eeuwóe
3£erkbocle
Wandelingen door de wereld van het Oude Testament
De plaats der Diakens
rn
KLEINE
Een verkwikkend schrijven nil Den Haag
17e JAARGANG No. 32
9 FEBRUARI 1962
OFFICIEEL WEEKBLAD TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND
Redacteur: Ds. W. C. van Hattem, Herengracht 15, Terneuzen, Telefoon (0 1150)22 48
MedewerkersJ. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. D. J. Couvée, Bennekom
Drs. A. Elshout, KoudekerkeDs. A. Koning, Oud-VossemeerDr. P. C. Kraan, Vlissingen
Ds. J. v. d. Leek, Kapelle Ds. P. van Til, Middelburg Mej. F. A. Groot Nibbelink, Grijpskerke
Mevrouw C. van Zwedenvan Alkemade, Middelburg.
Abonnementsprijs
3,per halfjaar
bij vooruitbetaling
Advertenties
12 cent per mm.
Bij abonnement lager
Losse nummers 12 cent
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 2438
Giro no. 42280
VJ
Tegen het einde van de vorige
maand zijn ook in onze provincie de
diakencursussen aangevangen, die
reeds eerder elders in het land ge
geven werden. En we kunnen niet
anders dan onze blijdschap erover uit
spreken, dat een dergelijke cursus ge
houden wordt. Niet alleen in verband
met de vele facetten, die de diakonale
arbeid gekregen heeft, maar ook om
dat een bezinning over de taak der
diakenen nu eenmaal niet voorbijgaan
kan een bezinning over de plaats der
diakenen. Daarom was het in te lei
den onderwerp op de eerste cursus
avond ook: ,,de diaken en de Heilige
Schrift". Dat uw redacteur op één
van de avonden in Zeeuws Vlaanderen
dit onderwerp heeft mogen inleiden,
heeft dit artikel tot resultaat. Waarbij
hij hoopt, dat de op gang gebrachte
discussie ermee gediend is.
Nu gebiedt allereerst de eerlijkheid
te vermelden, dat toen ons gevraagd
werd om een dergelijke avond te ver
zorgen, we nogal wat tegengesputterd
hebben, maar toen er bij verteld werd,
dat we toch echt er zoveel niet voor
behoefden te doen, omdat we de be
schikking kregen over een keurig
stencil, waarin de grote lijnen en de
meeste bijzonderheden waren aange
geven, zijn we voor de aandrang be
zweken. En we zijn er blij om, want
nu hebben we ons ondanks het keurige
stencil toch op de vraag naar de plaats
van de diakenen moeten bezinnen.
Want ziet U dat stencil heeft onze
ogen voor enkele bijzonderheden ge
opend, die we eigenlijk wel wisten,
maar waar we nog nooit zo bij hadden
stilgestaan. We noemen er een paar
van:
1. In het Oude Testament komt het
diakenambt niet voor. De barm
hartigheid is in de theocratie van
Israël verankerd. Zie de wetten
over de behandelingen van we
duwen, wezen, vreemdelingen, ar
men, etc.
2. In het N.T. vinden wij wel dia
kenen, Hd. 6, maar hun dienst is
die van helpers" van de opzieners,
we horen van hen, dat zij prediken
en evangeliseren.
3. In de oude Kerk is de diaken dan
ook ,,behulpsel" van de bisschop en
catechiseert hij, doet huisbezoeken,
etc.
