DOOR WATER EN VUUR Oecumenische krabbels „1944" en „1961" WHEN THE SAINTS GO MARCHING OUT De herziening van de heiligenkalender der Rooms Katholieke Kerk, die thans te Rome ondernomen wordt, blijkt voor vele rooms katholieken minder prettige gevol gen te hebben. Zo zien bijvoorbeeld velen zich plotseling van hun naamdag beroofd, doordat de betreffende heilige, waar ze naar genoemd waren, van de lijst der hei ligen werd afgevoerd. En van de meest bekende heiligen die plotseling haar aure ool verloor is de maagd-martelares Philo- mena, de favoriet heilige van de bekende pastoor van Ars, die haar zijn agent in de hemel noemde. De geschiedenis van Phi- lomena is onbekend, in 1802 werd echter in één van Rome's catacomben een graf ontdekt van een meisje van een jaar of veertien met verbrijzelde schedel. Het graf schrift luidde Lumena Paxte Cum Fi, daar de inscriptie op losse platen was aan gebracht, vermoedde men dat deze platen verkeerd waren aangebracht en gelezen moest worden Pax Tecum Filumena. De aanwezigheid van een glazen schaal en en kele symbolen werd door de archeologen uitgelegd als bewijs dat men hier te ma ken had met het graf van een martelares. Van toen aan ging het snel opwaarts met de ster van Philomena. In 1805 werd het gebeente overgebracht naar Napels, waar al dadelijk een stroom van wonderen ge beurde. Een non uit Napels wist te ver tellen dat zij een reeks openbaringen had ontvangen over het leven en het marte laarschap van Philomena, op grond van deze openbaringen verscheen korte tijd later een biographie van de heilige. In 1837 werd door Gregorius XVI haar feest dag vastgesteld (11 augustus), in 1855 ge volgd door een besluit van Pius IX om op deze dag missen aan haar gewijd te Dinsdagavond. Vandaag mijn oudjes weer eens opgezocht. Wat dragen zij hun problemen nog mee, tot aan het graf. En wat een onderscheid. Voor sommigen is het maar een klein stapje meer en ze zijn thuis, voor anderen zal er nog heel wat komen kijken, eer zij ,,los" gemaakt zullen zijn. Wat is het opmerkelijk, dat de mens meest zichzelf gelijk blijft. Waarmee ik natuurlijk niets afdoe van het wonder van de bekering. Gelukkig, dat we we ten, dat de Geest des Heren het zon- daarshart buigen kan. We weten het niet alleen, we zien het ook heel dik wijls. Ik geloof ook altijd nog in de voort gang der heiligmaking. Als we de Geest in ons werken laten en Hem niet tegen staan en bedroeven, dan is het moge lijk, dat we inderdaad de zonde afster ven. Dat de heiliging zich in het leven van Gods kinderen zö voltrekt, dat zij, nee, wel niet heiligen worden in vol strekte zin, maar dat ze toch bepaalde zonden overwinnen. En toch is het ook weer zo, dat er zich in het leven niet zo heel grote ver anderingen voltrekken. Bizonder de structuur van ons zieleleven zal wel zo lezen. De populariteit van ,,Sint" Philo mena nam gedurende de laatste jaren nog in omvang toe, per jaar bezochten gemid deld 300.000 personen haar reliekschrijn en enige tijd geleden verscheen nog een boekwerk geschreven door een non, die vijfenveertig jaren gewijd had aan St. Phi lomena. Het boek heette St. Philomena, Powerful with God en bracht 10.000 dol lar op waarvan een kapel gebouwd zou worden in een College in de Verenigde Staten", waar reeds meer dan honderd ker ken aan haar gewijd waren. „Time" waar we één en ander aan ont leenden weet te vertellen, dat de aarts bisschop van Boston, kardinaal Cushing, het bericht van Philomena's ontheiliging ontving, juist toen hij onderweg was naar Dover, Mass. om een nieuw kerkgebouw aan St. Philomena gewijd in te wijden. Tot hun stomme verbazing hoorden de parochianen, onder wie de kardinaal acht honderd heiligenbeeldjes van Philomena had laten verdelen, hoe hij de kerk in wijdde als de Kerk van het Heilig Bloed. Toen de plechtigheid voorbij was zei kar dinaal Cushing Het was erg moeilijk, net zo moeilijk alsof je aan de Ieren moest vertellen dat er geen Sint Patrick is. Een andere „heilige" die zijn plaats moest af staan, was, de vooral in West Europa vereerde Sint Joris. Zijn verdwijnen is vooral in Portugal, waar veel kerken aan hem gewijd zijn, niet voetstoots aanvaard en naar we vernemen is het zelfs in som mige plaatsen tot relletjes gekomen voor het