eeuwóe 3£erkbode 1/MG-htmslUtty Uit de wereld van School en Gezin BLIJVEN ZITTEN! SUoab/ttyus 11 MEI 1962 17e JAARGANG No. 45 OFFICIEEL WEEKBLAD TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND Redacteur: Ds. W. C. van Hattem, Herengracht 15, Terneuzen, Telefoon (0 1150) 22 48 MedewerkersJ. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. D. J. Couvée, Bennekom Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. A. Koning, Oud-Vossemeer Dr. P. C. Kraan, Vlissingen Ds. J. v. d. Leek, Kapelle Ds. P. van Til, Middelburg Mej. F. A. Groot Nibbelink, Gïijpskerke en ontkom" Mevrouw C. van Zwedenvan Alkemade, Middelburg. t Abonnementsprijs 3,per halEjaar bij vooruitbetaling Advertenties 12 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 12 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 2438 Giro no. 42280 VJ Wat te verwachten was is geschiedt: tegen het propageren van kerkelijke eenheid met de Nederlandse Hervorm de Kerk en het streven naar toetreding van onze kerken tot de Wereldraad van Kerken is nu een getuigenis versche nen, waaronder een 64-tal namen staan. Waren het tot nu toe incidentele pro testen en waarschuwingen tegen de zich voltrekkende veranderingen in ons kerkelijk leven, thans is het tot een ge- zamelijke uitspraak van een groot aan tal kerkleden gekomen, waaronder pro fessoren als dr. K. Dijk, Gispen, Vol lenhoven, Zuidema en van Riessen, fi guren uit het politieke leven als H. Algra en Biewenga, predikanten en an deren. In hun getuigenis spreken zij hun ernstige verontrusting uit over ,,de min of meer geruisloze verandering, die zich in ons kerkelijk leven voltrekt" en zij wijzen met name op een tweetal pun ten waarin dit geconcretiseerd wordt namelijk ,,de voortgaande toenadering tot de Hervormde Kerk en het al dui delijker streven naar het toetreden van onze kerken tot de Wereldraad van Kerken". Het getuigenis werd aan alle kerke raden en predikanten verzonden en vrijwel onmiddellijk is er door verschil lende scribenten op gereageerd, deels instemmend, deels zeer kritisch, zo be treuren sommigen het, dat in dit stuk de toenadering tot de Hervormde Kerk en de Wereldraad van Kerken in één adem genoemd worden en men is van mening, dat dit niet juist is, daar er velen zijn, die wel voor de Wereldraad van Kerken zijn, maar tegen het streven van de „achttien" of omgekeerd. Wij zijn van mening, dat deze kritiek niet geheel juist is, teveel immers zien zij, die tegen het streven van de achttien doch vóór aansluiting bij de Wereld raad van Kerken zijn, deze laatste nog als een gespreksgemeenschap, d.w.z. zij tekenen een idealistisch beeld van deze Raad dat volledig in tegenspraak is met de werkelijke uitspraken van de We reldraad en de commissie voor Geloof en Kerkorde. Deze uitspraken wijzen er immers uitdrukkelijk op dat men meer wil zijn en is dan een gespreksgemeen schap. Het kennis nemen van de offi ciële besluiten en handelingen van de Wereldraad van Kerken is dan ook van zeer groot belang. Te weinig echter wordt hiervan kennis genomen en te veel blijft men dan staan bij een ver tekend beeld van deze Raad. Andererzijds is het echter ook zo, dat juist in de kringen, die voor eenwording ijveren ook de aansluiting bij de We reldraad het felst gepropageerd wordt. Theoretisch moge men misschien gelijk hebben als men zegt, dat het over twee verschillende zaken gaat, wij stemmen echter volledig in met wat de voorzitter van de predikantenconferentie, ds. P. D. Kuiper, in zijn openingstoespraak in Utrecht zeide „Theoretisch zou men kunnen veronder stellen, dat de frontlijnen dwars door- elkander lopen dat bijv. iemand, die voor aansluiting bij de Wereldraad is, wel tegenstander kan zijn van de ge meenschappelijke kerkdiensten. Maar het merkwaardige