eeuwóe 3£e
TEKORT
Ruimtelijke Eredienst
A
Portretschilders
r~
Het nieuwe Jaarboek
16e JAARGANG No. 51
16 JUNI 1961
2
OFFICIEEL WEEKBLAD TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND
Redacteur: Ds. W. C. van Hattem, Herengracht 15, Terneuzen, Telefoon (0 1150) 22 48
Medewerkers J. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. D. J. Couvée, Bennekom
Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. A. Koning, Oud-VossemeerDr. P. C. Kraan, Vlissingen
Ds. J. v. d. Leek, Kapelle Ds. P. van Til, Middelburg Mej. F. A. Groot Nibbelink, Grijpskerke
Mevrouw C. van Zwedenvan Alkemade, Goes J. Wattel, Gapinge.
f
Abonnementsprijs
3,per halfjaar
bij vooruitbetaling
Advertenties
12 cent per mm.
Bij abonnement lager
Losse nummers 12 ct.
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, Tel. 2438
Giro no. 42280
VJ
cYïleditatie
,,En al wat gij doet met woord of werkdoet het alles
in de naam des Heren Jezus, God, de Vader, dankende
door Hem
Met deze woorden besluit Paulus een reeks van vermaningen aan een
jonge gemeente, die hij opwekt tot een nieuwe levenswandel. Wij mogen
God verheerlijken, zegt de apostel, in het gewone leven van elke dag.
Ons dagelijks beroep, ons eten en drinken, de omgang met onze mede
mens, alles wordt ingeschakeld in het lied der Christelijke dankbaarheid.
Klinkt dit niet wat overdreven en is dit wel ooit waar te maken
Eigenlijk hebben wij voor onszelf allang een oplossing voor dit probleem
gevonden. We verdelen het leven eenvoudig in drie afdelingen. De eerste
afdeling is die van het godsdienstig leven. O neen, dat beperkt zich heus
niet alleen tot de zondag. Onze belangstelling voor kerk en zending valt
daar onder, onze naastenliefde en ons donateurschap voor verscheidene
verenigingen en charitatieve instellingen eveneens. Een andere af
deling van het leven is die, welke we beslist afkeuren. Want dit is ver
boden, zondig gebied. Maar tussen deze beide levensterreinen in bevindt
zich dan de derde afdeling in als een ruime strook niemandsland. Dit ter
rein is noch bepaald van God, noch van de duivel, de neutrale zóne. Het
is het terrein van de onverschillige zaken, die men even goed kan doen
als laten en waarop de levensregel van Paulus niet kan worden toegepast
zonder dat dit vrij zonderling zo niet bespottelijk gaat worden. En toch
is deze zo voor de hand liggende verdeling der levensterreinen met die
grote neutrale zóne je reinste oppervlakkigheid. Wij kunnen namelijk
niets doen, of het heeft een doel en het wordt gedragen door een motief.
En zou er wel iets zijn te noemen dat de Christen niet in de naam van
Christus zou kunnen verrichten, God, de Vader, dankende door Hem
Het alledaagse, ook het in ons oog soms zo onbelangrijke, ligt toch in de
schepping besloten omdat God het er in legde. Hoe zou iets op deze
aarde ongeschikt zijn voor hogere wijding, geloof, gebed en Godverheer
lijking, als men er werkelijk verkeert in Gods tegenwoordigheid Waar
wij ons van Zijn gemeenschap bewust zijn daar wordt alles anders en
krijgt het alledaagse een diepe klank en een warme kleur. Dan verheer
lijk ik God aan de ontbijttafel omdat er weer een dag is aangebroken
waarop het dagelijks voedsel als vanzelfsprekend voorhanden is en denk
ik aan hen die het vandaag met zoveel minder moeten doen. Dan doe ik
mijn dagelijks werk ter ere van God en weet ik mij als Zijn rentmeester
en mijn arbeidskracht als kapitaal van de hemelse Eigenaar. Dan kan
een wandeling langs het strand of door de bossen een stuk aanbidding
zijn. Och, waarom zouden we alles opnoemen Er bestaat immers totaal
geen gebied dat zich kan onttrekken aan de hoogste levenswet ,,tot Hem
zijn alle dingen, Hem zij de heerlijkheid".
