WIJ en het Ziekenfonds
DOOR WATER EN VUUR
Wie uit de omgang met de voortrek
kers kracht wil putten voor het heden
blijft met lege handen staan. Maar er
is een weg die uitnemender is. Gilhuis
heeft daar onlangs mijns inziens te
recht nog eens op gewezen. Als Eliza
na de hemelvaart van zijn meester al
leen achterblijft jammert hij nietwaar
is mijn meester nu, had ik mijn vader
nog maar bij me Maar aan de oever
van de Jordaan roept hij het uitwaar
is de Here, de God van Elia, ja dezelf
de De God die onze voortrekkers in
het verleden kracht heeft gegeven hun
strijd te strijden is niet veranderd, zijn
hand is niet verkort. Groen, Lohman
en Kuyper op het landelijk vlak, maar
ook onze grootvaders in de Zeeuwse
steden en dorpen hebben het élan,
waarvan wij nu nog de vruchten zien,
ontleend aan de Bron die nooit op
droogt.
Wanneer wij dit voorop stellen heeft
het wel degelijk zin ons nog eens te
verdiepen in de motieven die onze va
deren in de vorige of in het begin van
deze eeuw hebben bezield, toen zij ten
koste van grote financiële offers tot
schoolstichting zijn overgegaan. Was
het een sektarische neiging om zich te
isoleren van de „wereld" en in hun
eigen hoekjes met hun eigen boekjes
weg te kruipen Zochten zij het isole
ment of werden zij in het isolement ge
dreven
Wie het ABC van de schoolstrijd
kent zal met zijn antwoord geen ogen
blik aarzelen. Hij weet hoe de openbare
school op vele plaatsen het bolwerk
van atheïstische schoolmeesters was ge
worden. De grondwaarheden van de
Reformatie werden als verouderd aan
de kant gezet. En wie zich niet tot deze
hoogte konden opwerken, werden (ik
citeer het deftige „Handelsblad" uit die
tijd) uitgekreten als „lompe figuren met
half-barbaarse tronies, wezenloze idio-
tengezichten, hangende lippen, gapen
de monden en schelvisogen". Onver
biddelijk werd hun een plaats in de
nachtschuit toegewezen.
De toen heersende stroming heeft
wel heel goed begrepen, dat de school
een van de meest perfekte middelen
was om de moderne liberale gedachten
ingang te doen vinden. Zij moest van
haar Christelijk karakter worden be
roofd. „Neutraliteit" werd het wacht
woord, maar in werkelijkheid kwam
deze neutraliteit dikwijls hierop neer,
dat er onverbloemde propaganda werd
gemaakt voor een levenshouding, die
lijnrecht tegen het Evangelie inging.
Dit proces van ontkerstening der
openbare school is niet zonder strijd
verlopen. Groen van Prinsterer heeft
met alle kracht gevochten voor het be
houd van het christelijk karakter van
de openbare school. Volgens een be
kend gezegde heeft hij zijn vingers als
het ware stukgekrabd om de deur van
deze school geopend te krijgen voor de
onbelemmerde prediking van het Evan
gelie. Maar het mocht niet baten. En
toen, noodgedwongen, is hij en zijn zijn
volgelingen de weg van de bijzondere
school opgegaan. En het is bekend, hoe
hij tot zijn dood toe het heimwee naar
de christelijke staatsschool voor het
ganse volk niet heeft losgelaten.
We halen deze dingen niet op om
met stenen te gaan werpen naar de
openbare school van nu. We jui
chen het toe, als thans op vele plaatsen
ook op die school godsdienstonderwijs
wordt gegeven. Maar een openbare
school met fakultatief gegeven gods
dienstonderwijs is nog geen christelijke
school. En dus blijven we ook in het
heden onverzwakt het pleit voeren voor
een school, waarin bestuur, ouders,
leerkrachten en leerlingen zich geza
menlijk willen stellen onder de toets
van Hem, die ons onder Zijn gericht
GEESTELIJKE VOLKSGEZONDHEID
(Ingez. mededeling)
zal doen doorgaan, wanneer het „chris
telijke" in onze naam ontaardt tot een
vorm zonder wezenlijke inhoud.