is juist dat er aan twee kanten een communis opinio be gint te ontstaan over allerlei zaken, die men al meer ziet als onderling verwant". En niet alleen zien wij deze zaken steeds meer als onderling verwant, doch zij zijn misschien niet voor iedereen, maar dan toch voor velen zeer nauw verwant. Uitgezonderd zij, die toetre ding tot de Wereldraad toejuichen om dat zij menen, dat in het gespreksforum het gereformeerd geluid moet worden gehoord, vinden wij immers de toetre ding tot de Wereldraad voorgestaan door hen, die het streven der achttien toejuichen. Dat dus in het „Getuigenis" deze twee zaken als concrete punten genoemd worden van de zich voltrek kende verandering in het kerkelijk leven is onzes inziens zeer terecht. Een ernstiger kritiek echter treft het getuigenis van de zijde van drs. J. Plomp, die in het Utrechts Kerkblad onder de kop „Zo niet", als zijn me ning te kennen geeft, dat de weg waar op men zich met zijn bezorgdheid en verontrusting te begeven heeft, de weg is zoals die is uitgestippeld in de artt. 29 en 30 van de Kerkorde. Drs. Plomp schrijft „Waar komen wij terecht, wanneer de weg van de vierenzestig gevolgd wordt In elk geval bij een ongeoorloofde on dermijning, ik zeg nu maar niet van het gezag van een synode, die bij het licht van het Woord Gods op moeilijke vra gen verantwoorde oplossingen gezocht heeft, maar van heel onze kerkelijke samenleving Een collectieve opwekking om be zwaren te maken tegen bepaalde beslui ten van een synode bedoeld wordt de uitgesproken verbazing over het feit dat door het synodebesluit van Apel doorn '62 meer ruimte gegeven wordt voor het houden van gezamenlijke kerk diensten met Hervormde gemeenten behoort naar de mening van hem in het geheel niet aan de kerkeraden verzon den te worden. Naar onze mening slaat drs. Plomp hier de plank in zoverre mis, dat er in het geheel geen sprake is van een op wekking om bezwaren te maken tegen het synodebesluit, doch wordt er slechts de verbazing uitgesproken, dat tegen de achtergrond van het huidige streven tot eenwording dit besluit gevallen is. Dat een dergelijke verbazing een ongeoor loofde ondermijning van het synodege- zag en van heel de kerkelijke samenle ving zou zijn, komt ons wel zeer sterk uitgedrukt voor. Temeer waar de Ge nerale Synode zelf zo uitdrukkelijk ge wezen heeft op het functionneren van het ambt aller gelovigen. Staande in dit ambt hebben de vierenzestig en niet een drietal predikanten, zoals en kele dagbladen ons willen doen gelo ven zich tot de kerkeraden gewend om hun verontrusting over de gang van zaken binnen onze kerken uit te spre ken. Dat zij hiermede de kerkelijke weg Wat een zee van ellende kan achter deze twee woordjes verscholen liggen. Het kan, maar het hoeft niet Er is ook een zitten blijven, waar ouders en kin deren, om van meelevende grootouders en bezorgde tantes maar te zwijgen, werkelijk geen drama van moeten ma ken. Ik denk aan kindertjes van de la gere school, die in de eerste klas de speelperiode nog niet te boven zijn en pas op hun zevende jaar schoolrijp worden als die de eerste klas een keer moeten overdoen is er werkelijk geen man over boord. Zij doorlopen het la ger en voortgezet onderwijs verder dik wijls zonder enige storing. Ik denk ook aan gevallen van langdurige ziekte, waardoor zulke ernstige hiaten zijn ont staan, dat onderwijzers en ouders het er volkomen over eens zijn deze klas moet een keer worden overgedaan en dwaas is hij, die daar iets „oneervols" in zou zien. Zulke normale zittenblij- vers leveren geen serieuze moeilijkhe den op. Zo lang het kind de lagere school bezoekt is het probleem nog niet in hoge mate urgent, al beloopt het aantal zit- tenblijvers hier jaarlijks ook ongeveer 100.000. Het percentage doeblanten is hier