KNIPSELS
DOOR WATER EN VUUR
met kanttekeningen
De opkomst was niet daverend, maar
een 50-tal predikanten zullen er toch
geweest zijn en ze waren er uit haast
alle kerken, uitgezonderd dan de Gere
formeerde Gemeenten.
Na een kort inleidend woord, waarin
gewezen werd op de geloofsmoed van
de N.C.R.V., om indertijd dit werk aan
te vatten, de roeping, die ze zich stelt
en de rijke kansen, die hier liggen, was
de gelegenheid aan de bezoekers, om
hun indrukken weer te geven, opmer
kingen te maken en e.v. suggesties aan
de hand te doen.
Opmerkelijk, dat het het meest ging
over de radio. Voor het merendeel blij
ken de predikanten wel te behoren tot
de kleine luyden", want over televisie
konden ze over weinig praktische er
varing beschikken.
Maar over de radio kwamen dan ook
de tongen wel los. Natuurlijk was er
kritiek, gelukkig ook waardering. De
kritische opmerking werd gemaakt, dat
de N.C.R.V. de laatste tijd meer we
reld was, dan kerk en dat ze haar be
ginsel en doelstelling niet nakomt. Het
blijkt ook, dat niet alle medewerkers
haar beginsel onderschrijven. Het
schijnt wel eens voorgekomen te zijn,
dat mensen van de technische dienst
bij de verzorging van een kerkdienst
zich wel eens, bij enige strubbeling in
de voorbereiding, een woord lieten ont
vallen, dat bij de voorbereiding van een
kerkdienst niet helemaal passend was.
Bij de uitzending van een hoorspel is
wel eens een woord gevallen, dat vader
aan z'n kinderen had verboden te ge
bruiken. Algemeen bekend is, dat deze
en dergelijke onregelmatigheden voor
sommigen aanstonds aanleiding zijn,
om in de pen te klimmen, om Hilver
sum" hun misnoegen te doen blijken of
zelfs om hun lidmaatschap op te zeg
gen.
Maar, zoals gezegd, er was ook
waardering. Gelukkig, zo werd opge
merkt, dat de N.C.R.V. fouten maakt.
Laat ze maar voortgaan met fouten te
maken, want daaruit blijkt voor het
minste, dat ze leeft en werkt en durft.
Alleen de doden maken geen fouten.
Maar als we in het leven staan en het
leven aandurven en voor onze roeping
niet terugtreden, dan zullen we fouten
maken. Daar is niet aan te ontkomen
en dat is ook helemaal zo erg niet.
De N.C.R.V. stelt zich ongetwijfeld
ten doel, om het koninkrijk Gods te
dienen en het evangelie uit te dragen.
Maar ze zal toch niet al de haar toe
gestane zendtijd kunnen vullen met het
houden van preken en toespraken en
wijdingswoorden en het zingen van
psalmen en gezangen. We hebben als
christenen ook een cultuurtaak. Vooral
de onkerkelijke mens heeft van ons nog
zo vaak de gedachte, dat wij mensen
zijn, nu ja van de nachtschuitmensen,
die niet lachen mogen en altijd met een
lang gezicht lopen. En het is zonder
meer duidelijk, dat deze gedachtengang
aan de verbreiding van het evangelie
geen goed doet.
Heeft de N.C.R.V. nu geen taak de
mensen te laten zien, dat christenen
toch heus gewone mensen zijn Dat
wij met blijdschap het volle leven aan
vaarden Dat we niet in een hoekje
zitten, maar volop mee willen doen,
maar dan gedragen door het christelijk
beginsel Dat we niet' de wereld mij
den, maar heel de wereld willen op
eisen voor het koningschap van Chris
tus
Het is natuurlijk veel gemakkelijker,
ergens in een hoekje te gaan zitten en
het volle leven aan je voorbij te laten
gaan, maar dan hebben we als chris
tenen onze roeping, om het zout der
aarde en het licht der wereld te zijn
niet verstaan.
Persoonlijk ben ik diep onder de in
druk gekomen van de grootse roeping
en de geweldige verantwoordelijkheid,
waar de N.C.R.V. voor staat. En we
mogen wel heel hartelijk dankbaar zijn
voor de rijke zegen in haar omroep
voor het Nederlandse volk. Vele hon
derdduizenden komen door haar bemid
deling met het evangelie in aanraking,
die anders wel heel moeilijk te bereiken
zouden zijn.
Hierbij staat ze voor geweldige moei
lijkheden, gezwegen dan nog van de
televisie, waarbij inderdaad de moeilijk
heden als bergen oprijzen.
We bidden voor de uitbreiding van
Gods koninkrijk. We bidden ook wel,
dat onze zieken en onze ouden, die
's zondags bij de radio luisteren, een
zegen mogen ontvangen, als op deze
wijze Gods Woord tot hen komt.
