Rome's Zelfverzekerdheid DOOR WATER EN VUUR OOK EEN STUKJE GEESTELIJKE VOLKSGEZONDHEID Een geestelijk gezond volk denkt niet alleen aan het heden, maar ook aan de toekomst. En het heeft niet alleen oog voor de stoffelijke waarden, maar ook voor de geestelijke waarden van ons volk. Er wordt nogal eens geklaagd over achteruitgang in het geestelijk leven. Ja, wie zal dat beoordelen We hebben allen de neiging om het verleden wat te mooi te zien. Ik meen, dat het veel meer zin heeft om te letten op de goede dingen, die er ook in onze tijd zijn. En dan denk ik ditmaal met name aan het feit, dat er aan de Vrije Universiteit in Amsterdam wat groots gaat gebeuren. Binnen enkele jaren zal de V.U. de beschikking hebben over een machtig gebouwen complex in Amsterdam-Zuid en in Amstelveen. Het ziekenhuis annex verpleegstersschool zal over niet al te lange tijd kunnen worden geopend. Het stekje, door Kuyper in 1880 geplant, is tot een grote boom geworden. Het aantal professoren en lectoren, dat in 1920 17 bedroeg, in 1930 21, is thans tot over de 150 gestegen Het aantal studenten was in 1920 215, in 1930 452 en thans gaat het naar de 3000! Wat is het ontzaglijk belangrijk, dat deze studenten hun opleiding ont vangen hebben aan een universiteit, die staat op de grondslag der Gere formeerde beginselen, en waarbij elk der docenten zich als man van eer verbonden heeft, in zijn onderwijs niet in strijd met deze beginselen te handelen. Helaas kunnen nog niet alle opleidingen aan de Vrije Universiteit plaats vinden. Voor het technisch hoger onderwijs is men wel aangewezen op de hogescholen in Delft en in Eindhoven. Voor het hoger landbouw onderwijs Wageningen. Maar ook daar is temidden van vele anders denkenden een opgewekt Gereformeerd studentenleven. We zijn zo gewoon onze aandacht in hoofdzaak te richten op datgene 11 wat binnen de kerk gebeurt. Het is ook wel eens goed naar buiten te i kijken. De strijd voor het koninkrijk van onze God moet over heel het i1 levensterrein gevoerd worden en dan is het toch wel van heel groot be- lang hoe de toekomstige leiders van ons volk gevormd zijn. i» Ji Aan al deze dingen moest ik denken, toen ik de Vrije Universiteits- dagen in Dordrecht bezocht. Het was me er vertrouwd en toch wat 1 vreemd. Je kunt de ontwikkeling van de Universiteit haast niet meer bij- houden. Vroeger kende je elk van de professoren, nu moet je alle moeite ]i doen om temidden van de schare „de proffen" te herkennen. Vroeger i> zaten ze op het podium, samen met heren directeuren en curatoren. Nu 1 kan dat niet meer en zitten ze in de zaal. Het oude, vertrouwde van de denheid opmerken. En dat mag die jon ge dominee (en zijn oudere collega) tot op zekere hoogte tot vertroosting zijn. als hij misschien wat ontmoedigd is. Wij hebben maar één taak predik het Woord. Dat hebben wij te doen naar ons beste weten, met een goede consciëntie, zonder achterhouding en ongebruikt la ten liggen van ook maar enige gave, die God ons verleende, maar verder ook in grote vrijheid. Hoe meer wij waarlijk dienstknecht zijn, hoe meer wij ook vrij zijn. Wij kunnen nooit meer dan dienst knecht zijn, maar dat is tegelijk onze weelde. Waarlijk alleen maar hand- en spandiensten voor de ruiter op het wit te paard. De kracht van het Woord en de werking van Gods Geest kunnen wij niet berekenen. De ene keer zijn wij misschien wat teleurgesteld en hadden wij het anders gehoopt, de andere keer zijn wij weer blij verrast Ik weet het, hoe Gods gangen zijn in het hart van zijn kinderen, hoe de Geest werkt bij mannen en vrouwen, bij jon gen en ouden, bij zieken en gezonden, bij vrolijke mensen en tobbers, ik weet alleen, dat Hij mij gebruiken wil tot Zijn dienst. En die wetenschap maakt mij blij en sterk. K.-B. v. d. L. 