Uit de Gemeenten
Officiële Berichten
REVALBDA TIE
GEESTELIJKE VOLKSGEZONDHEID
LAAT VOORJAAR
ook bij het graf staan. Natuurlijk, zo
voor het oog is er veel treurigheid en
het spreekt vanzelf, dat er weemoed is
in het hart, als het leven brak en wij
onze geliefde doden uitdragen naar hun
laatste rustplaats.
Maar het is niet al triestheid. De
herfst is ook schoon. Heus, de vrucht
is toch altijd nog beter dan de bloesem.
Als het leven vrucht gedragen heeft, is
er winst.
Ook voor het natuurlijke leven. Dat
zie ik heus niet voorbij. Wij mogen
waarlijk wel een open oog hebben voor
Gods zegeningen in het tijdelijke leven.
Het is zo braaf niet, als wij in het leven
niets hebben opgebouwd. Als wij ons
slap hebben aangesteld, als het ons aan
ijver en werklust heeft ontbroken en wij
in het leven eigenlijk niets hebben be
reikt. Dat is een grote armoede.
Maar ook al zouden wij een zaak
hebben opgebouwd, die klinkt als een
klok, al laten wij straks onze kinderen
een aardig kapitaaltje na, maar het le
ven heeft geen vrucht gedragen voor
de eeuwigheid, dan is het nog alles ar
moede. Want in het sterven zal het ons
niet baten, daar wij 't al aan and'ren
overlaten.
Dan moet het leven vrucht gedragen
hebben voor de eeuwigheid. Dan moe
ten er tussen de kale takken de knop
pen zitten, waaruit het nieuwe leven
straks opbloeit.
Die in de Zoon gelooft, heeft eeuwig
leven. Dan zullen wij leven, ook al zijn
wij gestorven. Dan treuren wij over het
afvallend blad niet, want het nieuwe
leven zit er achter en het is niet tegen
te houden.
Dan leggen wij onze doden, die in
Jezus ontslapen zijn, daar neer als een
zaad der opstanding. Dan verwachten
wij de grote, nieuwe Dag, waarop het
nieuwe leven weer open breekt. Zo ze
ker als in de schepping, zal het in de
herschepping zijn.
Als Gods zon in de jongste dag stra
lend opgaat over deze wereld, dan
vangt het nieuwe leven aan.
K.-B.
v. d. L.
Nieuwerkerk.
Prinses Wilhelmina heengegaan.
Wie haar regering nog heeft meege
maakt, geheel of grotendeels, of wie de
geschiedenis der laatste 60 jaren kent,
denkt bij dit sterven Heil u, o land, welks
Koning een edele is (Pred. 10:17a).
Deze vorstin was een edele. Ook door
grote begaafdheid en door grote moed,
onder meer in de tweede wereldoorlog.
Maar zij was ook door godsvrucht ge
adeld. Dit waren gaven van God, aan haar,
geschonken. Maar wie zulk een vorstin
mag ontvangen, en bezitten, die is óók
door de Here bevoorrecht als volk.
Daarom Heil u, o land, welks Koning
een edele is Heil u, Nederland, welks
koningin zo begenadigd was Ja, ze heeft
van de Christus en van God getuigd. In
toespraken tot het leger, tot ons volk, te
genover de groten der aarde.
Zijn wij daar dankbaar voor als volk
En zullen wij te meer onze handen vouwen
voor ons Oranjehuis, opdat God zegene
en tot zegen stelle Dr. J. H. B.
Oosterland.
Voor de catechisantennazien in de
bijbel de vragen van les 29 4 en 5.
Voor de zieken en de ouden Gods na
bijheid toegewenst.
Voor hen die midden in het leven staan,
met hun drukke arbeid en gezinGods
kracht toegewenst.
Voor ons allen die genade, die God
het eerst heeft geopenbaard in het Paradijs,
Gen. 3:15, die wonderschone advents-
tekst, die, omsluierd nog, toch sprak van
het grote vrouwenzaad, Jezus Christus, die
zelf streed, en zijn volk doet strijden, vro
melijk, tegen de duivel en zijn ganse rijk,
naar de overwinning heen, die in principe
reeds behaald is. Dr. J. H. B.
