Officiële Berichten Uit de Gemeenten DOOR WATER EN VUUR OPGELETOPGELET Enige kennisgeving. D.V. 10 april a.s. is er in de Bogardzaal vergadering van de Kring Walcheren van de Geref. Vrouwenverenigingen. Spreker is Ds. van Hattem over het on derwerp „Van kerken tot kerk". Aanvang half 8 uur. Alle leden en be langstellende dames van harte welkom. De gestadige drup holt de steen en de gestadige jager wint, denkt men. Hierbij geldt dan ook nog dat wie voor „éénheid" pleit het christenhart altijd mee heeft. Het bekende „ut omnes unum sunt" dat allen één zijn is een agium dat elk gelovige als schoon ide aal lokt. Dus daarvan niets dan goeds. Maar op één punt ben ik heel niet gerust en d.i. de waardering van de vrijzinnigheid. Niemand mene dat deze geen vinger in de pap meer zou heb ben. Het tegendeel is het geval. Twee der negen Herv. predikanten zijn vrij zinnig. En wordt het niet luidop be weerd dat we met de vrijzinnigen één zijn in Christus Neen, de vrijzinnigen laten zich niet zo maar aan de kant zet ten. Ze spreken hun woordje duchtig mee. Zo b.v. de vrijzinnige dr A. de Wilde, die zelf van Geref. huize is. Ik geef hem gaarne de lof voor hetgeen hij schrijft dat hij in geen enkel opzicht zich als een fel renegaat gedraagt. Hij deed me aan Allard Pierson den ken die modern geworden toch nooit de kring van „christelijke vrienden" waar hij zo veel van dichtbij mee te maken had gehad, smadelijk heeft be jegend. Met trots herinnert hij zich steeds dat hij als jongen thuis Mr Groen van Prinsterer had mogen bin nenlaten. Dr de Wilde doet evenmin schamper of onvriendelijk, schrijft zelfs „dat vele gereformeerden als christenmens ge grond zijn op de rots". Hiervan dank baar acte. Toch heeft dit schrijven van dit oud lid onzer kerken me pijn gedaan. Dit niet vanwege de stelligheid van zijn be weringen van welke één me doet spre ken van „een profeet die brood eet", een profeet dus wiens profetie men niet gelooft. Zijn profetie is deze „dat de jaren van deze kerken geteld zijn". Dit mené, mené geldt onze Geref. kerken, maar dit laten we over onze kant gaan. De tijd zal het leren wat God met onze kerken doet. Er is iets anders dat me pijn doet, en dat is de manier op welke Dr de Wilde over onze leidslieden spreekt. Hij kent ze als geref. van voorheen hij zat ook als gast eens aan de mo- deramentafel op onze predikantenver gadering. „Wat doet die de Wilde hier hoorde ik toen iemand aan zijn buurman vragen. Deze leiders dan zijn volgens hem wel al klaar voor vereniging. Hij spreekt over hen als „de leidende figuren in de Geref. Kerken die verder geen bezwaar meer hebben tegen fusie". Zij zijn dus verder dan de massa. Ik heb dit ook wel eens horen fluisteren heb zelfs in dit kerkblad om antwoord gevraagd te vens veronderstellend dat het wel niet zou gegeven worden. Wie zou dit trouwens moeten doen als er geen namen worden genoemd Nu fluistert men het niet, maar wordt het openlijk geschreven. Zie dit doet pijn. En dan is er nog een tweede ding dat me hindert als Dr de Wilde schrijft over „de oudere generatie die moest plaats maken voor een jongere. Taaie vooroordelen moesten langzaam afslij ten o.a. dat de vrijzinnigheid verketterd werd". De jongere generatie is nu aan bod, maar moet voorzichtig laverend, zorgen dat de boot niet lek stoot op (laat ik het in de Wildes eigen woor den zeggen) „de christenmens in de ger. kerken die gegrond is op de rots". „Lopen deze jongere leiders te hard van stapel dan komt er alleen een nieu we scheuring uit voort in de geref. ker ken", aldus Dr de Wilde. En dan suist me een derde giftige pijl langs het oor „Bij de achterblij vende groep en dat zal vermoedelijk een hoog percentage zijn zal nieuwe verharding optreden, omdat de leiding dan over zal gaan op lieden van aan zienlijk kleiner kaliber". Kijk, dat is nu aan de éne kant „de vleiende lip" (dr de W. zal zich