'k Geloof niet dat de belangstelling van onze Gereformeerde mensen in heel brede kring uitgaat naar het komende concilie van Rome. Ik zonder daarbij vanzelfsprekend uit de theologische in teresse van de vakmensen want deze zijn ambtshalve wel genoodzaakt zich rekenschap te geven van al wat er in de theologische en kerkelijke wereld geschiedt. Reeds hebben dezen in en kele artikelen ergens deze interesse ge toond. Men krijgt "daarbij niet de in druk dat de verwachtingen inzake eni ge toenadering tussen Rome en de Re formatie hooggespannen zijn. Dat er in den Haag een liefdemaaltijd tussen Rooms en onrooms werd gehouden, een z.g. oecumenisch liefdemaal, och dat laat ons ik zal niet zeggen koud, maar doet ons toch o zo weinig. Natuurlijk moeten we als christenen van beide kanten niet liefdeloos tegenover elkaar staan. Als zulk eenmaal betere verhou dingen weet te scheppen nu dan valt dit toe te juichen. In vroeger dagen, die van de coalitie, waren deze verhoudingen nog niet zo slecht. Ik weet van Roomsen, zelfs van pastoors, die onze psalmen kenden en mee zongen. De historie verhaalt dat Dr Schaepman aan het graf van Groen de toen daar gezongen psalm meezong. Dat men elkander zoekt en niet mijdt, wie zou het afkeuren Men doet dit niet alleen binnens lands, doch ook buitenlands getuige het congres te Weenen gehouden door journalisten. Hier was zelfs een geza- melijke kerkgang in de Evangelisch- Lutherse dorpskerk te Mörbisch in Oostenrijk bij. Hiervan geen kwaad, maar niettemin houde men de ogen open. Straks zal de berichtgeving ons in lichten over het concilie zodra dit van de drukke voorbereidingen, die heel wat doen verwachten, tot haar zittingen zal zijn overgegaan. Er zullen zelfs protes tantse kerken worden uitgenodigd als waarnemers aanwezig te zijn, hetgeen er toe moet bijdragen het concilie als toch wel oecumenisch gericht te doen schijnen. Tijdens mijn vacantie ontmoette ik een doopsgezinde heer, die me verze kerde dat het hoofdzakelijk zou gaan over de controvers tussen Dominicanen en Franciscanen. Deze zou tot een be slissing moeten komen. Intussen dringt gewichtiger vraag me tot het schrijven van dit artikel, name lijk in hoeverre het waar kan zijn wat met het oog op het concilie op boven genoemd journalistencongres werd uit gesproken door Mgr J. G. M. Wille- brandts, studie-secr. voor de oecume nische problemen. Deze sprak uit ,,dat de kerk op de komende vergadering van de paus en de bisschoppen onder de bijzondere leiding zal staan van de Hei lige Geest". Het heeft me getroffen dat men van verschillende zijde zo spreekt en de lei ding des Heiligen Geestes zonder meer annexeert voor eigen doelstellingen. Ook over het Utrechtse congres der achttien heb ik zulke stemmen wel ver nomen. Men kan het in Hervormde kring ook wel beluisteren ter verdediging van de synodebesluiten en eigen blijven in de Herv. Kerk, zoals wij het zelf trouwens van onze kerkelijke vergaderingen ook stellen. Een Herv. broeder zei me eens, dat we deze kerk geen afscheid mogen ge ven zolang de Heilige Geest er nog zo kennelijk werkt in prediking en harten. D.i. dan een opvatting die deze broe der consequent naar Rome zou moeten drijven als het waar is wat Mgr Wille- brands zegt. Ik meen dan ook dat deze vraag klemt. Of ik deze leiding dan bij voorbaat zou willen ontkennen Haar enghartig zou willen beperken tot eigen kerkelijke vergaderingen Ze binden aan het ambtelijk samenzijn van slechts onze eigen kerken Bij de beantwoording van gerezen vragen diént het antwoord van de Hei lige Schrift vóórop te gaan. Ik denk dan aan de Catechismus die in Zondag 48 bij de bede ..Uw koninkrijk kome" ver klaart, d.i. Regeer ons alzo door uw Woord en uwen Geestbewaar en vermeerder uwe Kerk". Er wordt duidelijk verband gelegd tussen enerzijds Woord en Geest en anderzijds de Kerk. Niet wij wijzen de leiding des Geestes haar baan die ze heeft te volgen. Wij volgen en schrij ven niets voor. Dat doet de Geest zelf, en Deze is door Christus gebonden aan Hemzelf als het vleesgeworden Woord. Daar waar de Schrift tot gelding komt, daar waar men naar het Woord luistert, werkt de Heilige Geest zowel in de harten als door verlichting van het verstand, zodat de gelovigen de waarheid van de leugen onderscheiden. Nu zou men met verwijzing naar 1 Joh. 2 20 en 21 kunnen zeggen dat deze onderscheiding van waarheid en leugen een louter