Wandelingen door de wereld van het Oude Testament
uit HET DAGBOEK
DOOR WATER EN VUUR
jubeld „Er juicht een toon" enz. Dat is
prachtig. Dat mag en dat moet.
Maar willen we nu ook allen deze jubel
doorgeven
Want dat moet zeker evenzeer. Anderen
net zo rijk en blij en gelukkig maken als
we zelf zijn.
En daarvoor krijgen we nu weer de
gelegenheid.
Ach, er is nog veel meer over te zeggen.
U weet dat allemaal wel.
Maar veel woorden is zo goedkoop. En
daar hebben we nu juist in onze tijd het
minst gebrek aan nietwaar
Laat daarom ook daden blijken. Daarin
komt veel meer tot uiting wat Uw Chris
ten zijn voor anderen betekent.
U kunt er niets mee verdienen, dan een
blij gezicht. U brengt een zonnestraaltje
in het leven van deze kinderen. Ze vinden
het fijn 14 dagen in een Christelijk gezin
te mogen doorbrengen en op de zondags-
5. LOOFHUTTENFEEST
NIEUWJAARSFEEST 1
Het is ons wel duidelijk geworden,
dat het Nieuwjaarsfeest bij de Baby-
Ioniers een van de belangrijkste
feesten, om niet te zeggen hèt hoofd-
feest, .geweest is. En geen wonder:
er hing ontzaglijk veel vanaf: het wel
zijn van de mensen en zelfs van de hele
schepping voor het komende jaar. Bij
andere volken, zoals de Kanaanieten,
zal het feest niet minder belangrijk
geweest zijn, al werd het daar in ver
band met het klimaat en de gang van
het natuurjaar niet in het voorjaar maar
in de herfst gevierd. Eveneens werd
ons duidelijk, dat bij het Nieuwjaars
feest het koningschap van de godheid
in 't middelpunt stond.
Heel wat minder duidelijk is, hoe men
kan beweren, dat ook 't oude Israël zo'n
feest van het nieuwe jaar en van 't
koningschap van Jahweh vierde en dat
dit van het Loofhuttenfeest was. Im
mers, in die stukken van het O.T., die
over hét Loofhuttenfeest gaan, lezen
we niets over de viering van de nieuw
jaarsdag; en waar in het O.T. sprake
is van de jaarwisseling, merken we
niet, dat het Loofhuttenfeest daarbij
een grote rol speelt. Terwijl er tenslot
te ook geen duidelijke verbanden aan
gegeven worden tussen het koning
schap Gods en Loofhuttenfeest en/of
nieuwjaarsdag.
We zullen, om wat orde in deze in
gewikkelde zaken te brengen, eerst
zien wat het O.T. zegt over het Loof
huttenfeest en over de jaarwisseling;
bij beide zullen we ons oor ook even
bij de latere joodse geschriften te lui
steren leggen. Daarna gaan we dan
bezien hoe men tot de gelijkstelling van
scholen in Rotterdam wordt er verder ge
arbeid.
Resultaten Daar zorgt God voor. Hij
wil door Zijn Geest het zaad in deze kin-
deiharten gestrooid tot ontkieming bren
gen en vruchten doen dragen.
Als wij onze roeping maar verstaan.
Durft U nog „Nee" zeggen als dit kleine
offer van U wordt gevraagd
Mogen wij er op rekenen dat er dit jaar
in onze gemeente weer een 15 a 20 jon
gens en meisjes een plaats krijgen
De perioden zijn dit jaar21 juli4
augustus of 4 augustus18 augustus.
Opgaven gaarne zo spoedig mogelijk,
doch voor 1 juni a.s. aan onderstaand
adres, waar ook nadere inlichtingen, zo
nodig, gaarne worden verstrekt.
Met br. groeten,
A. DEN HOLLANDER.
Penninghoeksingel 61, tel. 4105.
Loofhuttenfeest en Nieuwjaarsfeest
resp. Koningsfeest komt. En tenslotte
zullen we moeten bepalen, wat we er
van denken moeten.
