eeuwóe 3£erkhocle r vJ Bezinning gevraagd EEN KONINKLIJK WOORD DE MARIALEER BIJ ROME 1 OP 3 12 OKTOBER 1962 17e JAARGANG No. 15 „Ik worstel cn ontkom" OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND Redacteur: Ds. W. C. van Hattem, Herengracht 15, Terneuzen, Telefoon (0 1150) 22 48 Medewerkers J. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene, Baarland Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. A. Koning, Woerden Dr. P. C. Kraan, Vlissingen Ds. J. v. d. Leek, Kapelle Ds. P. van Til, Middelburg Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo Ds. B. Wentsel, Brouwershaven Mej. F. A. Groot Nibbelink, Grijpskerke Mevrouw C. van Zwedenvan Alkemade, Middelburg. Abonnementsprijs 3,per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 12 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 12 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 22 80 (2) Op uitnodiging van de deputaten Brabant-Limburg ben ik enkele tijd ge leden te Swalmen naar een conferentie geweest, 'n Cisterciëner monnik kwam daar spreken over het leven van de kloosterling. Nadien sprak ds. de Vries van Eindhoven over ,,het gebed". Uit de bespreking die er op deze twee re feraten volgde, bleek al duidelijk de ,,gans andere" levensinhoud van het rooms-katholieke en van het reformato rische denken. Zeer typerend antwoor- de pater Thomas, die het referaat hield, dat dit leven 'n andere levensvisie zich ook in leer en leven lieten gelden. Men vroeg hem b.v. of hij zijn manier van leven uit de Bijbel kon verrechtvaardi gen, waarop hij antwoordde „Neen, maar dat is ook voor ons rooms-katho- lieken niet nodig, naast de Bijbel heb ben wij nog andere bronnen die onze levensinhoud bepalen". Meteen hebben we daar ook, geachte lezers, de bron waaruit Rome haar Maria-leer heeft gedistilleerd. Rome's leer is voor alles, hoe men het ook be ziet, op 'n humanistische grondslag ge schoeid. Niet voor niets hebben al haar theologanten gedurende twee jaar wijs begeerte gestudeerd. Daar, in die stu die, werd de grondslag gelegd van het humanistische denken die de roomse theologie doorstraalt. Op dat humanis tische denken is dan ook de „zelfheili ging van de roomse kerkmens geba seerd. Dat is ook de basis waarop Rome haar Maria-leer heeft gegrondvest. Het is tenslotte het woord van Maria „Zie de dienstmaagd des Herenmij ge schiede naar Uw woord" die Rome er toe gebracht heeft haar Maria-leer zo op te zetten zoals zij er nu uit ziet. Want Rome heeft, met haar humanis tische grondslag, hierin de genade on derschat en de mens overschat. Ze heeft Maria dit antwoord doen geven van uit zichzelf, en niet van uit de Hei lige Geest die in Maria handelde. Op deze basis verder redenerend is ze tot de conclusie gekomen dat Maria, als mens, medegewerkt heeft aan onze verlossing. Ze heeft van uit deze stel ling de andere stelling, dat Maria zon der zonde geboren is, afgeleid. Want als wij nagaan waarom Rome de onbe vlekt ontvangenis van Maria tot dog ma heeft verheven, dan is het klaar en duidelijk, dat ze dit gedaan heeft om zo Maria als mens nog meer te eren. Het was immers veel mooier als Maria als 'n mens die nooit een ogenblik on der de zonde geleefd had, haar jawoord uitsprak, dan dat ze dit zou gedaan hebben als zondig mens. Even heeft men hier met de grote moeilijkheid ge zeten dat wij, van uit de bijbel gezien, toch allen als door Christus verlost zijnde, moeten worden beschouwd. Dat was ook de reden waarom Thomas, een van hun grote theologen