eeuwóe
^Cerkbode
Van KERKEN tot KERK
uit HET DAGBOEK
17e JAARGANG No. 39
30 MAART 1962
OFFICIEEL WEEKBLAD TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND
Redacteur: Ds. W. C. van Hattem, Herengracht 15, Terneuzen, Telefoon (0 1150) 22 48
MedewerkersJ. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. D. J. Couvée, Bennekom
Drs. A. Elshout, KoudekerkeDs. A. Koning, Oud-VossemeerDr. P. C. Kraan, Vlissingen
Ds. J. v. d. Leek, Kapelle Ds. P. van Til, Middelburg Mej. F. A. Groot Nibbelink, Grijpskerke
Mevrouw C. van Zwedenvan Alkemade, Middelburg.
r
Abonnementsprijs
3,per halfjaar
bij vooruitbetaling
Advertenties
12 cent per mm.
Bij abonnement lager
Losse nummers 12 cent
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 2438
Giro no. 42280
Naar aanleiding van het verschijnen
van het boekje van de ..Achttien" heb
ben wij een aantal collega's uit onze
provincie naar hun mening hierover ge
vraagd. Zoals U zult merken komen er
stemmen aan het woord, die tot nu toe
weinig of in het geheel niet in de Kerk
bode geklonken hebben en indien dit
wel het geval is, ten aanzien van geheel
andere onderwerpen iets te zeggen had
den.
Wat de keuze van de gevraagde pre
dikanten betreft, we zouden kunnen
zeggen, dat deze, als bij elk opinie
onderzoek, geheel willekeurig is, maar
dan toch met deze ene beperking dat
wij gevraagd hebben aan collega's,
waarvan we van te voren niet wisten
hoe zij over dit boekje of over de Acht
tien oordeelden. Juist daarom hebben
wij hun mening gevraagd om een zo
groot mogelijke objectiviteit te waar
borgen. Wij laten nu het woord aan
hen
Ds. H. A. van Bottenburg te Schoon-
dijke schrijft
,,Ik ben blij met het boekje van de acht
tien.
In de eerste plaats om de heilige onrust,
die tot het schrijven van dit boekje ge
leid heeft. Het is ook voor mij elke keer
weer een belasting van mijn geweten,
als ik bemerk, hoe sterk de geloofsge
meenschap is, die ik beleef in mijn con
tacten met gelovige Hervormden, en als
ik dan ontdek op welke gronden Her
vormden en Gereformeerden elkaar vaak
verketteren. Het zijn in heel veel geval
len menseninzettingen, die ons scheiden.
En dat vind ik de verdienste van dit
boekje, dat het probeert, daarin wat
klaarheid te brengen. Er is alles voor te
zeggen, dat wij daar oog voor krijgen,
en dat wij met de inzet van ons hele
wezen trachten om de argumenten en
drijfveren van de ander te begrijpen.
,,Hij kan geen goed christen zijn, want
hij stuurt zijn kind naar de openbare
school."
Met dergelijke argumenten worden door
vele Gereformeerden de Hervormden
afgemaakt.
Daartegen richt zich ,,Van Kerken tot
Kerk".
En dan ben ik het in zoverre met de
critiek van sommigen eens, dat dit boek
je inderdaad teveel van de Hervormden
uit tegen de Gereformeerden geschreven
is. Want ook de Hervormden zullen
een even oprechte poging moeten doen,
om de Gereformeerden te verstaan.
Zij zullen moeten trachten te begrijpen,
dat het geen bekrompenheid", geen
„gebrek aan solidariteit", geen „redeloos
conservatisme" is, waarom een Gerefor
meerde zijn kinderen naar de christe
lijke school stuurt of op een christelijke
partij stemt, maar een poging tot ge
hoorzaamheid aan de Heer.