De voorschriften voor het Loofhut
tenfeest staan in Ex. 23 16 en 34 22;
Lev. 23 34-36 en 39-43; Deut. 16 13-
15. In Ex. en Deut. is het alleen maar
een oogstfeest, een feest van blijdschap
en dankbaarheid, gevierd na afloop
van de fruit-, (vooral druiven) oogst,
zoals het Pinksterfeest gevierd werd
aan het eind van de graanoogst. Het
(der vruchten). Zoals met dergelijke
heet daarom Arief, d.w.z. inzameling
feesten meestal het geval is, was het
een hijzonder vrolijk feest. Bij die ge
legenheid woonde men tijdelijk buiten
z'n huis in hutten, een soort prielen van
takken en gebladerte. Deze hutten
heetten sukkoth, loofhutten. Het is
best mogelijk, dat men dit oorspronke
lijk ook deed om z'n wijn- en boom
gaarden beter te kunnen beschermen
tegen ongewenste gasten uit de mensen-
of ook uit de dierenwereld (denkt u
maar aan de ons allen zo goed beken
de „kleine vossen", die de wijngaard
beschadigen Zie ook teksten als Job
27 18 en Jes 1 8, waar ook van waak-
hutten gesproken wordt. Zo zal men
dan onder zijn wijnstok en onder z'n
vijgeboom, te waken, te genieten en
blij te zijn.
De teksten in Lev. 23 brengen het wo
nen in loofhutten tevens in verband
met de woestijnreis, toen Israël geen
huizen had, maar in hutten, in tenten,
woonde. Bij de viering van de goede
gaven in het land Kanaan komt dan de
herinnering aan Gods leiding en be
wering, toen ze naar dit land nog op
weg waren. Dit is dus een tweede be
tekenis, die de Heere aan dit reeds
vroeger bestaande feest erbij gegeven
heeft.
Dit zelfde hoofdstuk Lev. 23 vertelt
ons ook, wat er ter gelegenheid van
dit feest zoal gebeuren moest. Op de
eerste dag van het feest (de 15de van
de 7de maand, Tisjri) werd een heilige
samenkomst gehouden; 7 dagen lang
werden vuuroffers gebracht en op de
8ste dag kwam weer een heilige samen
komst bijeen. Van vruchten en takken
van sierlijke bomen maakte men een
soort boeket, een z.g.n. feestruiker.
Het feest duurde van 15 tot 22 Tisjri
(dat is in 1962 van 13 tot 20 oktober).
Deze gegevens zijn nogal sober en
geven ons weinig voorstelling van wat
er nu precies gebeurde. Meer krijgen
we te horen, wanneer we mededelin
gen van de latere Joden raadplegen. In
de Joodse litteratuur komt een tractaat
Sukka (Loofhut) voor, waaruit we o.a.
het volgende vernemen:
Aan het eind van de eerste dag
kwam men bijeen in de „voorhof der
vrouwen", die met fakkels en lampen
prachtig verlicht was. Op de trappen
van deze voorhof naar de eigenlijke
tempel stonden de Tempelzangers en
musici, die de psalmen 120-134 ten ge
hore brachten (de liederen Ham-
maalsch). De feestvreugde duurde de
hele nacht door, waarbij vooraanstaan
de inwoners van Jeruzalem en voor
name rabbi's reidansen met fakkels
uitvoerden. Alle dagen werden in de
loofhutten vrolijke maaltijden aange
richt. Zeer belangrijk waren vooral de
plechtige uitgietingen van water op
dit feest. Elke morgen werd onder ge
zang en trompetgeschal een gouden
kruik gevuld met water uit de bron
Woensdagavond. Vandaag een
fijne dag gehad. Even de gewone
sleur van het routinewerk doorbroken.
Er eens een dagje uit is altijd prettig, al
was de reis dan niet ver. En dan het
samenzijn met al die broeders, die in
het bijzonder ambt staan tot de verzor
ging van Christus' kerk. Wij denken
over de kerk wel eens wat minnetjes,
maar al deze broeders hebben dan toch
maar hun heilig ja er op gezegd, dat
zij voor de kerk zullen zorgen en over
haar zullen waken in strikte gebonden
heid en getrouwheid aan de opdracht
van de Koning van de Kerk.