KORT VERSLAG van de vergadering
van de Classis Zierikzee op woensdag
14 november 1962 in de Gereformeerde
Kerk, St. Domusstraat, te Zierikzee.
1. Namens de samenroepende kerk van
Bruinisse opent Ds. G. den Heeten de ver
gadering. Hij laat zingen Psalm 145 1 en
2, leest 1 Cor. 1 18 2 5 en gaat voor
in gebed.
2. De credentiebrieven worden nagezien
door de kerk van Haamstede en in orde
bevonden. Er zijn geen instructies.
3. In het moderamen nemen zitting Ds.
Q. Huyser, Praeses Ds. C. M. Boerma,
ScribaDs. G. den Heeten, Assessor
Br. J. M. de Waal, Actuarius.
4. De Praeses vermeldt de personalia.
De kerk van Scharendijke wordt, na de
opnieuw ondervonden teleurstelling, sterk
te en zegen toegewenst bij het beroepings-
werk. Besloten wordt Br. Berrevoets, we
gens zijn afscheid als koster van de kerk
van Zierik zee, een boekenbon en zijn echt
genote een plant aan te bieden. Dr. J. H.
Becker wordt geluk gewenst met de hem
verleende studietoelage en Ds. en Mevr.
Huyser ontvangen de gelukwensen van de
classis met de geboorte van hun dochter.
5. De notulen van de vorige vergadering
worden goedgekeurd en vastgesteld.
6. De Praeses doet mededeling van en
kele ingekomen stukken. Het rapport van
de commissie, die de opmerkingen van de
verschillende kerken over de door hen be
studeerde psalmen in de nieuwe berijming
in ontvangst moest nemen, wordt gelezen.
Er wordt een kort overzicht gegeven over
de opmerkingen van de verschillende ker
keraden. De algemene tendens daarin is,
dat de nieuwe berijming niet zo maar aan
vaard mag worden. Weliswaar zijn er
mooie dingen, maar toch ook bedenkingen.
Hier en daar is het taalgebruik te gewoon.
Ook exegetisch is er op sommige plaatsen
nog wel het een en ander aan te merken.
Dit rapport behoeft zo niet te worden
doorgestuurd aan de Generale Deputaten.
Het is immers niet de bedoeling, dat de
classis een uitspraak doet. Dit wordt van
de kerken afzonderlijk gevraagd. De clas
sis heeft alleen maar willen helpen bij het
bestuderen van de psalmen en dit rapport
is alleen een intern rapport voor de classis.
De kerken zullen hun rapporten over de
door hen bestudeerde psalmen rechtstreeks
naar Generale Deputaten zenden.
In een schorsing van de bespreking
neemt de Praeses namens de Classis af
scheid van Br. en Zr. Berrevoets en biedt
hun de genoemde cadeaux aan.
7. De begroting wordt vastgesteld.
8. Rapporten
a. Ds. Y. J. Tiemersma en Dr. J. H.
Becker brengen verslag uit over kerkvisi
tatie in Nieuwerkerk, Haamstede, Brou
wershaven en Zonnemaire. Ds. B. Went-
sel verwondert zich over de in het alge
meen niet al te beste bewaring van de
Misschien vraagt U zich af of een artikeltje over revalidatie eigenlijk wel
thuis hoort in deze rubriek. Immers, revalidatie wil eigenlijk niets anders
zeggen dan herwinnen van lichamelijke gezondheid, welke gezondheid
tijdelijk of misschien ook wel blijvend gestoord is. Een zuiver lichamelijke
aangelegenheid dus, stoornissen in de lichamelijke sfeer, die door physico-
therapeutische maatregelen opgeheven of verminderd kunnen worden.
Dagelijks stellen talloze artsen, physico-therapeuten, masseurs en heil-
gymnasten, geholpen door talrijk verder personeel en door allerlei, steeds
ingenieuser wordende hulpmiddelen, alles in het werk om verloren gegane
krachten weer te mobiliseren en te herwinnen, om verstijfde gewrichten
weer te doen functionneren enz. enz. Hierbij worden mooie, moedgevende
en verblijdende resultaten bereikt.
