vaneen PREDIKANT DOOR WATER EN VUUR professor van der Pol van die „vele" op te ruimen roomse huisjes, er niet één zelfs maar aanduidde Open moesten we voor elkander staan. ,,Ons losmaken van het verleden." „Niet koppig vasthouden aan wat nu eenmaal in ons boekje staat." Sympathieke klanken. Indien ze metterdaad bedoelden ook hét roomse boekje bij uitnemend heid, dat van Trente. Doch de éne na de andere van deze verleidelijke klanken blééf vaag. In de pauze veroorloofde ik mij te genover de priester het grapje als ik u goed heb begrepen, hield uw rede 'n uitnodiging in, namens paus Johan nes aan ons protestanten, om het a.s. concilie bij te wonen, en geheel ,,open" te luisteren naar elkaar. Doch toen bleek ik hem toch te hebben misverstaan Nu, ik denk, dat ik hem maar al te goed had begrepen wij moesten meel open staan voor hén. Dan zouden zij, vrijblijvend naar ons luisteren, vriende lijker, geduldiger dan in de tijd van de reformatie en nog eeuwen daarna. Zelfs wilden zij wel „overwegen" om zekere heilige huisjes (al te kras Ita liaans volksbijgeloof?) eindelijk eens als min gewenst te signaleren, omdat deze de dieper levende roomsen sedert lang de keel uithangen. Maar... Trente blijft Trente Zou iemand beweren, dat in het H. Sacrament des Altaars de zelfstandigheid van het brood en van den wijn blijft voortbestaan tegelijk met het Lichaam en het Bloed van onzen Heer Jezus Christus zou iemand loo chenen die wonderbare en volstrekt eenige verandering van de geheele zelf standigheid des broods in het Lichaam, en van de geheele zelfstandigheid van den wijn in het Bloed, terwijl alleen de gedaanten van het brood en van den wijn overblijven, welke verandering de Kerk juist transsubstantiatie (zelfstan digheidsverandering) noemthij zij in den ban. (Sess. XIII can. I.) En nu weet ik wel, dat dit „anathe ma sit" (letterlijk: die zij vervloekt!), door sommige roomse godgeleerden niet wordt opgevat als de eeuwige ver vloeking of verdoemenis van personen, doch veeleer slechts beogen zou 'n be paalde ketterse leer als verdoemelijk aan te duiden. Waarom heeft Trente dit dan niet ook met zoveel uitgespro ken woorden gezegd Of waarom is het nooit gecorrigeerd En wie gelooft, dat dit ooit gebeurt De moeilijkheid van 'n gesprek met roomsen is. dat men al te vaak niet weet waaraan men precies toe is. Wanneer echter de Heidelbergse ca techismus uitspreekt, dat „de mis in de grond niet anders is dan een ver loochening der enige offerande en des lijdens van Jezus Christus, en een ver- vloekte afgoderij", dan vervloekt de gereformeerde kerk daarmee géén men sendoch alleen 'n valse leer. Let ook op het voorzichtige in den grond, op de keper beschouwd Wanneer echter Trente vele malen verklaart „si quis dixituranathe ma sit", dan proberen tal van roomse interpreten dit mensenvervloekend woord zó te plooien, als zou het toch weer niet personen, doch enkel en al leen de ketterij gelden. Evenwelhet staat er toch maar „indien iemand zegtdie zij ver vloekt En ook roomse theologen zijn de kerk niet, niet de paus. En de laatste zal zich ook wel wachten hierin 'n de finitieve uitspraak te doen. „Rome", het officiële, houdt het zwevend. Terecht sprak dr Berkouwer dan ook in zijn „De strijd om het rooms-katho- lieke dogma" uit„Het is niet moge lijk, op dit punt volkomen harmonie te krijgen in de Roomsche interpretatie van het anathema". Rome, plat gezegd, kan altijd met zijn probabilisme en re- servatis mentalis vele kanten uit. Wanneer de apostel Paulus zijn ana thema hanteert, dan past hij dit toe op wie 'n ander evangelie predikt of wie de Heer Jezus niet liefheeft. (Gal. 1:8, 91 Kor. 16:22.) Dit is duidelijk en klaar. Waarom juist rondom die van zich zelf zo zékere roomse kerk zóveel mis verstand Zóveel ingewikkeldheid, zo dat zelfs „kenners" er niet uitkomen, laat staan „leken" Rome, dat ons bij monde van bepaal de irenisch gezinde vertegenwoordigers minzaam nodigt om „open" voor elkaar te staan, kan, mag en zal Trente nim mer verloochenen, omdat het staat en valt met de onfeilbare paus, onfeilbaar wanneer