Maar zou het niet tijd worden, dat
we ook eens bidden voor onze mensen
van de N.C.R.V., die dit alles hebben
te organiseren en die dit alles een kop
zorg geeft, waar wij ons geen voorstel
ling van kunnen vormen, als we daar
zo rustig de knop van ons toestel naar
believen naar rechts of naar links
draaien
Het is mijn vaste overtuiging, dat zij
in de geweldige taak, waarvoor zij
staan, onze krachtige steun en ons ge
bed niet kunnen missen.
We hoorden, dat het in de bedoeling
ligt, meer van dergelijke streekvergade-
ringen te houden.
Het is onze hartelijke wens, dat ze
er toe zullen bijdragen, dat de N.C.R.V.
op de ingeslagen weg met mannenmoed
zal voortgaan en met steeds meer zorg
en nauwgezetheid haar grootse roeping
mag zoeken te vervullen.
K.-B. v. d. L.
RONDOM DE „WAARNEMERS"
Nu de assemblee van de Wereldraad
der Kerken in het centrum van de be
langstelling staat geven wij hieronder
enkele commentaren op het synodebe
sluit om „waarnemers" naar deze as
semblee af te vaardigen.
WIJ GROEIEN NAAR DE
WERELDRAAP TOE
aldus ds. T. Bakker in het Veluws
Kerkblad, die begint met te zeggen, dat
de I.C.C.C. ons nader staat om haar
grondslag en dat hij liever zag dat wij
met deze Raad in zee gingen dan met
de Wereldraad, die z.i. te veel een con
glomeraat (samenklontering), zo niet
een agglomeraat (opeenhoping zonder
samenhang) schijnt. Tegen de basis
formule heeft ds. Bakker echter niet het
minste bezwaar, nog minder wanneer
deze in New Delhi zal worden uitge
breid (wat af te wachten is, v. H.).
Door meer daadkerk te zijn, spreekt
ook de Wereldraad de jongeren aan,
die al beu genoeg zijn van al de woor
den, waarmee de kerken elkander be
streden zonder dat zij een oog hadden
voor de roeping naar buiten. Ds. Bak
ker vervolgt dan
,,Wij groeien naar de Wereldraad toe
en we zouden ons daar m.i. ook beter
thuis voelen, gezien de geringe oecum.
activiteit van de I.C.C.C. Natuurlijk
zouden we om wat liefs willen, dat onze
waarnemers met een aanbevelend rap
port thuiskwamen. Dat wij naar de We
reldraad toe groeien, daarvan is ook
het rapport Oecumene en Pluriformiteit
het bewijs, dat met zeldzame eenparig
heid is tot stand gekomen en waarin
hoogleraren, die ons volle vertrouwen
genieten, hebben gewerkt."
GEEN STAP NADER
Ds. C. N. Impeta schrijft in de Ba
zuin, dat hij, ware hij synodelid ge
weest, zeker vóór waarnemers had ge
stemd, doch dat hij zich door zijn stem
aldus uit te brengen geen stap nader
tot latere deelneming achtte te zijn ge
bracht. Hij is dan ook van mening, dat
de Synode door haar besluit om waar
nemers te zenden stellig niet bedoelde
bewust een stap in de richting van het
later eventueel deelnemen aan de We
reldraad te hebben gezet.
Ds. Impeta heeft echter waardering
voor het feit, dat in de ons vijandige
wereld (India) de banier van het Chris
tendom geplant wordt, reden waarom
hij het zenden van waarnemers van
harte toejuicht
„Zonder één stap nader te treden tot
de Wereldraad, vóór we straks eerst
heel nauwkeurig weten wat hij is en
wil en doet en nalaat, waarin hij streng
en waarin hij eventueel o.i. ontoelaat
baar „soepel" is kunnen we toch wel
erkennen, dat het een groot ding moet
heten dat in de tegenwoordige, van vij
anden tegen het Christendom vervulde
wereld, er christenen zijn die willen
samenleven om te getuigen van één en
van een drieënig God, en van Jezus
Christus, als God en Zaligmaker.
New Delhi, in India, waar men straks
samenkomt, is een grote stad, waar de
christenen 'n zeer, zéér kleine minderheid
vormen.
In dit India zit het Hindoeïsme ten
troon.
Daarnaast vinden we in het Verre Oos
ten het Buddhisme, het Confucianisme
vele andere „ismen" verzwijgen we
nu maar voornamelijk het Moham
medanisme, de Islam, met zijn schier on
telbare miljoenen fanatieke aanhangers.
Voor de Westerse wetenschap en tech
niek heeft men eerbied.
Maar het Christendom is er grotendeels
in zijn wezen onbekend, en anderdeels
niet in tel, veracht en gehaat.