uit de middeleeuwen, de onbevlekt ontvange nis van Maria verwierp. Toch heeft men gemeend hier 'n oplossing te heb ben gevonden. Men beschouwt het nl. zo dat Maria op 'n speciale manier door Christus is vrijgekocht, nl. vóór dat ze geboren was. Dat men met zo'n theorie 'n gevaar lijke weg opgaat ziet Rome ook wel. Ze kan echter van uit haar ander prin ciep, dat de mens zichzelf moet heiligen, niets anders dan deze conclusie trekken. Misschien zal men nu van rooms- katholieke zijde zeggen dat ik, door het humanisme als grondslag van de Ma ria-leer te nemen, de zaken ietwat ver keerd voorstel. Wij leren toch ook, zo hoor ik een r.k. theoloog zeggen, dat de mens uit genade omgevormd wordt tot de nieuwe mens. Mijn vraag is ech ter in hoever laat Rome, ook in haar Maria-leer, de genade recht wederva ren, en in hoever handhaaft ze de hu manistische grondslag in deze leer Dat zal dan het onderwerp zijn voor de volgende keer. M. V. J. d. C. Op verzoek van H.K.H. Prinses Wil- helmina roept het Verbond van Veilig Verkeer ieder jaar ons volk op zich één dag te bezinnen op wat genoemd wordt de nationale ramp der verkeersonveilig heid. Voor dit jaar is deze dag vastge steld op woensdag 17 oktober a.s. Wanneer van een nationale ramp ge sproken wordt, dan is dat zeker niet overdreven, want ieder jaar weer neemt het aantal ongevallen op de weg toe vergeleken met het jaar daarvoor. Het aantal ongevallen, doden en gewonden stijgt jaarlijks. En we zijn er niet mee af om te zeggen nu ja de verkeers- frequentie neemt dagelijks toe, dus is het logisch dat het aantal ongevallen ook stijgt. Niet alleen maar is dit een drogrede (want vergeleken met de jaren 1957, 58 en '59 is het aantal verkeers ongevallen in de jaren '60 en '61 ver houdingsgewijs toegenomen, d.w.z. het aantal ongevallen is sterker gestegen dan de intensiviteit van het verkeer toe nam), maar ook loopt men op deze wijze als het ware schouderophalend voorbij aan het Goddelijk gebod „Gij zult niet doden". Niet ten onrechte spreekt immers hier onze catechismus van een „niet kwetsen of moedwillig in enig gevaar begeven". In gehoorzaamheid aan Gods gebod en naar de positieve uitleg daarvan in ons leerboek (vr. antw. 107) is het daarom goed, dat wij ons niet slechts één dag per jaar op de verkeersonveiligheid be zinnen, maar ons dagelijks afvragen wat kan ik doen om het 'verkeer veiliger te maken Ook dit is een goddelijke eis. v. H. Een vreemd opschrift dat stellig om toelichting vraagt. Stel u gerust lezer ik ga u niet met cabbalistisch-Joodse casuïstiek lastig vallen. U zou dan trouwens waarschijnlijk niet verder le zen. Evenmin ben ik van plan met ge tallen symboliek te spelen, hoezeer ook in onze kringen op heden getallen spre kende getuigen van allerlei bewust- woordingen en strevingen zijn. Denk maar om de cijfers: 16, 18, 64 en 31. 16-mensen die tot oude jaar niet zullen roken dan de bekende 18 en 64, ten slotte de 3Iers. Hieraan denk ik echter niet, ik bedoel iets anders. Laat ik eerst zeggen mogen wat me tot dit zonderlinge opsi. »ft heeft ge bracht. Uit de krant en per radio heb ik vernomen, dat het aantal autobezit ters in ons land 1 op 3 is. Ongeveer tegelijkertijd, kwam me te ore dat het aantal gezinnen in Amsterdam waar men een Bijbel bezit ook 1 op 3 is. Nu zal ik niet op speculatief-filosofi- sche wijze een oorzakelijk verband zoe ken tussen dit merkwaardige samen treffen van 1 op 3 bij beiden, ofschoon ik zo in mijn achterhoofd de gedachte heb dat er meer verband