eeuwóe
^Cerkbode
Zó niet, Broeders
L
KNIPSELS
Van de wijde, ruige Heide
Herfstoverpeinzing
met kanttekeningen
17e JAARGANG No. 18
3 NOVEMBER 1961
OFFICIEEL WEEKBLAD TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND
Redacteur: Ds. W. C. van Hattem, Herengracht 15, Terneuzen, Telefoon (0 1150) 22 48
MedewerkersJ. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. D. J. Couvée, Bennekom
Drs. A. Elshout, KoudekerkeDs. A. Koning, Oud-VossemeerDr. P. C. Kraan, Vlissingen
Ds. J. v. d. Leek, Kapelle Ds. P. van Til, Middelburg Mej. F. A. Groot Nibbelink, Grijpskerke
Mevrouw C. van Zwedenvan Alkemade, Middelburg.
Abonnementsprijs
3,per halfjaar
bij vooruitbetaling
Advertenties
12 cent per mm.
Bij abonnement lager
Losse nummers 12 cent
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 2438
Giro no. 42280
Dat er binnen onze kerken niet ge
lijk gedacht wordt over sommige vraag
stukken als aansluiting bij de Wereld
raad van Kerken, eenwording met de
Ned. Hervormde Kerk en alles wat
daarmee verband houdt, is een niet te
ontkennen feit. Schrijver dezes behoort
ook tot hen, die het met prof. dr. K.
Dijk betreuren, dat onze synode besloot
tot het zenden van waarnemers naar
de assemblee van de Wereldraad en
ook hij acht de weg, die door de acht
tien" met hun oproep is ingeslagen niet
de juiste weg. Het zij echter verre van
ons om te twijfelen aan de oprechtheid
der bedoelingen van hen, die op deze
wijze zoeken een einde te maken aan
de pijnlijke gedeeldheid van Christus'
Kerk. Daarom mag men echter wel met
elkaar van mening verschillen, daarom
mag men wel blijven waarschuwen te
gen een verdere toenadering tot de
Wereldraad van Kerken, die volgens
uitlatingen van prof. Berkhof zeer
waarschijnlijk het vermijden zal om op
de komende assemblee te spreken over
de voorgestelde wijziging van de basis-
formule, omdat men in een hindoeïs
tisch land als India zich geen menings
verschillen kan permitteren. De hoog
geroemde voorgestelde wijziging van de
basis, waaruit het meer rechtzinnig
worden van de Wereldraad blijken
moest, zal dus vermoedelijk nog wel
even in de pen blijven, en wij vrezen,
dat ze daar blijven zal ook. Want deze
voorstellen roepen nu eenmaal tegen
stand op, ten onzent bij de Remon
stranten en bij sommige Hervormden
en Doopsgezinden, in andere landen
bij andere kerken en kerkengroepen,
die het aanvaarden van een dergelijke
basis niet in overeenstemming kunnen
brengen met hun eerlijke overtuiging.
Ook voor hen hebben wij oprecht res
pect. Het siert een man als prof. van
Holk om eerlijk van onwaarachtigheid
te spreken, indien de Remonstrantse
broederschap een dergelijke basis aan
vaardde. Prof. van Holk wil in de
oecumene niet leven in het compromis,
en wij waarderen dat, hoewel wij het
wel met de voorgestelde basis van har
te eens kunnen zijn. Maar juist omdat
de bestaande basis en de voorgestelde
nieuwe basis beiden het compromis
meebrengen, daarom blijven wij de
Wereldraad van Kerken afwijzen. En
wij kunnen het met prof. Dijk eens zijn,
wanneer hij schrijft dat er sedert het
eerste synodebesluit t.a.v. de Wereld
raad van Kerken in feite nog niets ver
anderd is. Nóg bestaat de Wereldraad
van Kerken uit kerken, die wel en die
niet de Christus der Schriften als de
Zone Gods aanvaarden, nog maken
van deze Raad kerken deel uit, die de
fundamentele leerstukken van het ge
loof loochenen. Daarom achten wij een
aansluiting bij deze Raad in strijd met
onze heiligste overtuiging, hoezeer wij
ook de gespletenheid der Kerk des He
ren betreuren. Hetzelfde geldt mutatis
mutantis van de toenaderingspogingen
tot de Ned. Herv. Kerk. Wanneer één
van de „achttien", de vrijzinnige ds.
van Houten, in zijn gemeenteblad
schrijft, dat het de bedoeling geweest
was, dat meerdere vrijzinnige predikan
ten de oproep tot eenwording onder
tekenden en dat de gereformeerde on
dertekenaars bereid zijn om de her
vormde kerk te aanvaarden zoals deze
is, inclusief de vrijzinnigen, dan vragen
wij ons af of een dergelijke poging tot
eenwording niet in flagrante strijd is
met wat de Heilige Schrift ons leert.