nog beperkt. Kinderen met een normale intelligentie hebben met deze stof nog geen moeilijkheden en onze onderwijzers weten de nodige portie kennis wel zo te doseren en aan te bie den, dat ze er in slagen ook de achter blijvers zonder al te veel kleerscheuren over de streep te krijgen. En wanneer werkelijk mocht blijken, dat normaal volgen van het lager onderwijs grote verlaten zouden hebben, ja zelfs op een ongeoorloofde manier synodegezag en kerkelijke gemeenschap zouden onder mijnen wil er bij hun niet in. Zij im mers zijn juist van mening, dat zij „niet werkeloos mogen toezien, wanneer po gingen ondernomen worden om het fundament van onze kerken te onder graven", dat is dan ook de reden, dat zij de kerkeraden oproepen neen, niet om te protesteren tegen bepaalde synodenbesluiten, maar deze zaak in hun vergaderingen te bespreken en ter classisvergadering aan de orde te stellen. Omdat zij er van overtuigd zijn, dat het schriftuurlijk karakter van onze kerken dient bewaard te blijven en dat alleen in deze weg de eenheid zichtbaar zal worden van allen, die de Here Je zus begeren te dienen. Dat dit getuigenis moest verschijnen achten wij een droeve zaak, nog droe ver achten wij het, dat nu dit verschijnt er grote woorden als gezagsondermij ning gaan vallen en dit terwijl de vier enzestig zich'tot de kerkeraden gewend hebben en niet de grote trom der pu bliciteit geroerd hebben, dit ook terwijl enkele maanden geleden deze woorden niet gevallen zijn toen sympathisanten der „achttien" zich tot de kerkeraden richtten, een schrijven, waarin naar onze smaak verschillende synodebeslui ten in een licht geplaatst werden waar in zij niet genomen zijn. Het lijkt ons daarom beter om derge lijke zware woorden maar achterwege te laten, daar deze het zijn, die de ver wijdering scheppen en naar wij menen wordt dit noch door de „achttien" en zeker niet door de „vierenzestig" be geerd. Spreken de „achttien" en de voorstanders van de Wereldraad zich uit voor het één, de „vierenzestig" spre ken zich er tegen uit, zij zijn ook be zorgd, omdat zij de „achttien" en de voorstanders van de Wereldraad ern stig nemen, zij hebben daarom ook recht om ernstig genomen worden, want in een gesprek waarin men elkaar ernstig neemt ligt de mogelijkheid tot het elkaar verstaan, en de zaken waar het om gaat zijn ernstige zaken. v. H. moeilijkheden biedt rijst de vraag of het levensgeluk en de latere plaats van het kind in de maatschappij er niet mee ge diend zouden zijn, wanneer contact werd gezocht met de B.L.O.-school, waar ook in deze kinderen soms moge lijkheden worden ontdekt, die voor de toekomst van het kind van grote be tekenis kunnen zijn. Overigens blijft het de vraag óf we met ons huidig bevorderings-systeem op de goede weg zijn. Het blijft een moeilijk te verteren geval, dat een kind alle vakken een jaar moet overdoen, ook die, waarin het goede of zeer goede resultaten heeft behaald. Hier is de steen der wijzen zeker nog niet gevon den. Urgent wordt het vraagstuk van het zittenblijven echter pas goed bij het voortgezet onderwijs. Daarbij wil ik direct voor één misvatting waarschu wen. Te gemakkelijk wordt soms ge constateerd, dat een leerling die er niet in slaagt het Ulo-diploma of het eind diploma van een v.h.m.ó.