eeuwóe
3£erkbode
Naar een DERDE Oecumene
BERICHT
17e JAARGANG No. 3
21 JULI 1961
OFFICIEEL WEEKBLAD TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND
Redacteur: Ds. W. C. van Hattem, Herengracht 15, Terneuzen, Telefoon (0 1150) 22 48
Medewerkers J. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. D. J. Couvée, Bennekom
Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. A. Koning, Oud-Vossemeer Dr. P. C. Kraan, Vlissingen
Ds. J. v. d. Leek, Kapelle Ds. P. van Til, Middelburg Mej. F. A. Groot Nibbelink, Grijpskerke
Mevrouw C. van Zwedenvan Alkemade, Goes J. Wattel, Gapinge.
f
Abonnementsprijs
f 3,per halfjaar
bij vooruitbetaling
Advertenties
12 cent per mm.
Bij abonnement lager
Losse nummers 12 ct.
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, Tel. 2438
Giro no. 42280
II
Weinig bevroedden wij enkele we
ken geleden, dat wij zo snel terug zou
den komen op de vraag, die wij in ons
nummer van 30 juni aansneden, of wel
licht de Christelijke Vredes Conferen
tie bezig was uit te groeien tot een der
de oecumenische organisatie. De feiten
nopen ons er echter toe, want wat wij
in ons vorig artikel nog als een moge
lijkheid aanduidden is door de feiten
achterhaald en bevestigd. Op de ver
gadering van de Christelijke Vredes
Conferentie te Praag, die vorige maand
onder de naam eerste Algemeen Chris
telijke Vredes Conferentie (ACVC)
gehouden werd, zijn besluiten gevallen,
waardoor deze conferentie werd omge
vormd tot een internationale oecumeni
sche organisatie.
Op voorstel van de inspecteur-gene
raal van de Slowaakse Evangelische
Kerk, prof. A. Ziak, werd namelijk be
sloten tot uitbreiding van het bestaan
de werkcomité tot 16 personen en de
instelling van een raadgevend comité
van 110 personen, dat eerstgenoemd
comité terzijde zal staan, verder wer
den prof. dr. J. L. Hromaaka en ds.
J. N. Ondra resp. tot president en
secretaris-generaal gekozen. Het ge
vormde werkcomité ontving vervolgens
opdracht en volmacht om in de tijd, die
aan een volgende algemene vergade
ring van de ACVC voorafgaat, kleine
re regionale conferenties te beleggen,
die als voorbereiding voor de algemene
vergadering dienen moeten. Het werd
tevens gemachtigd om bepaalde com
missies voor bestudering van verschil
lende onderwerpen in te stellen en, zo
nodig, het internationale secretariaat
uit te breiden. Ook zullen landelijke
comité's gevormd worden, terwijl in die
landen waar dit nog niet kan geschie
den verbindingspersonen benoemd zul
len worden. De kerken en kerkelijke
groeperingen, die in Praag vertegen
woordigd waren, hebben op zich geno
men om de benodigde middelen voor
deze organisatie te verschaffen.
Leggen we nu de A.C.V.C., zoals
deze nu geworden is, naast de Wereld
raad van Kerken of de I.C.C.C. dan
ontdekken we verschillende merkwaar
dige overeenkomsten
a. er is een president en een secreta
ris-generaal
b. er is een internationaal secretariaat;
c. er is een klein uitvoerend (werk)-
comité
d. er is een groot raadgevend comité
e. er zijn landelijke organisaties te ver
gelijken met de landelijke oec. ra
den
f. er zullen regionale samenkomsten
gehouden worden ter voorbereiding
van de algemene vergaderingen
g. er zijn commissies met bepaalde ta
ken en opdrachten
h. er zijn ledenkerken of kerkengroe
pen.
De A.C.V.C. is dus wat opbouw be
treft practisch gelijk aan de andere
oecumenische organisaties, waarbij de
overeenkomst met de Wereldraad van
Kerken wel heel bijzonder in het oog
springt.