En dan vragen wij dat niet alleen ons
zelf, maar dan blijven wij vragen aan
hen die deze weg zijn ingeslagen, of
zij inderdaad wel op de goede weg zijn.
Wij achten het namelijk ten enenmale
onmogelijk om samen met vrijzinnigen,
met hen, die een andere opvatting heb
ben omtrent de Christus der Schriften,
samen in één kerk verenigd te zijn, wij
achten het onmogelijk om samen het
Evangelie te brengen, om de simpele
reden, dat waar het hart uit het Evan
gelie gesneden is er geen Evangelie
meer over blijft. Wie het anders ziet,
wie van mening is, dat de vrijzinnig
heid van vandaag een andere is, dan
die van gisteren, hij make ons het dui
delijk hij make ons duidelijk dat de
vrijzinnigheid niet meer vrijzinnig is.
Tot zolang hebben wij niet slechts het
recht, maar de plicht om te blijven vra
gen, om te blijven waarschuwen, om
te blijven oproepen tot gehoorzaamheid
aan de Heilige Schrift. Men verdrage
dat van ons en men respectere het.
Waarom moet wanneer er vragen ge
steld worden, er direct met schelden
begonnen worden Kan men zich niet
indenken, dat ook deze vragen en
waarschuwingen geboren worden uit
liefde tot Jezus, kan men zich niet in
denken, dat wanneer hier gewaar
schuwd wordt, dit geschiedt uit liefde
voor de Waarheid Gods Laten wij
toch voorzichtig zijn. Met schelden ko
men we er niet, groeien we alleen maar
van elkaar vandaan. Daarom mag men
ook elke waarschuwing en elk wijzen
op een bestaande vrijzinnigheid niet
kwalificeren als een schelden op een
bepaalde kerk of raad van kerken, dan
begint het er op te lijken alsof slechts
enkelen spreken mogen en de rest het
zwijgen er toe moet doen of instem
men. Op bestaande fouten wijzen is
geen schelden, op de feiten wijzen, die
het ons, helaas, nog verhinderen om
achter de oproep tot eenwording te
gaan staan is evenmin schelden. Het
spijt ons, dat men dit meestal als schel
den kwalificeert. Zo moet het niet broe
ders, want dan is elke discussie bij
voorbaat ten dode gedoemd. Evenmin
pas het om hen die er meningen op na
houden, die niet overeenkomen met de
wensen en verlangens van hen die ge
porteerd zijn voor Wereldraad en één
wording, belachelijk te maken of te
kleineren, dit maakt de broederband
stuk. Wanneer we in één nummer van
,,de Strijdende Kerk" dr. Holtrop, ge
kwalificeerd vinden als een „amokma-
ker" omdat hij een hartstochtelijk be
roep op de synode deed t.a.v. de een-
wording-pogingen, en d$. van Nood
als een reactionnaire figuur geschilderd
zien, omdat hij de gang naar de We
reldraad afremmen wil, dan schrikken
wij.
Wij achten het een groot goed, dat
er in onze kerken t.a.v. deze vraag
stukken een open en eerlijke discussie
mogelijk is. Laat men deze niet onmo
gelijk maken door aangevoerde argu
menten met geladen kreten te over
schreeuwen. Dan komen we in het
emotionele vlak terecht, waarin het voe
ren van een gesprek onmogelijk wordt.
Wij moeten elk op ons eigen standpunt,
als broeders met elkaar kunnen praten.
Als broeders, die bezield zijn door die
ene liefde tot Jezus, en zo elkaar trach
ten te winnen. Waar we echter elkaar
gaan afstoten,' daar zal het vroeg of
laat tot nieuwe kerkscheuringen komen.
Daarom Zó niet, broeders
Daarom Dat de broederlijke liefde
blijve v. H.