Daarna volgt de conclusie, dat de
Reformatie het diakenambt weer in
ere hersteld heeft. En toen we na het
voorgaande gelezen te hebben bij deze
conclusie aankwamen, toen zijn we in
eens heel diep gaan nadenken. Want
hoe kun je nu iets in ere herstellen
wat er eigenlijk nog nooit geweest is
Het diakenambt, zoals wij dat kennen,
komt in de Schrift niet voor en tot
aan de reformatie is het niet voorge
komen. De dienst der barmhartigheid
was een taak van de gehele kerk en
de diakenen waren in de gehele dienst
der kerk, dus niet alleen in de dienst
der barmhartigheid, ,.behulpsels". Nu
zal de bovenaangehaalde conclusie wel
betekenen, dat in de reformatietijd de
dienst der barmhartigheid weer als
ambtelijke dienst in ere hersteld werd,
maar dan is de vraag of daarmee de
diakenen en hun ambt nu wel op de
juiste plaats staan ten opzichte van
deze dienst. Wanneer namelijk in de
oude Kerk de diakenen ,,behulpsels"
waren in alle diensten der kerk, dan
waren zij ook geen ambtsdragers in
de volle zin des woords; men zou ze
het beste kunnen vergelijken met
..hulppredikers", zie wat we lezen in
de Handelingen over het werk van
diakenen als Stefanus en Philippus. Zij
waren degenen, die de apostelen en
later de opzieners der gemeente hiel
pen, toen zij niet meer alles aankon
den. Zij kregen toen echter niet een
aparte tak der kerkelijke dienst aan
hen gedelegeerd, zij hielpen in alle
takken van de kerkelijke dienst. We
kunnen dus ten aanzien van hen, niet
als van ambtsdragers spreken. Zij
hielpen in het ene, ongedeelde aposto
lische ambt. Zo is het gebleven tot
op de huidige dag in de r.k. en angli-
kaanse kerken, één ambt met helpers.
Zo is in de r.k. kerk de diaken de
hoogste assistent bij de mis en mag hij
soms, onder bepaalde voorwaarden,
de communie uitreiken en dopen. Hij
is echter nog geen priester, wel heeft
hij de hoogste graad van wijding, be
rieden die van priester, ontvangen. Hij
is dus inderdaad, zoals ons bevesti
gingsformulier zegt, een ..behulpsel".
Maar nogmaals dat is de figuur
van de hulpprediker of vicaris, degeen,
die nog niet in het ambt staat, maar
het ambt dient en onder bepaalde om
standigheden ambtelijke handelingen
mag verrichten.
Wanneer men nu de oud-kerkelijke
diaken gaat koppelen aan het ambt
der barmhartigheid, dan gaat men ook
van deze diakenen als „behulpsels"
spreken, zie bevestigingsformulier. De
vraag is echter mogen wij dit doen.
Naar onze mening niet, want wanneer
we de Schrift lezen, valt ons op, dat
het ene apostolische ambt, uitéén
neen, niet gaat vallen maar eerder
uitéénwaaieren. Het blijft het ene
ambt, maar de één leert en verkondigt,
de ander houdt toezicht. Met de groei
der gemeente komt de „specialisering"
ook in het ambt. We krijgen ouder
lingen, die opzicht houden én die ar
beiden in het Woord en de leer, daar
bij werden zij door „helpers" (diake
nen) terzijde gestaan, die ook aan de
tafels dienden, d.w.z. zij hielpen ook
én bij .de bediening der sacramenten
én in de dienst der barmhartigheid. In
de lijn der oude Kerk voortgaande is
Rome nu bij het diakonaat als „hel
pers" terecht gekomen, waarbij de
dienst der barmhartigheid zeker niet
I. Strijd aan het begin 1
Wij wandelen op een mooie voor
jaarsavond door Babylon, die grote
stad. Het is 4 Nisau en dat betekent,
dat het nieuwe jaar pas 4 dagen oud
is, want Nisau is in Babylonië de eerste
maand. Als het hier Nieuwjaar is, is
het volop voorjaar (volgens onze ka
lenders plm. eind maart). Nog een paar
weken en de oogst is in volle gang.
Alles spreekt van leven en blijdschap
en van het goede lot, dat de goden
over de mensen beschikt hebben.
Al wandelend en peinzend zijn we
gekomen bij Erogita, het grote tempel
complex, waar vooral Marduk, de
voornaamste der goden, vereerd wordt.
Het is stil op het tempelterrein. Of
nee, toch niet. Een stem klinkt uit een
der tempelruimten. Het is de zaal,
waar het beeld van Marduk staat op
gesteld. De stem klinkt aan één stuk
door. Ze bidt niet. Ze klaagt niet.