En dat de waarheidsvraag in dit boekje
niet centraal gesteld wordt, dat vind ik
volkomen logisch. Je moet toch wel een
bizonder lage dunk hebben van je broe
ders en zusters in het geloof, als je
denkt, dat in een gesprek met de Her
vormden over dit boekje de waarheids-
vraag niet telkens aan de orde zou ko
men
Het gaat hier om de wijze van gehoor
zaamheid in de practijk van het leven
aan Christus zou Christus dan Zelf
buiten beschouwing kunnen blijven
Ook ds. Oegema te Lewedorp is
dankbaar voor dit boekje, omdat het
misschien iets kan bijdragen tot de mo
gelijkheden tot hereniging. Dit betekent
echter niet dat ds. Oegema geen kritiek
zou hebben
„Die bijdrage zal dan echter moeten ko
men uit de discussievragen. Waarschijn
lijk minder uit de toelichtingtenzij
men onder hereniging verstaat het zich
grotendeels maar weer voegen naar en
bij de Hervormde kerk. Ik kan mij bij
lezing niet aan de indruk onttrekken dat
men aan de historie van de Herv. kerk
vrij luchtig voorbijgaatdie van de
Gereformeerde wordt nauwkeuriger be
zien. Over de fouten in de Hervormde
kerk wordt vrij snel heengestapt, als
die tenminste al als fouten worden aan
gemerkt (zie b.v. blz. 48 onder „Her
vormden weren"), en vastgesteld wordt
dat het aan de kant van de Gerefor
meerden in elk geval bedenkelijk was
(blz. 49/50). Ook wanneer het over de
„niet-theologische factoren" gaat, vallen
de verwijten (als men het zo noemen
mag) in de richting van de Gerefor
meerden (blz. 28/29). Het wil mij voor
komen dat de Gereformeerde opstellers
zich te gemakkelijk door hun Hervormde
collega's hebben laten zeggen dat er
zeker in de Hervormde kerk ook wel
verkeerde dingen waren (vooral wa
rennu is dat ook al niet meer zo
erg de Herv. kerk is toch weer een
belijdende kerk!), maar dat in elk ge
val de Gereformeerden zich goed moe
ten afvragen waar en hoe zij zich moe
ten herzien.
Meer dan een vage, sterk Hervormd ge
kleurde, inleiding in de problematiek is
dit boekje nog niet. Maar als eerste be
gin kan het nuttig zijn. We kunnen toch
hopen dat wie zich met deze dingen
bezig houdt, enig oordeel des onder
scheids zal bezitten
Dat de gescheidenheid van de kerken
onduldbaar is, is ds. Brederveld met de
„18" eens, maar juist daarom kan hij
de gewenste waardering voor dit boek
je niet opbrengen
1. „Het is natuurlijk moeilijk, de oproep
van de „18" los te maken van hun
boekje 't éne staat in 't licht van
't andere. De oproep „auf sich" heb
ik zwaar gewaardeerd, en ik heb 't
helemaal niet erg gevonden, dat er
ook 'n „vrijzinnige" aan mee deed.
Al zou de oproep alleen 'n functie
hebben van de bekende knuppel in
't hoenderpark van 't nederlandse
kerkelijke leven. De situatie is in
feite één grote aanfluiting. Daar
moesten wij met z'n allen kapot van
zijn. De gescheidenheid van de ker
ken (méér dan 2) is werkelijk on
duldbaar.
2. Maar juist vanwege de onduldbaar
heid kan ik niet de gewenste waar
dering opbrengen voor 't boekje van
de „18". Ik heb mezelf de vraag ge
steld Is dat nu alles Is dat de
wezenlijke gescheidenheid Scherp
Maandagavond. Vandaag een wat
bizondere dag geweest. Plotseling in
een heel andere wereld terecht geko
men. Het ziekenhuis is wel heel anders
dan eigen huiselijke kring. Heel wat
groter gebouw dan eigen woning en
toch is de bewegingsvrijheid heel wat
meer beperkt, want voorlopig tenminste
zal ik het bed wel moeten houden en
kan ik niet veel meer dan de vier zij
den van mijn kamer en het plafond be
studeren. En dan nog mijn mede-
kamerbewoners. 't Zal wel wat moeten
wennen.
Ja, die maandag was een verdrietige,
maar door ervaring geleerd wist ik, dat
ook het verdrietige in ons leven zijn
plaats heeft en dat het alles moet mede
werken ten goede. Daarom heb ik, toen
het eenmaal vaststond, dat er niet aan
te ontkomen was, die maandag geluk
kig zonder opstandigheid de reis aan
vaard.
Maar het is wel een bizondere ge
waarwording, als je de grote zieken
huispoort binnenstapt. Ons werk brengt
ons natuurlijk herhaaldelijk met het zie
kenhuis in aanraking, maar het is iets
heel anders, als je daar je eigen zieken
gaat bezoeken of dat je er zelf als pa
tiënt binnen gaat. In het eerste geval
weet je wel, dat je over een kwartier
weer buiten staat, in het andere geval
is dat wat twijfelachtig. Even flitst het
dan door je heen wapneer zal deze
deur zich weer voor mij openen en heb
ik dan, wat mij nu hindert, hier mogen
achterlaten
Van grote betekenis is ook, wie met
ons de kamer zullen delen. Want een
kamer alleen zou ik niemand aanraden,
allereerst al, omdat het niet te betalen
is, of je moet een rijkaard zijn en ook,
omdat je dan veel te veel aan jezelf
gezegd er moest blijkbaar 't een en
ander van de kerkelijke trots van de
hervormden afgevijld worden en
eveneens van die der gereformeerden,
en dan zijn wij rijp voor de eenheid.