behoud van „Sint" Joris. We kunnen om het bovenstaande na tuurlijk lachen, maar laten we niet verge ten, dat velen binnen de Rooms Katholieke Kerk hun houvast zijn kwijtgeraakt bij het ontnemen van hun favoriete heilige. Hier liggen grote kansen voor de verkondiging van Hem, die gisteren en heden en tot in eeuwigheid dezelfde blijftJezus Christus, die ons de weg tot den Vader geopend heeft. v. H. ongeveer dezelfde blijven. Een wat ge- sloten figuur, de man van weinig woor den, zal na zijn bekering niet ineens een vriendelijke, vlotte causeur worden. Iemand, die van nature de dingen altijd wat zwaar weegt, zal stellig die bizon- dere karaktertrek wel behouden even als degene, die zich in het gewone le ven nooit zo bijster veel zorgen heeft gemaakt en het altijd nog al van de ge makkelijke kant opnam, straks plotse ling de zwaartillende, bezorgde man wordt. Ik herinner me een man uit het za kenleven, die zeker wel geen enkele maal in zijn leven een wat onvoorzich tige transactie heeft afgesloten. De volksmond zei van hem, dat „hij een dood paard nog aan een boom vast bond". Aan zijn oprechte godsvrucht heb ik nooit een ogenblik getwijfeld, maar de man is niet blijmoedig heenge gaan. Zo nauw hij het in het zaken leven nam, zo nauw leefde hij ook met de Here, maar steeds kreeg ik weer de indruk, dat hij nog een laatste zeker heid vroeg. Zou hij zich nu heus niet kunnen bedriegen Natuurlijk hééft hij zich niet bedrogen, want Gods Woord bedriegt ons niet en hij zal dan ook wel grote ogen hebben opgezet toen hij inging in het Vaderhuis, maar wat had ik hem hier graag wat blijmoediger gezien. En anderen zou je haast wel eens wat bezorgder willen zien. Natuurlijk niet, om Gods beloften een beetje in twijfel te trekken of de vastigheid van zijn Woord wat te ondermijnen. Maar als het nu alles even gemakkelijk gaat, dan vraag je wel eens afhoe zit dat eigenlijk Is hier geen zondekennis Is hier niets van het beven voor de hei ligheid Gods Leeft hier niet de erken ning, dat we alles hebben verbeurd en dat we met lege handen komen en dat we alleen maar van genade leven kun nen Als je dan het gesprek eens die richting uitstuurt, komt er ook wel een toestemming, de erkenning van eigen schuld, maar toch niet zo, dat het ook maar enige rimpeling geeft in het spie gelgladde meertje van eigen zieleleven. Een derde is al hoogbejaard. Zijn hele leven heeft hij in de weg des He ren gewandeld. Tal van jaren heeft hij de kerk ook in het ambt gediend. Maar oude karaktergebreken blijken nog niet overwonnen. Telkens vertonen zich in dit toch zo rijpe leven weer dezelfde vrij ernstige fouten. En je vraagt je af: was hier de strijd tegen de zonde te zwak Wat kan de oorzaak zijn, dat hier de voortgaande heiliging zo ge brekkig blijft Het is toch zo verdrie tig, als het blijkt, dat men zelfs op ge vorderde leeftijd eigen karakterfouten nog niet onder de knie heeft. Als het goed is, verdrietig allereerst voor de betrokkene zelf, maar ook voor het aan zien van de kerk in de wereld. Want de kerk wordt er op aangezien. Zij wordt beoordeeld naar het gedrag van haar leden. Een vierde stond in het leven békend als nogal „cent-achtig". En nu hij vol komen uitgerangeerd is en God hem elke dag kan oproepen, keert hij nog elk dubbeltje om. Hij zal toch wel we ten, dat hij er niet eentje mee kan ne men en dat de hoeveelheid, die hij straks achterlaat, zijn plaats in het hier namaals niet zal beïnvloeden. Het bezoek aan onze ouden geeft wel eens te denken. Soms denk je hebben i. Open brief aan de hoogleraren Dr H. N. Ridderbos en J. Kamphuis, door Drs H. Albracht, prof. dr J. R. van de Fliert, Ir. H. van Harten, Drs L. Kok, Mr J. H. Prins, Drs G. Puchin- ger en Dr Ir. J. Stellingwerff. Uitgave N.V. Uitgeversmaatschappij De Graafschap, Aalten. Met een „open brief" heb ik eigenlijk nooit goed raad geweten. Zo nu en dan wordt deze vorm gekozen om bepaalde gedachten te lanceren of aan het vol ge moed lucht te geven. Maar wat is het voor ding Het is een „brief". Dat is duidelijk. Een brief met een adres. Gericht tot een met name genoemde persoon of personen. Maar „open". Dat zal wel zo verstaan moeten worden, dat het de bedoeling van de schrijver of schrijvers is, dat ook anderen er kennis van nemen