Uit de Gemeenten kleine vossen RECLASSERING (forensisch maatschappelijk werk) DOOR WATER EN VUUR (vervolg van pag. 1 ten wonen en leven, dag en nacht. En wat voor mij gold, gold ook voor hen, want voor hun besef was een dominee wel wat een vreemd artikel". Al heb ben zij het nooit gezegd, maar ik maak mij sterk, dat ik de eerste was, die zij ontmoetten. Dan raken twee werelden elkaar. Zij kennen onze wereld niet, zij staan er volkomen naast, kerk en godsdienst en geloof zijn voor hen klanken uit een andere wereld, maar dat vreemde was van mijn kant net zo sterk. Ik moet het eerlijk erkennen de af stand was ook mij groot. In hun ge* dachtenwereld, in hun conversatie, in hun levenssfeer kon ik mij niet voegen. Het was een heel merkwaardige er varing, hoewel ik toch met bescheiden heid meen, niet zo volstrekt wereld vreemd te zijn. Maar is het dan toch waar, dat wij innerlijk (ook met de beste bedoeling, om het niet te doen) eigenlijk ver van de wereld en de onkerkelijke mens af staan Wij net zo ver van hen, als zij van ons Een dominee was voor hen natuurlijk iemand, met wie zij niet goed raad wisten. Wat moesten zij met zo iemand Maar van mijn kant was er dezelfde verlegenheid. De eerste dagen heb ik het er wat moeilijk mee gehad. Telkens dacht ik weer God leidt onze levensweg en nu Hij het zo beschikt heeft, dat ik hier terecht gekomen ben, moet ik nu niet trachten, deze mensen te bekeren En toch heb ik dat niet gedaan, waar ik eerst hinder van heb gehad, maar waar ik later dankbaar voor ben ge weest. Later heb ik begrepen, dat het de afstand zeker nog zo hebben ver groot, als ik direct over de pyama de toga had aangetrokken. Die afstand moest eerst worden overbrugd. Wij moesten elkaar eerst leren kennen en waarderen op het algemeen menselijk vlak. Toen hun later bleek, tot hun ver rassing, dat een dominee ook een mens was van gelijke beweging als zij en mij bleek, dat er ook met buitenkerkelijken heus nog wel te praten valt, was het ijs gebroken en was er ook nog plaats voor ,,een goed woord". Maar ik heb mij met beschaming af gevraagd leven wij niet te veel ge- isoleerd Niet teveel in eigen kring Waarom staan wij zo vreemd tegen over die andere wereld Moet er niet veel meer liefde en toenadering zijn Zijn zij niet, hoewel zij Hem nog niet vonden, met ons kinderen van één Va der En zou het eerste, dat God van ons vraagt, niet zijn, dat wij hen zoeken te verstaan en de kloof zoeken te over bruggen Dat zij hun eigen leven lei den en een diepe kloof zien tussen hen zelf èn de kerk, kan ik van hen ver staan, maar is het van ons niet een ern stige fout, als wij in dezelfde geschei denheid leven Moeten wij niet veel meer in liefde de buitenkerkelijke mens zoeken Dit is zekerGod heeft de wereld lief en betoont haar grote barm hartigheid, mogen wij er dan met de rug naar toe staan K.-B. v. d. L. Wat slaan we tegenwoordig onze kerkelijke vleugels wijd uitHet is adembenemendTerwijl we vroeger rustig op eigen nestje zaten te broeden, geheel bezet met eigen besognes en zorgjes, gelijken we nu meer op trek vogels, die vandaag op eigen bodem rondwieken, maar morgen koers zetten naar Afrika, neerstrijken in Pakistan, overmorgen naar Azië afzwenken en wat verpozen in New Dehli, om dan zelfs de grote oceaan over te steken naar Argentinië en Brazilië. Zelfs betrekken we in onze kerkelijke belangstelling die christenen, die eeuwen lang door een diepe kloof van ons waren gescheiden, de Roomse kerk, ja sterker, de Grieks orthodoxe kerk, die ons totaal vreemd is geworden. We denken hedendaags zeer ,,ocu- menial", gelukkig, want dit vreemde woord betekent,,de bewoonde wereld omvattend" en wat is er meer in over eenstemming met de opdracht predik het Evangelie aan alle mensen en maak alle volken tot mijn discipelen, wat toch ook inhoudt, dat we als kerken over