ANGST ei) DOOR WATER EN VUUR KLEINE VOSSEN Nieuws uit de Kerken GEESTELIJKE VOLKSGEZONDHEID Het vorige artikel van Dr. Boom begon met de woorden ,,Bent u wel eens bang? Ach ja, dat zijn we allemaal op zijn tijd". Ik meen, dat deze woorden voor een angstig mens een bevrijdende klank zullen hebben. Een angstig mens denkt immers steeds, dat hij een uitzondering is en hij verbergt zoveel mogelijk zijn angst. De mensen lachen hem er om uit, wanneer ze zijn angst zouden bemerken. Van jongs af aan wordt ons immers geleerd, dat we flink" en „dapper" moeten zijn. En zo hebben we allen de neiging om ons voor onze angsten te schamen en „de dappere" te spelen. Is het dan niet bevrijdend te ontdekken, dat ieder op zijn tijd met angst en vrees te maken heeft en dat achter allerlei angsten zuiver lichamelijke verschijnselen kunnen zitten of dat ze samenhangen met een bepaalde leeftijd als b.v. de puberteit of de overgangsjaren bij man en vrouw. Men behoeft zich waarlijk niet te schamen in deze gevallen medisch advies te vragen. Ook de predikant komt met het verschijnsel „angst" en „vrees" in aanraking. Hoe dikwijls moet hij het niet horen „ik durf niet aan het avondmaal'te gaan". In elke gemeente zijn wel dergelijke angstige figuren, die zeker niet met een schematisch „u hebt belijdenis gedaan, dus moet u aan het avondmaal" gehol pen worden. Het zal soms heel nuttig zijn eens te informeren naar de jeugd jaren van de betrokkene. Er zijn n.l. ouders, die hun kinderen in stoffelijk op zicht wel van alles' voorzien, maar ze toch te weinig echte, warme liefde geven. Het is niet zo best als later aan vader teruggedacht wordt als de strenge, hard vochtige figuur, die misschien wel erg principëel was, maar juist dat éne begrijpende liefde miste. Wanneer we onze kinderen een tehuis bereiden, moet dat ook betekenen, dat ze zich daar veilig geborgen weten, ook wanneer er een keer gestraft zal moeten worden. Zo is de vraag „hoe denken we over onze aardse vader" hier wel van grote betekenis. Maar van nog meer gewicht is de vraag hoe denken we over de hemelse Vader? Is Hij voor ons alleen de straffende, wrekende God, die met de hel dreigt, of is Hij voor ons de Vader, die ons zo oneindig heeft liefgehad, dat Hij Zijn Zoon voor ons gegeven heeft De Heiland heeft het toch gezegd „Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven". Wanneer u de psalmen leest, ziet u daar mensen net al wij, die ook hun benauwdheden hebben, maar die ze ook uit leggen. Zo kan het echte gebed ook hier bevrijdend werken. We denken in dit verband aan het machtige troostwoord van Jes. 50 10 tot mensen-in-nood „Wanneer hij in diepe duisternis wandelt, van licht beroofd, vertrouwe hij op den naam des HEREN en steune op zijn God". Maar vertrouwen betekent ook het stuur uit handen geven. Heel vele ang sten hebben als achtergrond, dat we de toekomst niet radicaal in Gods handen willen overgeven in het besefwat God doet, dat is welgedaan. Wie zelf aan het stuur wil blijven, zal atijd weer benauwd worden door zijn eigen machte loosheid. De Bijbel spreekt eerlijk over de angst en de vrees (zie b.v. Ps. 116). Maar ook over de overwinning er van in de liefdeservaring van onzen God in Chris tus. „Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit, want de vrees houdt verband met straf(1 Joh. 4: 18). Zo moet onze angst ons uitdrijven tot Christus, die in al onze benauwdheden benauwd geweest is en voor ons de onuitsprekelijke angst en helse kwelling gedragen heeft. En wat kunnen dan in één simpel psalmvers alle lijnen van het zo ingewik kelde vraagstuk van de angst en haar genezing samenkomen, als b.v. in de berijmde Ps. 118:3: Ik werd benauwd van alle zijden (de eerlijke erkenning) en riep den Heer ootmoedig aan (de uitweg in het gebed). De Heer verhoorde mij in 't lijden (Gods antwoord in Christus) en deed mij in de ruimte gaan (hier komen we los van de beënging door angst) De Heer is bij mij, 'k zal niet vrezen (deze twee gaan samen), de Heer zal mij getrouw behoên (dus kunnen we de toekomst overgeven). Daar God mijn schild' en hulp wil wezen (beveiliging