eeuwóe Z^erkbode EEN voorzichtige SCHATTING van EEN PREDIKANT 7 DECEMBER 1962 17e JAARGANG No. 23 „Ik worstel en ontkom" OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND Redacteur: Ds. W. C. van Hattem, Herengracht 15, Terneuzen, Telefoon (0 1150) 22 48 MedewerkersJ. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Cxaene, Baarland Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. A. Koning, WoerdenDr. P. C. Kraan, Vlissingen Ds. J. v. d. Leek, Kapelle Ds. P. van Til, Middelburg Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo Ds. B. Wentsel, Brouwershaven Mej. F. A. Groot Nibbelink, Grijpskerke Mevrouw C. van Zwedenvan Alkemade, Middelburg. Abonnementsprijs 3,per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 12 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 12 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 22 80 „CHRISTUS VOOR ALLES'' IN MEMORIAM WILHELMINA Prinses der Nederlanden Met diepe ontroering heeft het Nederlandse volk het bericht van het over lijden van Prinses Wilhelmina vernomen. Van Haar, die zo lange jaren de kroon der Nederlanden droeg, doch daarin meer wilde zijn en was, dan alleen maar de draagster der koninklijke kroon. Wij hebben haar leren kennen als een mens, een moeder, die ten nauwste verbonden was met haar volk, die lief en leed met ons deelde, doortrokken van een ware bewogenheid en barmhartigheid. Gedrongen door de liefde van Christus. Wiens belijdenis Haar dierbaar was. heeft zij als een Moeder des Vaderlands temidden van ons verkeerd en tot in Haar hoge ouderdom als een ware moeder, die het heil van haar kinderen zoekt op Haar Heiland gewezen. Zo schreef zij nog Pasen van dit jaar een kleine brochure over de verbondenheid in Christus van allen, die in Hem geloven*) en eindigde Zij deze: ,,Want Christus zegt ..Ik en de Vader zijn Eén" Johannes 10 30 ..Die Mij gezien heeft, die heeft de Vader gezien" Johannes 14:9, Zo gaan wij Gods werkelijkheid zien. Christus doet ons zien dat de mens, ondanks al zijn fouten en tekort komingen, Gods kind blijft, door de verlossende kracht van Christus, die iedere diepte van verlorenheid door Zijn Liefde herschept in de hoogte van het kindschap van God. Ik besluit met de bede, dat de zegen en de kracht van de Opstanding levende werkelijkheid worde in ons hart en in ons bestaan". Het is diezelfde kracht der Opstanding, die ons in deze voor ons Ko ninklijk Gezin en ons volk zo droeve dagen vertroost met de woorden van Hem, die de Opstanding en het Leven is ..Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven" Johannes 11 25. v. H. Verbondenheid", uitg. W. ten Have N.V., Amsterdam. Naar aanleiding van het verschijnen van de statistiekcijfers over 1961 heb ben wij in een vorig nummer van de Kerkbode er onze vreugde over uitge sproken, dat nu eindelijk afgerekend kan worden met de fabel, dat meer doopleden onze kerken verlieten, dan dat er doopleden uit andere kerken tot de Geref. Kerken overkwamen. Het bleek immers, dat er van de 2524 in dat jaar ingeschreven belijdende leden er niet minder dan 914 doopleden waren van andere kerken, die in de Geref. Kerken belijdenis des geloofs aflegden. Hierdoor kwamen we in het grensver keer tot een positief doopleden saldo van 441 en wil men daarbij nog de 208 uit de rubriek ,,geen lid" tellen, die als dooplid werden ingeschreven zoals de heer Fidder doet in het Centraal Weekblad dan komt men zelfs tot een positief saldo van 649. Nu kan men van mening verschillen of men deze 208 er wel of niet bij mag tellen, feit is, dat bij de 1691 doopleden, die onze kerken verlieten ook een aan tal (326) overgingen tot ,,geen kerk". Rekent men de 208 uit ,,geen kerk" er dus niet bij, dan zou men met betrek king tot het grensverkeer met de andere kerken die 326 die tot ,,geen kerk" overgingen ook van de 1691 moeten af trekken om een volkomen zuiver beeld ten aanzien van dit grensverkeer met andere kerken te verkrijgen. We komen dan tot de volgende cij fers in 1961 vroegen 2132 doopleden van andere kerken toegang tot de Ge reformeerde Kerken en verlieten 1365 doopleden onze kerken met bestemming andere kerken, maar dan is het positieve saldo geen 441 en zelfs geen 649, maar zelfs 767! In het voorgaande artikel wezen wij op de zinsnede uit de bij de statistiek gegeven toelichting, waarin de volgende zinsnede voorkwam .Indien men wat dieper graaft en wil weten waarom de aanwas van doople den nog altijd door het verlies wordt overtroffen, dan trekken vooral de Ned. Herv. Kerk 293) en de rubriek ,,geen