KNIPSELS mot kanttekeningen
DOOR WATER EN VUUR
1 op 18"
woorden troffen ons diep en getuigden
van een warme verbondenheid met een
waarlijk groot Nederlander.
En zo is de vergader-aktiviteit op elk
terrein weer begonnen. De werkers in
kerkelijke arbeid hebben hun schouders
opnieuw gezet onder de gewetensvolle
taak van huisbezoek en catechiseren,
om van het nooit aflatend „preekwerk"
maar te zwijgen. De mensen van de
vakbeweging hebben hun stekjes uitge
zet op het maatschappelijk terrein.
Vrouwenbonden en jeugdverenigingen
hebben hun agenda weer ongeveer in
kannen en kruiken. En ook op staat
kundig terrein is er werk. veel werk
aan de winkel. Al dit werk kan niet
door enkelen worden gedaan. Nog
maar al te veel wordt de arbeid in Gods
Koninkrijk in ruimere zin overgelaten
aan een klein getal mensen, die chro
nisch overbelast zijn. Mijn slotwoord
mag dus een oproep aan alle mannen
en vrouwen in Zeeland zijn. Begin niet
bij voorbaat met ,,neen" te schudden,
wanneer voor kerkelijk, politiek of
maatschappelijk werk een beroep op U
wordt gedaan. De Heer van alle levens
terreinen heeft ook U nodig
Middelburg J. A. v. Bennekom.
De kanttekening is ditmaal zeer be
perkt, het knipsel des te groter, we ho
pen echter, dat de grote van het stuk
u niet afschrikt om het te lezen, want
met volle instemming geven wij hier
een artikel door van dr. J. Schelhaas
Hzn uit „Waarheid en Eenheid" van
15 september.
ft
We kennen deze wijze van uitdrukking
uit de wereld van het auto-rijden. Van
daar dat ik deze term koos als opschrift
boven dit artikel. Wellicht dat daardoor
de aandacht van velen gevangen wordt.
Ik bedoel met 1 op 18 te wijzen op het
feit, dat er tussen de 18 ondertekenaars
van de „oproep van de achttien" één
vrijzinnig is. Ik weet dit door De Re
formatie van 2 september, die in de
persschouw van Ds. F. de Vries citeert,
wat de vrijzinnige ds. I. J. van Houte
hierover geschreven heeft. Het gaat over
die oproep die handtekeningen vroeg
voor spoedige hereniging Hervormd-
Gereformeerd.
Ds. Van Houte heeft in het vrijzinnig
blad „Contact" medegedeeld, „dat er
meer namen van vrijzinnigen onder zou
den staan. Door toevallige omstandig
heden is dit niet gebeurd". Het feit, dat
één vrijzinnige de oproep ondertekend
heeft, is al schokkend genoeg. Maar dat
de andere 17 dit wisten en tegen meer
namen van vrijzinnigen onder de oproep
geen bezwaren hadden, is nog veel
schokkender. Hier blijkt wanneer de
informatie van Ds. Van Houte overeen
komstig de waarheid en de werkelijk
heid is dat de Gereformeerde onder
tekenaars van deze oproep zich geheel
verzoend hebben met de idee, dat Gere
formeerd en Vrijzinnig best samen kan
gaan. Men is dan al verder dan menig
orthodox man in de Hervormde Kerk.
Ds. Van Houte schrijft trouwens ook
over het standpunt van de Gereformeer
den in de kring, waarvan de oproep is
uitgegaan. Hij zegt„de malcontenten
zijn bereid de hervormde kerk te aan
vaarden zoals deze is (dus inclusief de
vrijzinnigen)
Is de mededeling juist, dan is het duide
lijk. dat deze ondertekenaars bewust
voor de Hervormde Kerk wat haar in
stelling betreft gekozen hebben en ver
zaakt hebben de grondslag, waarop het
Gereformeerd kerkelijk leven is ge
bouwd.
In Woudschoten had men veel waarde
ring voor het optreden van Professor
Kramer en Professor Lekkerkerker, die
beide tot de midden-orthodoxie in de
Hervomrde Kerk kunnen gerekend wor
den. Men vraagt zich ook dan afIn
welke wereld leven wij, als men leest,
dat met deze professoren en hun volge
lingen het één-worden niet moeilijk zou
zijn volgens betuiging uit Gereformeerde
mond.
Maar als Ds. Van Houte ons naar waar
heid inlicht, dan hebben de Gerefor
meerde ondertekenaars van „De oproep
van de achttien" ook de vrijzinnigen al
van te voren een welkom toegeroepen.
Het is dus wel erger dan wie ook heeft
durven denken. Men kiest de eenheid
met midden-orthodox en vrijzinnig. De
oproep tot een-wording Hervormd-Ge
reformeerd houdt dus voor deze onder
tekenaars in, dat de Gereformeerde Ker
ken haar standpunt, grondslag en over
tuiging moeten gaan verloochenen en
terugkeren tot de Hervormde Kerk zo
als zij is.