Ja, het was een goede dag. In Zee
land komen elk jaar de gereformeerde
ouderlingen zo er's een dag in con
ferentie bijeen om zich te laten voor
lichten en samen te spreken over een
Siloah, terwijl Js. 12:3 werd uitge
sproken: „En gij zult met vreugde
water scheppen uit de fonteinen des
heils". Dit water werd met veel cere
monieel aan de voet van het brand
offeraltaar uitgegoten en wel aan de
westzijde. Deze ceremonie is als het
ware een gebed om regen; er staat uit
drukkelijk in de Talmoed: „schenk
water op het loofhuttenfeest, opdat de
regen voor u gezegend worde". In
dezelfde richting wijst ook de gewoon
te bij de offers op dit feest te zien of
de rook ervan naar het oosten of naar
het westen drijft; blaast de wind de
rook naar het oosten, dan juicht het
volk, want dan staat er een westen
wind en die brengt regen.
Het is interessant in het licht van
deze gegevens 1 Kon. 18 nog eens te
lezen, het verhaal van Elia op de Kar-
mel. Het gieten van water over en
naast het altaar is een gebed om regen,
die dan ook even later door den wes
tenwind wordt gebracht. In de bij dit
feest behorende gebeden nam het gebed
om regen een grote plaats in.
Het eind van het feest, tenslotte, was
een rondgang om het met takken en
groen versierde brandofferaltaar, waar
bij ieder z'n feestruiker droeg.
Helaas dateert deze hele beschrijving
niet uit den tijd van Mozes of van
David, maar ongeveer uit de dagen van
de omwendeling van de Heere Jezus op
aarde. Hoe oud de hier geschetste
gebruiken zijn, weten we niet, maar ik
meen, dat er alle reden is om aan te
nemen dat ze, toen ze beschreven wer
den, al honderden jaren ouder waren.
J. VLAARDINGERBROEK.
Ermelo
bëpaald onderwerp, dat wat in het cen
trum van de belangstelling staat. En
dan mogen de dominees' ook komen,
want die zijn ook een beetje ouderling.
Nu, van die gelegenheid hebben zij
een ruim gebruik gemaakt, want er
waren er wel geteld 26, dus ruim de
helft van het totaal in de provincie.
Dat lag ook wel aan de vriendelijkheid
van het comité, om voor deze keer de
conferentie eens bijeen te roepen op een
woensdag en niet op zaterdag, want
dan zijn de dominees door'gaans niet
zo uithuizig. En stellig niet minder
hierom, omdat het comité zo gelukkig
was geweest, Prof. Dr. Herman Rid
derbos uit Kampen bereid te vinden,
om deze keer eens naar Goes te komen.
Hij moest er wel vroeg voor opstaan
(vervolg op pag. 3)
VAN EEN PREDIKANT
Feuilleton
door
J. BRANDENBURG
Een verhaal uit de bezettingstijd
LXXXIII
Ze sloeg de handen tegen het gelaat.
Verplet stond hij tegenover haar.
Ik begrijp het, zei hij stil.
Hij gaf haar de hand en liep zonder nog één woord te
zeggen langzaam bij haar vandaan.
Ze zag hem gaan en miste de kracht hem nog iets te
zeggen.
Versteend bleef ze achter.
De volgende dag nam hij afscheid.
Zijn koffer werd door een oppasser op een vrachtauto
geladen.
Hij bedankte De Wilde en diens vrouw voor al hun
goede zorgen en hun gastvrijheid.
Dina gaf hij 't laatste de hand. Toen sloeg hij de hak
ken tegen elkander, salueerde en keerde zich snel om.
Buiten het hek nog een laatste saluut. Toen sprong hij
bij andere officieren in een wachtende auto en binnen
enkele seconden was hij voor goed uit het gezicht ver
dwenen.
Toen Dina naar haar kamer ging knikten haar knieën.
O, ik hem hem toch zo lief, mompelde ze, haar be
traand gelaat verbergend in het kussen van haar bed.
Mevrouw De Wilde liep langzaam naast haar man het
grintpad af naar hun woning en zei:
Ik geloof dat Dina het niet gemakkelijk heeft, man...
HOOFDSTUK XIII.
Nog eenmaal was De Wilde bij zijn zoon toegelaten
in de strafgevangenis. Diezelfde gelatenheid en overgave
spraken ook toen uit de stem en het gelaat van de ver
magerde. bleke jongen, die in schier niets meer herinnerde
aan de Wim van vroeger.
Tweemaal was hij nu ondervraagd en de beslissing zou
nu spoedig vallen, wist hij zijn vader te vertellen.
Ik hoop, dat het maar heel gauw zal zijn, zei hij.