subjectieve onderken ning is, die buiten het Woord omgaat. Inderdaad spreekt de apostel de gelo vigen aan als degenen die waarheid en leugen onderkennen, vrij gemakkelijk en vanzelfsprekend zelfs. Let men nu op het verband van de tekst, dan blijkt dat het hierbij gaat over de centrale waarheid en het belijden van Jezus Christus als de Zoon van God. De loochening van Christus' Zoonschap is aanstonds in strijd met de geopenbaarde waarheid. Wie deze loochent is anti-christ Intussen hebben de gelovigen deze centrale waarheid leren kennen door de prediking der apostelen vernomen uit de mond der kerk en van het ambt. De Heilige Geest heeft ook deze waarheid tot geloofsovertuiging gemaakt door het Woord. Vasthouden aan dit ge loofsstuk is derhalve vasthouden aan het geopenbaarde Woord. Nu willen we Rome niet ontstrijden dat énige kerkvergadering in ambtelijk bedrijf de waarheid kan formuleren. De vormgeving er van mag inderdaad bij zondere leiding heten. Toch blijft hier het grote ,,maar" bestaan van de nood zakelijke voorwaarde voor het consta teren dier leiding dat deze afhangt van en samenhangt met het luisteren naai en gehoorzaam zijn aan het Woord. Wat daartegen strijdt is onmiddellijk als leugen kenbaar, is uit de waarheid niet. De waarheid is er uit, de leugen er in. Of nu Rome's paus en diens kardina len en bisschoppen voor dit Woord als énige waarheidsbron buigen is geen vraag, maar een weet, omdat Rome naast het geopenbaarde Woord nog eigen inzicht als waarheid stelt. Dit is een feitelijk gegeven dat de Reformatie heeft gesignaleerd en ge corrigeerd. Kerkelijke vergaderingen zijn niet persé, d.w.z. in zich de kana len waar de wateren des Geestes door stromen. Ze zijn dit pas dan, en alleen dan als ze zich openstellen voor het Woord. Ecclesia errare potest", de kerk kan dwalen, namelijk dan als ze niet nauwkeurig geluisterd heeft naar de boodschap der Heilige Schrift, niet afgestemd geweest is op de juiste golf lengte. Vandaar dat zulk een annexatie des Heiliges Geestes als waarvan Mgr Wil- lebrands spreekt door de Reformatie niet zo maar aanvaard wordt en we heel sceptisch staan tegenover zulk een besliste uitspraak. Ja, we geneigd zijn haar tegen te spreken. Dit te meer als we letten op Rome's zelfverzekerdheid, zoals deze blijkt uit een artikel van Dr Fiolet in een nieuw r.k. tijdschrift ..Oecumene" De reformatorische ge loofsgemeenschappen kunnen niet in levensverbondenheid staan met de ver heerlijkte Heer, omdat ze niet de voe ding ontvangen van de gehele traditie van de kerk en van alle sacramenten". Wie zo ter concilie gaat, werpt bij voor baat eèn dam op die de doorstroming des Geestes belet. Hij wederstaat bij voorbaat de Heilige Geest. Neen, dan is nog het standpunt van Calvijn ten opzichte van de Roomse conciliën o.i. Feuilleton door J. BRANDENBURG Een verhaal uit de bezettingstijd LXL Met strakke gezichten liepen de mensen over het per ron, een paar vrouwen weenden. Ieder had genoeg aan eigen leed. We hadden hem moeten laten onderduiken, meende Gerda, toen De Wilde thuis kwam. Ik heb er over gedacht, als hij normaal was geweest, had het misschien gekund, maar met hem wist ik niet, hoe ik het moest aanleggen en wie weet, misschien heeft die kerel tenslotte nog gelijk en zal de afleiding en de harde arbeid hem nog goed doenzei De Wilde. Maar zijn vrouw schudde het hoofd. En nog geen drie weken later kregen zij een officieel bericht uit Duitsland, waarin de koud-zakelijke medede ling stond, dat Theo was overleden. Dezelfde post be zorgde een brief van een der jongens, die beloofd hadden over Theo te zullen waken en hierin werd bericht, dat hij in de fabriek plotseling krankzinnig geworden was en een Duitse fabrieksbaas met een ijzeren stang op het hoofd geslagen had. Hij was daarop weggevoerd en ze hadden niets meer over hem gehoord Zo bleven de slagen aankomen op De Wilde en zijn familie. En in al deze ellende goot een overdadige voorjaarszon een lenteweelde uit over het landschap, als men in geen heugenis gekend had. Na een zachte winter was een zon nig voorjaar