LovensperSoden (II) DOOR WATER EN VUUR ,n Nieuwe R.K. VISIE op „Bijbel en Traditie" GEESTELIJKE VOLKSGEZONDHEID gastvrouwe wist, wat mensen, die uren lang „gebust" hebben, toekomt. Toen hebben wij ons gedwee laten leiden naar de collegezaal „Augusti- nus", want de afspraak was, dat Prof. Dr. S. U. Zuidema ons college zou ge ven om 12 uur. Aan die afspraak heeft hij zich correct gehouden, want 5 minu ten over twaalf kwam hij al binnen, wat wel (naar ons werd toegefluisterd) een zeldzaamheid mocht heten. Niet in toga hoor, want die draagt men in academi sche stijl alleen bij bizondere gelegen heden, maar in een doodgewoon bur gerpakje en ook niet met een arm vol indrukwekkend geleerde boeken, maar met een sigaar en een krijtje. Van deze beide heeft het laatste gezegevierd over de eerste. Wij waren wel wat vreemde studen ten, ook al wat de leeftijd aangaat, maar wij hadden ook ons dictaatcahier ver geten. Later heeft de professor toege stemd, dat hij ook niet verwachtte, dat wij ons binnenkort bij hem zouden mel den voor tentamen. Maar hij had wel een aandachtig ge hoor aan ons, mede wel hierom, dat de hoogleraar voor deze keer de korf wel een beetje lager liet zakken. Wij kon den er heus een beetje bij, want na de afloop vertelde de dame, die naast mij zat,,als ons nu vandaag niet meer ge boden wordt, dan zijn wij al ruim vol daan, wat was dat mooi Om kort te gaan, het ging over de grondslagen en de idealen van het so cialisme en communisme. De socialist zegt, dat wij onherroepelijk op weg zijn naar de heilsstaat en daar hebben wij God niet voor nodig. De heilsstaat moet komen, dat ligt in de ontwikkeling der dingen en die ontwikkeling is niet te stuiten. Het is alleen maar jammer, dat de socialist altijd spreekt van mor gen", morgen komt het en dat dus ieder net een beetje te vroeg geboren is en ook een beetje te vroeg sterft. Hij kon ,,het" (het grote geluk) net niet halen. Terwijl priesters en dominees, zij mo gen dan kapitaalsknechten en verleiders des volks heten, nog altijd mogen spre ken van het heden der genade. Heden, indien gij mijn stem hoort." Weer was de koffie heet en toen hebben wij het gebouw bezien. Keurig, doelmatig, maar in de naaste toekomst zeker al weer te klein. Even een opmerking over de inrich ting en stoffering. Soms horen wij, als wij de mensen een bijdrage vragen tot steun van de V.U. „het is daar zo'n grootdoenerij en luxebeweging, daar geef ik mijn geld niet voor". Laat ik U dan mogen verzekeren, dat hier van luxe geen sprake was. Het is waar, wij hoefden niet bang te zijn, dat wij onze kleren zouden scheuren aan uitstekende roestige spijkers, maar zo (zoals het vroeger wèl was) zal toch ook niemand het verlangen. Ik ben er zeker van, dat het in de huizen van vele van die kla gers heel wat luxuseuser is dan in de gebouwen van de V.U. Na een stevige maaltijd ging de tocht naar de nieuwbouw, waarvan het zie kenhuis met zijn 700 bedden de voltooi ing nadert. Nu, daar is wat te zien en wat kost dat een geld, vele miljoenen. Dan kun je ook eens zien, waar je geld blijft, want daar hebben wij immers al jarenlang ijverig voor gespaard. In de senaatskamer van de oude gebouwen aan de Keizersgracht viel bij het genot van een kopje thee het afscheid. Daar voel je je een beetje klein bij de stenen buste van „Abraham" en de talrijk ge schilderde portretten van de reeds ont slapen hoogleraren. Maar al met al hebben wij iets mogen zien van het grote werk, dat in de V.U. begonnen is door de geloofskracht van ons vrome voorgeslacht. Een werk, dat zich stormachtig uit breidt en dat wij nu mogen helpen in standhouden. Want klein begonnen is zij nu geworden tot een wetenschaps centrum van 125 docenten en meer dan 3000 studenten, een getal, dat volgens betrouwbare statistiek in 1970 zal ge wassen zijn tot 4700. Om aan die groei het hoofd te bieden zal er ieder jaar een bedrag van 750.000,— aan contributies en dona ties moeten binnenkomen. Daar zijn wij nog niet,, maar daar moeten wij