Ik ben van oordeel, dat het ontoelaat
baar is voor een Gereformeerde om zo
iets na te streven, terwijl hij lid blijft
van de Gereformeerde Kerk.
Deze mensen hebben, als de gegeven in
formatie juist is, hun keuze al gedaan.
Ik neem aan, dat de conferentie van
Woudschoten niet geweten heeft, wat
Ds. Van Houte nu aan de openbaarheid
heeft prijsgegeven.
Want anders was het met heel deze con
ferentie wel heel droevig gesteld. Maar
daarom is het dan ook nu nodig gewor
den, dat de conferentie, die zich achter
de oproep van de achttien stelde, zich
nu publiek van deze oproep distancieert.
En doet deze conferentie het niet zij
is immers uiteengegaan dan moeten
toch zeker de leden van die conferentie
zich nu duidelijk uitspreken. Stel u voor,
dat dit niet gebeurt. Zou men dan moe
ten aannemen, dat vooraanstaande leden
van onze kerken ook zover heen zijn,
dat zij zelfs de vrijzinnigheid niet wei
geren in de kerk, waartoe zij behoren
Ik weiger dit vooralsnog te geloven.
Maar wij moeten weten, wat we aan
elkaar hebben.
Wij leven in een wonderlijke wereld.
Terwijl er algemeen over vervlakking
en veruitwendiging wordt geklaagd
en niet ten onrechte zijn er, die de
verbetering zoeken in een wegnemen
van grenzen, die in gehoorzaamheid aan
Gods Woord eens zijn gezien en gesteld.
Er is een vrij algemene zucht naar een
heid. Maar bij velen wordt niet meer
gevonden het besef, dat alleen de waar
heid verenigt. Men klaagt over onenig
heid. Maar men riskeert rustig onenig
heid in eigen kerkelijke boezem om de
eenheid te zoeken met degenen, die de
Gereformeerde belijdenis niet aanvaar
den.
(vervolg op pag. 3)
SOCIALE ZEKERHEID EN PERSOONLIJKE
VERANTWOORDELIJKHEID
In Nederland anno 1961 doet de slogan: „verzorging van de wieg tot het
graf" grif opgeld.
Die verzorging betekent dan allereerst wel een financiële verzorging, terwijl
daarnaast ook hulp en bijstand in velerlei vorm een intergrerend deel van
deze verzorging uitmaakt.
Bij de financiële verzorging spelen allerlei verzekeringen als daar b.v. zijn
ziekenfondsverzekering, ziekte- en ongevallenverzekering, weduwe-, wezen-
en ouderdomsverzekering enz. enz. een belangrijke rol. Deze verzekeringen
worden dan weer aangevuld door kinderbijslagen, vacantietoelagen, studie
beurzen enz. enz.
De hulp en bijstand vinden wij bij de talloze advies- en consultatiebureaux,
bij de kruis-bewegingen in velerlei tinten, de diaconale zorg, de bureaux der
verschillende vakverenigingen, terwijl ook allerlei tehuizen, centra, werkplaat
sen enz. enz. hun steentje hieraan bijdragen.
Een groot gedeelte van deze sociale voorzieningen zijn bij de wet geregeld
en dwingend voorgeschreven. Dit wil dus zeggen, dat de verzekerde niet zelf
heeft uit te maken of hij wel dan niet aan een bepaalde verzekering zal deel
nemen, neen, dit is aireede voor hem uitgemaakt en zelfs kan hij er geen neen
tegen zeggen, zonder met de wet in conflict te komen. Het gevolg hiervan is
o.a. dit, dat hij er helemaal niet meer over nadenkt. Het is allemaal al voor
hem bedisseld en het enige wat hij zelf nog te doen heeft is op zijn tijd de
vruchten van deze voorzieningen te plukken.
Misschien herinneren de wat oudere werknemers zich nog de tijd, toen al
deze sociale voorzieningen nog niet zo vanzelf spraken en er door de verschil
lende vakorganisaties hard gevochten moest worden om weer een klein stapje
verder te komen op het pad der sociale zekerheid.
De meer jeugdige werknemers hebben deze strijd al niet meer medegemaakt
en zijn alleen nog maar getuige geweest van de totstandkoming der verschil
lende collectieve arbeidsovereenkomsten, waarin de in de strijd verworven
rechten en plichten werden vastgelegd en geconsolideerd.
De huidige, nog steeds groeiende materiële welvaart stelt ons land in staat,
de werkelijk niet geringe middelen op te brengen om het geheel der sociale
voorzieningen te betalen en aangezien deze welvaart nog maar steeds blijft
voortduren is er eigenlijk niemand, die zich nu werkelijk hierover nog zorgen
maakt.