gevolgd, waarin geen maartse buien de Beve- landse boomgaarden geteisterd hadden. Maar de energie, anders elk nieuw voorjaar in De Wil de uitbrekend tot nieuw initiatief in zijn bedrijf, was ge weken. Zijn meesterknecht beredderde de zaken en met een schier lathargische onverschilligheid en moedeloosheid liet De Wilde het alles over zich heen gaan. Zijn geloofsleven scheen gesmoord, zijn gebed was een formule geworden, zijn kerkgang een sleur. Toen op een middag, terwijl hij over de weg liep naar een van zijn hongerden, werd hij aangehouden door een jongeman, een bleke, magere verschijning, die van de fiets gesprongen was en hem vroeg, of hij ook zeggen kon waar De Wilde woonde. De Wilde, die ben ik, was het antwoord. De Wilde hield hem voor een jongen uit Holland, die er op uit gegaan was om in Zeeland eten of distributie bonnen los te krijgen. Er waren in de laatste weken zo- velen, die ten einde raad en om de hongerdood te ont gaan er op uit trokken. Mijn naam is Van Leeuwen, ik ben medisch student en pas uit de gevangenis ontslagen;' Ik heb met uw zoon enkele maanden in dezelfde cel gezeten en ik kom u iets van hem vertellen. Het werd alles in één adem gezegd en De Wilde ver bleekte. Over mijn jongen, Wim vroeg hij. Ja," Wim, uw zoon. Kom mee naar huis, zei De Wilde kort. Hij liep snel naar zijn woning en dacht aan zijn vrouw, die moest het goede nieuws direct horen. Hij beefde van opwinding, toen hij de deur opende en zijn vrouw het nieuws vertelde. De meisjes werden er bij geroepen en nauwelijks was de jongeman gezeten of hij begon zijn verhaal. Van zijn poging om naar Engeland te vluchten, het ver raad, waardoor hij in de gevangenis te Scheveningen was terecht gekomen en zijn geluk aan de dood te zijn ont komen, omdat hij kon vertellen, dat zijn ouders in Indië waren en het zijn bedoeling was geweest om via Engeland naar Indië te komen, daar hij in Holland geen middelen van bestaan meer had. Met anderhalf jaar gevangenisstraf kwam hij er af. En toen kwam ik in één cel bij uw zoon. Hebben ze hem nog mishandeld vroeg mevrouw De Wilde. Neen, dat geloof ik niet. Tot drie weken voor zijn dood zat hij bij ons in dezelfde cel, maar hij was steeds opgewekt en gedroeg zich als een held. Hij was zelfs met de dood voor ogen kalm en vol goede moed. Mevrouw, door hem heb ik de Bijbel leren kennen, door uw zoon ben ik christen gewordenHet kwam er zonder enige pathos, maar met een grote zekerheid uit. Hij vertelde, dat hij nooit in de Bijbel gelezen had, nooit in een kerk geweest was en feitelijk van het christendom niets af wist. Maar Wim had door zijn vele spreken en meer nog door zijn heldengedrag hem de ogen geopend. Nooit kwam er één klacht over zijn lippen, nooit twijfelde hij aan de liefde Gods, nooit was hij zwaar moedig, nooit toonde hij zich bang voor de dood, terwijl hij zeker wist, dat hij gefusilleerd zou worden. Dat kwam alles door zijn geloof en zekerheid, dat God liefde was en zich niet vergissen kon. Hij heeft ons voorgelezen uit de Bijbel en verklaard, wat we niet begrepen. Ik heb veel, heel veel aan uw zoon te danken, mevrouwEn wan neer wij vroegen hoe hij toch aan die zekerheid kwam, vertelde hij van zijn opvoeding, van zijn vader, toen hij nog klein was en we voelden, wat wij gemist hadden, mevrouw De jongeman praatte al maar door uit de volheid van zijn gemoed. En De Wilde kon het niet langer verwerken, hij liep de deur uit en snikte tegen een hek geleund achter in zijn tuin als een kind Als bij bliksemlicht had God in één geweldig moment dc afgrond laten zien, waarin hij bezig was te verzinken. Zijn jongen had tot hem gesproken, nadat hij gestorven was. Hij zag de geweldige majesteit Gods, Die geen verant woording behoeft te doen van Zijn Goddelijke daden, hij zag zichzelf als een nietige worm, die het had durven bestaan zijn hand op te heffen tegen de Almachtige. God, wie ben ik, dat Gij nog tegen mij spreken wilt, kreunde hijHoe ver was mijn jongen mij vooruit in het geloof, in zijn overgave (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1962 | | pagina 2