De stelling lijkt ons dan ook niet te
boud, dat hier in principe een derde
oecumenische beweging gevormd is.
Waarbij dan het typische is dat een
groot deel van de deelnemende kerken
ook aangesloten is bij de Wereldraad
van Kerken. Wat dat betreft, zou men
misschien zeggen, is er dan ook weinig
kans, dat de A.V.C.V. zich naast en
tegenover de Wereldraad als een zelf
standige organisatie zal gaan ontwikke
len. Wij zijn daar echter in het geheel
niet zo zeker van dat dit niet zou ge
schieden. Want ten eerste is door de
besluiten van Praag de A.C.V.C. een
zelfstandige organisatie geworden en
ten tweede is men het in de A.C.V.C.
lang niet in alles met de Wereldraad
van Kerken eens. Dit laatste blijkt bij
voorbeeld uit een schrijven dat door de
Conferentie te Praag aan het secreta
riaat van de Wereldraad gezonden is,
en waarin duidelijk wordt gesteld dat
in de A.C.V.C. behoorlijk critiek op
de Wereldraad gegeven is, doch dat
men zich verheugt over de voorstellen
tot verbetering van de betrekkingen
tussen de volken, zoals deze afkomstig
waren van de CCIA en de Commissie
voor Kerk en Samenleving, waarbij men
tevens aantekent dat New Delhi straks
deze arbeid zal moeten gaan activeren,
opdat de christenen uit alle volken meer
nog dan voorheen actief voor de vrede
arbeiden. Waarbij tevens aangegeven
wordt hoe men zich deze arbeid denkt,
namelijk de strijd tegen atoombewape
ning en vóór totale algemene ontwape
ning, het voorkomen van elke vorm van
kolonialisme, het terzijde stellen van
politieke brandhaarden en het overwin
nen van de mentaliteit der koude oor
log. Men stelt dus uitdrukkelijk zijn
eisen aan de Wereldraad van Kerken,
hetgeen betekent dat het er in New
Dehli niet makkelijker op wordt, want
men zal met Praag moeten rekenen,
daar immers laten we het zo maar
zeggen de Oecumenische Beweging
van Praag binnen de Wereldraad een
niet te verwaarlozen factor is.
Zou New Delhi straks toch aan de
verlangens van Praag voorbij willen
gaan, dan betekent dit dat een deel der
leden-kerken van de Wereldraad, en
zeker geen klein deel, zich in deze Raad
teleurgesteld gaat voelen, waarbij een
splitsing in een Oecumene van Praag
in één van Geneve geenszins denkbeel
dig is. Dit zou tevens betekenen dat de
Wereldraad ophield ,,wereld"raad te
zijn, daar hij dan een groot aantal ker
ken zeker alle uit het Oosten zou
verliezen, deze raad zou dan worden
een raad van Westerse kerken alleen,
terwijl de A.C.V.C. zou kunnen bogen
op een lidmaatschap van kerken uit de
gehele wereld.
Praag heeft de Wereldraad voor een
moeilijk dilemma gesteld, steeds heeft
men in deze raad de politieke moeilijk
heden trachten te omzeilen, de grote
vraag die nu rijst is echter deze zal
men zo kunnen blijven navigeren, of
zal Praag de klip zijn waarop het schip
van de Wereldraad schipbreuk zal lei
den, of zal Praag koersbepalend zijn
voor de verdere vaart van dit schip
Wij wachten op New Delhi
v. H.
„1944" en ,1961
ii
Open brief aan de hoogleraren Dr
H. N. Ridderbos en J. Kamphuis, door
Drs H. Albracht, prof. dr J. R. van
de Fliert, Ir. H. van Harten, Drs L.
Kok, Mr J. H. Prins, Drs G. Puchin-
ger en Dr Ir. J. Stellingwerf!.
Uitgave N.V. Uitgeversmaatschappij
De Graafschap, Aalten.