Het merkwaardige bij dit alles is echter, dat de te bereiken resultaten niet
in de allereerste plaats afhangen van de bekwaamheid der behandelende
artsen of de doeltreffendheid der gebruikte middelen, maar dat deze aller
eerst afhankelijk zijn van de geestelijke gesteldheid van de patiënt zelf.
Deze geestelijke gesteldheid is van primair belang bij elke revalidatie en
het is deze gesteldheid, die uiteindelijk bepalend zal zijn voor de te be
reiken resultaten.
Het is daarom, dat ik meen ook in dit hoekje iets over revalidatie te
moeten zeggen.
Iedereen, die door ziekte of ongeval wordt getroffen en daardoor öf tijde
lijk öf misschien ook wel blijvend lichamelijk letsel ondervindt, krijgt bij
dit lichamelijke letsel ook een geestelijk letsel, welk letsel, al naar gelang
van haar grootte, aan de getroffene zijn problemen stelt.
De huisvrouw, die door een gebroken been een paar maanden haar huis
houden niet kan besturen en de jongeman, door kinderverlamming ge
troffen, die zijn hele verdere leven het zonder het gebruik van beide benen
moet stellen, beiden krijgen door hun letsel een probleem te verwerken en
op te lossenBeiden zullen gerevalideerd moeten worden, maar succesvol
kan dit alleen maar gebeuren, wanneer beiden eerst hun probleem hebben
opgelost.
Wat kan dit dikwijls ontstellend moeilijk zijn, vooral wanneer, zoals b.v.
bij de jongeman, de revalidatie nooit geheel herstel kan beloven en in het
uitzicht stelt, doch alleen maar een zekere aanpassing.
Wat moet er veel strijd gestreden en veel leed geleden worden, voordat
men komt tot een aanvaarden van zijn blijvende handicap. Het zal veelal
een worstelend aanvaarden worden.
Het is niet alleen een geestelijke noodzaak, het is ook een practisch directe
voorwaarde voor een succesvolle revalidatie.
Wanneer men het niets" aanvaard heeft, zal het „iets" wat de revalidatie
brengen kan dankbaar ontvangen en uitgebuit kunnen worden. Alle wils
kracht, waarover men beschikt, zal dan niet verspild behoeven te worden
aan zelfbeklag en aan het oplossen van de gestelde problemen, maar komt
kerkelijke archieven. De Actuarius zal bij
de heer Hoekstra, Archivaris van onze
kerken, nagaan of er «en mogelijkheid is
belangrijke stukken centraal te bewaren.
b. Artikel 17, Emeritaatskas. Br. Zoeter
deelt mee, dat de begroting van de parti
culiere synode werd vastgesteld op
88.000,De classis Zierikzee moet
daarin 8% of 7040,bijdragen. Omdat
er nog een batig saldo is, kan met 7000,
worden volstaan.
c. Artikel 11, Hulpbehoevende kerken.
Dr. Becker deelt mee, dat de meeste ker
ken aan hun verplichtingen over 1962 vol
deden. De begroting over 1963 wordt in
gediend. De particuliere synode aanvaard
de een omslag van 11.000,Dat be
tekent voor de classis Zierikzee een be
drag van 880,Voor de classis wordt
over 1963 een bedrag van 1000,ge
raamd.
d. Ds. Boerma rapporteert namens de
putaten voor de classicale evangelisatie.
Alleen de kerk van Haamstede diende een
aanvraag in voor het strandpastoraat. Van
classis en provincie wordt een bedrag van
resp. 650,en 700,gevraagd. Het
volgend jaar kan in de kerken van de
classis voor de classicale evangelisatie met
twee collecten worden volstaan.
e. Ds. Boerma rapporteert vervolgens
over de zending. Er is een grote achter
stand in de collecten. Het quotum over het
le halfjaar 1963 zal vermoedelijk gelijk zijn
aan dat over het 2e halfjaar 1962. Ds.
