eeuwóe 3£erkbocle Van KERKEN tot KERK Wandelingen door de wereld van het Oude Testament Een Profeet die brood eet 17e JAARGANG No. 40 6 APRIL 1962 OFFICIEEL WEEKBLAD TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND Redacteur: Ds. W. C. van Hattera, Herengracht 15, Terneuzen, Telefoon (0 1150) 22 48 Medewerkers J. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. D. J. Couvée, Bennekom Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. A. Koning, Oud-VossemeerDr. P. C. Kraan, Vlissingen Ds. J. v. d. Leek, Kapelle Ds. P. van Til, Middelburg Mej. F. A. Groot Nibbelink, Grijpskerke cn ontkom" Mevrouw C. van Zwedenvan Alkemade, Middelburg. rN Abonnementsprijs 3,per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 12 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 12 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 2438 Giro no. 42280 vy II Ten vervolge op ons artikel van de vorige week nog enkele reacties op het boekje van de „Achttien". Ditmaal be ginnen we met ds. Heiner van Hein- kenszand, die van mening is, dat de zaak, die in dit boekje aan de orde ge steld wordt niemand onberoerd mag la ten en dat ook niemand zich mag ont trekken aan de dingen, die er in de kerk aan de gang zijn, zeker niet als het gaat over de vragen van verdeeldheid en eenheid. Maar, zo zegt ds. Heiner dan ,,Of we evenwel gelukkig kunnen zijn met de wijze waarop deze vragen in genoemd boekje aan de orde zijn gesteld, waag ik te betwijfelen. Men mag stellen er is in de kerk en door de verdeeldheid der kerken veel scheef en krom gegroeid. Accoord Maar iets wat scheef gegroeid is, kan men niet met geweld recht trekken, want óf de boom gaat dood door de hard handige behandeling óf is zó gekwetst, dat de opbrengst weinig of niets meer zal bedragen. Nee, de methode is met overleg en hulpmiddelen de groei in goede banen gaan leiden, iets wat veel tijd en geduld vergt. Zo'n leiding is no dig. Of nu deze leiding, dit geleiden door het boekje van de ,,18" in praktijk wordt gebracht, ik ben er allerminst ze ker van. En in zo'n situatie zijn zeker apodictische uitspraken als gescheiden heid kan niet langer geduld en predi kanten stellen eis der hereniging, in hun apodictie onjuist, nog afgezien van het feit dat predikanten, welke ook, niets te dulden hebben en in dezen geen eisen te stellen hebben. Ik vind het jammer, dat niet meer na druk is gelegd op Ef. 4, 15, waarin ge sproken wordt van de groei naar Chris tus dat is primair, voor ieder persoon lijk, voor elke afzonderlijke kerkelijke gemeenschap. En door naar Christus toe te groeien, naar dat ene Hoofd, groeien we automatisch zou ik bijna zeggen, naar elkaar toe en zullen we elkaar vin den in Hem, want dan houden we ons aan de waarheid, omdat we ons houden aan Christus, Die van Zichzelf gezegd heeft Ik ben de Waarheid. En in Hem hebben we dan ook met en voor elkaar-de weg ten Leven. Dan zul len we, juist ook uit verschillende ker ken met elkaar spreken, maar dan niet met dit boekje als leidraad, maar met hèt Boek als gids. Immers acht is beter, ja meer dan acht tien Ds. Elshout van Koudekerke is het volkomen oneens met wat in dit boekje ten aanzien van de leertucht gezegd wordt en hij merkt op Een handig iemand kan met een beeld alles bewijzen. Zo lijkt het me ook met wat we lezen in „Van Kerken tot Kerk", pag. 50, 51 „Gelijkenis. Een pink van het lichaam is ontstoken (koudvuur Er zal een amputatie moe ten plaats vinden. Maar waar Alleen de pink, de hand, de arm De gerefor meerden hebben terstond de arm ge amputeerd om later misschien te ont dekken, dat men met de pink had kun nen volstaan. De hervormden aarzelen te amputeren, waar dan ook en wach ten zo misschien te lang. Ja, dan zijn die gereformeerden wel heel erg hardvochtig. De