deze uitdrukking herinneren) en anderzijds de kleinere blik op wat achteraanko- mers, mensen die niet meekunnen en theologisch niet bij zijn. Wat dit laatste betreft meen ik dat dr de Wilde zo kan spreken doordat sommigen in onze kerken graag spreken van" prominenten, vooraan staanden" en dergelijke uitdrukkingen meer, een onderscheiding waar Prof. Nauta blijkens een interruptie ter sy node, terecht het gevaar van signa leerde. Mij dunkt, mocht ooit (wat God ver hoede) de actie der achttien zo scherp gesteld worden, dat een hoog percen tage, hetgeen ik stellig geloof dat het zijn zou, mensen die zó van geen fusie willen weten, genoopt werd tot hande len dan zouden er stellig leiders blijken te zijn, zowel uit nog levende ouderen als uit de opgekomen en opkomende jongere generaties, die van wanten weten. 't Zou dan ook wel kunnen zijn dat vele laatsten de eersten en vele eersten de laatsten bleken, en wat van klein kaliber geacht werd groot bleek. Daar zullen we ons maar geen zorg over maken. Ik schreef van „een profeet die brood eet" en dat het me toch wel een drie voudige pijn gaf, het goede is m.i. dat nu eens openlijk gezegd werd hetgeen lang al gefluisterd werd in veler oor. En een fluistercampagne is niet min der gevaarlijk dan een koude oorlog. Een open strijd is me nog het liefst. Of we dan de vrijzinnigheid moeten afstoten Dat zeker nietwant wie zou niet hopen en bidden dat we allen waarlijk in Christus één waren Wie zou b.v. niet gaarne wensen dat Dr de Wilde beroepbaar kon worden gesteld in de kerken die hem eenmaal doopten Brouwershaven B. Wentsel. KLEINE VOSSEN We stappen nu maar weer af van het brede glibberige pad, waarop we ons een paar maal lieten verleiden af te wijken, het pad van de ecumene, van de „achttien" en al de beschou wingen, discussies, waarbij onze pen voerders van hoog tot laag in heftige beroering elkander bekampen en waar bij zelfs onze Hoogleraren op twee fronten hun verschillende kijk op deze ingewikkelde en veelomvattende zaken geven, zó, dat een eenvoudig kerkmens er van duizelt. Daarom bemoei ik me maar weer met m'n vosjes, hoewel we met grote be langstelling 't tournooi der grote man nen gadeslaan, en, we mogen wel zeg gen, met onze gebeden thuis en op de kansel begeleiden en vragen of de Here volle klaarheid wil geven over de weg, die onze kerken te bewandelen hebben. Want 't gaat toch tenslotte wederzijds om de handhaving der belijdenis en dus om Gods eer. We willen nu luisteren naar de stem van een Hongaarse geleerde, dubbel Doctor, die van een zeer welgestelde, goed gesalarieerde positie is afgedaald tot een levensniveau, waarop hij, de hooggeleerde leider van een grote on derneming, zich genoodzaakt ziet om onze hulp in te roepen. Ja, dat is toch wel een zeer bescha mende en yernederende zaak in plaats van rapporten op te stellen, goed-over- wogen ingewikkelde zakenadviezen te geven, op te treden als advocaat blijkbaar is hij dus ook doctor in de rechtwetenschap nu zich te moeten bezig houden met het opgeven van de maat van hemden, broeken, kousen, schoenen enz., bovendien een verzoek doen om zijn echtgenote, die reeds vier jaar 't bed moet houden wegens ver lamming, ontstaan door een hersen bloeding, te helpen aan een bedjasje, ondergoed, een warme kamerjapon, want„we hebben in 't geheel niets meer „alles is door en door versle ten". Als je dan deze Hooggeleerde Doc tor hoort klagen over de armzalige ka mer, die ze bewonen, waarvan de huur alleen reeds de helft van zijn honger- inkomen opslorpt, dan is 't om de tra nen in de ogen te krijgen. Door de we reldoorlog hebben ze hun hele hebben en houden verloren, bovendien de ge zondheid van man en vrouw, waar hij zelf zich op krukken moet voortslepen en er van subsidie of van pensioen geen sprake is, waar hij daarvoor wegens zijn leeftijd (bijna 65 jaar) niet in aanmer king komt. Hij schrijft 