Zo wordt de eredienst een ruimtelijke zaak die het leven vreugdevol
maakt en verdwijnt elke tweespalt tussen de dienst van God en het leven
van elke dag. Deze prozaïsche leefregel van Paulus zet de grenzen van
de eredienst wijd uit en kan van een fabriekshal, een kantoor, een keuken,
een studeerkamer een tempel maken.
Om zo het gehele leven, ook met zijn kleine dingen God te wijden is
geen gemakkelijke zaak. Idoevelen, die trouw waren in het grote, leden
juist schipbreuk in het kleine, in het gewone alledaagse leven. Paulus'
oproep is dan ook verre van een frase te noemen, maar een gebod. En
ook dit gebod" kan slechts volbracht worden wanneer het wordt gedragen
door het gebed. En onze eerste bede zal moeten zijn ,,Here, leer ons
bidden" en bovenal ,,leer ons van heel ons leven aanbidding te maken.
Want U zij de eer en de heerlijkheid. Amen."
Middelburg. J. YTSMA.
Prof. Dr. W. G. Sillevis Smitt heeft
zijn neurologische kliniek voor patiën
ten met hersentraumata gesloten, re
den tekort aan verplegend personeel.
De "Stichting Rust- en Verpleeghui
zen in Midden-Zeeland heeft besloten
geen nieuwe patiënten meer op te ne
ren, reden tekort aan verplegend en
huishoudelijk personeel.
We staan voor het feit, dat zieken-,
rust- en verpleeghuizen hun poorten
voor de patiënten moeten sluiten enkel
en alleen omdat er geen mensen klaar
staan om hun medemensen te helpen.
Prof. Sillevis Smitt heeft in een
vraaggesprek n.a.v. het sluiten van zijn
kliniek harde dingen gezegd. Waarom
kun je de mensen niet helpen zei hij,
..alleen omdat een paar duizend meis
jes geen verpleegster willen worden.
Het is geen roeping meer, maar een
beroep".
En hiermee heeft prof. Sillevis Smitt
meteen gezegd hoe ver ook voor zijn
gevoel roeping en beroep uit elkaar
zijn gegroeid. Wat taalkundig nog met
elkaar samenhangt is in de praktijk van
het leven ver van elkaar verwijderd.
Roeping is tegenover het beroep komen
te staan. Wie het over een beroep heeft,
heeft het over heel iets anders dan de-
geen die over roeping spreekt. Ons
oude huwelijksformulier kende een der
gelijke scheiding niet maar sprak van
een goddelijk beroep, iets waar men
van Godswege toe geroepen, waarin
getrouw gearbeid moet worden. De pro
fessor tot het doceren en de verpleeg
ster tot haar arbeid en ieder tot zijn
werk, we zijn van Godswege geroepen.
En waar we dat niet meer verstaan,
daar groeit de zaak scheef. Degenen
die de beroepen salariëren hebben ze
ker niet in het minst schuld er aan dat
er een tegenstelling tussen roeping en
beroep is gaan groeien, doordat men
veelal handelde alsof iemand die ge
roepen was wel met minder toekon.
Wat vandaag de dag een beroep ge
noemd wordt, wordt behoorlijk gehono
reerd, terwijl men vaak van mening is
dat degenen die ergens toe geroepen
zijn, die roeping voelen, ook wel met
minder kunnen volstaan waar roeping
is, zo redeneert men dan, daar moet
men ook zijn honorering maar voor lief
nemen, daar moet je zoveel liefde voor
de zaak die je wil dienen voelen, dat
je het niet schelen kan wat je er voor
krijgt. En daarmee heeft men de liefde
voor het beroep, het goddelijk beroep,
doodgemaakt. We zijn gaan onder
scheiden in goddelijke beroepen, die we
dan roeping noemen en gewone beroe
pen. Maar het is een onderscheiding,
die er van Godswege niet is. Ieder
wordt op zijn plaats geroepen, de een
met liefde voor de naaimachine om zo
in de maatschappij haar bijdrage te le
veren voor de medemens, de ander met
liefde tot de medemens in zijn gebrek
in de verpleging. Maar dat betekent al
lerminst dat nu het atelier een beter sa
laris behoort uit te keren dan het zie
kenhuis. Beide meisjes hebben een god
delijk beroep, hopelijk zien beiden het
ook, en daarom hebben ook beiden
recht op een behoorlijk levensonder
houd ieder in haar eigen beroep.