komen. Ik durf vrijmoedig zeggen dat vraagt God van ons tot instandhouding van dit schone werk tot uitbreiding van Zijn koninkrijk. Om maar dicht bij huis te blijven in Zeeland moeten wij nog 6000,— omhoog. Aan het eind van de excursie hebben wij plechtig beloofd, uit naam van het Zeeuwse volkdit bedrag komt er Heb ik teveel beloofd K-B. v. d. L. In het nieuwe tijdschrift „Reforma torische Oriëntatie", „Tijdschrift ge wijd aan de bezinning op en de infor matie over de verhouding tot de Rooms Katholieke Kerk" (nog gestencild) vond ik 'n interessant artikel over de verhouding Schrift en traditie. Niet alleen, omdat dit artikel ons de nieuwe re beschouwingen van sommige r.k. theologen over deze verhouding leert kennen, maar vooral omdat het ons laat zien hoe krampachtig Rome aan Trente vasthoudt, is dit artikel merkwaardig te noemen. Schrijver van het artikel, Dr. C. A. de Ridder, zegt dat men „enkele decen niën geleden gewoon was de controvers hieromtrent zo te zien „alleen de Schrift" tegenover „Schrift en tradi tie"." We zouden hier terecht mogen op merken dat Rome zeker, indien ze het anders bedoelde, het ook in haar ver schillende catechismi, anders had moe ten naar voren brengen. Wanneer we immers, om maar bij de Nederlandse catechismus te blijven, lezen (vraag 164) dat de H. Kerk weet, wat Chris tus haar geleerd heeft, èn uit de Godde lijke Overlevering traditie) èn uit de Schrift, dan kunnen we niet anders dan besluiten, dan dat Rome uit twee bronnen haar leer put. Verwondert staan wij dan ook te kijken, wanneer b.v. J. R. Geiselmann zegt, dat de leer van de Heer Jezus geheel te vinden zou zijn in de H. Schrift, en tevens geheel in de traditie. De traditie zou volgens Na de beide eerste jaren zien we bij het kind de spraakontwikkeling, het verkennen en veroveren van de omgeving en van de materialen, die het daar tegen komt en tenslotte de eerste grotere botsing met zijn ver zorgers de koppigheidsleeftijd van het derde of vierde jaar. Alles is dan „nee", niet zozeer omdat hij het voorgestelde of opgedragene niet wil, maar omdat hij in het anders willen ook anders, nl. iemand anders wil zijn. Het is de eerste afbakening van zijn „Ik" tussen de andere „Ikken" Wordt deze moeilijke periode tactisch en rustig opgevangen, dan duurt het niet lang en het kind gaat zich met zijn juist verworven en zeer pril zelfbewustzijn weer veilig inschakelen in de orde en regels van zijn om geving. Zijn leven houdt tot het zesde jaar nog een sprookjesachtige kleur. Er is geen grens tussen werkelijkheid en fantasie en het kind heeft geen bewijs nodig, maar aanvaard de gedachten en woorden van hetzelf en anderen. In deze sprookjeswereldvoltrekt zich een proces, waarvoor zij alleen maar zeer concrete voorstellingen en dus ook namen hebben, nl. de sexuele ontwikkeling. Hoewel iedere ouder kan waarnemen, dat het kleine kind grote sexuele belangstelling heeft en aan het sexuele verwante lustgevoe lens kent, heeft het lang geduurd, voordat dit werd aanvaard. Er bestond een sterke neiging om het jonge kind te idealiseren het is te onschuldig, te zuiver om al sexuele gevoelens te kunnen hebben. In deze gedachten- gang zitten twee fouten het kind is niet onschuldig, maar ook geneigd tot alle kwaad en de sexualiteit is niet onzuiver of vies, maar net zoals b.v. cle eetlust een machtig biologisch streven, dat op latere leeftijd ge adeld of verkracht) wordt door een psychische en geestelijke bovenbouw. De beroemde psychiater Freud heeft ons meer inzicht gegeven in de betekenis van deze kinderlijke sexualiteit. Zijn formulering en de conclu sies die hij en vooral zijn volgelingen uit zijn waarnemingen trok, hebben echter terecht veel weerstand verwekt. Nieuwere psychiatrische scholen hebben, met behoud van de zeer waardevolle vondsten van Freud, een andere interpretatie uitgewerkt, waardoor het conflict met de Christelijke levenshouding is verdwenen. Men ziet dit verschijnsel vaak een nieuwe ontdekking wordt eerst gebruikt om daarmee