Het is ook geen preek of toespraak.
Ze reciteert. Op zangerige toon draagt
de hogepriester (want diens stem is
het) een oud lied voor. Niemand
weet, wie het gemaakt heeft en het
zingt van oeroude tijden, helemaal aan
het begin van alle dingen.
Toen daarboven de hemel nog
niet genoemd was,
de aarde beneden nog geen naam
had:
(d.w.z. toen de hemel en aarde nog
niet bestonden)
de oeroude Oervloed, hun
verwekker,
(en) Moeder Tiamat (de oerzee).
die hen allen voortbracht,
hun wateren nog met elkaar
vermengden:
geen rietland ontstaan was,
geen polder te zien:
nog geen der goden tot aanzijn
was gekomen,
op de voorgrond staat. Naar wij me
nen, behoren wij echter niet bij een
diakonaat van helpers terecht te
komen als het gaat over de dienst der
barmhartigheid. Eerder komen wij
terecht bij een speciale tak van het
ambt, ïi.l. de barmhartigheid, zoals ook
„Woord en leer" en „opzicht en tucht"
uiteen gewaaierd zijn. Dan is echter
de diaken geen „behulpsel" meer, maar
„ouderling van barmhartigheid". Dan
kennen we ouderlingen, die opzicht
houden, die arbeiden in het Woord en
de leer en die in de dienst der barm
hartigheid werkzaam zijn. Eén ambt,
maar „gespecialiseerde" ambtsdragers.
Echter allen ambtsdragers in volle
rechten. De dienst der barmhartigheid
behoort immers bij het éne ongedeelde
apostolische ambt Dan is de diaken
geen hulpouderling meer, zoals hij
soms betiteld wordt, maar ouderling,
die, waar de ene ouderling leert en de
ander opzicht uitoefent, de dienst der
barmhartigheid behartigt. Dit zou ook
betekenen dat deze dienst niet maar
de diakenen aangaat, maar dat de ge
hele kerkeraad hiermee te maken
heeft, en dat evenzo de gehele kerke
raad inclusief de diakenen te maken
heeft met wat nu „smal" is. Dit zou
betekenen, dat de plaats van de dia
kenen in de kerkelijke vergaderingen
een volledige plaats is en dan naar
het ons voorkomt zo, dat de ouderlin
gen van barmhartigheid kunnen advi
seren in de zaken van „smal" en de
ouderlingen van leer opzicht in dia
konale aangelegenheden. Eerst dan
zal het diakenambt -naar het ons
voorkomt volledig in ere hersteld
zijn. Diakenen zijn dan geen „behulp
sels" meer, maar ouderlingen van
barmhartigheid. En de discipelen, die
Ds. Thomas straks gaat afleveren, zij
mogen dan misschien de opvolgers zijn
van de diakenen der oude Kerk.
v. H.
ongenoemd hun naam, hun lot
nog onbepaald
toen vormden zich de goden in
hun binnenste,
(n.l. van de'oerwateren)
Uit deze chaos, de verwarde wilde
wateren, ontstaan in de duisternis van
het oerbegin de goden. Maar al spoe
dig ontstaat er spanning tussen de
goden en de oermachten van deze
chaos. Het komt zover, dat een vrese
lijke strijd ontbrandt. Tiamat heeft
een hele reeks helpers geschapen, af
grijselijke monsters, om haar bij te
staan tegen de goden. In de handen
van de belangrijkste van deze helpers,
Kingu, liggen de tafels der lotsbepa-
ling, waarvan het lot van alle dingen
afhangt. De toestand is uiterst krftiek,
de goden dreigen het onderspit te
delven.
Op dat ogenblik vragen de goden
of Marduk, de jongste onder hen, deze
strijd op zich wil nemen. Dan zal hij
door de anderen als Opperheer erkend
worden, zijn woord zal voortaan be
palend zijn. Op die voorwaarde neemt
Marduk de bestrijding van de oer
machten op zich. Het komt tot een
treffen tussen hem en Tiamat.
Marduk spreidde zijn net uit om
haar te vangen,
den vreeselijken wind, die in zijn
gevolg was, liet hij op haar los.