hij ex cathedra beslist over za ken van geloof en zeden. Maar de individuele roomse dan Zodra hij „vrijwillig" twijfelt aan enig door de kerk vastgesteld leerstuk, dan zondigt hij. Lees slechts, wat de katechismus der Nederlandsche bis dommen in vraag en antwoord 201 uit spreekt „Wij zondigen tegen het ge loof door ongeloof, ketterij, vrij willi gen twijfel enz In zijn toelichting daarop zegt Mgr P. Potters (deel IV, blz. 40): „Geloo- ven is iets als zeker aannemen om het gezag van den openbarenden God. Al- wie derhalve twijfelt, of meent, dat iets misschien niet waar is, gelooft niet meer. Het is zware zonde, zelfs één ge loofswaarheid te loochenen of vrijwillig er aan te twijfelenAlwie een en kele geloofswaarheid loochent of be twijfelt, heeft het geloof geheel verlo ren." Hoe kan 'n trouw lid der roomse kerk op die manier ooit „open" staan voor bijv. de bedenkingen tegen de leer der transsubstantiatie Zelf heb ik in een lang achter mij liggende periode eens ernstig mij afge vraagd zou Calvijn zich misschien toch hebben vergist Ook hij was slechts een mens. En die steeds groter verdeeldheid onder ons protestanten, tegenover die éne, hechte, massale roomse kerk met haar besliste uitspraak: dit veranderd in Zijn lichaam, dit is veranderd in Zijn bloed. Ik heb mij zelf zeer open gesteld voor de vraag heeft Rome toch gelijk Ik had toen niet het gevoel, dat ik daardoor zondigde. Integendeel, ik ge voelde het als mijn plicht, mee uit ver driet over de steeds verder doorvreten de verdeeldheid onder „gereformeer den", mij zelf te dwingen tot een ge heel persoonlijk antwoord op de vraag: welke beschouwing van brood en wijn is werkelijk bijbels Zou de roomsgelovige dit omge keerd ook zo mogen Zoals ik het aanstonds als zonde zou gevoelen, indien ik ging twijfelen aan bijv. Gods bestaan, of aan de Godheid van de Zaligmaker, aan de verzoening door het bloed van Christus alléén, om dat dit duidelijk door God rechtstreeks geopenbaarde waarheden zijn, zó moet de roomse al wat door zijn kerk eens voor altijd is vastgesteld, en onvoor waardelijk geloven. Zodra enige twijfel daaraan opkomt, al is het onvrijwillig, „slechts door bekoring", dan moet hij die bekoring terstond bestrijden. (Pa ters a.w. blz. 41.) Voor de bon-catholique is er nimmer een zelfstandige keus in geloofszaken. Derhalve evenmin echte „openheid", zodra de kerk, de paus gesproken heeft. Denk aan de Maria-ten-hemel-opne- ming Roma locuta, resfinita, geldt althans in kwesties van leer en zeden vandaag nóg. Toen de vriendelijke hoogleraar uit Nijmegen de Wageningse studenten van S.S.R. inviteerde om „open" te staan, ging hij meteen 'n door hen zelf reeds geopende deur binnen. De stu diosi hadden hem immers zelf geno digd Maar of een r.k. studentenvereni ging zo zonder enige kerkelijke sanctie het recht zou hebben om een gerefor meerd hoogleraar uit te nodigen met zóveel spreektijd voor de gereformeerde spreker en zó weinig tijd voor debat Want het „debat" van zt 'n kwartier was ten enenmale onbevredigend. Zelfs Maandagavond. Eigenlijk wel een goed bezoek vanavond. Tenminste, je kon er praten en dat kun je van elk be zoek niet zeggen. En toch kwamen we niet veel verder. Van een gesprek over geestelijke dingen was eigenlijk geen sprake, want het was alles nog al on geestelijk. Wat toch een wanbegrip en mede daardoor een dorheid. Wat moet de Heilige Geest een geduld met ons hebben, als we Hem maar telkens voor de voeten lopen en wantrouwen. Ja, wantrouwen, dat was het eigen lijk. Het ging in het gesprek over de blijdschap des geloofs en de zekerheid, zich het eigendom van de Here Jezus te weten. Tenminste, ik probeerde het daarheen te leiden. Maar tot een waar lijk vruchtbare en opbouwende samen- spreking kon het niet komen, want over die blijdschap en die zekerheid kon mijn broeder niet meepraten. Wel meende hij, dat het een begeerlijke zaak moest zijn, maar voor hem was dat niet weg gelegd, althans nu nog niet. Want dat moet je gegeven worden en je dient af te wachten, tot het je gegeven wordt. Een redenering, die je telkens