eerste vraag lijkt me wie behoren tot de kerk Wie zijn ware Christ- gelovigen We moeten alles doen om de ware een heid te bevorderen, maar dan „in enig heid des waren geloofs" (H. Cat. Z 21). Kan men iemand, die het verzoenings werk van Christus loochent, nog hierbij rekenen Of is het zonneklaar, dat zo iemand de fundamenten der kerk aan tast In het Dienstboek van de N.H. Kerk vinden we op pag. 132 „Woorden en gebeden bij de uitsluiting uit de gemeen te van Christus" „Wij delen u mede, dat een lidmaat van deze gemeente naar het oordeel van de kerkeraad schuldig staat aan een onchristelijke belijdenis en wandel". Wanneer naar de mening van Prof. van Ruler de tucht eschatologisch is en dus eerst in het eind der dagen effectief wordt, wat doet dan dit for mulier in het Dienstboek Hoever kan men gaan, voordat dit toegepast wordt Wat doet men met het duidelijke woord der Schrift„Een mens, die scheuring maakt, moet gij, na hem een en ander maal terecht gewezen te hebben, afwij zen" (Tit. 3 10). „Doet, wie niet deugt, uit uw midden weg" (1 Cor. 5: 13). Naar analogie van bovenstaande gelijke nis zou ik willen opmerken Een „vreemd lichaam", b.v. een stukje ijzer, heeft zich in de vinger binnengedrongen. Weliswaar heeft een gezond lichaam de eigenschap het vreemde lichaam zelf af te stoten, maar ondertussen is er het gevaar van een algemene infectie. Daar om zal het in het algemeen verstandiger zijn, het vreemde lichaam tijdig te ver wijderen. (Vgl. 2 Joh. 10 en 11, 1 Joh. 2: 19.)" Ds. van Heesen van Meliskerke ten slotte vindt het fijn, dat de gescheiden heid der kerken niet langer als iets van zelfsprekends wordt geaccepteerd. Ty pisch noemt hij het echter, dat wij Ge reformeerden steeds meer begrip moe ten krijgen voor de Hervormde situatie, bijv. dat er zoveel veranderd is en dat het alles zo eenvoudig niet ligt. Ten aanzien van het eerste zegt hij „we zijn er blij mee, zo moeten ze in de N.H.K. doorgaan" en ten aanzien van 3. De eeuwige kringloop 1 Toen wij op onze vorige wandeling door Babel kwamen en ergens in het grote tempelcomplex Esagila (Esagila, niet Erogita, zoals er toen door een drukfout stond) de hogepriester van de god Marduk, de koning der goden, het lied van de schepping der wereld hoor den voordragen, was het de avond van de 4de Nisan. Deze datum was niet toevallig. Want Nisan is de eerste maand van het jaar en het grote feest, waarbij de overwinning op de chaos- machten en de schepping der wereld herdacht werden, was het Nieuwjaars feest. Het duurde van 2 tot 12 Nisan en is zonder twijfel in Babylonië het belangrijkste feest geweest. En niet al leen daar. Ook in het leven van de Kanaanieten, de vooral in geestelijk op zicht zo gevaarlijke naburen van Israël, nam dit feest een grote plaats in, zij het dan, dat zij het niet in het voorjaar, maar in 't najaar vierden. Bijna overal en in alle tijden hebben de mensen bij de jaarwisseling even stil gestaan. Ze wilden dat ogenblik niet ongemerkt laten passeren, omdat ze daarin als het ware de polsslag van de tijd even konden beluisteren, mee voelen bijna, in ieder geval bewust be leven. Zij voelden zich er bij betrok ken, omdat ook het mensenleven van het voortgaan van die hartslag afhing en altijd afhangt. Staat het hart van de tijd stil, dan ook ons leven. Het zal wel uit dit besef voortkomen, dat wij nog altijd de gewoonte kennen van Oud op Nieuw wakker te blijven en pas na de klokslag van twaalven te gaan slapen, 't Is alsof wij ons pas gerust voelen, als we zeker weten, dat de overgang ge lukt isdat het nieuwe jaar zonder schokken de plaats van het oude heeft kunnen innemen. Voor ons hebben al deze gedachten echter maar betrekkelijke betekenis. Als 't er op aankomt, geloven wij niet, dat de nacht van de jaarwisseling