heel de wereld ons hebben te plaatsen onder 't gezag van Gods Woord en dus afgedwaalde kerken weer hebben terug te lokken tot de gehoorzaamheid van Jezus Christus. Tenslotte valt toch de hele wereld bevolking in twee groepen uiteen ge- vigen en ongelovigen. Dus is 't ons al ler roeping om te getuigen van de Waarheid, ook, ja juist, tegenover die kerkformaties, waar men a.an de ge hoorzaamheid aan 't Woord ontzonk of steeds meer dreigt te ontzinken. En dan kan de stem van een betrek- kelijk-kleine kerkformatie van grote be tekenis zijn voor geheel de kerk van Christus. We mogen m.i. niet zeggen we heb ben in ons eigen familiekring nog zo veel te klaren, met zoveel problemen te worstelen, dat we ons met de gebreken van andere kerken niet behoeven in te laten. Is 't zuurdeeg niet steeds maar een zeer klein bestanddeel van het voedzaam brood En dat zuurdeeg leg je toch niet naast het meel, maar meng je juist door het meel. Afgezien van de brandende vraag of we zullen toetreden tot de Wereldraad van Kerken en of we zo gauw mogelijk onze zelfstandigheid als kerk hebben prijs te geven, waartoe niemand onder ons bereid is, kunnen we en mogen we ons toch verheugen over 't feit, dat de ogen open gingen voor de roep om de ons van God be trouwde schatten in onze belijdenis niet in een zweetdoek verbergen, maar er mee willen woekeren, ze willen laten schitteren in een wereld van ongeloof, van verbastering en vertroebeling der waarheid. Daarom mogen we ons verheugen in GEESTELIJKE VOLKSGEZONDHEID Sinds het werk aan de medemensdie door het plegen van een strafbare handeling in nood komt te verkeren, in 1823 een aanvang nam, heeft het zich ontwikkeld tot een vorm van gespecialiseerd maatschappelijk werk, dat tot doel heeft, zich een oordeel te vormen omtrent de aard van de nood, waarin deze medemens zich bevindt en de hulp, die geboden kan worden om hem uit deze nood op te heffen. Daarna wordt gezocht naar de meest doeltreffende middelen om deze hulp zo goed mogelijk te ver lenen. Zoals in alle maatschappelijk werk gaat het ook hierin op de eerste plaats om de individuele mens als medemens, die door eigen schuld, door gebrekkig inzicht in eigen situatie, of door toedoen van anderen, in nood is komen te verkeren. Dit zo stellende weet ik maar al te goed, dat deze nood nog lang niet altijd en door iedereen als zodanig en zonder meer wordt aanvaard. Wij als gemeenschap en ieder persoonlijk hebben eerder en emotioneel dieper belangstelling voor de nood en de schade, die een gevolg is van de strafbare daad, dan voor de schade en de nood van de strabare dader. Onze simpatie richt zich bijna automatisch en haast vanzelfsprekend op de benadeelde, het slachtoffer. Daartegenover zijn wij met verontwaardiging vervuld ten aanzien van de pleger van de misse-daad" Uiteraard kan dit een menselijke en gezonde reaktie zijn. Wanneer ik evenwel let op de reakties op strafbare handelingen, verneem ik maar al te vaak van hen, die beslist geen betrokkenen zijn, nogal op sensatie be luste, rankuneuze en tendentieuze uitingen, die ik verdacht en ongezond vind. In dit verband signaleer ik het kortgeleden nog wel in het Zeeuws Dagblad" verschenen bericht over bepaalde strafbare han delingen, waarbij het lezerspubliek vrij uitvoerig over deze handelingen werd ingelicht, terwijl de volledige naam, voorletter en kwaliteit van de verdachte vermeld werd. Mede omdat het een verdachte en geen ver oordeelde betrof vind ik zulks ongepast voorbarig en onfatsoenlijk. Wij mogen ons niet ontveinzen, dat wij van dergelijke handelingen, door middel van de pers of van-hor en-zeg gen"meestal alleen maar op zeer algemene, hoogst oppervlakkige, vaak verminkte wijze kennis kunnen nemen, terwijl wij voorts met moreel minstens even laakbare, evenwel door de wet niet strafbaar gestelde handelingen, of