Waar wij het stellen gaan dat er
onderscheid is tussen roeping en be
roep, daar kweken we slechts keiharde
materialisten, die niet meer vragen
waartoe ben ik geroepen Maar: waar
mee verdien ik het meest En daar
sluiten we de weg af naar werkelijke
beroepsliefde. Ieder zal met vreugde en
liefde datgene waartoe hij van Gods
wege geroepen is moeten kunnen vol
brengen. Dat betekent ook dat men er
zich offers voor getroosten moet, daar
om zijn er gelukkig nog verpleegsters.
Of echter deze offers door de samen
leving moeten worden vastgesteld in
een mindere honorering wensen we te
betwijfelen.
Verpleegster zijn is een beroep, om
dat het een roeping is en dat geldt
van elk ander beroep evenzeer. Daar
om zijn we er nog niet wanneer de
verpleegsterssalarissen omhoog zouden
gaan, we zullen er pas zijn, wanneer
ieder ontdekt, dat hij en zijn naaste van
Godswege op hun plaatsen gesteld
zijn. Dan ontdekken we ook dat er geen
minderwaardige beroepen zijn of ze
houden op beroep te zijn dan leren
we evenveel ontzag te hebben voor een
paar smerige knuisten als voor een paar
mooi gemanicuurde handen, waarmee
ieder op zijn wijs in zijn goddelijk be
roep getrouw en met vreugde arbeiden
mag. Dan leren we de arbeidsvreugde
weer omdat we ons werk zien liggen in
het grote geheel van de samenleving
tot de opbouw waarvan we van Gods
wege geroepen zijn. Dan leren we ons
werk verstaan in het licht van het vol
maakte gebed Uw wil geschiede dat
wij en alle mensen onze eigen wil ver
zaken en Uw wilgehoorzamen,
opdat een ieder zijn ambt en beroep zo
gewillig en getrouw mag bedienen en
uitvoeren als de engelen in de hemel
dat doen. Dan zien we onze arbeid in
het licht van het komende Rijk, maar
vergeten we dan niet dat er ook ge
sproken wordt van ons dagelijks brood,
opdat we in de verwachting van dat
Rijk onze taak naar behoren kunnen
vervullen.
Tekort aan verpleegsters, tekorten
ook in andere beroepen, niet omdat roe
ping tegenover beroep staat, maar om
dat velen niet meer weten wat beroep
is 5
Dat wij ons ambt en plicht, o Heer,
getrouw verrichten tot UW eer,
dat UWE gunst ons werk bekroon'
UW Geest ons leid' en in ons woon'.
v. H.
Van zijn voorganger uiterlijk slechts
onderscheiden in de kleur van het om
slag ligt het nieuwe Jaarboek onzer
Kerken op onze schrijftafel. Verschilt
het uiterlijk slechts in kleur, van binnen
blijkt het verschil groter te zijn, een
groot aantal mutaties heeft in het vorig
jaar weer plaats gehad. En het opge
nomen statistisch overzicht biedt dan
ook interessant vergelijkingsmateriaal
met vorige jaargangen. Prof. van den
Berg gaf een breed jaaroverzicht over
het kerkelijk leven en werken in 1960,
waarvoor we hem dankbaar zijn. In het
synodejaar 1961 is het bezit van een
jaarboek toch allerminst een luxe, het
is heus niet alleen bestemd voor kerke
raden of voor hoorcommissies van va
cante gemeenten. Het jaarboek is er
voor ieder meelevend kerklid.
v. H.
I
Wij zijn weer aardig op portret ge
zet, de laatste paar weken. De kunste
naars hebben vanuit verschillende po
sities een close-up genomen, en van
beide kanten is het al even erg met ons
gesteld.