Toen Tiamat haar mond opende
om hem te verslinden,
deed hij den wind daarin blazen,
zoodat ze haar mond niet kon sluiten.
Toen de woeste wind haar
binnenste vulde,
werd haar lichaam uitgerekt,
haar mond stond open:
hij schoot een pijl. die verscheurde
haar lichaam,
sneed door haar binnenste,
doorboorde haar hart.
GEACHTE BROEDERS EN
ZUSTERS
Sedert ,,'t Zeeuwse zonnetje" zijn
lichtstralen begon uit te zenden naar
het zo zwaar beproefde Hongarije,
waar de donkere wolken van de anti
christelijke machten trachten Gods
heilzon te verduisteren, hebt u tot op
heden door aan de actie van het co
mité „Hulp Hongarije" daadwerkelijk
deel te nemen, het tot een prachtig
resultaat weten te brengen, zowel in
geld als in goederen.
Voor dit alles wil het comité gaarne
allen die hieraan medewerkten namens
de noodlijdende broeders en zusters
in Hongarije hartelijk dank zeggen.
Wij hopen, dat u zult willen begrijpen
dat het voor ons comité ondoenlijk
is een ieder persoonlijk te bedanken.
Wanneer wij daaraan zouden moeten
beginnen, zou er van de daadwerke
lijke hulpverlening heel weinig terecht
komen. Elke vrije minuut is voor elk
comitélid zeer kostbaar en stelt deze
direct in dienst van de snelle hulpver
lening.
Talrijke brieven van de broeders en
zusters uit Hongarije geven duidelijk
blijk hoe broodnodig deze hulp daar is.
Kunt u zich indenken, wat het voor
een moeder betekent haar zieke, pas
geboren kind niet naar het ziekenhuis
te kunnen brengen, omdat zij eenvou
digweg geen kleertjes voor dit hulpe
loze wicht heeft Kunt u zich maar
iets van het leed voorstellen, dat ge
leden wordt in predikantsgezinnen
waar de vader reeds meer dan een
jaar lang geen inkomen heeft ont
vangen Zijn dit uitzonderingen'
Was het maar waar Talloze broe
ders en zusters gaan gebukt onder het
loodzware juk van de schrijnende
armoede, de alles slopende ondervoe
ding en de uitputtende ziekten. En
tochwat een vasthoudendheid,
wat een bestand zijn in het geloof,
waarbij wij ons alleen maar diep kun
nen schamen.
Zoudt u er tegen bestand zijn U
(vervolg op pag. 2)
Hij overwon haar, ontnam haar
het leven,
verpletterde haar lichaam en
stond erop.
Ook de helpers worden overwon
nen: de tal/els der lotsbepaling van
Kingu afgenomen en hij verbannen
naar het rijk van de dood. Zijn bloed
werd vergoten en daaruit formeerden
de goden de mensen Het verslagen
lichaam van Tiamat werd in tweeën
gesneden: de ene helft werd als een
koepel overeind gezet: zo ontstond de
hemel: de andere helft, plat neerge
legd, werd de aarde.
Zo ontstond de geordende wereld.
Het lot ligt nu in de handen van de
goden. De chaos is verdwenen, de
wateren bedwongen. Het leven is be
gonnen, het goede, vrolijke, rijke
mensenleven.
Als wij het hele lied ten einde toe
hebben aangehoord, wandelen wij
verder. Vreemd verhaal, denken we.
Van deze wonderlijke voorstellingen
horen wij in het O.T. niets. Het schep
pingsverhaal van de Bijbel is heel wat
verhevener, indrukwekkender; geen
strijd op leven en dood, maar een
majesteitelijk woord, dat alles tot aan
zijn roept. „Hij spreekt en het is er;
Hij gebiedt en het staat er." Niet „en
God streed", maar: „en God zeide
Ja, en toch toch vergissen wi)
ons Bij nader inzien vinden wij hem
ook in de Bijbel, die geweldige „strijd
aan het begin". Dat hopen we te zien
op onze volgende wandeling.
i