met niet ontdekte misdrijven, op veel minder spektakulaire wijze, vaak zelfs helemaal niet gekonfronteerd worden. De enige, die in onze rechtsstaat voorzover mensen objektief kunnen zijn objektief over de omvang van de veroorzaakte schade en de schuld kan oordelen is de rechter. In deze beoordeling wordt mede begrepen de persoon van de dader met betrekking tot de door deze gestelde daad en het is in vele gevallen de reklassering, die door middel van haar voorlich ting over de persoon van de dader, de rechter in zijn oordeelvorming tracht te helpen. Na deze beoordeling volgt de berechting, de oplegging en het ondergaan van de straf. Ik ben er volstrekt van overtuigd, dat deze in de wet vastgelegde gang van zaken een groot goed is. De dader, hoe laakbaar ook, blijft mede daardoor verantwoordelijk medemens in onze gemeenschap. Zijn daad. hoe afschuwelijk soms ook, is echter tevens een bewijs van zijn nood al of niet door hemzelf erkend of herkend omdat hij zich daardoor naast of ook tegen de gemeenschap, waarin hij leeft, gekeerd heeft. Ieder mens, die niet meer met zijn gemeenschap in harmonie leeft, verkeert in meerdere of mindere mate in nood. Hij verkeert al of niet door hemzelf of door zijn gemeenschap erkend en/of herkend in maatschappelijke nood, die de bredere wiekslag van onze kerken en voor de ontsluiting der grenzen, die voorheen de aanraking met allen, die met ons de Here Jezus belijden en lief hebben als onze Koning, verhinderden laat staan, dat we elkander als kerken hebben terecht te wijzen en de rijkdom van ons geloofsbezit hebben te tonen. Dit behoeft geen verzwakking, laat staan verwatering van ons belijden met zich te brengen, maar kan juist tot ver dieping en verheldering leiden. Uit het oude-Vossenland. P.S. Volgende week verantwoording voor Hongarije. Giro 220659 Ds. A. Koning, Oud-Vossemeer. Nieuwer kerk. 1. Nu ons eigen blaadje voor het laatst ver schenen is, hoop ik hier weer te voorschijn te komen met onze berichtjes, onder deze rubriek. Spreekt er met elkander over, om nu dit veel uitgebreider kerkblad te nemen, dat wekelijks verschijnt. Daarom juist gaat Ontferming" vrijwillig heen. 2. Waarnemend scriba is br. C. N. Sijrier, Meidoornstraat 19. 3. Aan het verzoek om de openbare collecte voor het Hoogeland in mei aan te bevelen, Feuilleton door J. BRANDENBURG Een verhaal uit de bezettingstijd LXXVI Die ene kerel, een lange vent, met een totaal gevoel loze uitdrukking in zijn verdierlijkte ogen, keek steeds naar het venster uit. Ze waren bevreesd voor een oploop. Daarom werkte de Gestapo snel, geruisloos en met vaste greep. Maar zij konden toch ditmaal niet verhinderen, dat het gehele dorp binnen enkele minuten wist, wat er ge beurde in de pastorie. En binnen tien minuten stond het al samengedromd voor de woning van dominé Versendaal. Dokter Schaarsbergen, De Wilde en hun echtgenoten kwamen tegelijk aan en stapten de pastorie binnen. Wat betekent dat vroeg de lange kerel bars en hij wees met zijn wijsvinger gebiedend naar buiten. Maar de binnenkomenden stoorden zich daar weinig aan. Ik ben arts en huisvriend van de predikant, zei dok ter Schaarsbergen en hij is ouderling van de kerk. We hebben hier waarschijnlijk beiden een taak. Onze vrouwen zijn vriendinnen van de pastoorse en u zult niet wensen, dat deze vrouw geheel alleen wordt achtergelaten. Zijn optreden was beslist en de Gestapo-agent liet hen door. Zij kwamen binnen en drukten Versendaal zwijgend de hand. Hij vertelde, dat hij niets meer te zeggen had. Hij was op alles voorbereid, alleen verzocht hij nog aan de twee kerels om tien minuten om op zijn studeerkamer van zijn vrouw afscheid te nemen. Eén van hen volgde beiden de trap op. Ze mochten niet meer alléén zijn. Versendaal was gevangene. Met zijn vrouw aan zijn rechterhand en zijn kinderen aan zijn