kerk" de aandacht". Op grond van het feit, dat een groot aantal doopleden uit andere kerken ech ter in de Gereformeerde Kerken belijde nis aflegt, verklaarden wij het niet met deze toelichting eens te kunnen zijn voordat de cijfers op tafel gelegd wer den waaruit bleek, dat er inderdaad meer Geref. doopleden Hervormd wer den dan omgekeerd. Helaas zijn deze cijfers niet beschikbaar en kan men niet een precieze uitspraak doen. Toch zijn er ook dit jaar weer scribenten geweest, die met voorbijgaan van het feit, dat van de 2524, die als belijdende leden werden ingeschreven er 914 doopleden waren, in navolging van de toelichting de 618 die als dooplid vanuit de Ned. Herv. Kerk ingeschreven werden af trokken van de 911 gereformeerde doop leden, die Hervormd werden. Waarna dan natuurlijk direct de vragen gaan rijzen naar de oorzaken van dit inder daad nogal grote verschil. De vraag blijft echter klemmen of dit verschil nu werkelijk zo groot is. Wan neer wij ontdekken, dat van de 2524 belijdende leden er 1084 werkelijk be lijdende leden in een andere kerk wa ren, 914 dooplid waren en 526 geen lid, dan zien we dat met aftrek van die 526 ..geen lid", bijna de helft van hen, die uit andere kerken als belijdend lid wer den toegelaten dooplid was. Om precies te zijn 54 was werkelijk belijdend lid van een andere kerk en 46 °/c was doop lid. Gaan we nu volgens de wet van het gemiddelde deze percentagecijfers toe passen op de tabel herkomst en vertrek, dan krijgen we het volgende beeld Uit de Ned. Herv. Kerk werden 1151 belijdende leden ingeschreven. Indien hiervan volgens bovengenoemde wet slechts 54 werkelijke belijdende wa ren en 46 doopleden, dan zouden er dus geen 1151 hervormde belijdende le den tot onze kerken zijn overgekomen, maar 54 van 1151 - 622. Trekken wij hiervan het aantal belijdende leden af dat de Geref. Kerken verliet voor de Hervormde Kerk (486). dan blijft een positief saldo over van 136. Volgens de kolom werden vervolgens uit de Ned. Herv. Kerk 618 doopleden toegelaten als dooplid, dit getal moet nu echter vermeerderd worden met het aan tal hervormde doopleden, dat belijdenis in de Geref. Kerken aflegde, dus met 46% van 1151 529. Totaal aantal hervormde doopleden dat toelating tot de Gereformeerde Kerken vroeg wordt dan 618 529 1147, dit verminderd met de gereformeerde doopleden, die naar de Herv. Kerk overgingen (911) geeft een positief saldo van 236. Natuurlijk geven bovenstaande cij fers daar zij volgens de wet van het gemiddelde berekend zijn -geen zui ver beeld, doch naar wij aannemen wel een zuiverder beeld. v. H. KERKBODE REDACTEUREN BIEDEN ONTSLAG AAN Twee van de drie redacteuren van de Leidse Kerkbode, t.w. de heer A. Middeldorp en dr. G. Th. Rothuizen, hebben blijkens een publicatie hunner zijds in deze kerkbode midden novem ber hun ontslag als redacteur aangebo den. Naar de motieven voor deze ont slagaanvrage kunnen wij slechts gissen. Het lijkt ons anders niet teveel bezijden de waarheid, wanneer deze beide broe ders gezwicht zijn voor de reacties, die gekomen zijn óp verschillende artikelen van hun hand. Nu kunnen wij ons indenken dat ze ker niet iedereen de visie van deze broe ders deelt, vooral niet wanneer zij en dit vaak op felle wijze van leer trok ken tegen bepaalde zaken, of de moed hadden om vraagtekens te zetten, waar het merendeel van ons uitroeptekens plaatst. Dat zij daarbij wel eens de plank missloegen behoeft geen verwon dering te wekken. Ook in het redac teurschap van een kerkbode geldt ,,wij kennen ten dele". Juist in dat ten dele kennen, waren hun artikelen een heilzaam correctief op een teveel in een zwart-wit schema re deneren. We denken hierbij met name aan wat zij beiden geschreven hebben over het vraagstuk van oorlog en vrede en de bewapening, waarin zij geenszins afbreuk deden aan de noodzaak van de bewapening, maar toch vraagtekens stelden bij het al te gemakkelijk en van zelfsprekend aanvaarden daarvan. Het feit, dat op dezelfde fundamen ten des geloofs en dat binnen de ene gereformeerde belijdenis verschillende visies op een practische uitwerking daarvan mogelijk zijn behoort tot de rijkdom van ons gereformeerde leven. Wanneer er echter ten aanzien van verschillende zaken geen vraagtekens meer geplaatst mogen worden, dan zou dat betekenen, dat ten aanzien van die zaken slechts één visie recht van be staan heeft, m.a.w., dat we duidelijk uit de Schrift kunnen aflezen hoe we in dezen te handelen hebben. Voorzover ons bekend hebben beide broeders ech ter geen enkel vraagteken geplaatst