't zelf, dat 't voor hem wel zeer beschamend is te moeten vra gen om wegen te zoeken hem te helpen met een liefdesgaven-pakket, vooral met gebruikte kleren, maar zijn toestand is zó catastrophaal, dat hij geen andere weg meer ziet, nu hem deze weg van 't Comité „Hulp Hongarije" werd ge wezen. Hij en zijn vrouw geloven, dat God allen helpen kan en daarom ver zoekt hij „in Jezus' naam" te trachten hem te helpen, waar hij geen kinderen of verwanten heeft. Is 't te veel gezegd, dat ,,'t Zeeuwse zonnetje" in deze donkere woning vaii deze doodarme Hooggeleerde heerlijk licht kan laten stralen Uit 't oude-Vossenland. P.S. Ontvangen van V. V. te M. 10, N.N. te M. 10,— VI. te M. ƒ20,— D. te H. ƒ5,— De R. te S. ƒ2,50; M. te V. ƒ5 v. d. V. te T. ƒ2,50 D. te K. ƒ2,50; X. te O.V. ƒ10,—. We nade ren de 2500,Gelijk wij weken wach ten op de voorjaarszon, zo zien onze brs. en zrs. over de Donau uit naar 't ver kwikkend licht uit 't Noorden. Goederen kunnen steeds gezonden worden aan Com. „Hulp Hongarije", Idenburglaan 14, Rijswijk (Z.H.). Ja, dat is toch een voor recht, dat een ongeleerde hier een Hoog geleerde daar kan helpen Met Hongaarse dank voor Zeeuwse liefde. Ds. A. Koning, Oud-Vossemeer. Giro 220659. De kerkeraad van de Gereformeerde Kerk te Öud-Vossemeer roept de kerken van de classis Tholen samen tot een ver gadering D.V. woensdag 2 mei 1962 te half negen uur in de Geref. Kerk te Ber gen op Zoom. Hij verzoekt hem eventuele stukken voor het agendum toe te zenden vóór 15 april a.s. De kerkeraad van de Geref. Kerk te Oud-Vossemeer. In opdracht van deze, De scriba II, J. J. VERSLUYS. De Geref. Kerk van Grijpskerke vraagt afvaardiging van de kerken in de classis, om aanwezig te zijn bij het afscheid van Ds. Vlaardingerbroek op zondag 15 april, 's avonds 7 uur. Namens de Geref. Kerk van Grijpskerke, P. FRANCKE, Scriba. Vergadering van de Classis Zierikzee op woensdag 2 mei a.s. Roepende kerk Zonnemaire. Stukken e.d. aan Ds. Huyser te Zonne maire. Nieuwerkerk. 1. Openbare geloofsbelijdenis werd afgelegd doorBram de Bel en Govert de Reus, zondag 1 april j.l. Het was een blijde dag. „Ook gij waart met Jezus", laat dit het getuigenis zijn en blijven, door Gods ge nade, van jullie en ons. 2. De H. Doop werd bediend aan Jan Vis. Ook dit sprak in dezelfde dienst van Gods trouw. Ouders, pleit veel bij de Here op dit trouwverbond. 3. De gemeente-vergadering is weer gehou den. Er is veel dat ons moet stemmen tot ootmoedigheid. Ook mocht er dankbaarheid zijn, dat de financiële uitkomsten eind 1961 alle vrees hebben beschaamd. Dankbaarheid aan de Koning der Kerk, aan de gemeente die gaf, en aan alle werkers voor hun ar beid. De zusters hebben de broeders nog beschaamd door opkomst. Laten toch ook jongeren bedenken, dat wij allen geroepen worden mee te werken aan de opbouw der gemeente. (vervolg op pagina 3) Feuilleton door J. BRANDENBURG Een verhaal uit de bezettingstijd LXXVII Van Henk hoorden ze nu niets meer en over Wim waren ze alle dagen en nachten in ondragelijke spanning, een spanning van hoop en vrees, maar van een hoop, die minder werd en van een vrees, die groeide. Tot nu toe waren ze nog maar één keer bij hun jongen toegelaten. Na die ene keer hadden ze bericht gekregen, dat er geen vaste bezoekuren waren, maar dat ze elke keer opnieuw een aanvraag voor een bezoek moesten indienen. Maar dat was alweer enige tijd geleden en na dat ene briefje hadden ze ook niets meer van Wim gehoord. En wat kon er allemaal gebeuren met hun kind in die tijd Hij kon voor de Gestapo zijn geleid, ze konden hem met allerlei martelingen gekweld hebben. Ze wisten nu zo langzemerhand wel iets, wat dit op de duur allemaal voor Wim betekenen kon. Druppelsgewijs kwamen verhalen los van wat er achter gevangenismuren kon gebeuren. Voor Duitse sadisten was niets te erg of te duivels. De gedachten hieraan braken de levenskracht