Het grote gevaar is hier, dat dan de
werkelijke eenheid niet bereikt is, en
ook niet meer in zicht kan komen
Want dan is 't net 5 minuten te laat.
Ik meen, dat de ellende van de ge
scheidenheid nog niet in z'n diepte
gepeild is. Zolang dat niet gebeurd
is, zie ik nog geen oplossing. Want
fusie is géén oplossing. Al zou er dan
'n bepaalde kerk „opgelost" worden
in de andere. Of liever dat zou 'n
proces van uitéénvallen worden. Dan
zijn we verder van huis
Ds. Y. J. Tiemersma, met wiens com
mentaar we deze keer zullen eindigen,
spreekt naar aanleiding van titel en on
dertitels van het boekje van een „merk
waardige uitroep", een „merkwaardige
vraag" en een „heel merkwaardige com
binatie van die beiden"
„Eerst wordt een achttienvoudige vuist
gebald en met kracht op de kerkelijke
tafel geslagen en daarna wordt in de
marge het forse geluid ingeslikt en wordt
de eis omgezet in een vraag.
Intussen biedt dit boekje een zestal dis
cussiehoofdstukken met in totaal een
dertigtal vragen.
Deze hoofdstukken en deze vragen ge
ven zeker stof tot discussie en ze wor
den blijkens de verkoop ook voor dit
doel naarstig gebruikt.
Hoe men het ook bekijkt, de uitgave
van dit Carillon heeft weerklank ge
vonden en heeft er toe meegewerkt dat
het gesprek over kerken en kerk wordt
voortgezet of aangesneden.
Dit laatste is altijd goed.
Ik neem ook bij voorbaat aan, dat het
niet eenvoudig is in deze materie te ko
men tot bruikbare en zuivere probleem
stellingen.
Intussen weet ieder, die leiding heeft te
geven bij discussies, hoe belangrijk de
zuiverheid van de probleemstelling is.
Uit de titulatuur, die ik hierboven heb
weergegeven moet men wel de indruk
krijgen, dat een aantal lieden de mou-
overgelaten en geen aanspraak hebt.
Wij hadden een kamer van vier per
sonen. De kennismaking was hartelijk,
maar een tikje gereserveerd. Wat te
begrijpen was, want zo goed als ik had
gedacht„bij wie kom ik te liggen
hadden zij gedacht, nadat „mijn" bed
was ontruimd „wie zal de opvolger
zijn
Inderdaad heeft het wat moeten wen
nen en ik moet eerlijk bekennen, dat ik
mij die eerste dag allerminst op mijn
gemak voelde. Alle drie waren zij ras
echte Amsterdammers, maar even ras
echte onkerkelijken. Ik had het al be
grepen in de eerste vijf minuten, want
het is net, of je het aanvoelt, maar bij
de maaltijd bleek wel, dat ik niet had
misgezien, want blijkbaar was hier bid
den en danken niet de gewoonte. Ik
moest echt met enige nadruk stilte vra
gen, waar maar schoorvoetend gevolg
aan werd gegeven. Eer het recht tot
hen doordrong, wat ik toch met „stilte"
kon bedoelen, was de soep al half op.
Voorlopig bleef ik wat vreemd. Zij
lagen daar alle drie al enige weken, zo
dat tussen hen al een zekere kameraad
schap was gegroeid en de conversatie
was ook waarlijk levendig genoeg, maar
het ging langs mij heen. Ik werd er ook
niet in betrokken, vooral toen ook zij
gauw genoeg begrepen, wie ik w.as en
wat mijn dagelijkse werkkring was.
Laat ik eerlijk zeggen het heeft even
moeten duren, al zijn wij later goede
vrienden geworden.
Natuurlijk leven wij niet volstrekt ge-
isoleerd, wij ontmoeten ook in ons werk
heus wel eens onkerkelijke mensen,
maar toch leven wij wel wat in eigen
kring. Want een enkele ontmoeting met
buitenkerkelijken is nog heel wat an
ders, dan weken lang met hen te moe-
vervolg op pagina 2)
wen opgestroopt heeft en als mense
lijke buldozers van plan zijn door een
chaos van kerkelijke veeltalligheid heen
te breken om uit het puin één ongedeel
de kerk op te bouwen.