tussen het wél bezitten van een auto en het niet be zitten van een Bijbel is dan men op het eerste vernemen van deze verhouding zou denken. Er zullen genoeg auto-bezitters zijn die een wagen prefereren boven een boek de auto verkiezen boven de Bij bel. En van hen die een Bijbel in huis hebben zullen velen ook auto rijden, of er graag een willen bezitten. Ook kan er dit kwaad wel zijn dat men zijn hart meer op zijn auto zet dan op zijn Bijbel, hetgeen dan doet denken aan Jezus' woord omtrent het oog of de hand die ons oorzaak van ergernis zouden geven en het dan uitrukken, dat oog namelijk en die hand afhouwen, zo ook die auto prijs te moeten geven. Er zijn van die auto-maniakken stellig geen heer in het verkeer van wie men rustig kan zeggen waar hun auto-schat is daar is hun hart. Ik hoop nu maar dat nie mand meent dat ik iets tegen auto's heb, want voor auto-bezit kunt u nog vele andere dingen lezen. Intussen zou ik niet graag generali seren en menen dat het derde deel van onze bevolking dat een auto rijk is tot de geestelijke armoe van het Bijbel-ge- mis is vervallen. Sta me echter toe dat ik wel nog even verder filosofeer over dat 1 op 3. Men weet nooit te voren waar je gedachten uitkomen als men ze de vrije loop laat. Zo ging het me hierbij ook. Eén op drie. In Openb. 8 8 lezen we dat de tweede engel de bazuin blies met het ontzettende gevolg van een ge weldige catastrofe in de schepping het derde deel van de zee werd bloed het derde deel van de schepselen in de zee, die leven hadden, stierf, en het derde deel van de schepen verging. Vers 12 zet de beschrijving van de catastrofe voort. De vierde engel blies de bazuin en het derde deel van de zon werd getroffen het derde deel van de maan en het derde deel van de sterren, zodat het derde deel daarvan verduis terd werd en de dag voor het derde deel geen licht had en de nacht desge lijks. Onvoorstelbaar Allerlei verwoes tingen, maar en let daarop alles naar een schaal van één op drie Zie eens, zo dacht ik, zou dit ook iets te maken hebben met dat al of niet be zitten van een Bijbel Ik meen van wel, want waar moet dat tenslotte op uit lopen als de mens het Woord Gods niet meer heeft en niet meer raadpleegt? Dan mist hij de lamp voor zijn voet en het licht op zijn pad. Dan worden alle lichten gedoofd en rijdt hij in duistere nacht en de koplampen van zijn auto redden hem daarbij niet. Zij baten hier bij niet. Bijbelbezit van één op drie is inder daad catastrofaal, schrikaanjagend ge noeg. 't Is op zichzelf een verschrikking die tot een volgende verschrikking leidt. (Réde gehouden door H.M. Koningin Juliana ter gelegenheid van de Nationale Be3 inningsdag op 12 oktober 1960.) Alle verkeer neemt toe, alle middelen van vervoer nemen toe. Het aantal onge lukken wordt voortdurend groter en de strijd daartegen wordt intenser. Wat van dit alles neemt het sterkste toe Op 'het ogenblik komen de ongelukken flink opzetten in dit vreselijke gevecht om de weg. In de laatste vijf jaren bij elkaar zijn er door verkeersongevallen uit ons midden door de dood heengegaan meer dan achtduizend personen. Dat is een getal, gelijk aan heel de bevolking van Bolsward. En ernstig gewond werden daarbij ruim honderddertienduizend mensen, een aantal ongeveer gelijk aan heel de bevolking van Arnhem of Breda. Daarbij is 1960 nog niet inbegrepen, maar dit zal waarschijnlijk een bijzonder zwart jaar blijken te zijn. Om met Vondel te spreken Wie zal d' ellende en 't jammer noemen. Want wie zal ooit beschrijven