De christelijke school van vandaag
kan in de moderne wereldsituatie niet
volstaan met een min of meer zelfvol
dane terugblik op het verleden. Zij
moet ook haar verantwoordelijkheid
voor heden en toekomst zien en een
open oog houden voor de tijd waarin
wij leven. Prof. Van Riessen noemt als
kenmerken van deze tijdde grote
macht van techniek en wetenschap, het
loslaten van allerlei tradities, een on
gekend hoog welvaartspeil en in ver
band daarmee het vraagstuk van de
vrijetijdsbesteding, de emancipatie van
de arbeider, de vrouw en het kind, de
massaficatie zoals die o.a. in de televi
sie tot uiting komt, het mondig worden
van nieuwe volken en staten waardoor
aan de overheersing van het z.g. be
schaafde West-Europa en Amerika een
einde dreigt te komen of is gekomen.
En dwars door dit alles heen de drei
ging die achter allerlei gordijnen, of ze
nu van ijzer of van bamboe zijn, voor
onze christelijke kuituur en onze gees
telijke vrijheid een akuut gevaar op
levert.
Hoe zal de christen, ook op het ter
rein van het onderwijs, zijn houding be
palen, zijn eigen weg vinden Hij zal
zich niet eenzijdig mogen aanpassen bij
onvermijdelijke veranderingen, maar hij
zal zich evenmin mogen overgeven aan
een mijding van de wereld „die in het
boze ligt". Welke koers moet hij va
ren Graag ga ik daar een volgend
maal nog wat nader op in.
M. J. A. v. B.
Iedere werknemer, die minder dan 8400,per jaar verdient is, met zijn
gehele gezin verplicht verzekerd bij een ziekenfonds.
Hiermede neemt het ziekenfonds een belangrijke plaats in in het complex van
sociale voorzieningen en het laat zich hieruit ook niet meer wegdenken.
Herinneren wij ons echter nog, dat vóór 1940 de protestants-christelijke
partijen zich op principiële gronden verzetten tegen de invoering van deze ver
plichte verzekering en dat eerst tijdens de Duitse bezetting deze verplichting
door onze „bezetters" werd ingevoerd
Toch is dit zo en misschien kunnen wij ons nog even afvragen, waarom er
principieel verzet was in onze christelijke kringen.
Dit verzet moet gezocht worden in de redenering, dat de gezondheidszorg,
zowel persoonlijk als voor het gezin geen taak van de overheid was, doch
principieel een zaak, waarvoor de werknemer zélf verantwoordelijk was.
Ziekenfondsen waren goed, doch de werknemer moest zelf de keuze maken
of hij hiervan gebruik zou maken, ja dan neen.
De invoering van de verplichte verzekering door de Duitsers heeft aan alle
discussie een einde gemaakt en na afloop van de oorlog was er geen één
politicus, die deze discussie weer wilde heropenen.
Toch stak er wel wat in de gehele redenering. De tegenstanders van de ver
plichte ziekenfondsverzekering zagen hierin een aantasten van de persoonlijke
vrijheid van de staatsburger en eigenlijk hebben zij daar ook gelijk in.
De overheid is door het invoeren van de verplichting eigenlijk gaan staan in
de schoenen van de werknemer en hebben daardoor een stuk verantwoordelijk
heid op zich genomen, welke eigenlijk op de schouders van het individu dient
te rusten.
Dit eens even te overwegen is toch eigenlijk wel de moeite waard.
Wanneer de staat als maar doorgaat met stukjes verantwoordelijkheid van
de schouders van haar burgers te tillen, dan is het gevaar niet denkbeeldig,
dat die burgers dan hun eigen verantwoordelijkheid gaan vergeten.
Voor het ziekenfondswezen heeft dat zo zijn eigen aspecten.
Het ziekenfondswezen is thans een machtig orgaan, welke de verzorging
van meer dan 80 van de Nederlandse bevolking omvat. De middelen komen
voor 50% uit de zak van de werknemers en voor de overige 50% uit die
der werkgevers. Het zijn vele en vele millioenen.
Toch is een voorzichtig financieel beleid geboden, want de kosten gaan nog
steeds in sterk stijgende lijn. Deze kostenstijging wordt veroorzaakt door hogere
kosten van verpleging, van geneesmiddelen en van artsenhulp. Ook nieuwe
onderzoekingsmogelijkheden met dikwijls zeer dure apparatuur, nieuwe ge
nezingsmethoden enz. enz. werken sterk kostenverhogend. Het zijn factoren,
die wij eigenlijk niet of nauwelijks in de hand hebben.