Vrijdag dertien oktober.
Een zeldzaam mooie najaarsdag.
Hoger en hoger klimt de zon over de
bedauwde heide en bossen.
Ontelbaar liggen de vochtige rag
fijne spinsels nog te zilveren over strui
ken en twijgen. Waar schuilen die dui
zenden spinnen nu toch
In de verte, naar de kant van het
nog zwijgende vliegveld Deelen, blau
wende nevelige heuvels. Nog geen da
verende machine is in de lucht. Ook
de elk kwartier denderende spoorbaan
zwijgt eens.
Hoog boven het veld een zwervende,
zoekende, eenzame vogel, speurend
naar gezel of gezellin of naar wild.
Diep onder hem, op de grond, schiet
snel als de weerga een konijn weg ach
ter een bosje, op het geluid van de
knarsende achterdeur
Het rumoer van groepen druk door
elkaar heen babbelende, lachende va-
cantiegangers is eindelijk voorbij. Het
geronk van auto's en brommers stil ge
legd.
We hebben ten langen leste de Dik-
kenberg weer voor ons zelf en in de
zon De zon
De zon, die het groen aan dennen en
sparren glanzen en het geel aan berk
en linde en eik goudelen en de bonte
paddestoelen opkleuren doet en het
rode dak in vuur zet en mijn hart in
vlam om de genade van deze schone
herfst en het nóg schoner werk. Want
wat op aarde is schoner .dan arbeiden
met lust
Geen herfstige weemoed besluipt,
maar dankbaarheid overstroomt mij.
Vier jaar is het nu reeds, dat ik hier
wonen mag en nog ben ik niet verza
digd van de in zekere zin goddelijke
natuur.
Toen ik vier jaar geleden met emeri
taat ging, had ik mij voorgenomen om
tenminste de eerste maand niet te pre
ken. Ik wilde eerst mijn baard gelegen
heid 'geven behoorlijk uit 'te botten, al
vorens weer in het openbaar op te tre
den. Niet om wat ouder of wat indruk
wekkender te lijken. Maar scheren elke
ochtend is een vervelend tijdverlies.
Doch nog diezelfde eerste vrije week
stond ik 's woensdagsavonds toch weer
ergens op de preekstoel om een collega
te vervangen in een dankdienst voor
de oogst. En zo is het gebleven, zondag
aan zondag, dicht bij en in de verte.
Dié gunst blijve mij verleend nog jaren
lang. Werken, de blijde boodschap
verspreiden, zolang het kan.
Maar ook van een ander, ernstiger
voornemen dan dat van mijn nog altijd
niet gekweekte baard, kwam tot heden
niet veel terecht.
Ik wilde namelijk in de veronderstel
de zee van „vrije" tijd reeds jaren lang
verzamelde aantekeningen eindelijk
eens proberen uit te werken.
Echter, uitgevers en redacteuren lie
ten mij niet met rust en verlokten mij
om week aan week nu eens voor dit,
dan weer voor een ander blad over
allerlei thema te schrijven. Nog pas
moest ik een vererend verzoek weige
ren, overbezet als ik al was.
Onder dit artikelen schrijven ga ik
nu voor enige tijd een streep zetten.
Wel niet een definitieve, maar een
tijdelijke streep, mogelijk met gaten er
in. Een soort stippellijn dan.
Immers verhindert van de hak op de
tak werken, dit actuele, dit onder soms
hoge druk stipt op tijd afleveren van
copie, de concentratie, die onmisbaar
is voor mijn oude plan.
Reeds bij mijn laatste bezoek aan
Middelburg op 3 september, deelde ik
het onze vindingrijke uitgever mee. En
in het „Gereformeerd Weekblad" han
teerde ik mijn „Kaleidoskoop" al lan
ger dan oorspronkelijk met de Eind
redacteur was overeengekomen.
Ik bedoel dus niet de pen voor de
krant voor goed neer te leggen. Ik zal
het perswerk misschien toch niet geheel
kunnen laten. Incidenteel zal er wel
eens een uitschietertje zijn.
Doch de verplichte, wekelijkse arbeid
voor zoveel verschillende bladen benam
mij de rust, om mij eens te wijden aan
één bepaald doel, dat ik misschien niet
bereik, maar waarnaar ik toch nog een
gooi wil doen, voordat de nacht komt,
waarin ik niet werken kan.