Ik heb op het oog wat de jonge Paul
Kruyswijk, voor kort nog predikant van
de Gereformeerde kerk te Schildwolde,
vertelt over zijn bekering, die een einde
maakte aan het kerkelijk predikant
schap. Hij zegt dat hij als student net
zo deed als driekwart van alle echte en
beginnende theologen en dus begon
met een flinke dosis schriftkritiek, om
met behulp daarvan mooie menselijke
gedachten te bestuderen en zelf op te
bouwen, allerlei theologische opvattin
gen over God. Zijn Zoon en Zijn
Geest. Als insider, onthult hij dan dat
de gewone man niet beseft hoe in vele
theologenkringen met de bijbel wordt
omgesprongen. Die theologen geloven
veelal niet aan de historiciteit van de
bijbel. Men meent dat de profetieën die
uitgekomen zijn pas uitgesproken zijn
na die vervulling". Als ik het goed be
grijp dan suggereert deze bekeerling
dat dit het beeld is van zijn gerefor
meerde theologische opleiding.
Ik sta daar wat onthutst naar te kij
ken. Mijn persoonlijke ervaring betref
fende de opleiding, een kleine dertig
jaren geleden, zijn wel geheel anders
en dat mijn jaargenoten, de professoren
Koole en de beide Ridderbossen in
Kampen en aan de V.U. tegenwoordig
zo met de bijbel aan het voetballen zijn
als hier gesuggereerd wordt, lijkt mij
niet waarschijnlijk. Zij zijn het toch,
die daar de' exegese van de bijbel ver
zorgen.
Het is natuurlijk best mogelijk dat
de jonge collega Kruyswijk, ondanks
de goede leiding die hij ontving, een
tijd lang met een flinke dosis schrift
kritiek de bijbel heeft benaderd. Er za
ten in die tijd naar zijn eigen woorden,
wel meer boze overwegingen in zijn
hart, namelijk om veel te publiceren en
veel roem bij de mensen te behalen.
Wij zijn hartelijk blij dat hij zich be
keerd heeft van zijn schriftkritiek en nu,
met onze kerk geloofd, dat de Here
werkelijk tot Mozes, Elisa en Petrus
heeft gesproken, en dit niet meer als
een kinderlijk idee ter zijde schuift.
Gelukkig heeft deze bekering reeds
plaats gevonden in het voorjaar van
1958 en dus vóór zijn praeparatoir en
peremptoir examen. Want zonder deze
bekering en mèt deze schriftkritische
instelling, zou hij nooit predikant in de
gereformeerde kerken geworden zijn.
Maar dat de man, bij zijn verlaten
van onze kerk, nu zulk een portret van
onze kerken, aan zijn groepsgenoten
voor ogen tovert over onze kerken, is
toch wel droevig. Ongetwijfeld zal hij
zijn tegenwoordige hoorders en lezers
hiermee in het gevlei komen en zijn
oorspronkelijke driften om veel te pu
bliceren en roem bij de mensen te be
halen er door kunnen uitleven. Ook
deze groepsbeweging van Kracht en
Omhoog en Volle Evangelie moet het
nu eenmaal hebben van het afkraken
van de kerk, die zij verlaten, en de bij
dragen van Kruyswijk zullen ook wel
gefundenes Fressen voor hen zijn.
Maar het doet mij toch leed dat hij zulk
een portret levert van de kerk waarin
hij gedoopt en opgevoed is en in wier
midden hij steeds heeft kunnen zien en
leren dat zij de strijd heeft gevoerd te
gen de Schriftkritiek en vóór 'het Ge
zag van Gods Woord. Ik weet wel, dat
hij in zijn gétuigenis zegt dat hij zijn
leven echt aan Jezus heeft gegeven en
daaraan toevoegt dat het oude is voor
bijgegaan en het nieuwe is gekomen en
daartoe dan ook de doop heeft ontvan
gen als een bad der wedergeboorte,
waarin de begrafenis van ,,het oude"
plaats vond, zodat hij nu dood duivel
en zonde kwijtraakte. Hij voegde daar