an ders is dan andere nachten. Wij zien in deze overgang geen soort krisis, waar leven en wereld door heen moe ten en waar 't welzijn van mensen en dingen voor heel 't komende jaar van afhangt. Niemand rekent er mee, dat de overgang wel eens zou kunnen mis lukken. Voor de oud-Oosterse mens lag dat alles heel anders. Volgens hem was de tijd een kringloop, die steeds weer te rugkeerde naar het punt waar hij be gonnen was. Geen lange en steeds lan ger wordende lijn dus, maar steeds op nieuw een cirkel. Aan 't eind van 't jaar zijn we weer bij het begin. Maar dat het tweede „dat weten we ook wel". Behalve echter het begrip dat van Gereformeerde zijde voor de Hervorm den moet worden opgebracht zegt ds. van Heesen echter ook graag het om gekeerde „Zo graag zou ik nu ook van Hervorm de zijde eerst wat meer begrip hebben voor de Gereformeerde situatie. Hoe vaak wordt de Gereformeerde ge dachte over „tucht", Ambtelijk geleide eredienst"" e.d. met een hoogkerkelijk gebaar van de baan geschoven, terwijl je als Gereformeerde dan de gedachte wel moet krijgen ze bedoelen zo iets als achterlijk of bekrompen. Met die Gereformeerden kun je ook niets Zo wordt het gesprek van onze kant, willen we niet direkt in de „volkskerk" overstappen, een pleiten voor begrip voor onze situatie. En het is de nood van de ander, dat hij dat begrip niet heeft. Stel nu, dat dit resultaat heeft. Er komt wederzijds meer begrip. Wat zal het dan verder opleveren a. We zullen het roerend eens zijn, dat er verandering moet komen. Waren we dat al niet Daar vechten we toch voor Dat was toch de oorzaak van afscheiding en doleantie! Omdat er niets veranderde. betekent dan ook, dat we bij iedere jaarwisseling ,als het ware weer op nieuw moeten beginnen. We staan dan eigenlijk weer op hetzelfde punt als eens bij de schepping. En dat wil voor de oude Oosterling zeggen we staan weer in de krisis, weer in de bereiding van de chaosmachten. Die machten moeten weer overwonnen worden. Het werk van de schepping moet om zo te zeggen weer gebeuren. Niet zozeer weer herhaald worden, maar weer ac tueel, tegenwoordig-gesteld worden. Het doet ons even denken aan het mis offer in de roomse kerk. Daarin wordt het kruisoffer niet zozeer herhaald als wel weer tegenwoordig gesteld. Het gebeuren van het kruisoffer is daarin weer aanwezig. Zo wil men voorkomen, dat het „alleen maar" geschiedenis, en kel maar verleden, zou zijn. Het moet met zijn verzoenende kracht midden in ons leven komen staan, het mag niet wegzinken in 't verleden, maar moet steeds weer actueel gemaakt worden. Zo moet in het Babylonische Nieuw jaarsfeest de overwinning op de vijan den van het mensenleven steeds weer actueel worden. God Marduk moet op nieuw zijn koninklijke heerschappij ves tigen, goden en mensen ten goede. Is dat gebeurd, dan kunnen we weer een jaar vooruitde aarde staat dan weer vast, recht en gerechtigheid kunnen weer bestaan, het licht en de blijdschap weer genoten worden tot het vol gende Nieuwjaarsfeest. De liturgie van dit feest was heel ingewikkeld. En lang niet alles is ons duidelijk, wanneer we de berichten, die de Babyloniërs zelf ons op kleitafels hebben nagelaten, proberen te lezen. Ik zal proberen enkele hoofdzaken er uit naar voren te halen. Misschien vindt u het een moeizame bezigheid dat we ons zo verdiepen in een heidens-godsdien stig feest van duizenden jaren geleden. En u vraagt u afwaartoe die moeite Het antwoord moet luiden om het Oude Testament te kunnen lezen tegen de achtergrond van die tijd en van die omgeving omgeving dan in geestelijke en historische zin bedoeld de geschie denis en vooral de gedachtenwereld van toen. Sinds wij, vooral door de opgra vingen, van die achtergrond steeds meer zijn gaan weten, is het O.T. voor ons steeds