-school te be halen isVmislukt". In zijn algemeenheid is deze stelling onjuist. Ook wanneer het einddoel niet is bereikt, heeft Uw jongen of meisje in deze jaren een stuk vorming meegekregen, dat niet verlo ren is. Wat zij aan misschien summiere kennis van de moderne talen en andere vakken hebben verworven, de invloed die zij van geschoolde docenten hebben ondergaan, dit alles blijft ook buiten „het papiertje" om van grote betekenis. Hiermee bedoel ik in geen geval de kwestie te bagatelliseren. Enkele cij fers mogen duidelijk maken hoe nijpend het vraagstuk is. Nijpend ook in finan- ciëel opzicht een recente berekening toont aan, dat de zittenblijvers Over- De vorige week beloofde ,ik in te gaan op een ietwat netelige kwestie welke een broeder, die 500,— be schikbaar stelde voor de Zending, aan roerde. Het was een klacht uit een wel willend hart en ze is waard gehoord te worden. Ik mag voorop stellen, dat er heus niet zo weinig gepubliceerd wordt, om dat er zo weinig gebeurd. Als voorzitter van de Zuiderzending enlid van de (vervolg op pagina 2) heid en ouders jaarlijks op een extra- uitgave van ongeveer 400 miljoen gul den komen' te staan. Op de Ulo-school behaalt 35 c/o der leerlingen, die in een bepaald jaar zijn toegelaten, na vier jaar het diploma, 18 vertoeft nog op de school, terwijl 47 de strijd heeft opgegeven. Ongeveer de helft van alle leerlingen behaalt het diploma, zij het dan soms ook met enige vertraging. Bij het v.h.m.o. is de toestand weinig roos kleuriger van de in 1949 toegelatenen behaalde 53 het einddiploma, waar van 24 zonder vertraging, dus zon der eenmaal gedoebleerd te hebben of gezakt te zijn. Van de geslaagden doe- bleerde of zakte 66 eenmaal, 26 tweemaal, 6 driemaal of 1 vier maal. Dit zijn in velerlei opzicht trieste cij fers. Wie peilt het leed, dat in dit dorre materiaal verborgen is Soms is het leed door eigen schuld, hetzij bij de leerlingen, die er met de pet naar heb ben gegooid, hetzij bij de ouders, die er niet in zijn geslaagd voor hun kin deren die voorwaarden te scheppen, waaronder zij rustig kunnen „studeren". Maar in zeer veel gevallen is de teleur stelling ook terug te brengen tot een verkeerde schoolkeuze. Daarbij wil ik ook hier niet te veel de nadruk leggen op het doebleren in de eerste klas van ulo of v.h.m.o. dikwijls betreft het hier een rijpingsproces dat nog niet is vol tooid en volbrengt het slachtoffer de verdere studie zonder één hapering en zelfs met een zeer goed resultaat. Maar vóór het kind de overstap naar ulo of v.h.m.o. maakt zullen de ouders, geleid door deskundige adviezen, zich ernstig moeten realiseren of deze jon gen en dit meisje met de hem of haar geschonken vermogens in staat moet worden geacht het begeerde onderwijs te volgen. Ik weet hoe moeilijk het is een soms harde werkelijkheid te aan vaarden. Wie zelf middelbaar en hoger onderwijs heeft gevolgd wil zijn kind graag minstens dezelfde opleiding ge ven het veelbesproken „status-sym- bool" speelt hier een niet altijd beschei den rol. Maar laten we ons goed rea liseren wat we doen, wanneer we stre ven naar het onbereikbare, welk een druk we leggen op onze jongens en meisjes wanneer we van hen verwach ten wat ze niet geven kunnen. Kan hier soms niet worden gesproken van rebel lie tegen Hem, Die juist dit kind met geheel andere vermogens van hart of hand heeft uitgerust Is er geen schrij nend gebrek aan goed geschoolde vak lieden en kan Uw zoon op deze wijze misschien met meer levensvreugde zijn bestemming vinden Deze gedachten kwamen bij me op, nadat ik weer zo'n 600 Paasrapporten onder ogen had gekregen. Ik weet het, men kan makkelijker vragen stellen dan ze beantwoorden. Maar het vraagstuk van het zittenblijven is het waard, dat we er ernst mee maken. Ter wille van de schatkist, maar vooral ter wille van ons zelf en onze kinderen. Bij alle grote bezwaren die we tegen het thans aan hangige wets ontwerp op het voortge zet onderwijs hebben blijft het te waar deren, dat Minister Cals althans een poging heeft gedaan door meer diffe rentiatie in de schooltypen het slagings percentage te verhogen. Of deze poging succes zal hebben moeten we afwach ten. Middelburg. J. A. van Bennekom.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1962 | | pagina 1