de onzin van het geloof en de Bijbelse openbaring aan te tonen. Bij latere bezinning komt, ook van ongelovige zijde, een correctie, waardoor blijkt dat er helemaal geen wezenlijk verschil met het Christelijke belijden bestaat. (De Bijbel heeft toch gelijk.) Omgekeerdlaten wij niet te gauw onze ideeën en theorieën tot dogma verheffen, anders maakt de kerk weer een blunder als b.v. ten tijde van Galilei. De tweede helft van de kinderjaren van het zesde tot twaalfde jaar is een voorbeeld van een rustige periode. Op alle gebieden vindt een ge leidelijke ontwikkeling plaats. De school kanaliseert een groot deel van hem niets anders zijn dan wat wij be lijdenisgeschriften noemen. Alleen zou er dit verschil nog in zitten, dat onze belijdenisgeschriften geen zelfstandige grootheid op zichzelf vormen, maar tel kens verenigbaar moeten zijn met de waarheden die in de Bijbel staan, ter wijl de traditie ook waarheden zou ken nen jdie wel in de Bijbel te vinden zijn. maar er pas na lang denken uit te voor schijn komen, zodat ze op het eerste zicht waarheden zijn die niets met de Schrift te maken hebben. Geiselmann meent deze theorie te mogen staven op het feit, dat in de tekst van het concilie het deels, deels, vervangen werd door „en". Hierover enkele woorden uitleg. Toen men de tekst (de officieuze) van het concilie vaststelde, stond er in te lezen dat de waarheden die men moest geloven te vinden waren, ten dele in de Schrift, ten dele in de traditie. Bij de officiële tekst weder deze woorden „partim, par- tim" (deels, deels) vervangen door „et" en). Welnu, zo zegt hij, deze ver vanging heeft alleen zin als men het zo ziet dat het concilie zich uitsprak voor het feit, dat de gehele waarheid die Christus ons geleerd heeft èn geheel vervat is in de Schrift èn geheel vervat is in de traditie. De Schrift nu was er vóór de traditie, dus, besluit: de Schrift heeft voorrang op de traditie. Waar Geiselmann e.a. met deze ge durfde stelling zullen terecht komen, weten we niet. We zien echter ook in deze theorie, die 'n alleenstaande theo rie is van enkele r.k. theologen, dat er vast gehouden wordt aan Trente. We mogen niet vergeten dat deze theolo gen, hoe ze ook proberen de traditie van uit de Bijbel uit te leggen, toch nog zeggen, dat de traditie waarheden kent, die men alleen na lange werkzaamhe den uit de Bijbel halen zal. Daarbij die nen we in het oog te houden dat deze waarheden, die Trente na „vele werk zaamheden" uit de Bijbel haalde, ook voor deze mensen, onaantastbare waar heden zijn. We zien dus, èn van de ene kant 'n poging om de traditie van uit de Bijbel te verklaren, èn van de andere kant 'n vasthouden aan waarheden, die nu een maal niet in de Bijbel te vinden zijn. Of men aan deze poging grote waarde zal mogen hechten zal de tijd ons moe ten leren. M. V. J. DE CRAENE. Feuilleton door J. BRANDENBURG Een verhaal uit de bezettingstijd LXXXVIII Hij voelde de billijkheid van haar verwijt en het ging als steken door zijn hart, dat de hoogachting, die ze steeds wederzijds tegen elkander gekoesterd hadden van haar zijde verbroken was. Hij verbleekte en leunde een ogenblik tegen de deur van het schuurtje. Toen kwam ze naast hem staan, ten volle begrijpend, wat er door hem heenging. Man, lieve man, zo erg heb ik het niet bedoeld, sprak ze zacht, met tranen in haar stem. Je had gelijk, mompelde hij, ik heb het verdiend Hij liep de boomgaard in, gebroken, naar lichaam en ziel. Dagen lang hing de angst voor de gevolgen van het gebeurde in het woninkje. Als Sanders het vertelde, waren die gevolgen niet te overzien. Maar er gebeurde niets. Sanders was vertrokken naar een plaatsje in Gelder land, waar hij zijn opleiding tot „controleur" zou ontvan gen. Hij had een voorproefje gekregen van de wraak, die hem boven het hoofd hing, wist hij, en daarom riskeerde hij het niet nog nieuwe brandstof tegen hem op te hopen. De overvalwagens reden door de dorpen van Zeeland en de wildste geruchten deden de ronde. Mannen en