aan alle kanten) wat zal een nietig mens mij doen? (hier vallen „de mensen" van ons af) Hier is de tegenpool van de angst de geborgenheid. Een tehuis hebben. Ook een eeuwig huis, omdat Christus de dood overwonnen heeft. Gods liefde drijft onze vrees uit Koudekerke A. ELSHOUT. Vragen omtrent deze rubriek te zenden aan Ds. A. Elshout, Beatrixlaan 17, Koudekerke. nu nog aan toe „de doop heeft bij ons een einde gemaakt aan een kerkelijk predikantschap met al wat daarbij be hoort". Is hiermee aan dat kerkelijk predikantschap en al wat er bij hoort ook een plaatsje ingeruimd ergens tus sen zonde, duivel en dood Deze jon geman durft wat aan als hij zulk por tretteren den volke wil voordragen als een vrucht van het leven met God door den Heiligen Geest. Ik vraag een iet wat hulpeloos zijn er dan in de eigen kring van deze groepsbeweging geen „profeten" meer die zulke „profeten" controleren en corrigeren 1 Cor. 14 32.) P. VAN TIL. Een mens is nooit te oud om te leren! „Zelfs" een dominé nietTrouwens de tijd is voorbij, dat een predikant op een dorp naast de burgemeester en de dok ter de onbestreden geleerde is, nu je op de catechisatie door de leerlingen op de hoogte gebracht kan worden van lectuur van sport en film, waarvan ken nisname hem ontging. Daarom is 't toch nog wenselijk, dat de prediker enkele keren in 't jaar ge woon kerkganger is, wat mij dezer da gen te buurt viel. Dan kan hij leren een ander uitnemender te achten dan zich- zelve, als hij tenminste weet te waar deren en niet van oordeel is, dat zijn eigen preekarbeid alle toets der critiek kan doorstaan. Zo hoorde ik in een stad in 't Noor den een tweetal collega's en ik moet zeggen met genoegen, met bewonde ring, met beschaming, en dus met ze gen. Ze hadden 't zichzelf niet gemak kelijk gemaakt en hadden niet bepaald eenvoudig-begrijpelijke teksten geko zen. De een preekte uit de eerste brief van Johannes over de schijnbare tegen strijdigheid in 't schrijven van deze Apostel, namelijk dat een wedergeboor- ne niet zondigen kan èn dat iemand, die beweert, dat hij niet zondigt, een leu genaar is. Wat hij daarover zeide, was zeer verootmoedigend, maar ook zeer ver troostend. Voor mij persoonlijk was het een verkwikkende preek en verhelde rend, want telkens weer zitten we in de spanning, de kwellende vraag hoe kan ik als gelovige, een in Christus gehei ligde toch nog zo dagelijks struikelen, soms zó besmet en onrein zijn Geluk- icig als we deze spanning kennen en altijd weer in het geloof de toevlucht nemen tot 't reinigend bloed van Chris tus. Ik was blij, dat er zó gepreekt wordt en 't Woord Gods zo zuiver doorklinkt in deze tijd, waarin nog al zwaar geschut in stelling wordt ge bracht tegen de manier van preken. Er waren weinig of geen illustraties bij, hoewel ik een prediker, die beschikt over deze gave ook zeer waarderen kan. 't Zijn allen, gelukkig, geen kanaries en nagtegalen op de kansel, want dan zou door al dat gekweel 't gehoor gees telijk aan 't dromen komen in plaats van wakker en nuchter te zijn. De andere prediker schotelde ook geen zacht-gekookt eitje voor, toen hij zijn gehoor bepaalde bij een gedeelte uit de Hebreërbrief en wel over de gang van de hogepriester, éénmaal 's jaars, naar 't heilige der heilige om met 't bloed van het offerlam verzoe ning te doen en dat 't volk buiten wachtte tot de hogepriester terugkwam om het te zegenen met 't heil van de vergeving der zonden, die tot stand ge komen was door deze bloedplenging. Met grote ernst vermaande deze pre diker te bedenken, dat 't een mens be schikt is éénmaal te sterven en daarna geoordeeld te worden, om te leven uit het geloof in Christus, Die als de enige Hogepriester in onze plaats éénmaal zich voor Gods gericht gesteld heeft om met Zijn bloed verzoening te doen en wekte op om, evenals 't wachtende volk in de tempel, Hem te verwachten tot zaligheid. Ook deze prediking was diepgaand en toch bevattelijk, hoewel ik voor mij 't toch beter oordeel om enkele hoofd punten te noemen, iets, wat men tegen woordig weinig meer schijnt te doen. Al-met-al, ik had een gezegende en leerzame