linkerzijde, knielde Versendaal in zijn werkkamer neer. De Gestapo-agent stond er als een standbeeld bij. Versendaal bad Of hij geen vrees kende Zou een vier en dertigjarige man, in de volle kracht van zijn leven, met een vurige liefde tot zijn werk en met vele banden, die hem aan het aardse leven bonden, geen vrees kennen om zich in de macht van zijn vijanden, die zijn dood zochten, over te geven Hij wist, dat aan hem het woord van zijn Heiland bevestigd werd Ik zend u als schapen temidden der wolvenhet was zo echt men selijk, dat hij zijn Heiland nabad Here, indien het mo gelijk is, dat deze drinkbeker aan mij voorbij gaMaar hij bad óók Niet mijn wil, maar Uw wil geschiede Toen hij opstond, ging er van zijn ganse wpzen een verheven rust uit. Zijn vrouw heeft uit die rust later, in moeilijke ogenblikken, kracht en troost gevonden om zelf haar lijdensweg te blijven gaan. In de salon drukte hij zijn vrienden voor het laatst de hand. Nog twee ouderlingen waren naar binnen gedron gen. Broeders, denk er aan wét er ook gebeuren moge. het is altijd goed Het waren zijn laatste woorden. De twee Duitse militairen wilden hem meenemen naar buiten. Maar er was inmiddels zo'n toeloop van mensen gekomen voor de pastorie, dat één der twee kerels wenkte even te wachten. Hij ging alleen naar buiten, trok zijn revolver en donderde de schare toe Weg of ik schiet Alles stoof uiteen en binnen een halve minuut was de straat leeg. Toen kwam Versendaal naar buiten. De-Wilde zette zijn koffer bij het portier. Hij wierp nog een laatste blik door het raam naar zijn kinderen en gaf hen een kushand. Zijn vrouw was met de jongste mee naar buiten ge komen. Een laatste omhelzing, waarin hij vrouw en kind in één greep vast hield. Dan een slag van het portier, die dof klonk als zand dat op een lijkkist in de groeve valt Er trok een mist voor de ogen van zijn vrouw, maar een matte glimlach, een trekking om haar mond bleef er tot het laatste ogenblik, zolang zijn smal, mager gelaat met het hoge, blanke voorhoofd zichtbaar bleef door het achterraampje van de auto. Ze zwaaide hem toe, tot de auto met een snelle, ve nijnige ruk de hoek omgleed Toen ondersteunde dokterSchaarsbergen haar en ge leidde haar naar binnen. De mensen kwamen weer voor de pastorie staan en er ging een gemompel op, kreten van afschuw HOOFDSTUK XIV. De natuur is als het jonge kind, dat onbewust en reëel geluk of ongeluk lacht en weent. Zwaar drukte de Duitse terreur op ons volk. In ieder gezin schier was rouw of dodelijke angst voor een harer leden. Overal was zwarte zorg. Doch de lente van 1942 had, dit alles ten spijt, het bruidskleed weer aangetrok ken, en de zon lachte over de rijke beemden van Zuid- Beveland en toverde een gouden lichtglans op de witte wade, waarmede de boomgaarden zich tooiden. Het prille lenteleven beefde in de tere takjes, die rijk waren in bloesembeloften. In de voortuin van „My Home" barstten de mahonie- tintige koppen van de rode en witte kastanjes en de licht groene vingertjes staken gretig, als kinderhandjes, die vol verwachting geheven worden, omhoog. De magnolia be loofde reeds een rijke bloementooi en de ribes was als de eerste in volle bloei, waaraan nu de zoemende bijen zich tegoed konden doen. In het gazongras staken hier en daar voorbarige madeliefjes hun kopjes op. Van de bolgewas sen kwam de tere trompetnarcis weer als eerste het voor jaar inluiden. Alles jubelde van het nieuwe leven, van een overwinning op de staalharde koude winter, die zijn verstijvende adem, zo lange tijd over de aarde had heen geblazen. Maar ditmaal leidde De Wilde zijn vrouw, niet als an dere jaren langs de weelde van dit wijde wonder, dat Beveland omkleedde. De huivering van het kille, knagen de verdriet hield hun harten omschorst. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1962 | | pagina 2