weer tegen kunt komen en die op het eerste gezicht altijd zo door en door degelijk lijkt. Immers, de onmacht des zondaars werd vooraf verzocht over de Maria- logie niet te spreken. Ik bewonderde de 2 zich opofferende studenten. Voor de 3 aanwezige predikanten was er daarna in 't geheel geen gelegenheid. Waar óm, als men van weerskanten begeert open te staan, toch altijd met 'n trein vertrekken, waarvan vooruit te bereke nen is, dat die vraag en antwoord in tijdnood brengen zal En de professor zelf, die o.m. de leer der rechtvaardiging door het geloof welbewust verwerpt, stond die nog echt „open" Had die zich niet bij voorbaat reeds voor veel voor goed afqeqren- deld Op zijn best was hij aan het slot, toen hij 'n warm pleidooi hield voor hereniging, daarbij rekenend op 'n wonder Gods. Ik voor mij verblijd me, dat met name in ons land, maar ook daarbuiten (Da- niëlou in Frankrijk bijv.) menig rooms geleerde irenischer blijkt te zijn gewor den (Bram ten onzent) en ook naar ons willen luisteren, omdat „de geschiede nis der kerk ook hun te machtig werd". (Bavinck.) Voorlopig echter moet ik mij houden aan de officiële, nooit herroepen tekst „Zou iemand beweren, dathij zij vervloekt". Voorts zij vooral onvaste zielen on der ons tegenover roomsen aanbevolen, hetgeen Rome van al haar volgelingen eist„wij moeten in den omgang met niet-katholieken een al te grote gemeen zaamheid vermijden en wij mogen geen deel nemen aan hunne kerkelijke han delingen". (Kat. vraag 318a.) Bennekom. D. J. Couvée. en de vrijmacht des Geestes wordt dan beleden en wie zou dit niet van harte toestemmen. De vaste overtuiging, dat we uit genade zalig worden en dat we daar zelf geen handbreed aan toe kun nen doen. Wie zo spreekt, heeft de Schrift aan zijn zijde. Schrift en belijdenis spreken daarvan en toch durf ik zeggen: „wie zo spreekt, heeft noch de bijbel, noch ook de be lijdenis goed gelezen. Want als het in de belijdenis (catechismus) er over gaat, hoe we aan het geloof komen, dan is kort en goed het antwoord van de Heilige Geest". Dat is even kort en bondig als afdoend. Alleen maar, daar staat dan geen punt achter, maar een komma. Er blijkt dus nog wel iets meer van te zeggen. De zin loopt door. En dan volgt er, dat de Heilige Geest het geloof werkt door de ver kondiging van het heilig evangelie. Wat ook de taal der Schrift is, want Petrus zegt, dat het Woord het zaad der wedergeboorte is. Met die komma zullen we dus reke ning moeten houden. Als er een punt stond, zouden we het inderdaad af moeten wachten. Dan zijn we er vol komen passief onder. Daarbij komt dan nog, dat sommigen, die hier een punt lezen, ook niet erg vriendelijk over de UST HET DAGBOEK Feuilleton door J. BRANDENBURG k Een verhaal uit de bezettingstijd k XXXIV Beschouwt u mij ook als een vijand vroeg hij. Jouw uniform is ons vijandig, ik hoop, dat jij niet weet, wat je doet, dat je totaal verblind bent, .door jullie leugencampagnes, en dan wil ik jou uit vroegere vriend schap de hand reiken, mits dat je me nóóit meer spreekt over „Duitse bescherming", want daarmee beledig je ons. Franz wist, waar hij aan toe was. Veel begreep hij niet uit de situatie. Hij begon vragen te stellen. Over de Koningin, die heulde met Engeland en verraad gepleegd zou hebben aan haar eigen volk. Hij vertelde wat men hem in Duitsland allemaal op de mouw had gespeld. En De Wilde zette de dingen recht en vond een willig oor. Het zal wel zo wezen, als u het zegt, zei Franz ten slotte. Vader moet ook niet veel hebben van de Nazi's, maar wij jongeren weten, dat Hitier ons volk gered heeft van het communisme en straks Duitsland groot zal ma ken, wanneer ook Engeland overwonnen zal zijn. We zijn tenslotte Duitsers, ziet u.... De Wilde knikte. Hij begreep het allemaal wel. De jongen zou door de feiten ontnuchterd moeten worden. Wat wordt er ook van een méns, die twintig jaar lang stelselmatig verleugend werd Hij informeerde naar zijn ouders en vroeg of hij nog naar de kerk ging. Franz knikte een beetje schuchter. Niet iedere zondag, maar toch wel zo nu en dan, nu ik soldaat