De sterke kostenstijging wordt echter óók veroorzaakt door de welhaast
ongebreidelde vraag van de ziekenfondsleden naar geneeskundige hulp, genees
middelen enz.
Beseffen deze leden wel, dat zij mede verantwoordelijk zijn voor de goede
gang van zaken bij het ziekenfonds
En hier komt dan nog wat bij.
Een ongebreidelde vraag naar geneeskundige hulp betekent ook, dat de huis
artsen zich dagelijks door overvolle spreekuren en overladen visitelijstjes
moeten heen worstelen. Ter ontlasting van hun taak wordt de patiënt snel,
dikwijls te snel, doorgezonden naar het ziekenhuis en daar gaat de sneeuwbal
verder rollen.
Niet alleen betekent deze gang van zaken een verspillen van enorme som
men gelds, het betekent ook een belemmering voor de arts om verantwoord
zijn werk te verrichten.
In de medische vakliteratuur kunt U nu al jarenlang de ene noodkreet na
de andere lezen over de nooit aflatende lawine van ongebreidelde vraag naar
geneeskundige hulp.
Van alles wordt er bedacht om deze ongebreideldheid in te perken en on
mogelijk te maken. Helaas, de remedie is tot nog toe niet gevonden. En toch
is het eigenlijk zo eenvoudig.
Wanneer ieder ziekenfondslid zijn eigen verantwoordelijkheid ziet, dan ligt
daarin de oplossing voor het zo knellende probleem.
Wanneer ieder ziekenfondslid zichzelf matiging oplegt bij het inroepen van
geneeskundige hulp is het gehele probleem opgelost.
Dc winst zou groot zijn.
Ziekenfondsen, die met sluitende begrotingen zouden kunnen werken en
dan misschien zelfs in staat zouden zijn het verzekeringspakket te vervol
maken. Op dit gebied bestaan er beslist nog wel enige wensen. Patiënten, die
niet meer te maken krijgen met een opgejaagde huisarts, maar met een dokter,
die het zich permitteren kan even rustig met de patiënt te praten.
Dokters, die de vreugde in hun werk weer zullen hervinden, omdat ze een
optimale geneeskundige behandeling kunnen geven en dan ook nog tijd over
houden om thuis rustig hun vakliteratuur bij te houden.
Mij dunkt, het is de moeite waard om êr vandaag nog mede te beginnen.
Dr. P. C. KRAAN.
Vragen omtrent deze rubriek te zenden aan Ds. A. Elshout, Beatrixlaan 17,
Koudekerke.
Feuilleton
door
J. BRANDENBURG
Een verhaal uit de bezettingstijd
LV
Het korte briefje van Henk werd gelezen en herlezen.
Maar het was kort en zakelijk. De toon was veront
schuldigend „Vader, ik kón niet andersDe laatste
regel, in grote haast neergekrabbeld, was „Ik zal gauw
van me laten horen op de een of andere manier, wanneer
ik in Engeland zit. Maken jullie zich niet ongerust
Fijn dat Mams nog even meeliep tot aan het hek
Heel laat die avond kwam dominé Versendaal nog aan
lopen.
Er viel een vreemde stilte en de predikant voelde al
spoedig, dat er iets aan mankeerde.
Waar zit Henk vroeg hij, toen hij merkte, dat bij
alles wat hij aansneed, de familie verstrooid bleef en wat
geheimzinnig.
We zullen het dominé maar zeggen, vrouw. Hij
moet het tenslotte toch weten.
Ze knikte en De Wilde liet hem het briefje lezen.
Versendaal vloog de regels langs en knikte begrijpend.
Heb ik wel gedacht, mompelde hij. Dus de jon
gen heeft de sprong gewaagd.
De Wilde knikte. Hij wenste wel dat hij de sprong
niet gewaagd had.
Je moet dit van de goede kant bekijken, De Wilde.