Boerma doet verslag n.a.v. een enquête
onder de zendingscommissies over o.a. het
gebruik van de gebedsbrief, het lezen van
het zendingsblad, e.d. Volgens deze enquê
te heeft Zeeland naar verhouding weinig
gebedskringen, wordt over het algemeen dc
jeugd hier minder ingeschakeld dan in de
rest van het land, enz. Weliswaar wordt
de enquête met de nodige reserve bekeken,
maar deze gegevens kunnen toch ter waar
schuwing dienen. Ds. Tiemersma meent,
dat we een .eigen man", zoals vroeger Ds.
Merkelijn, missen. Ds. Boerma antwoordt,
dat het voor een levend contact inderdaad
beter zou zijn, wanneer we konden aan
wijzen, waar op het zendingsterrein ,,onze
man" zit. Daar wordt ook wel over ge
dacht. Een moeilijkheid is evenwel, dat er
op het zendingsterrein in Blora geen neder-
landse zendingsarbeiders meer zijn. Wc
lezen namen van mensen, die we eigenlijk
niet kennen. Ds. Tiemersma zou graag wil
len. dat de zendingsarbeiders een persoon
lijke binding kregen met bepaalde classes.
De vroegere binding aan terreinen zal wel
niet meer terug kunnen komen, maar het
moet toch wel mogelijk zijn, dat we door
iemand speciaal met zijn of haar werk op
de hoogte worden gehouden.
FEUILLETON
door
HUGO KINGMANS
14)
Zij is op de hoogte Jan heeft wel eens vaag ietwat in
die geest uitgelaten. Maar dat behoeft toch niet idereen
te weten Hoe komt nu dat „stukje neef" er achter
„Hij beweert het van zijn moeder te weten. En die
komt wel eens bij vrouw, ja, hoe heet dat meisje ook
Is het niet Saalmink en als Sanne knikt - „juist,
Saalmink, ik weet het al. Nou die moeder moet het ver
teld hebben. Maar, ik wil de zegsman niet wezen, hoor."
„Vertel het maar niet verder, Klaas", meent Sanne.
,,Ik geloof er niet veel van. Nou ja, Marie zal er wel tegen
op zien, maar wie zou dat niet Maar daarom ga je wel
mee, als het eenmaal zover is."
„Het is best mogelijk, dat men zeer overdreven heeft",
peinst Ter Avest hardop. „Maar ik vind het toch vreemd
dat Jan zo vervelend is. Zo is hij nooit. Je moet eens op
hem letten."
Sanne schaterlacht.
„Ben je mal'k Heb wel wat anders te doen. Hij kan
ook wel voor zichzelf zorgen, hoor. Ik ben zijn moeder
niet."
„Allicht niet", meent de arbeider droogweg. „Maar zijn
vrouw kon je wel zijn. Waarom is dat eigenlijk niet zo
Jullie kennen mekaar al zo lang. En dan gaat hij helemaal
naar de Zevenbuurt een meid opzoeken, terwijl hier..."
Sanne, die haar blos niet wil tonen, heeft zich bij de
eerste woorden omgewend en verdwijnt dan plotseling,
nog zeggend „Je hebt zeker niet veel te doen en bent
om een praatje verlegen Ttjuus, hoor."
Klaas ter Avest haalt de schouders op, terwijl hij zich
naar de schuur begeeft. Dat vrouwvolk, je kunt er niet
bij. Nou meent hij het zo goed. Een paar weken geleden
heeft hij nog tot zijn vrouw gezegd„Ik begrijp die Jan
Stelmaker niet. Sanne is een goeie, struise meid, met een
paar flinke handen aan het lijf. En geen onknap snoetje.
Dat-ie met haar niet trouwt. Nu moet hij telkens naar
de Zevenbuurt sjouwen."