Als ik nu iets ga zeggen over ,,de
zaak", die de schrijvers van de ,,open
brief" naar de pen deed grijpen, dan
wil ik mij beperken tot het eerste deel
van de brief. Niet dat het tweede deel
niet interessant is. Bijzonder interessant
zelfs. Het gaat in dat tweede deel over
de jongeren" in de vrijgemaakte ker
ken. Over die .jongeren" maken de
schrijvers zich grote zorgen. In die vrij
gemaakte jongerenkring zien de schrij
vers een ontwikkeling, die „vrijwel
identiek is aan de ontwikkeling binnen
de „synodale" jongerenkring" (pag.
17). Met grote eerlijkheid merken zij
op, dat in hun eigen kring zich onder
'de jongeren dezelfde verschijnselen
voordoen als in de „synodale" kerken.
Zij wijzen dan op drie dingen de le
vensstijl van de jongeren, de mening
van de jongeren over de oecumeniciteit,
en hun ongeïnteresseerdheid tegenover
de kerkelijke twisten in het verleden.
Nog eens dit is alles buitengewoon in
teressant. Over dit alles wordt ook ge
schreven in een toon, die warm en pret
tig aandoet. Maar ik beschouw dit toch
meer als een aanhangsel, waarop ik niet
nader behoef in te gaan. Alleen zou ik
een uitzondering willen maken voor dat
derde puntde ongeïnteresseerdheid
van de jongeren tegenover de kerke
lijke twisten in het verleden, die tot de
„vrijmaking" hebben geleid. Want dat
hangt direct samen met de „zaak"
waarover het in deze „open brief" gaat.
Die „zaak" wordt dan onder de loupe
genomen in het eerste deel.
Wat is die „zaak"
En dan cirkelt alles in deze „open
brief" om wat de zeven schrijvers noe
men „het recht van religieuze opposi
tie in de kerk".
Dit recht zo menen zij is niet
geëerbiedigd in „1944" (dit aan het
adres van professor Ridderbos), maar
datzelfde recht is evenmin geëerbiedigd
in „1961" (dit aan het adres van de
vrijgemaakte professor Kamphuis).
In 1944 is het niet geëerbiedigd, om
dat de toenmalige synode, om formele
redenen, een beroep van de professo
ren Vollenhoven en Dooyeweerd in sa
menwerking met wijlen dr Dam en dr
van 't Veer niet in behandeling nam.
Dit viertal drong er bij de synode op
aan, niet voort te gaan met de behan
deling der „meningsverschillen". De
synode ging echter toch door. Ondanks
de religieuze oppositie. Tot het besluit
viel van de schorsing van professor
Schilder. Conclusie van de zeven schrij
vers met het recht van de oppositie is
in 1944 geen rekening gehouden.
Intussen schrijven wij nu 1961. Er
is in die tussenliggende jaren heel wat
gebeurd. Er ontstonden door het hele
land vrijgemaakte kerken. Die ook in
synode bijeen komen. En die synode
neemt ook besluiten. Zo in 1961 het
besluit, om met de „synodalen" op geen
enkele wijze samen te spreken. En wat
is nu in 1961 de klacht van de zeven
schrijvers Ook de vrijgemaakte syno
de eerbiedigt het recht van de oppositie
niet. Duizenden zo schrijven zij
willen die samenspreking wel, maar
ik haal de „open brief" even letter
lijk aan „tegen duizenden mede
kerkleden binnen de kerk wordt ge
zegd „gij zijt mij als niets". Conclusie
van de schrijvers al handelen de sy
nodes van 1944 en 1961 over geheel
andere zaken, wij gevoelen ons op
nieuw in de hoek van hen, die op de
synode „als niets" zijn (pag. 14). En
zo culmineren 1944 en 1961 in de
vraag, die voor de open-brief-schrijvers
centraal is wat is het recht van reli
gieuze oppositie nog waard
Ik meen hiermee de kern van de open
brief te hebben weergegeven. Nu is dit
geschrift een brief. Met een duidelijk
adres. Een antwoord mag dus allereerst
van de geadresseerden worden ver
wacht. Maar tegelijk „open" op de
boekenmarkt geworpen. Ieder mag hem
dus lezen. Ieder mag er op reageren.