jongens sliepen niet meer thuis, bang voor de kans 's nachts uit hun bed gehaald te worden. Het was in deze dagen dat dominé Beekman plotseling voor de deur stond. Hij was gejaagd en vroeg of hij binnen mocht komen. Er waren weer overvalwagens in Beveland gezien en er liepen geruchten, dat er opnieuw gijzelaars gepakt zouden worden, voor de moord op generaal Seyfard. Daarom was hij de pastorie ontvlucht en reed met zijn fiets in de om liggende dorpen om, zoals hij zo vaak gedaan had. Kom maar binnen, zei De Wilde. Er werd koffie geschonken en De Wilde presenteerde hem een oorlogssigaar, waarop Beekman zenuwachtig begon te kauwen. We zullen een verschrikkelijke tijd krijgen eer de Moffen op de knieën gedwongen zijn, meende Beekman met knipperende ogen. Dat denk ik ook, zei De Wilde. Dominé Beekman begon af te geven op de N.S.B.-ers, de ongerechtigheden van de Nazi's en de duivelse streken van het Moffengebroed. Ik heb u wel eens anders gehoord, zei De Wilde. Hoe zo vroeg Beekman verwonderd. Wel, vroeger had u het altijd over de roede Gods en dat het allemaal gebeurde tot onze verootmoediging. Dat is nog mijn standpunt, broeder, zei Beekman haastig. Maar dan mogen we toch niet zo opstandig spreken als u nu doet Beekman wreef zich een beetje verlegen over het hoofd. Nu ja, het een sluit het ander niet uit. Het is al om onze zonden, broeder, de Schrift zegt bij Jeremia Laat maar, ik weet wat Jeremia zegt, kwam De Wil de er tegen in. Beekman keek hem onthutst aan. Hij was niet gewend, dat de gemoedelijke Zeeuwen bij zijn phrase's iets anders deden dan instemmend knikken. Ik geloof ook, dat het om onze zonde is, zei De Wil de, maar daarmee is de zaak toch niet uitgepraat. Hoe bedoelt u vroeg Beekman. Wel, dat het alles om onze zonden is, weten we, maar waarom moet de één zwaarder getroffen worden dan de ander. Weet u daar het antwoord op De één zal meer verdiend hebben dan de ander, vermoed ik. Er zijn zoveel verborgen zonden, die God thans openbaar straft. Het is zoals Zijn Woord zegt Jawel, Gods Woord spreekt ook ergens over de toren van Siloam, dus daarmee bent u er niet af. Beekman haalde een dikke rookwolk uit zijn sigaar en keek peinzend voor zich. Hoe diep moet mijn arme jongen wel gezondigd heb ben, dat hij op die mooie leeftijd er de kogel voor kreeg, zei De Wilde. Beekman haalde zijn schouders op. En wat moet u wel een groot heilige zijn, vervolgde De Wilde. Ik vroeg Beekman verbaasd. Ja, u komt er immers zo goed door heen, zou ik zo zeggen. U hebt een goed inkomen, dat.tamelijk safe staat, u behoeft geen zorgen te maken voor uw oude dag, voor ziekten of wat dan ook. U hebt gezonde kinderen. Nie mand die er aan denkt u ergens mee lastig te vallen. Wan neer uw voorraad in de kelder inkrimpt neemt u de fiets en gaat de boeren even langs, die bij u thuis brengen wat u maar verlangt. Wat zou u nog meer kunnen wensen Stel daar nu eens tegenover die arme dominé Versendaal, die ze bij zijn vrouw en kinderen hebben weggesleurd en doodgemarteld hebben. Hoe een zwart zonderegister moet die wel gehad hebben Versendaal had beter het gebed moeten verstaan „zet Heer een wacht voor mijn lippen, behoed de deuren van mijn mondzei Beekman. De Wilde sprong driftig van zijn stoel overeind. Hoe durft u dat te zeggen riep hij hees van woede. U moest zich schamen Laat ons verder er over zwijgen, zei hij. Ja, dat zal 'wel het beste zijn. Maar ik wil toch nog wel even zeggen, dat u er met uw verootmoedigingstheorie glad naast bent. Dominé Versendaal heeft niet anders ge daan, dan wat hij zijn plicht noemde. Hij is daaraan ge trouw geweest tot in de dood. De beste predikanten wor den tegenwoordig uit hun pastorie weggehaald, gemarteld en vermoord, terwijl de lafaards, die vroeger het hoogste woord hadden, met rust gelaten worden, omdat zij zich zo mooi weten aan te passen en spreken waar zij zwijgen en zwijgen waar zij spreken moesten. Zó zie ik het (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1962 | | pagina 2