zondag en was dankbaar, dat de bazuin geen onzeker geluid gegeven had, maar klaar en kloek wet en evan gelie, oordeel en vrijspraak, ernst en vreugde verklankte. Een mens is nooit te oud om te leren, zo zei ons dezer da gen, ergens in 't Gooi, een oude dame van 85 jaar, en een christen zegt 't haar na onpeilbaar diep zijn Gods gedach ten Uit 't oude-Vossenland. Tweetal te Zwolle (vac. J. H. Kuiper), A. Reen te Alkmaar en Jac. van der Wal te Vrouwenpolder te Nieuwer-Amstel- Noord (3de pred. pi.), A. T. Besselaar te Eindhoven en A. L. Bos te Rotterdam- Zuid te Utrecht-West, H. W. Melles te Kampen en B. van Oeveren te Drach ten. Beroepen te Hilversum (6de pred. pl.), R. J. van der Veen, kand. en hulpprediker te Delft te Klundert-Moerdijk (2de pred. pl.), G. H. Gerritsen te Dronrijp te Koudekerk a. d. Rijn, W. J. de Ruiter te Idskenhuizen te Dalfsen, H. Olde, kand. te Dedemsvaart te Hijum-Finkum, A. Groenewegen te Wijckel te Zwolle (vac. J. H. Kuiper), Jac. van der Wal te Vrouwenpolder te Asperen, kand. H. Olde te Dedemsvaart. Aangenomen naar Bolnes, W. L. Mul der te Nieuwolda, die bedankte voor Ee (Fr.) naar IJsselmuiden-Grafhorst (te vens ziekenhuispredikant in de classis Zwolle), L. de Nood, godsdienstleraar te Utreëht, die bedankte voor Zaltbommel) naar Rijsoord (vac. H. J. Knauff), F. W. A. Rijper te Vianen naar Weesp (vac. W. G. Scheeres), W. van der Zwan te Nieuwe Pekela naar Sint Jacobi Pa rochie, H. Wijmans, kand. te Amsterdam, die bedankte voor Hasselt, Loenen a. d. Vecht, Oosternijkerk (Fr.), Oudega (W.) en voor Zijldijk (Gron.) naar Waarde, C. W. de Bruyne te Vries. Bedankt voor benoeming tot leraar godsdienstonderwijs aan het Chr. lyceum te 's-Gravenhage J. P. Prins te 's-Graven- hage-Loosduinen. Benoemd tot hulpprediker te de Bilt G. Laarman, a.s. emeritus predikant te Utrecht-Oost. Examens. Dr. H. B. Weyland te De Lier slaagde aan de Joh. Calvijnacade- mie te Kampen voor het doctoraal examen theologie. De classis Leiden heeft prae- paratoir geëxamineerd en beroepbaar ver- ldaard de heer A. Verdoorn te Voorscho ten, kand. aan de V.U. Aan de Theo logische Hogeschool te Kampen slaagde voor het kandidaatsexamen de heer J. J. Brinkman te Heerde. De classis Om men heeft praeparatoir geëxamineerd en beroepbaar verklaard de heer H. Olde, kand. te Dedemsvaart. Afscheid en intrede. Ds. P. J. O. de Bruijne is voornemens 27 aug. afscheid te nemen van Zaandam, wegens vertrek naar Zandvoort. Ds. W. Kats te Tiel is voornemens 30 aug. intrede te doen te Goes. Ds. F. A. Hofman is voornemens 6 sept. afscheid te nemen van Arnhem, wegens vertrek naar Rheden-de Steeg. (vervolg op pag. 3) Feuilleton door J. BRANDENBURG Een verhaal uit de bezettingstijd XXXVII Dan zou Engeland natuurlijk op de knieën gedwongen zijn, want dan had het niemand meer, die het voor zich kon laten vechten. Hij lachte om zijn grap met een vette, brutale lach, die hol tegen de kamerwanden weerkaatste. Niemand lachte met hem mee. De Wilde keek strak voor zich en Henk zat met een verbeten gezicht naar de deur te loensen. Bij het eerste geschikte moment zou hij er wel voor zorgen geëclipseerd te zijn. Dat verwaande Duitse gepoch beliefde hij niet aan te horen. En moeder had er al spijt van, dat ze deze man die middag met enige vriendelijkheid was tegemoet getreden. Wie weet, wat ze er nog mee te stellen kregen. - En u luistert natuurlijk ook naar de Engelse zender? informeerde de officier plotseling heel vriendelijk. De Wilde schrok op bij deze onverhoedse vraag. Hij draalde met een antwoord. Ja, ja, ontken u maar niet, wees maar niet bang, ik zal u niet verklappen. Alle Hollanders luisterden immers Kent u de mop niet van de studenten in dat kleine stadje bij Den Haag, kom, hoe heet het gat ook weer Jullie hebt daar een technische school, die nog al bekend is in Duitsland. Er komen knappe koppen vandaanAh, ja, Delft, dat is waar ook. Nu, in dat Delft staat een standbeeld, ik weet niet van welk Nederlander, doet er ook niet toe, maar weet u niet wat de studenten eens op een nacht om de hals van dat standbeeld gehangen heb ben Neen Ik zal het u vertellen. Daar hebben ze eens een stuk bordpapier omgehangen, waarop ze met grote letters geschreven hadden „De enige Nederlander, die niet naar de Engelse zender luistert". Een prachtige mop. niet Ik vind het zeldzaam. Natuurlijk luistert u ook. U behoeft hem voor mij niet af te draaien, wanneer ik in huis kom. Zo als ik zeg, ik verraad u niet. Overigens, u behoeft niet zo geheimzinnig te doen. U is een vurige Oranjeklant. U is vast geen N.S.B.