Alles verloopt zo gladjes en zo gesmeerd, dat niemand zich vandaag nog
druk maakt over de sociale zekerheid in Nederland. Zeker, er zijn nog hier en
daar kleine hiaatjes, die opgevuld dienen te worden, doch dat zal in de loop
van de tijd ook nog wel terecht komen. Met een kleine variatie kan vandaag
gezegd worden
„Hoe genoeglijk rolt het leven
Des gerusten werkmans heen".
Nu zal natuurlijk geen enkel weldenkend mens ook maar iets willen ontken
nen van de grote en talloze voordelen, welke dit gehele complex van sociale
voorzieningen biedt.
Integendeel. Wij mogen allemaal, stuk voor stuk, dankbaar zijn te mogen
leven in een land, waar deze sociale voorzieningen een zo integrerend deel van
onze samenleving uitmaken. Ook dankbaar, dat dit alles tot stand heeft kunnen
komen zonder bloed en tranen eisende revoluties. Dankbaar, dat dit allemaal
zo hier in Holland heeft kunnen groeien.
Doch wanneer wij dan het woord dankbaar noemen, komt hier meteen al
een andere facet om de hoek kijken. Want met dit woord dankbaar wordt
geappelleerd aan ons persoonlijk. Wordt er een beroep op ons gedaan om een
positieve instelling te hebben.
Beseffen we wel voldoende, zijn wij er wel voldoende van doordrongen, dat
dit alles tot stand gekomen is „bij de Gratie Gods".
Zeker, er is bij de totstandkoming van al deze sociale voorzieningen veel
werk door vele mensen verricht. Talloze mensen hebben hun hele leven gewijd
aan en gegeven voor dit werk. Maar al dat werk zou helemaal voor niets zijn
geweest, als God er niet achter was gaan staan, als Hij niet Zijn zegen er
over gegeven had.
Me dunkt, wanneer wij ons dit eens goed realiseren, dan komt er niet alleen
plaats in ons leven voor een voortdurende dankzegging, maar dan gaan wij al
deze sociale voorzieningen, al deze sociale zekerheid ook met het juiste oog
bekijken. Dan gaan wij zien, dat we dit alles maar niet als een vanzelfsprekend
heid hebben te aanvaarden, maar dat wij het eigenlijk persoonlijk van God
gekregen hebben. Met alle rechten, maar ook met alle plichten. Dan gaan wij
ontdekken, dat wij persoonlijk verantwoordelijk zijn voor het gebruik van al
deze voorzieningen. Dan ontdekken wij, dat al deze voorzieningen aan de ene
kant wel een groot stuk eigen zorg van onze schouders nemen, maar dat onze
persoonlijke verantwoordelijkheid daar beslist niet minder door wordt.
Dit besef zal dan met zich mede brengen, dat wij al deze voorzieningen met
een eigen, persoonlijke verantwoordelijkheid hebben te gebruiken.
Het zou ons in dit artikeltje' te ver voeren, wanneer wij hierop thans nader
zouden ingaan.
Wel ligt het in onze bedoeling, om in enkele komende artikeltjes enige
hoofdstukken uit het boek der sociale voorzieningen te lichten en eens nader
onder de loupe te nemen.
Dan zullen wij hopelijk in de gelegenheid zijn om nader in te gaan op de
persoonlijke verantwoordelijkheid, die daar telkens weer om de hoek komt
kijken en zullen wij misschien ook gelegenheid hebben om zo af en toe een
misstandje te signaleren.
Vandaag is ons hoekje weer vol. Dr. P. C. KRAAN.
Feuilleton
door
J. BRANDENBURG
Een verhaal uit de bezettingstijd
LI
De waard stond naast hem en gaf een klap op zijn arm.
De revolver ging af en er viel kalkgruis uit het plafond.
Laat dat, goed volk zei de waard schor en dodelijk
bleek.
Henk haalde diep adem.
We are friends, zei de officier met een kalmerend
handgebaar. De soldaat sloot de deur achter zich.
De Engelse piloot keek nog wantrouwend in de rich
ting van de waard en zijn hand omknelde het pistool. Hij
begreep het nog niet.
Maar de Duitse officier stelde hem gerust. Hij had een
camouflagepakje aan. Ze waren met een Duitse militaire
auto en kwamen de onderduikers afhalen om deze dwars
door het Vlaamse land heen te brengen naar de Franse
grens. Dat was de beste manier om snel en veilig vérder
te komen.
Het verhaal werd in tamelijk goed Engels gesproken
en de piloot scheen overtuigd te zijn. Hij stak de revolver
weer in zijn zak.
Geef dat ding maar aan mij, zei de camouflageman.