Dat het innerlijk, helaas, zozeer verdeeld
is doet aan dat Christendom héél veel
kwaad.
Zonder hier met een wóórd vóór deel
neming te pleiten, omdat we voors
hands nog lang niet voldoende zekerheid
menen te hebben dat ook gehandhaafd
wordt (dat is iets anders dan „beleefd"
op beléving der leer wordt door de
deelnemers wel sterk aangedrongen
wat als belijdenis in 't vaandel wordt
geschreven, kunnen we er toch wel
waardering voor over hebben dat in die
ons vijadige (deels zelfs bitter-vijandi
ge wereld de banier van het Chris
tendom wordt geplant.
En dan is: zelfs van geen afvaardiging
van-waarnemers te willen weten toch
wel 'n standpunt, dat, werd het in die
ons vijandige wereld bekend, te meer
dat Christendom zou doen verachten
om zijn onderlinge betreurenswaardige
sterke verdeeldheid.
Daarom meen ik dat ons kerkvolk niet
verschrikt behoeft te zijn door het ter
Synode genomen besluit, maar dat het
dit besluit mag goedkeuren en toejui
chen."
We tekenen hierbij nog even aan,
wat wij reeds in ons artikel vermeld
den de Wereldraad is heus de eerste
niet, die om in de trant van ds. Im
peta te spreken -de banier van het
Christendom in een vijandige wereld
plaatst. Wil men hierover zijn waarde
ring uitspreken, dan geldt deze waar
dering evenzeer de I.C.C.C., die reeds
sedert de eerste conferentie van de
Raad van Christelijke Kerken voor het
Verre Oosten in 1949 in Thailand ge
houden. elke drie jaar een conferentie
in het Verre Oosten belegt, op welke
conferenties en dat prijzen wij in de
I.C.C.C. een duidelijk Christusge
tuigenis gehoord werd.
6
KWESTIE VAN TIJD
Dr. K. Dronkert te Leiden vindt het
jammer, dat onze kerken nog niet als
lid tot de Wereldraad konden toetre
den, maar, zo schrijft hij in de Leidse
Kerkbode, ik heb persoonlijk het gevoe
len, dat dit nog een kwestie van tijd is.
„Misschien zult u zich de vraag stellen
waarom ik dit jammer vind En mis
schien stelt u zich ook de vraag of ik,
gezien mijn opvattingen in deze in vroe
ger jaren, dan van zienswijze veranderd-
ben
Om met de laatste vraag te beginnen.
Inderdaad ben ik van zienswijze veran
derd. Daar schaam ik mij niet voor en
daar geef ik graag rekenschap van.
Meende ik vroeger, dat ik niet kon in
stemmen met het feit, dat de Persoon
van Jezus Christus een punt van discus
sie werd in de Wereldraad, tegenwoor
dig ben ik zover gekomen, dat ik Jezus
Christus niet zie als een punt van dis
cussie in de Wereldraad, maar als de
Heiland der Wereld van wie ik meen,
dat wij als kerken ook binnen die We
reldraad moeten getuigen. Wij hebben
binnen die Wereldraad me| behoud van
eigen overtuiging het goud van het Ge
reformeerde Belijden in te dragen en
het goud van het niet-geïsoleerd Belij
den van andere kerken in de wereld uit
te dragen. Ik geloof, dat wij er bij win
nen kunnen, wanneer wij leren luisteren
naar hetgeen ook andere kerken aan
geloofsinhoud bezitten en dat wij die
andere kerken kunnen verrijken met het
geen wij aan geloofsinhoud bezitten.
Daar komt nog bij, dat ik gezien de
Feuilleton
door
J. BRANDENBURG
Een verhaal uit de bezettingstijd
LVIII
De dikke gromde weet wat, maar de lange brieste
Ja, ja, we kennen die praatjes, in elk geval zijn jullie
Duits-vijandig, dat zien we hier wel. Die landverrader
hier aan de muur zegt genoeg. Hij trok het portret van
Prins Bernhard van de wand en scheurde het aan snippers.
Wacht maar, we zullen het jullie wel afleren, snurk
te hij.
Ook dit vertrek werd geheel overhoop gehaald.
Laat die meid eens hier komen zei hij daarop.
Welke meid vroeg De Wilde, opnieuw verblekend.
Die meid van dit kamertje.
Hier is geen meid, zei De Wilde hem strak aan
ziende.
Die hier slaapt, bedoel ik.
Hier slaapt geen meid. De Wilde bleef hem strak
aanzien. Waarop de kerel de ogen van hem afwendde.
Hij scheen het geval ook niet door te hebben. Maar de
korte dikke begreep het.
Mijn colleqa bedoelt uw dochter, die deze kamer
heeft.
O, nu begrijp ik hetzei De Wilde. Hij riep Gerda
naar boven.