en er hun oordeel over geven. die mensen nu hun leven lang het evan gelie gehoord Maar waar is dan de vrucht Zijn ze nog zö met al de veze len van hun ziel aan het leven verbon den Was het niet veel schoner, als de losmaking zich meer geleidelijk voltrok, dan dat zij straks als met geweld moe ten worden losgerukt uit het aardse le ven Laten we niet hard oordelen. We weten maar al te goed, hoe taai de ban den der zonde zijn en met wat taaie volharding de satan blijft vasthouden en hoe hij er altijd op uitis, al kan hij dan Gods kinderen de ingang in het Vaderhuis niet beletten, toch de gena de Gods te verdonkeren. Ik was bij een hulpbehoevende oude, die met voorbeeldige liefde en toewij ding door eigen kinderen werd ver zorgd. Al was het moeilijk, ze deden het zonder één enkele klacht en werke lijk met grote liefde, steeds maar met .de gedachte och, wie zullen wij zijn, als wij eens oud zullen zijn geworden Dat geldt het lichamelijke, maar ook het geestelijke. Inderdaad, wie zullen wij zijn, als eens de levensavond geko men is Heeft dan de heiliging voort gang gehad Was er toename in god zaligheid Heeft de strijd tegen de zonde vrucht gedragen Laten we er aan denken, dat we dan met deze din gen ernst hebben te maken, eer de oude dag gekomen is. Want strijd kost in spanning en als de krachten minder worden valt de inspanning ook zwaar der, ook geestelijke inspanning. Dan kan de tijd komen, dat we er niet meer tegen op kunnen. „Hoe dichter ik nader" heet een be kend boekje voor onze bejaarden. Maar we naderen elke dag, ook als we nog midden in het leven staan. En dat'ver geten we te licht. Daarom mogen we onze goede dagen wel dubbel gebrui ken, opdat we onder de bijstand des heiligen Geestes vast geworteld raken in het geloof en ook toenemen in god zaligheid en de zonde afsterven, opdat we straks als een rijpe schoof door Gods engelen geborgen worden in he melse schuren. K.-B. v. d.L. Wat dan tweeërlei oordeel kan zijn öf de lezers bedoeld zijn dan de anderen dan die in het adres genoemd zijn vin den in die brief stem gegeven aan wat ook in hen leeft, öf ze zijn het er niet mee eens, en dan wordt verwacht, dat zij dat op een of andere manier kenbaar maken. Zo ontving de redactie van de „Zeeuw se Kerkbode" deze „open brief" van ze ven vrijgemaakte broeders, met het ver zoek, daaraan in de kerkbode aandacht te willen schenken. Nu wordt op pag. 13 van deze „open brief" even gesproken van „diegenen die nu nog werkelijk weten water in 1944 allemaal geschied is". De redactie meende dat ik daartoe behoor. Op haar beurt „adresseerde" daarom de redactie deze „open brief" aan mij, met het verzoek er in onze kerkbode iets van te willen zeg gen. Nu zou ik niet graag willen beweren, dat ik er alles van af weet. Maar wel heb ik „1944" meegemaakt en meebeleefd, zij het dan als heel gewoon kerklid. Ook heb ik drie gescheurde kerken gediend. De kerk, die ik nu dien, lijdt ook nog onder de gevolgen van de scheuring. Daarom wil UIT HET DAGBOEK VAN EEN PREDIKANT Feuilleton door J. BRANDENBURG Een verhaal uit de bezettingstijd XL - Ik houd niet van die geheimen bij mijn kinderen, zei De Wilde. O, maar dat is morgen geen geheim meer, zei Gerda. De volgende morgen vroeg was ze bij dokter Schaars- bergen. Ze was goede vrienden met hem en zijn dochter was haar vriendin. Ze vertelde hem, wat er aan de hand was en ze vroeg om een flink scherp laxeermiddel. Schaarsbergen lachte eens. Omdat jij het bent, maar mondje dicht en van de winter reken ik op een paar grote Zeeuwse tarwebroden, zeg dat tegen je vader. Ze ging met een tablet, dat een stuk chocolade geleek, naar huis. Ze vertelde haar moeder, dat het personeel die morgen chocolade moest drinken. Dat was goed voor de dorst bij het dorsen. Zelf zou ze het wel gaan brengen. Het gevolg was, dat Sanders om half elf met een be nauwd gezicht aftrok. Hij probeerde nog eens terug te komen, maar moest met beide handen voor zijn broek opnieuw in de looppas naar een zekere plaats en die dag verscheen hij niet meer op het appèl. De controleur verdween met een paar goede voor oorlogse sigaren om een wandelingetje te maken door de boomgaard en toen hij na anderhalf uur terug keerde, ging alles zijn gewone gang HOOFDSTUK IX. De Wilde had de slager Hammelburger en zijn gezin uitgeleide gedaan naar het station. Tenminste hij had dat willen doen. Het is hem niet gelukt. Toen de verordening was afgekomen, dat alle Joden de provincie Zeeland verlaten moesten en zich in Amsterdam moesten vestigen, viel daar ook het gezin Hammelburger onder. Een N.S.B.