Liever had ik hierover niets in het
openbaar gezegd. Maar om misverstand
en misschien zelfs verkeerde gevolg
trekkingen te voorkomen, nu ik allengs
in de krant zwijgen ga, moest ik wel
enige reden geven. Denkt maar, dat ik
een soort vacantie neem, die er voor
mij al deze jaren niet bij is geweest,
buiten de gedwongen vacantie van vijf
maanden ziekte.
Preken hoop ik te blijven doen, zo
lang men mij daartoe nodigt.
Maar van de wijde, ruige heide zal
voorlopig nog slechts nu en dan enig
geluid tót u doordringen.
Vrijdag twintig oktober.
Hoe snel sloeg het weer om.
Wel schijnt op het ogenblik wéér de
dagen lang zoekgeraakte zon.
Maar het forse najaar heeft ingezet:
de wind, de regen, de storm, de onaf
gebroken bladerenval, de reuk der wel
kende bladen. Hoe buigen de bergen
hun toppen op en neer als rossen voor
hun karossen hun ongeduldige koppen.
Schoon blijft het, de woelende wind,
zwellend aan en af, het ruisen en brui
sen en zwatelen der bomen, de regen,
ranselend in de nacht, de driftig lek
kende goot, de overschuimende regen
tonWie durft hier te spreken van
eentonigheid, van doodsheid, hier, hier,
waar altijd alles lééft
Vond ik niet pas een vers vossenhol
op mijn terrein Schreeuwt niet de
verschrikte fasant en haan vergeefs
naar zijn sterk ingeperkte haremvrou
wen
Wacht maar De zich terugtrekken
de kleuren en geuren schijnen straks
onder de witte sneeuw toegedekt, voor
altijd verloren. Het is slechts een re-
culer pour mieux souter. Ze komen te
rug, al die kleuren en tinten en geuren.
Het leven Het leven staat telkens
weer op uit de dood, symbool van het
hoogste, onoverwinlijk, eeuwige Leven!
Bennekom.
D. J. COUVÉE.
Naschrift van de uitgeverHet echte
journalistieke bloed kruipt waar het niet
gaan kan. Derhalve zal o.i. deze rubriek
„reculer pour mieux souter.
DEFAITTISME OF111
Naar aanleiding van de parade op
drie oktober te Leiden, waarin als spe
ciale attractie een exclusief vernieti
gingswapen werd meegevoerd, heeft
ds. A. Middeldorp in de Leidse Kerk
bode, enkele beschouwingen gegeven,
die behalve instemming ook verzet ge
wekt hebben.
Ds. Middelkoop heeft zich namelijk
afgevraagd of er verband bestond tus
sen de atoomkop als feestattractie en
de kort daarvoor rondgezonden wen
ken voor bescherming tegen atoomge
vaar, ds. Middeldorp spreekt van
„prietpraat" van het ministerie van
Binnenlandse Zaken. Hij acht dat dit
verband er zeker is, want
„mocht er op drie. oktober iets mis gaan,
zodat die atoomkop dreigt te explode
ren, pas dan onmiddellijk toe, wat op
blz. 4 staat van de wenken van de mi
nister „Spring of duik achter, muur,
wal. in greppel". Men lette vooral op
het subtiele verschil tussen springen en
duiken. Spring niet als u duiken moet
en duik niet als u springen moetzwem
mers weten hoeveel narigheid daarvan
komen kan. Zij die per koets naar de
parade gekomen zijn, dienen echter
vooraleer zij duiken (of springen) het
paard uit te spannen en vast te binden.
Maar er is tussen die parade en de mi-
nistriële wenken een veel dieper en ern
stiger verband Een mens behoeft niet
zo bang te zijn voor die atoombom als
hij hem niet op zijn huis krijgt zijn er
altijd nog overlevingskansen. Per slot
van rekening hebben we de hele atoom
troep niet, om op ons eigen hoofd te
gooien, maar op het hoofd van een an
der. De vraag, of er wel een doel zal
zijn, dat deze middelen heiligt, schijnt
nauwelijks op te komen.
Ik zie menig lezer het voorhoofd fron
sen, want wat nu in de Kerkbode staat,
begint toch wel verdadht veel naar pa-