We zullen hopen, dat je er met een korte gevange
nisstraf af komt, jongen, zei De Wilde.
Mijn gevangenisstraf zal wel kort zijn, vader, maar
ik kom niet meer thuis, daar moet u maar niet op rekenen.
Bereid ze thuis op het ergste voor en wees er niet al te
bedroefd om, ik heb mij met de gang van zaken verzoend,
ik weet, dat het tenslotte God is, Die het zo geleid heeft
en Hij kan zich niet vergissen. Wat in Zijn raad besloten
ligt heb ik geleerd te aanvaarden en ik ben niet bang voor
de dood
De Wilde keek zijn zoon aan.
Was dit Wim
Hoe moest God aan de ziel van de jongen gearbeid
hebben. Het was er ver vandaan, dat De Wilde zelf uit
die geloofsovergave leven kon.
Er kan nog wel een andere beslissing vallen, jon
genwie weet
Wim schudde het hoofd.
- Reken er niet op vader, er zijn er gefusilleerd, die
minder gedaan hebben dan ik. Maar ik zeg u, ik ben niet
bang voor de dood, ik weet waar ik heen ga. Als het niet
was om u en moeder en de meisjes en Henk, dan zou ik
van alles ook volkomen los zijn. Ik kan er soms zo naar
verlangen, dat het einde maar komt. De dood is niet zo
erg vaderals we maar weten, waar we heen gaan
Deze bovennatuurlijke overgave was een werk van
God, De Wilde zag het wel. Maar hij wilde het niet zien.
Hij kon zijn kind niet afstaan.
En toen hij de gevangenis verliet was alles in hem in
opstand. Hoe kon God zo iets toelaten
Gij weet Here, dat mijn jongen voor een rechtvaar
dige zaak stond. Kon het nu niet anders Waarom geen
gevangenisstraf, zodat ik hem toch behouden mocht.
Waarom, als Gij mij treffen wilt, niet op een andere ma
nier? Waarom in mijn kinderen? Waarom zit ik zelf niet
gevangen Die jongen heeft zijn hele leven nog voor zich.
Hij kent het leven nog niet eens, hij is in vele opzichten
nog maar een kindIk kan Uw besluit niet billijken,
o GodIk kan er niet onder bukkenMijn jon
genmijn lieve jongenwaarom moet hij als een
weerloos slachtdier worden neergeveldo God
hoe kunt Gij zó hard zijn
De Wilde bukte zich niet onder deze slagen, daarom
kon "hij zijn vrouw niet tot troost zijn. Beiden stonden al
leen en eenzaam met hun martelend verdriet. Hij werd
zwijgzaam, perste zijn lippen opeen zijn gebed verflauw
de, werd een aaneenrijging van woorden.
Nog onverwachts, half november, viel de beslissing.
Twaalf jonge levens werden veroordeeld tot de dood.
De heren rechters zaten achter de groene tafel, tegen
een achtergrond, die versierd was met de gehate tekenen
van Duitse adelaar en hakenkruis. Met onbewogen ge
zichten keken ze naar hun slachtoffers. Ze hadden er al
zovelen ter dood verwezen het was een dagelijks werk,
een routine-arbeid geworden.
De advocaat, die Wims zaak verdedigde, had zijn best
gedaan. Hij had gewezen op het gezinsmilieu, waarin hij
was opgegroeid. Dat was een calvinistisch gezin. Dat wil
zeggen, de vrijheidszin zat deze mensen in het bloed. Een
maal had hun voorgeslacht tachtig jaar gevochten voor de
vrijheid van hun denken en spreken. Hij vroeg begrip van
de rechters voor het radicaal anders ingesteld zijn van
deze mensen in vergelijking met de Duitse jeugd, die al
jaren in de Nazileer waren opgevoed.
Tenslotte bleek het aanhoren van het vurig pleidooi een
formele kwestie voor de heren, er werd niet eens op ge
reageerd.
Maar de hoop van een gefolterd ouderhart is onver
woestbaar, zolang er leven is. De laatste stroohalm, waar
aan zij zich vastklemden was het gratieverzoek aan Seys
Inquart.
Maar wat zou dat verzoek kunnen baten
Terwijl De Wilde nog pogingen deed in Den Haag om
toegang te verkrijgen tot deze man, werd het vonnis reeds
voltrokken.
Wim wist dat het afgelopen was.
(Wordt vervolgd)