Wat nu die centrale vraag betreft
ik geloof, dat de cardinale fout van de
schrijvers hierin ligt, dat zij er van uit
gaan, dat er in de kerk gesproken kan
worden van het recht van oppositie. En
dat zij verlangen, dat dat recht erkend
en geëerbiedigd wordt.
Wegens vacantie van een deel
van het personeel verschijnt de
Kerkbode op vrijdag 4 augustus
niet.
De drukkerij blijft normaal ge
opend.
De correspondenten gelieven er
rekening mede te houdendat ook
de predikbeurten voor 6 augustus
worden opgenomen in het num
mer van 28 juli.
Jaren geleden heeft professor Schil
der eens geschreven over „wereldse"
methoden in de kerk van Christus en
daar ernstig tegen gewaarschuwd. Vol
komen terecht Welnu, ik vind het
„werelds" in de kerk van oppositie te
spreken, en van het recht van oppositie,
De toevoeging „religieus" verandert
daar niets aan. Integendeel, die toevoe
ging maakt het eer erger dan beter. Het
is een wereldse methode in de kerk in
dragen, als men erkenning vraagt van
het recht van oppositie.
Nu lijkt het mij toe, dat de schrijvers
van deze open brief zich te weinig heb
ben gerealiseerd, dat, als men begint
met het recht van oppositie te erken
nen, dit de eerste stap is op een heilloos
pad. In 1944 erkenden de schrijvers dat
recht, met duizenden anderen, en han
delden daar ook naar. Toen de synode
dat recht niet erkende, zeiden zij goed,
dan maken wij ons vrij. Wat was dus
het gevolg van die erkenning Kerk
scheuring Nu is het 1961. En wat zien
wij nu gebeuren In diezelfde kerken,
ontstaan uit oppositie, zegt men nü tot
de oppositie gij zijt ons als niets.
Scherp vallen de schrijvers dan ook te
gen aan professor Kamphuis uit„heb
ben wij verleerd om met een oppositie
om te gaan, zodra wij zelf in belang
rijke stoelen zitting hebben gekregen
Ja, en wat nu Zich weer vrijmaken,
nu van de „vrijmaking" De schrijvers
stellen deze mogelijkheid wel, maar
voegen er direct aan toe, dat zij daarin
weinig aanlokkelijks zien. Zij blijven
het als hun taak zien in hun eigen kring
in de oppositie te blijven en schreven
daarom ook deze „open brief".
Als je je aan de hand van deze brief
nog eens in het verleden verdiept, kun
je alleen maar zeggen wat is het toch
een trieste geschiedenisDat voelen
vooral de jongeren in de vrijgemaakte
kerken. Wat die jongeren betreft, hun
ontwikkeling vervult de schrijvers met
zorg. Inzonderheid, zo schrijven ze, hun
ongeïnteresseerdheid tegenover al die
twisten in het verleden. Heel terecht
veronderstellen ze, dat een nieuwe ge
neratie er niets voor gevoelt, om einde
loos te twisten over 1944, met name
over de schorsing van professor Schil
der. Het schijnt, dat de jongeren begin
nen te begrijpen, dat de schorsing van
een hoogleraar toch wel een heel smalle
basis voor nieuwe kerkvorming is, En
zo eindigen de schrijvers met de opmer
king, dat deze ontwikkeling in het vrij
gemaakte jongerenkamp „er wel eens
toe kon nopen, koste wat het kost, de
strijd over 1944 op korte termijn alge
heel te staken".
Met dit laatste wil ik eindigen. Zou
het niet wijs zijn, christelijk zijn, bijbels
zijn, deze strijd onmiddellijk te staken
En elkaar de hand te reiken Als zo
nen van hetzelfde huis. Of moet de
knoet van de antichrist ons weer naar
elkaar drijven
Zaamslag
M. DEN BOER.