Sanne heeft haar hersens, die ver van stomp zijn, niet
bij het werk. Wat is er nu waar van dat geklets van
Ter Avest? Zij heeft verleden week niets bijzonders aan
Jan gemerkt. Hij was gewoon. En zondag is hij niet bij
Marie geweest. Dus kunnen ze ook geen ruzie gehad heb
ben. Toch is er gekletst. Die neef van Ter Avest weet er
iets van. Helemaal ongelijk heeft hij niet. Hoewel zij,
lachend, heeft verzekerd, dat zij er niet aan denkt, op
hem te letten, doet zij het wèl, als zij aan de avondtafel
zitten. Het valt niet te ontkennen, dat hij bijzonder stil is,
al is hij niet onvriendelijk. Zij tracht hem in het gesprek
te betrekken, maar het lukt haar niet. In zijn voorhoofd
zitten rimpels die heeft zij er nog nooit gezien. Ja, hij
hééft wat, hij móét wat hebben. Anders praatte hij over
Zwolle. Nu niet. Zou hij er wel geweest zijn Misschien
is hij naar de Zevenbuurt gegaan en dan zou te verklaren
zijn, datMaar neen, dat is niet zo. Want de boer
vertelt opeens, dat hij in de krant over de Spaanse griep
gelezen heeft. „Zijn er in Zwolle ook al zieken, Jan?"
„Het wordt beweerd. Mijn tante zegt, dat de dokters
er de handen vol hebben. Thuis lag mijn zuster Lien ziek."
Méér antwoordt Jan niet. Maar nu weet Sanne, dat hij
in Zwolle is geweest. Was daar dan iets niet in orde
Want dat hij wat hééft, staat voor haar vast. Zó is hij
nooit.
Die avond ziet zij hem niet meer. Hij gaat vroeg naar
bed, maar niet om direct te gaan slapen. Hij neemt een
boek over Canada, dat hij reeds dóórgelezen heeft, maar
opnieuw inkijkt. Hij wil zoveel mogelijk van dat land we
ten. Want zijn plan staat vast. Hij kan ook de handen
vouwen en God bidden om wijsheid in de moeilijkheden,
die hij met Marie voorziet. Hij weet zeker in Gods weg
te zijn, als hij naar Canada gaat.
Sanne observeert hem de volgende dagen nauwkeurig.
Hij wordt wel wat spraakzamer, maar is toch niet de oude.
Waarom doe ik dit Waarom bemoei ik mij er mee
vraagt zij zich af. Wat heb ik er mee te maken En dan
is daar diep in haar hart het antwoord dat weet je wel,
Sanne, je hebt nu eenmaal bijzondere belangstelling voor
Jan StelmakerMaar weet wel, meisje, dat een ander
de uitverkorene van zijn hart is.
Over Canada wordt op de boerderij niet gerept. Maan
dag heeft Jan even met de boer alleen gepraat en hem de
mening van zijn oom vertelt. Hij heeft ook gezegd, dat
het voor hem nu zo wat vaststaat, dat hij ongehuwd ver
trekt, om daarna verder te zien. Hij wil er alleen nog met
Marie over spreken.
Maar alvorens hij daar heen gaat vindt hij het gewenst,
een onderhoud met dominee Zelleven te hebben en diens
advies in te winnen.
Donderdagsavonds trekt hij de stoute schoenen aan en
wordt vriendelijk aan de pastorie ontvangen, zoals altijd
en zoals ieder er welkom is. Dat is hier geen frase.
„Ik vind het prettig, dat je mij gezelschap komt houden,
Stelmaker. Mijn vrouw gaat zo straks naar de vrouwen
vereniging."
Dat komt Jan prachtig uit. Anders had hij een apart
onderhoud moeten vragen.
„Je komt natuurlijk praten over Canada", zegt Ds. Zel
leven met een fijn lachje. „Moet ik nu uitmaken, of je
zult gaan of niet Dat is een grote verantwoordelijkheid
op de schouders van je oude dominee leggen, jongen."
„Maar nu vergist u zich. Over Canada zelf kom ik niet
praten, dominee. Ik ga er heen. Maar er is nu een andere
moeilijkheid. En daarover wil ik graag uw mening weten."
„Zo. Kom op, Stelmaker."
De opgewektheid van dominee Zelleven verdwijnt even,
als Jan aan het praten slaat en de predikant, zonder de
spreker in de rede te vallen, verneemt wat er feitelijk aan
de hand is. Zo iets heeft hij in 't geheel niet verwacht.
Als Jan is uitgesproken, is er even stilte.
„En wat wou je nu van mij, Stelmaker vraagt de
dominee.
„Jaja", hakkelt Jan. „Hoe u daarover wel denkt.
Wat raadt u mij te doen
(Wordt vervolgd)