De jongen zag hierin zijn plicht. Wie zal zeggen welke
innerlijke noodzaak hem dreef Dat hij wat geheimzinnig
deed, ligt voor de hand. Maar dat ging tegen zijn karakter
in. Hij zal er moeite genoeg mee gehad hebben om jullie
te bedriegen. Zijn karakter is open genoeg. Maar hij kon
in dit geval niet anders. Hij begreep natuurlijk best, dat,
wanneer hij open kaart gespeeld had, jullie hem nooit
hadden laten gaan. Ik hoop van harte, dat hij zijn doel
mag bereiken en we spoedig nader van hem horen. Ik kan
niet anders dan jullie met zo'n zoon en broer feliciteren.
Hij is uit het goede hout gesneden.
In ieder geval zullen we ons er bij moeten neerleg
gen, verzuchtte De Wilde.
Het enthousiasme van de predikant kon hij nog niet
delen.
Versendaal bemerkte de aarzeling in de vader.
Ik begrijp je gevoelens, zei hij, maar de jongen heeft
toch gelijk. Wanneer ik de kans zag en in gelijke situatie
was, zou ik het misschien ook doen. Maar ik heb een
vrouw en kinderen en bovendien mijn ambtswerk, dat ik
niet in de steek mag laten, maar anders
Het was stil in het vertrek. Versendaal fantaseerde
zich de vrijheid, die Engeland bood. De vrijheid om te
spreken en te schrijven en te werken.
We zitten hier in een gevangenis, De Wilde, zei
hij tenslotte.
Toen de predikant vertrokken was, voelde De Wilde
zich toch iets opgelucht.
Ze maakten aanstalten om naar bed te gaan, het was
al laat in de nacht.
Wanneer we maar eens zekerheid kregen, dat onze
jongen behouden is aangekomen, zei moeder De Wilde.
De rest komt dan wel terecht.
We moeten maar trouw naar radio-Oranje luiste
ren. Misschien krijgen we daar een boodschap door, waar
uit we iets begrijpen kunnen, meende Gerda.
Dat zal wel niet kind, want dan had hij een code
moeten achterlaten.
Er werd die nacht in huize „My Home" niet veel ge
slapen
Het was niet nodig op een radiobericht uit Londen te
wachten.
Een paar weken na het verdwijnen van Henk, gebeurde
het op een morgen, heel vroeg, ze waren nog maar net
uit bed, dat Gerda een brief in de bus vond. De post kon
nog niet geweest zijn. De brief moest er 's nachts door
een particulier in geworpen zijn.
Op het blanke couvert stond geen enkele naam of
adres-aanduiding. Alleen de letters „M.H." prijkten er op.
Paps, een briefriep ze.
Verwonderd maakte hij de couvert open.
Van Henk
Van Henk? werd uit drie monden tegelijk herhaald.
Zijn ogen vlogen langs de regels en zijn gezicht klaarde
op.
Goddank de jongen is behouden in Engeland aan
gekomen.
Gerda schreeuwde een juichkreet, door Dina herhaald.
Ze dansten door de kamer en namen hun moeder tussen
hen in en maakten met haar een rondedans.
Stil toch kinders Laten we eerst eens rustig lezen,
vermaande ze.
De Wilde las
Londen, 27 oktober 1941.
Beste Vader, Moeder, Wim, Dina en Gerda,
Even een kort briefje, waarin ik jullie melden kan,
dat ik, na een voorspoedige tocht behouden ben aan
gekomen. Het geluk wil, dat ik in staat ben langs deze
weg jullie even te schrijven. Wees met mij blij, dat ik
reeds zo spoedig in staat was iets te laten horen. Ik
heb me opgegeven bij het Nederlandse legioen en hoop
mijn brevet als vliegenier te kunnen halen. Morgen moet
ik gekeurd worden. Allen de groeten, tot een spoedig
weerzien in een vrij Nederland Mams een kus, ver
geef me, dat ik u de woensdag, toen ik u voor 't laatst
zag, niet steviger omhelsde. Ik kon toen niet anders
Jullie HENK.
Mevrouw De Wilde had de brief duidelijk horen voor
lezen, maar dat was haar niet genoeg. Ze moest hem zelf
lezen en nog weer eens opnieuw lezen, tot ze iedere regel
van buiten kende„vergeef me, dat ik u de woensdag,
toen ik u voor 't laatst zag, niet steviger omhelsde
(Wordt vervolgd)
V