Het doet wat denken aan een nieuwe
kruistocht.
De hoorn heeft geschald.
De discussiekringen gaan aan het werk.
En op 26 mei is het verzamelen gebla
zen in Utrecht, waar gezocht wordt naar
de grootste ruimte, en wat dan
Dit laatste vraagje is geen poging tot
skepsis.
Ik zou er op attent willen maken, dat
het echt geen moeite kost om mensen
van verschillende kerken bij elkaar te
krijgen, die gedreven worden door een
sterk verlangen naar hereniging.
De moeilijkheid ligt veel meer bij hen,
die niet naar zulke gesprekssamenkom-
sten in het klein of in het groot komen.
Het zou nuttiger zijn om bijeen te bren
gen hen, die er niets Vcxi willen weten
om als gereformeerden en hervormden
ook zelfs maar samen te werken. Zodra
deze hele zaak getrokken wordt in de
sfeer van 18 predikanten, die iets willen
en van gesprekskringen, die van goede
wille zijn en van samenkomsten waarin
het enthousiasme bij voorbaat aanwezig
is, lopen we gevaar dat de welwillend
heid de toon aan gaat geven en die basis
biedt weinig stevigheid.
Houvast kan alleen geven de norm wel
ke de Heiland Zelf aangeeft voor het
functioneren van de kerk als gemeen
schap van gelovigen en als lichaam aan
hetwelk het Woord Gods is toever
trouwd.
Naar mijn indruk liggen, op wat secun
daire questies na, de moeilijkheden niet
in de eerste plaats op het vlak van de
geloofsgemeenschap tussen onderschei
dene leden van onderscheidende kerken,
maar veel meer op dat tweede de ver
antwoordelijkheid voor de rechte ver
kondiging van het Woord in prediking
en tucht en sacramentsbediening en ca
techese.
En het komt niet 18 predikanten toe een
eigen interpretatie te bieden ten aanzien
van de opdracht aan Petrus en aan de
kerk„Weid Mijne lammeren, hoed
Mijne schapen, weid Mijne schapen".
Het staat ook niemand vrij, bij gebleken
afstand tussen het naar de Schrift belij
den in de artikelen 2732 van de Ne
derlands geloofsbelijdenis en de kerke
lijke practijk, deze tegenstrijdigheid tus
sen theorie en practijk toe te spitsen in
Hoofdstuk V op vier discussievragen
welke betrekking hebben op de onver
draagzaamheid, de omvang van de een
wording, de functie van de ambten (spe
ciaal als toerusting tot dienstbetoon) en
de kenmerken van een mondige gemeen
te, dit alles naar aanleiding van Efeze 4.
Wanneer opgeroepen wordt om te luis
teren naar het Woord, dan moeten we
dat serieus nemen en dan houdt dat in,
dat we niet voorbij mogen gaan aan de
kerk zelf, die blijkens de eigen belijde
nis reeds eeuwen geleden getracht heeft
naar het Woord te luisteren, ook wan
neer het ging om vragen rondom geloofs
gemeenschap en opdracht tot hoeden en
weiden. Wij hoeven niet te doen alsof
de artikelen 2732 van de N.G.B. niet
bestaan.
Ik herhaaldit boekje geeft stof tot dis
cussie, maar of het leiding geeft zodat
we kunnen komen tot een klare proble
matiek, betwijfel ik.
Het zal van de discussie afhangen, hoe
ver het gevorderd is met de „mondig
heid" der gemeenteleden. Ik zou bijna
zeggenwaar de samenstellers van dit
boekje in hoofdstuk V, vraag 4 bij voor
baat veronderstellen dat het met die
„mondigheid" niet best gesteld zal zijn,
laten de discussiërende gemeenteleden
bewijzen, dat ze over voldoende mon
digheid beschikken om, dankbaar voor
het gebodene, zelfstandig critisch op de
inhoud in te gaan.
En anderzijds, indien de organisatoren
van de bijeenkomst in Utrecht blijkens
deze 4e vraag van hoofdstuk V, weinig
vertrouwen hebben in de mondigheid
van hen, die zij samenroepen, laten ze
dan te meer voorzichtig zijn in het han
teren van persoonlijke visies. Indien zij,
noodgedwongen, nog wat „voogdij"
moeten toepassen, laten ze het dan goed
doen, dat wil zeggen naar de Schrift
en de belijdenis".
Voor deze week zullen we het bij
bovenstaande stemmen laten, we hopen
U de volgende week nog enkele stem
men te laten horen en een samenvatting
te geven. v. H.
VAN EEN PREDIKANT