-er en een lid van de gevreesde Duitse „groene politie" waren aan de deur van de Jood gekomen, juist op het moment, dat de vrouw bezig was de melk boer te betalen. De groene, politie had beslag gelegd op haar geldbeurs, had haar naar de woonkamer gejaagd en de deur achter zich gesloten. Alles werd opgeschreven. Hammelburger •moest zijn geld op tafel leggen, dat werd ingepalmd, hij moest afstand tekenen van zijn bezittingen en hem werd de mededeling gedaan, dat hij de volgende dag met zijn gezin, slechts voorzien van een koffertje met lijfgoed en niet meer dan honderd gulden aan contanten aan het station moest zijn. Zeeland werd voor hem gesloten. Toen de trein het stationnetje binnenstoomde, zag De Wilde, dat er ook uit andere plaatsen Joden werden weg gevoerd. Hij wilde het station oplopen om Hammelburger en diens vrouw voor het laatst de hand te drukken. Maar toen schoot er een groene politie op hem af en eiste zijn persoonsbewijs. Zijn vriendelijkheid tegenover Joden werd beschouwd als vijandig tegenover het Duitse Rijk. Hij kon zijn persoonsbewijs op het bureau van de Gestapo in Middelburg op een bepaald uur terug halen. Het publiek, dat zich voor het station verzamelde, werd uiteen gejaagd. Als slachtschapen werden de Joden weg gedreven, hun afgrijselijke dood tegemoet. Met een triumfantelijk gezicht liepen de geuniformde en hooggelaarsde N.S.B.-ers, die als „ordebewaarders" Wa ren aangesteld op het perron te ijsbergen. Uit de verte had Hammelburger nog een dankbare blik van herkenning naar De Wilde geworpen. De man was reeds nu slechts 'n schaduw meer van wat hij vóór mei 1940 geweest was. Met een beklemd en angstig hart stapte De Wilde zijn huis binnen. Voor de derde maal kregen de bewoners van „My Home" inkwartiering. Er was weer een nieuwe colonne infanterie in Zeeland aangekomen en de officieren werden in de beste woningen, waar bad en ander comfort was, ingekwartierd. Rudolf Weber, heette de jonge luitenant, die zich in opmerkelijk goed Nederlands aan de familie voorstelde. Mevrouw De Wilde, gedachtig aan haar ervaringen met de vorige officier ontving hem koel en gereserveerd. De Wilde zelf, die nog onder de verse indruk leefde van het grievend onrecht, dat de Duitsers de Joden aandeden, -deed of hij de hem toegestoken hand niet zag. De jonge man toonde begrip voor de situatie. Hij drong zich niét op, integendeel, hij trok zich terug in zijn kamel en liet zich zo weinig mogelijk ziën. Het was dinsdag toen de niet prettige kennismaking plaats had en gedurende de gehele week zagen- ze hem bijna niet meer. Maar toen werd het zondag. De familie De Wilde ging als gewoonlijk naar de kerk en merkte tot haar verbazing, dat de officier reeds plaats genomen had in hetzelfde kerkgebouw. Hij zat achterin op een bescheiden plekje en groette met een knik de familie. De Wilde, die hem ook opmerkte, wist zijn tegenstrij dige gevoelens niet goed tot klaarheid te brengen. Hij had deze man de hand geweigerd en hem als een vijand genegeerd. Wanneer die man een christen was Hoe dan? Maar misschien was het wel louter nieuwsgierigheid. De man verveelde zich buiten de dienst en was waar schijnlijk het eerste het beste gebouw binnen gelopen, waarheen hij mensen zag gaan. Toch liet hij deze ver onderstelling weer los, toen hij later merkte, dat de offi cier de psalmen meezong, alsof hij een Hollander was. Na de dienst informeerde Versendaal naar de man. Maar De Wilde moest erkennen, dat, ofschoon de officier reeds sedert dinsdag bij hem in huis was, hij niets van hem af wist. Ik zal hem eens in de pastorie nodigen, zei Versen daal. Een week ging voorbij. De officier liet zich niet zien, en slechts heel toevallig liep hij een enkele maal langs een der huisgenoten heen in de gang of de vestibule. Hij knikte en zweeg. Maar de volgende zondag was hij weer bij de avond dienst in de kerk. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1961 | | pagina 2