-er. Dat zie ik alle maal aan de.portretten aan de muur. Alleen u moest Prins Bernhard er niet bij gehangen hebben, die is een Duitse verrader. Die vent kunnen wij, Duitsers, niet verdragen. Maar overigens, we hebben niets tegen het Huis van Oranje. U kunt, wat mij betreft, die Oranjelinten gerust om die foto's laten zitten, ook straks, wanneer de vrede voor goed zal gesloten zijn en u niets meer van de Oran jes zult te hopen hebben. Ik mag liever met mensen van uw slag te doen hebben, dan met de N.S.B.-ers. Dat zijn stomme varkens met permissie gesproken. Ik kan best be grijpen, dat u een goed vaderlander is. Dat kan ik zelfs in u respecteren. Maar die N.S.B.-ers verraden hun va derland. Dat kunnen wij niet goed verdragen. Natuurlijk maken we gebruik van ze. Maar ik verzeker u, dat 't onze Führer wat waard zou zijn als hij mensen van uw slag aan zijn zijde kon krijgen. Hij zou grif voor elke man van uw slag tien N.S.B.-ers cadeau geven, en dan kon Mussert met zijn tante voor zijn part visjes gaan vangen. Wat zegt u er van Heb ik de zaak door of niet? Weer een daverende slag op zijn knie en een gorgelend keelgeluid, dat in een harde lach overging Intussen de mop over Mussert deed het niet slecht in de familiekring. De trekken ontspanden zich enigermate en Gerda schoot in de lach. Kijk, dat lieve Gretschen heeft tenminste het lachen nog niet verleerd, die zullen we weieens meer aan het lachen maken, zei hij, in de richting van Gerda wijzend met zijn vette, dikke vinger. Ze keek voor zich en een hoogrood verfde haar strak gelaat. Het gezwets ging enige tijd zo door, tot de man op stond, een buiging maakte en verdween. Zijn laarzen dreunden op de trappen, zijn sporen rinkelden. Verbluft keken ze elkander aan. Het heeft in elk geval dit voordeel, dat wij niets an ders behoeven te doen dan hem te groeten, de rest vertelt hij zelf wel, vond moeder. Maar jij hebt naar hem gelachen, kleine meid, zei De Wilde naar Gerda wijzend. Tranen sprongen in haar ogen. Heus vader, zo heb ik het niet bedoeld, maar toen hij dat van Mussert zei en van z'n tante, toen Allemaal gekheid, kwam Wim er tussen, jij hebt naar hem gelachen, en dat had ik van jou nooit gedacht, Gerda Ze kon het geplaag niet vedragen. Ze stond op en riep: Ik zeg je, dat ik alleen om die mop moest lachen, ik heb tegen hem niet gelachen, hoor, net zo min als jullie allemaal, begrepen Gelukkig kwam moeder tussenbeide en vader klopte haar bedarend op de schouder. Jij bent een beste meid, hoor, het is allemaal gekheid. Toch liep ze de kamer uit en veegde boven, voor de spiegel haar gezicht schoon. Wat moest Theo er wel van denken Een paar maal probeerde de arrogante kwast, die grap pen maakte, om er zelf het hardst om te kunnen lachen, overdag bij mevrouw De Wilde in het salon in te drin gen, maar toen ze hem aan het botte verstand had ge bracht, dat ze daar niet van gediend was, liet hij het na. De meisjes gaf hij, wanneer hij ze op de gang tegenkwam, een vette glimlach of trachtte ze aan het haar te trekken, dat dan van een knipoogje vergezeld ging, maar toen ze goed te verstaan hadden gegeven, dat ze geen prijs stel den op zijn aanhaligheid, liet hij ze met rust. Toen op een morgen zijn oppasser zijn paard bracht, gaf hij de man, bij het inspecteren van het beest, met zijn karwats tot tweemaal een striemende zweepslag over het gelaat. De Wilde en Henk stonden er bij. De man stond kreunend in de houding. Henk schrok van wat hij zag, sprong voor de officier en barstte in hete drift los. Dat moet je mij doen, als je durft, schooier schreeuwde hij woedend. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1961 | | pagina 2