ben, komt er natuurlijk niet veel meer van. Dat is wel jammer. De kerk in Duitsland kan nog de enige plaats zijn, waar de waarheid gehoord wordt. Je had dat vooral niet moeten verzuimen. Kerk je hier Als ik gelegenheid heb, wil ik wel, ik herinner me de kerkdiensten nog wel een beetje van vroeger. Ik zou best zo'n dienst weer eens willen bijwonen. De Wilde raadde hem aan naar dominé Versendaal te gaan. Toen hij aanstalte maakte om te vertrekken vroeg hij Die mijnheer, die de kamer uitging, toen ik binnen kwam, was dat geen zoon van u Ja, dat is mijn oudste zoon. Kun je je hem nog her inneren Hij was nog maar een klein ventje, toen je bij ons was. Wilde hij mij niet ontmoeten vroeg Franz. Nu je het zo rondweg vraagtneen, hij wilde geen Duitser de hand drukken. Hij ziet in jou een lid van de Duitse weermacht, dus een vijand van ons volk. Ik begin het te begrijpen, zei Franz. Ik kom uit Fran krijk, ik heb tegen de Fransen gevochten. Ik dacht, toen ik in Nederland kwam dat we hier met blijdschap zouden worden ontvangen. Ik begin te begrijpen, dat ook Neder landers vijanden van het Duitse Rijk geworden zijn. Ik vind het jammer, heel jammer. Ik houd van het Hollandse volk, ik ben niet vergeten, wat ze voor ons na de vorige oorlog gedaan hebben hier in Nederland. Ik dacht, dat Nederlandpro-Duits zou zijn. Dat is geweest, maar dat is na 10 mei 1940 radi caal veranderd, zei De Wilde. Ofschoon, het is feitelijk al eer veranderd. Hitler is daarvan de schuld. Hij heeft de Joden vervolgd, hij heeft de kerk vervolgd, hij zal ook ons vervolgen, wanneer hij de oorlog zou winnen. Franz zweeg. Hij draaide verlegen zijn pet in de hand. Toen reikte hij mevrouw De Wilde resoluut de hand. Ik ben niet vergeten, wat u voor mij gedaan hebt, daarom kwam ik u opzoeken zo spoedig ik er gelegenheid toe had. Ik had gehoopt op een blijder weerzien. Maar ik kan het me wel begrijpen. Doe in ieder geval uw zoon de groeten De beide meisjes gaven hem een slappe hand en toen hij de kamer uit was, maakte Gerda met een vies gezicht haar handen schoon. Stel je voor, een hand van een Mof, waar een mens al niet toe kan komen Haar moeder berispte haar. Toen De Wilde terugkeerde stoof tegelijk Henk de kamer in. Ik begrijp niet, dat u die kerel ontvangen wilde, zei hij driftig. Wanneer hij de kans had gehad in Mill, zou hij me hebben doodgeschoten. Aan deze ontstellende consequentie had zijn moeder nog geen ogenblik gedacht. Ze verbleekte. Stel je voor, dat ze Franz als kind had verpleegd, om hem later de gelegenheid te kunnen geven haar eigen kind dood te schieten Het werd een week van verrassingen. De volgende dag stond de politie-agent van het dorp met een Duits officier voor de deur. -U krijgt inkwartiering, mevrouw, zei de politie met een gelatenheid, die deed denken aan het schaap, dat ge slacht wordt. Ook dat nog, zei ze. De officier gedroeg zich correct. Hij salueerde en stelde zich voor. Hij wilde graag de kamer zien, voor zijn op passer zijn goed bracht. Mevrouw riep haar man, waarop deze hem de kamer wees. De officier deelde mede, dat hij alleen maar kwam om te slapen en de familie dus geen overlast van hem zou hebben. Die zelfde avond kwam hij met zijn oppasser, die de kamer op orde bracht en zijn meester installeerde. Er was een half uur later een bescheiden klopje op de deur. Henk was het dorp in, zodat hij zijn nieuwe vijand niet behoefde te ontvluchten. De Wilde liet de man binnen en wees hem een stoel. Ik kom even nader kennismaken, zei hij. Hij ver telde van zijn vrouw en kinderen, die hij in geen half jaar gezien had. Hij vertelde van de praktijk, die hij als arts in Bonn gehad had, een praktijk, die wel vernietigd zou zijn, wanneer eenmaal de oorlog was afgelopen. Hij liet de portretten van zijn vrouw en kinderen zien en infor meerde naar het gezin De Wilde. Het was een kort, formeel onderhoud, waarin een be schaafd mens zich trachtte te verontschuldigen over de overlast, die hij gedwongen was een hem vreemde familie aan te doen. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1961 | | pagina 2