wat er op de weg gebeurd is wat er omgegaan is in alle mensen die bij een ongeluk betrokken zijn geweest en in het bijzonder in hen, die het ons niet meer navertellen Sommigen zijn bij verrassing door de dood overvallen, anderen hebben zichzelf niet geteld en hun leven gegeven om een kind, of een mens, te redden. Wij denken aan het ontzaglijke leed dat in zoveel levens ontstond. Ook denken we aan het afschuwelijke zelfverwijt, waarmee sommigen moeten verder leven, omdat ze het instrument zijn geworden om het leven van een ander te be ëindigen of te ruïneren. Ja, wij zijn op de wereld om elkaar bij te staan en wij willen ons ook graag verantwoordelijke wezens voelen. Dan moeten wij toch niet vergeten wat de prijs kan zijn voor het zich laten verleiden tot onsportieve dingen, zoals bij voorbeeld een weliswaar heerlijk gevoel van snelheid te hebben maar daar waar dat niet verantwoord is of een record te halen op de weg wat toch nooit zuiver is omdat de weg geen circuit is, of te grote haast hebben wie gauw wil aankomen kan trachten wat eerder op pad te gaan of ook een eigenwijs niet meespelen met de algemene spelregels van het verkeer. Bovendien is het altijd onverstandig, zichzelf te overschatten of zijn auto of motor of bromfiets, of om zo maar aan te nemen dat alle anderen goed rijden en wel verstandig en voorzichtig zijn. Sportief is anderen respecteren. Het is eigenlijk alleen maar sportief, om onderweg steeds de anderen te respec teren, ook in hun tekortkomingen en om zich geheel op het verkeer te concen treren en om ook niet op weg te gaan, tenzij men voelt dat men dat kan doen. Het is ook dom, alleen op zijn rechten te staan. De weggebruiker heeft zeer zeker zijn rechten en zijn plichten, maar hij komt slecht terecht, als hij alleen aan zijn eigen recht denktzijn plichten zijn immers hetzelfde als de rechten van de anderen. Het is altijd in het leven het beste om de wijste partij te zijn, speciaal waar er risico in het spel is. Want, wat moet men in de eerste plaats handhaven zijn recht, of zijn leven, plus dat van anderen Als men de wijste partij en dus eigen recht niet boven alles heeft ge kozen, dan blijft men van schuldgevoel gevrijwaard en kan men bovendien nog vaak de fouten van anderen opvangen. Dat geeft een beter soort voldoening dan een onzuiver wegrecord. De grote weg lijkt bij uitstek de plaats, waar men sportief zou moeten zijn. Rijden met auto, motor of bromfiets is immers een heerlijke sport met zijn eigen moeilijkheden, die opgelost moeten en met zijn eigen eer, die er mee behaald kan worden. Waarom dan is men op de weg zo vaak niet sportief? Als men aan de aan tallen verkeersongelukken afleest, hoe er in een land gereden wordt, dan spijt het mij ontzaglijk te zien, dat Nederland niet tot de kopgroep der besten be hoort en zelfs nog" wel een eind daarachter aan komt. Als de beschaving van een land ergens uit zou kunnen blijken, dan zou het toch wel zijn uit het gedrag op de weg. Hier nu blijkt keihard een gebrek aan besef bij ons, dat we het hier voor elkaar een veilig land moeten maken om in te wonen. Laten we steeds tegen onszelf zeggen Ken jezelf, ken je auto, kijk uit naar de anderen, want ik ben mijn broeders hoeder. (In verband met het bovenstaande, slechts een kort hoofdartikel. De anders gebruikte ruimte, staan wij ditmaal gaarne of voor een over dit onderwerp in 1960 gehouden toespraak door Koningin Juliana.) v. H.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1962 | | pagina 1