duidelijker geworden. Iets daarvan bedoelen deze „wandelingen" te laten zien. En daarom nemen we nu dan ook de moeite ons nader bezig te houden met de liturgie van het Nieuw jaarsfeest van de Babyloniërs, of, zoals zij het zelf noemden, het „Akitoe"-feest. J. v. b. Nu willen we samen iets doen. Wat? Laten we elkaar niet voor de gek houden alles of niets Gemeenschappelijke kerkdiensten het kan of het kan niet Niet zo af en toe wel en dan weer niet (synode-besluit) Ergo laten we de kerkelijke weg be wandelen. Je kunt wel plaatselijk uittreden uit het kerkverband b.v. gehoorzaamheid aan Gods Woord eist breken. Je kunt niet plaatselijk „intreden". Tenzij van „bo ven af" de weg gebaand is. De plaatselijke uittreding geschiedde door het in gebreke blijven van „boven". Laat „boven" nu de deur openen, zon der gevaar, dat wie binnengaat zich haasten moet weer buiten te komen. Overigens beweging is goed Laat het een klop zijn op die deur, waar we uit getreden zijn. Een klop hoe is 't Kun nen we weer binnenkomen Omdat ze er binnen iets van begrepen hebben, waarom wij buiten staan. Want het verlangen om binnen te gaan blijft." Tot zover de binnengekomen reacties op de vraag „wat vindt u van het boekje van „de achttien" Helaas hebben niet allen, die een antwoord op deze vraag hadden toegezegd hieraan gevolg gegeven, maar de ingekomen re acties geven toch wel een beeld van wat er ten aanzien van dit boekje en de daarmee verbonden actie leeft. Dat dit boekje niet zomaar kritiekloos aan vaardt wordt spreekt uit de verschil lende antwoorden, waarbij opvalt, dat de meeste kritiek zich richt tegen het feit, dat al te lichtvoetig over de waar- heidsvraag wordt heengelopen. Stelt men zich op het standpunt, dat eerst de eenheid er moet zijn en dat dan de waarheid vanzelf wel komt, dan vragen wij ons toch af of het dan net niet te laat is. De kerkgeschiedenis en ook de jongste kerkgeschiedenis in de V.S. en op andere plaatsen waar „fusie" aan de orde van de dag schijnt te zijn leert ons immers anders. We willen dan ook ein digen met nogmaals de woorden van ds. Tiemersma aan te halen, die wij met nadruk zouden willen onderstrepen „Wanneer opgeroepen wordt om te luis teren naar het Woord, dan moeten we dat serieus nemen en dan houdt dat in, dat we niet voorbij mogen gaan aan de kerk zelf, die blijkens de eigen belijde nis reeds eeuwen geleden getracht heeft naar het Woord te luisteren, ook wan neer het ging om vragen rondom ge loofsgemeenschap en opdracht tot hoe den en weiden. Wij hoeven niet te doen alsof de artikelen 2732 van de Ned. Gel. Belijdenis niet bestaan". Dat we met de gebrokenheid van de Kerk geen vrede mogen hebben is te recht, dat dit vandaag beter dan mis schien vijftig jaar geleden gevoeld wordt is verheugend. Maar juist omdat het om de Kerk gaat, gaat het om de Waarheid, gaat het om wat het Woord zegt. We hopen, dat de bijdragen, die in deze nummers van de kerkbode gele verd zijn, het hunne bijdragen bij even tuele discussies. v. H. Hij profeteert de jaren van die kerken zijn geteld. 'k Heb me dezer dagen afgevraagd of we niet beter zouden doen de actie van de achttien maar van op verre af stand rustig gade te blijven slaan. Eens zien wat ze na hun besliste ver klaring „zo kan het niet langer" wel van plan zijn. Dat ze in onze kerken voet aan wal zouden krijgen, geloof ik niet hoezeer zij zeiven daar ook van overtuigd schijnen al is het dan pas op de lange duur. Intussen heb ik aan deze gedachte van stil toezien toch geen voet gegeven om reden de bedoeling der achttien toch wel is een bepaalde klimaat in onze kerken te scheppen (van het Herv. deel zwijg ik hier, ofschoon dit ook zijn best doet invloed te oefenen).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1962 | | pagina 1