Feitelijk mocht u dat wapen niet bij u hebben. Het is te
gevaarlijk.
Hij strekte de hand uit om het wapen in ontvangst te
nemen.
Never zei de piloot robuust en schudde energiek
zijn magere kop.
De man drong verder niet bij hem aan.
Als u alleen maar oppast dat ding niet te snel te
gebruiken, er had daar net al een ongeluk kunnen ge
beuren, wanneer de kastelein niet naast u gestaan had,
waarschuwde hij.
All right zei de piloot, weer in volkomen rust, en
met het flegma, dat hem weer tot de nonchalante Engels
man maakte.
De mannen volgden de beide in Duitse uniform ge-
kleedde verzetsmensen. Het café lag een minuut of vijf
lopen van de weg af en daar stond de legerauto gereed.
Het was een tot truck omgebouwde personenauto, een
soort overvalwagen, die aan Henk een gevoel van on
behagen gaf, toen hij er achterin moest klauteren. Het
kwam hem allemaal een beetje onwezenlijk voor. Maar
hij begreep, dat er niets anders op zat dan zich volkomen
over te geven en toe te vertrouwen aan de Belgische
verzetsorganisatie, die wel zou weten wat zij deed.
Met veel lawaai zette de wagen zich in beweging en
de kast rammelde en stootte over de ongeriefelijke Bel
gische kinderhoofdjes, waarmee de binnenwegen geplaveid
zijn.
Het lawaai was zo erg en het botsen en slingeren was
van die aard, dat een regelmatig gesprek buitengesloten
was.
Er werd met een woeste vaart gereden. Maar voor zo
ver Henk zich kon oriënteren ging het steeds in Zuid-
Westelijke richting, dus naar de kust.
De tocht duurde verscheidene uren en werd zonder
oponthoud volbracht. Controle was er niet en niemand
viel hen lastig.
Tenslotte stopte de wagen op een binnenweg, temidden
van een bos van hoog opgaand geboomte.
Toen de motor was afgezet en alles plots stil viel,
klauterde de mannen er uit. Ze waren stijf van het zitten
en het strak houden van hun spieren, bij het dansen en
hobbelen, dat ze uren achtereen gedaan hadden.
De Duitse officier vertelde hen, dat zij hem volgen
moesten. Het ging weer in de ganzenpas door het woud,
dicht achter elkander.
Henk wist op geen uren afstand waar zij zich bevon
den en dat maakte hem opnieuw wat onbehaaglijk en
onzeker.
Waar zijn we hier nu vroeg hij de geleider.
In de buurt van Veurne, was het korte antwoord.
Veurne, herhaalde Henk bij zichzelf en hij wist ten
slotte uit zijn herinnering op te diepen dat dit een grens-
plaatsje was vlak bij de kust en bij Frankrijk.
Ze werden in een kleine boerenhoeve ondergebracht
en met een korte groet vertrok hun gids.
België had zijn vaderlandse plicht gedaan en op zeer
behoorlijke manier. Nu kwam Frankrijk aan de beurt
In de kleine huiskamer, onder een lage zoldering zat
een man bedaard een pijp te roken. Een blik op een
staartklok vertelde Henk, dat het half drie in de nacht
was.
De man zette hen de tabakspot voor, maar niemand
behalve de Engelse piloot rookte een pijp en deze had
zijn pijp in zijn uniform laten zitten. Bij het verkleden had
hij zijn gedachten meer op zijn revolver dan op zijn pijp
geconcentreerd gehad.
No pipe, zei hij en trok de schouders op.
De oude man stond op en haalde uit een pijpenrek een
stenen pijp, die blijkbaar nog weinig gebruikt was. Met
zijn zwarte duim draaide hij de kop schoon en reikte
hem de piloot over en maakte opnieuw een gebaar naar
zijn tabakspot.
De piloot bedacht zich niet lang hij stopte de pijp
en zoog het vuur, dat zijn gastheer hem voorhield in de
tabak.
Hij beschouwde het als een vredespijp, die hij in geen
geval mocht afslaan. Ze kregen een glas wijn van de oude
man, een portie roggebrood met Franse kaas en toen
gingen ze naar bed. Hier ook al weer in een schuur, ach
ter op het erf in het hooi.
De volgende morgen was er behalve de oude man,
een wat jongere vrouw en een meisje van een jaar of
twintig, de dochter van de vrouw.
Onder het ontbijt kwam Henk te weten, dat haar man
in 1940 in de strijd tegen de Duitsers gesneuveld was en
nu leefde ze met haar dochter bij haar vader in en deed
aan ondergronds werk. Er lag een scherpe lijdenstrek op
het gelaat van de vrouw ingekerfd. Haar stroef gesloten
mond, vertolkte een grote verbittering.
(Wordt vervolgd)