Met een paar sprongen was ze bij hem en keek naar de
twee kerels.
Wat is dat daar nan je vinger schreeuwde de ma
gere bars. Hij wees naar een oranje kippenringetje, dat
ze aan haar middelvinger had.
Een ring, zei ze verbaasd.
Je weet, dat je zo'n ding niet mag dragen, dat is
demonstratie tegen Duitsland.
Maar in huis is het toch niet verboden vroeg ze
naïef.
Doe af dat ding bulderde hij.
Ze legde het ringetje op haar kastje.
Maak open die kastzei hij weer op een rauwe
Duitse commandotoon.
Zijn vingers graaiden door haar goed. Hij smeet alles
op de grond en keek in dozen en kistjes.
Hmgromde hij.
Hij stapte het kamertje uit en Gerda schoof achter zijn
rug het ringetje weer aan haar middelvinger, waarna ze
de chaos begon op te ruimen.
Alles in huis werd omver gehaald. Drie uur duurde het
en al die tijd kregen de bewoners geen gelegenheid con
tact met elkaar te krijgen.
In de voorkamer hing een groot portret van de Konin
gin, versierd met een oranjestrik. De magere kerel bleef
er met een spottende lach om zijn dunne lippen voor staan.
Echte bolsjewisten zijn jullie, hé bulderde hij.
Ons volk heeft nooit een bondgenootschap met Rus
land gehad, zei De Wilde kalm. Wij zijn vijanden van
het bolsjewisme, altijd geweest. Wij zijn goede Neder
landers en dat willen we blijven, anders niet.
Maar jullie hopen er toch op dat Engeland het wint,
hé kraakte de kerel.
We hopen op een vrij Nederland, zoals het altijd
geweest is, antwoordde De Wilde.
Nicht debattieren, waarschuwde de dikke.
De fanaticus spuwde op het portret van de Koningin
en keerde zich grijnzend af.
Toen de huiszoeking was afgelopen wenkte de twee
kerels De Wilde in zijn kantoortje. Ze gingen in de twee
beschikbare stoelen zitten en lieten De Wilde in zijn
eigen kantoor staan.
Waar is je zoon Wanneer is hij naar Engeland
gegaan, overviel de dikke hem plotseling.
Mijn jongen is op een woensdag vertrokken zonder
te zeggen, dat hij niet meer zou terugkeren. We dachten,
dat hij naar een broer van me was, zoals was afgespro
ken. Maar hij is weggegaan en weggebleven en sinsdien
hebben we niets meer van hem gehoord.
Zo, heb je niets meer van hem gehoord. Hoe is hij
gegaan over Frankrijk of over zee vroeg de dikke.
Ik zeg u immers dat ik nergens van af wist zei
De Wilde.
De dikke begreep, dat ze niets te horen zouden krijgen.
Ze keken eens rond en stonden toen op.
De magere stak dreigend een gebalde vuist onder de
neus van De Wilde, doch zonder verder een woord te
zeggen gingen ze de gang in naar de voordeur. De Wilde
voelde geen behoefte hen uitgeleide te doen.
Eerst toen hij de motor hoorde aanslaan, verscheen hij
voor het raam en staarde de wegstuivende auto na.
Hij haalde diep adem.
Zijn vrouw kwam naar hem toe met haar hand op haar
hart gedrukt. Haar gelaat was bleek.
Goddank, man Ik was zo bang, dat ze je zouden
meenemen, zei ze
De meisjes kwamen ook het kantoortje binnen. Zo
schrokken alle vier, toen plots de telefoon rinkelde.
Dominé Versendaal had de auto zien wegrijden en in
formeerde. De Wilde kon hem geruststellen.
Die was ook al bezorgd, zei De Wilde glimlachend.
Maar kort daarop ratelde de telefoon tot zeven maal
toe. Allemaal stemmen, die informeerden. Het was binnen
een half uur in het hele dorp bekend geworden, dat er een
paar Duitse officieren op „My Home" geweest waren.
Gerda stak met een uitdagend gebaar haar middelvinger
omhoog. Het oranjeringetje zat weer op zijn plaats.
Die zit er weer om, Paps zei ze.
Toen, half november, de verjaardag van mevrouw De
Wilde aanbrak, bezorgde de vrachtrijder uit het naburig
stadje een grote bouquet goudkleurige chrysanten met het
kaartje van Rudolf Weber.
Mams, die zet u toch niet in de kamer vroeg Gerda.
Dina keek haar verwonderd aan en zeiWaarom niet
Nou van een Duitser toch zeker Je kunt toch geen
bloemen van een Duitser accepteren Stel je voor. Een
van de gasten moest vanavond eens per ongeluk op het
naamkaartje kijken. Je zou je gewoon verdacht maken
(Wordt vervolgd)