig niet begrijpen kan voor een gedoetje als dit. Het is een groot verschil met „tante" Konijnenbelt, die wel weet, wat zij te doen heeft, nu Sanne ziek is en de boer maar een half mens geen klacht komt over haar lippen. Zo geleidelijk aan komt het gesprek op dreef. Evert komt uit het dorp. Hij is naar de Knapenvereniging ge weest, deze winter voor 't laatst. Hij heeft de leeftijd voor de Jongelingsvereniging. Hij is vol verhalen. En Bet zorgt ook voor afwisseling. Anders zou het heel saai geweest zijn. Het sobere avondmaal verloopt als altijd. „Je moet méér eten, meid zegt Jan, als hij Marie ziet kieskauwen. „Het smaakt me nog niet", merkt zij op. „Dat komt wel. Volgende week ben ik weer de oude. Dan kom je toch (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1962 | | pagina 2