bij zaken, die in het licht van de Schrift ondiscutabel zouden zijn. Zolang het MEDEDELING AAN DE SCRIBA'S In verband met de tijdige opname van de predikbeurten worden de scriba's der kerken vriendelijk ver zocht om deze opgaven direct naar de uitgever van de Kerkbode te zen den en niet aan de redactie. Het zelfde geldt voor de officiële stukken der classes en de verslagen van deze vergaderingen. zaken betreft, die onder ons geen vol doende zekerheid hebben, en waar we wellicht wel eens te gauw een zekerheid scheppen, daar is het heilzaam om ook andere stemmen te horen. Pérsoonlijk achten wij het dan ook een symptoom van zeer bedenkelijke aard, wanneer een gelijkgeschakelde" pers een koe koek-één-zang laat horen. Juist waar we als kerken pas aan het begin van de doordenking van verschillende pro blemen staan, en waar dan aan dit be gin verschillende stemmen gaan zwij gen, daar komt het nooit tot een eerlijk doordenken en doorspreken van deze zaken. Daarom spijt het ons zeer dat deze beide redacteuren hun ontslag heb ben aangeboden en eindigen wij met de dank uit te spreken voor het feit, dat zij ons en met ons ook vele anderen er voor bewaard hebben om al te mak kelijk ..natuurlijk" te zeggen èn voor het feit, dat zij eerlijk soms moeilijk te verteerbare vragen in ons midden hebben neergelegd. v. H. NIEUWE PSALMBERIJMING Naar ons wordt meegedeeld heeft het moderamen van de synode der i Gereformeerde Kerken de termijn voor inzending van critiek op de „Proeve van een nieuwe psalmberij ming", die aanvankelijk gesteld was op uiterlijk 1 januari 1963 met drie maanden verlengd, zodat deze ter- mijn thans geworden is uiterlijk i 1 april 1963. i Het adres van de deputaten voor de psalmberijming, aan wie op- en aan merkingen moeten worden gestuurd J j. isDr. P. G. Kunst, Victorieplein 31a te Amsterdam. UIT HET DAGBOEK Maandagavond. Vandaag weer bij het graf gestaan, 't Was niet een leven, in de knop gebroken, maar een leven, dat zich tot volle rijpheid had ontplooid. En toch ontroert het graf mij altijd. Vreemd is dat, want eigenlijk is er niets gewoner. Elke dag worden er graven gedolven en overal ter wereld. Wij zou den het dan eigenlijk heel gewoon moe ten vinden, maar dat doen wij toch niet. Het graf blijft ons altijd vreemd, wij raken er nooit mee verzoend. Op een stille herfstdag hebben wij onze broeder ten grave gedragen. Nee, gelukkig niet een jong, geknakt leven. Dit leven was volgroeid en had zich ten volle kunnen ontplooien. Hij mocht, naar het woord der Schrift, zijn kinde ren en kleinkinderen zien, hij mocht een zaak opbouwen en hij heeft het geloof behouden en zo was er ook veel. om voor te danken. Maar toch was het ook weer zo triest. Als dan het hoogtepunt bereikt is en wij van de vrucht van onze arbeid le ven kunnen, dan komt ook het einde, dan komt de dood en snijdt het leven af. Dan vergaat alle schoonheid en keert de mens weer terug tot het stof. Deze miezerige herfstdag was er een beeld van. In de oprijlaan naar het graf toe lag een dikke laag afgevallen blade ren, die wij onder de voet vertrapten. Dat was het blad. waar wij in de lente zo blij tegen aan hadden gekeken. Toen was het de juichende, stralende lente. die ons spreekt van het jonge, ontlui kende leven, maar nu was alle heerlijk heid weg. Het waren kale, naakte tak ken, daar boven ons hoofd en wat die takken in het voorjaar als een juichende kroon hadden gedragen, was nu ge worden tot slijk, waarin onze'voet bijna uitgleed. Zo vergaat alle schoonheid, ook van het mensenleven. De stralende, blijde jeugd wordt straks ouderdom en dan is het met de heerlijkheid gedaan. Dan vergaat de mens tot stof en keert hij weer tot zijn aarde, waaruit hij geno men is. Maar toch is de herfst ook weer zo triest niet, als het lijkt. Tot op zekere hoogte kan ik zelfs de herfst nog beter waarderen dan de lente. Want hoe blij de meimaand ook is en hoe het dan al les ook spreekt van de belofte van het nieuwe, jonge leven, het is toch nog niet meer dan belofte. En ik vind de vrucht toch altijd nog mooier dan de bloesem. Wie dicht bij de natuur leeft, weet ook wel, dat die kale takken levende takken zijn. Als wij goed toezien, zien wij nu al de knoppen zitten, die straks, als de zon weer klimt, open zullen bre ken en dan is het jonge leven er weer. Dan beleven wij weer onze stralende meidagen, dan bloeit het weer en juicht het weer en lachten wij het jonge leven weer toe. Zo mogen wij als christelijke kerk

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1962 | | pagina 1