van De Wilde en zijn vrouw. De Wilde werd in deze tijd oud. In enkele weken was zijn zwarte haar vergrijsd en hij begon wat voorover te lopen. Reeds driemaal was hun verzoek om bij Wim te wor den toegelaten, afgewezen. Slechts pakjes van geringe omvang mochten worden gezonden, maar men wist niet of ze Wim wel ooit in handen kwamen. De tijd kroop. Tot, na enkele weken, er bericht kwam, dat bezoek van één persoon gedurende 10 minuten was toegestaan. Het was een kort gestencild formuliertje, waarin alleen de naam van de gevangene en de bezoekdag met inkt was ingevuld. Zulke briefjes kwamen er wekelijks in honder den gezinnen in Nederland. Besloten werd, dat De Wilde zou gaan en dat hij na het bezoek aan Wim meteen zou doorreizen naar Am sterdam, om te proberen iets te weten te komen betref fende het gezin van Hammelburger. Hij had aan de Jood beloofd om naar diens gezin te zullen gaan kijken, maai de zorgelijke omstandigheden in zijn eigen gezin hadden tot dusver hem verhinderd die belofte na te komen. De reis was moeilijk. Juist in die dagen hadden er grote troepentransporten plaats, want de Duitse legerleiding scheen bevreesd te zijn voor een Engelse invasie en de vorming van een tweede front. Er liepen zelfs geruchten, dat geheel Walcheren zou worden geëvacueerd om plaats te maken voor Duitse soldaten. Tien minuten bezoek De Wilde zag zijn jongen, evenals de vorige maal, onder geleide binnen komen. Zijn jongen was nauwelijks herkenbaar. Een dodelijke bleekheid lag op het nog weer sterk vermagerd gelaat. Het kneep hem in zijn vaderhart. Dag jongen, m'n jongen Dag vader Ze hielden een poos elkanders hand vast. De groeten van moeder en de meisjes. Wim knikte. Maak moeder het nog goed ?vroeg hij. Zijn stem was hees. Tien minuten Wat moest hij met die tien minuten beginnen Hij had zijn jongen zoveel willen vertellen en hij wist geen woord, te zeggen. De woorden verschroeiden in zijn ziel. Zijn bloed sloeg met mokers in zijn slapen. Het oer-instinct om eigen vlees en bloed uit de klauwen van roofgieren te redden bruiste naar boven. Hij wilde die kerels daar naast hem wel neer slaan Hij veegde het zweet van zijn voorhoofd. Je moet je om mij niet ongerust maken, hoor, ik heb het goed, zei Wim. Zo jongen Het. celleven valt natuurlijk niet mee, maar er zijn ergere dingen. Zeg tegen moeder, dat ik het goed maak. Hoe gaat het met het werk Ik zou de kersenbongerd wel eens willen zien De Wilde knikte. Hoe moeilijk is het een woord uit te brengen. Hij slikte iets weg en dan vroeg hij Is je zaak al voor geweest Nee, U moet denken, ze hebben het heel druk Ja, ze hadden het druk, alle gevangenissen zaten vol. De Wilde keek naar zijn jongen en dacht weertien minuten Vetel eens iets van dominé Versendaal, vader. Hoe is dat gegaan Verwonderd keek De Wilde naar zijn zoon. Hoe weet je dat vroeg hij verwonderd. We weten hier tamelijk veel, zei Wim met een matte glimlach. Zwijgen over de gevangenis bulderde een bewaker. In 't kort vertelde De Wilde de arrestatie. De bewaker had al een paar maal op zijn horloge ge keken. Dan was het een ogenblik stil. Vader en zoon keken elkander aan. Vader, u moet geen medelijden hebben. Ik maak het goed. Ik heb mijn bijbel. God weet, wat goed voor ons is. Hij geeft niet meer, dan we dragen kunnen. Ik ben Zijn kind. Ik heb er spijt van, dat ik Rudolf Weber de hand geweigerd heb. Dat had ik niet moeten doen. Wil hem zeggen vader, dat ik er spijt van heb. Hij is onze broeder De Wilde knikte. Hij zag de grote verandering, die in de ziel van zijn jongen had plaats gegrepen. Een rust, die niet van deze aarde is, beheerste zijn kind. Maar het was een rust, die hem tegelijk troostte en beangstigde. In de donkere ogen van zijn zoon las hij de rijping voor de eeuwigheid. En hij wilde zijn jongen niet missen. Wim (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1962 | | pagina 2